22 054
Wapenexportbeleid

nr. 74
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 september 2003

Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 054, nr. 30), doen wij u, mede namens de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, hierbij een rapport met een aantal bijlagen toekomen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2002.

In dit rapport, dat tevens als Engelstalige publicatie van het Ministerie van Economische Zaken zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie en wordt een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole beschreven.

De bijlagen van het rapport bestaan uit:

– overzichten voor achtereenvolgens de eerste helft van 2002, de tweede helft van 2002 en het totale jaar 2002 van de waarde van de afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen per categorie goederen en van de waarde van de afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen per land van eindbestemming, inclusief categorieën goederen;

– een overzicht van de waarde van de afgegeven vergunningen in 2002 voor doorvoer van militaire goederen per land van eindbestemming, inclusief categorieën goederen;

– een weergave van de door Nederland in EU-verband genotificeerde afgewezen vergunningaanvragen;

– een overzicht van de in 2002 beantwoorde schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over wapenexport en daaraan gerelateerde onderwerpen;

– en een overzicht van de wapenembargo's die in 2002 van kracht waren.

Voor de goede orde zij vermeld dat de overzichten die betrekking hebben op de in de eerste helft van 2002 afgegeven vergunningen u reeds bij brief van 25 oktober 2002 werden aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 054, nr. 64).

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

Inhoudsopgave openbaar jaarrapport Nederlands wapenexportbeleid 2002

1. Inleiding4
  
2. Instrumenten en procedures van het wapenexportbeleid4
  
3. Uitgangspunten van het wapenexportbeleid5
  
4. Informatie over het wapenexportbeleid6
  
5. De Nederlandse defensiegerelateerde industrie in 20026
  
6. Openheid in bewapening en het VN-wapenregister7
  
7. Het Wassenaar Arrangement8
  
8. EU-samenwerking9
  
9. Kleine wapens11
  
10. Doorvoer12
  
BIJLAGEN13

1. Overzichten van de waarde van de in 2002 afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen per categorie en van de waarde van de in 2002 afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen per land van eindbestemming

2. Overzicht van de waarde van de in 2002 afgegeven vergunningen van doorvoer van militaire goederen per land van eindbestemming

3. Genotificeerde afgewezen vergunningaanvragen («denial notifications») in 2002

4. Antwoorden van de regering op schriftelijke vragen van de Tweede Kamer in 2002

5. Overzicht van wapenembargo's van kracht in 2002

1. Inleiding

Het voorliggende rapport over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2002 is het zesde rapport dat conform de «Notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» (Kamerstuk 22 054 Nr. 30, 27 februari 1998) is opgesteld. Het rapport bevat:

• een overzicht van de uitgangspunten en het instrumentarium van het Nederlandse wapenexportbeleid

• een kenschets van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie

• een beschrijving van ontwikkelingen in relevante internationale fora, te weten de EU, de VN en het Wassenaar Arrangement

• een beschrijving van het beleid inzake controle op verspreiding van kleine wapens

• een samenvatting van de doorvoerregeling die sinds 1 januari 2002 van kracht is.

In bijlage 1 bij het rapport informeert de regering de Kamer over de waarde van de verleende exportvergunningen in het jaar 2002 per categorie militaire goederen en per bestemmingsland. De regering wijst erop dat de vergunningwaarde de maximum exportwaarde aangeeft, welke op het moment van publicatie evenwel niet behoeft te corresponderen met de daadwerkelijk gerealiseerde exporten. De waarde van de afgegeven vergunningen bedroeg in 2002 EUR. 450,3 miljoen (in 2001: EUR. 651,3 miljoen). In de rapportage is ervoor gekozen de cijfers over de eerste en de tweede helft van 2002 ook afzonderlijk weer te geven.

Bijlage 2 bevat een overzicht van de verstrekte vergunningen voor doorvoer van militaire goederen naar derde landen.

In bijlage 3 worden de door Nederland aan de EU-partners gemelde afwijzingen van aangevraagde vergunningen vermeld. Deze meldingen zijn onderdeel van de EU-Gedragscode inzake uitvoer van militaire goederen.

Als bijlage 4 bij deze rapportage is een overzicht gevoegd van de in 2002 beantwoorde schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over de wapenexport.

Tot slot bevat bijlage 5 een overzicht van wapenembargo's die in 2002 van kracht waren.

2. Instrumenten en procedures van het wapenexportbeleid

Vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen worden verstrekt op grond van de In- en uitvoerwet. Bedrijven of personen die voornemens zijn goederen en technologie uit te voeren die voorkomen op de zgn. lijst militaire goederen behorend bij de bijlage van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, dienen bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) een aanvraag in voor een uitvoervergunning. De CDIU, onderdeel van de Belastingdienst/Douane van het Ministerie van Financiën, staat voor de verlening van uitvoervergunningen onder beleidstoezicht van het Ministerie van Economische Zaken. Aanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar lidstaten van de NAVO en de EU en daarmee gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw Zeeland en Zwitserland) worden in beginsel door het Ministerie van Economische Zaken afgehandeld. Voor de NAVO-landen Griekenland en Turkije geldt thans een uitzondering op deze regel. Aanvragen voor uitvoer naar deze twee NAVO-landen, alsmede aanvragen voor uitvoer naar alle overige landen, worden voor advies voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Diens advies neemt bij de besluitvorming over de afgifte van een exportvergunning een essentiële plaats in. Indien wordt vastgesteld dat geen bezwaren bestaan tegen de voorgenomen uitvoer, wordt door het Ministerie van Economische Zaken een uitvoervergunning verleend.

Waar het aanvragen betreft voor uitvoer naar ontwikkelingslanden die voorkomen op deel 1 van de OESO/DAC-lijst geeft de Minister van Buitenlandse Zaken na overleg met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een «ontschot» advies aan de Minister van Economische Zaken.1

In geval van uitvoer van militaire goederen die worden afgestoten door de Nederlandse krijgsmacht, wordt de Kamer vooraf vertrouwelijk ingelicht door de Staatssecretaris van Defensie. Indien commerciële belangen en de belangen van het bestemmingsland zich daar niet tegen verzetten, kan de Kamer openbaar over de voorgenomen transacties worden geïnformeerd. Daarenboven is ook in het geval van afstoting de normale vergunningprocedure van toepassing en worden dergelijke transacties evenals exporttransacties van het bedrijfsleven getoetst aan de criteria van het wapenexportbeleid.

3. Uitgangspunten van het wapenexportbeleid

Aanvragen voor vergunningen voor de uitvoer van militair materieel worden per geval getoetst aan de acht criteria van het wapenexportbeleid met inachtneming van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker. Deze acht criteria zijn vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon (1992), en luiden als volgt:

1. naleving van de internationale verplichtingen van de lidstaten van de Gemeenschap, met name door de Veiligheidsraad van Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap uitgevaardigde sancties, de verdragen inzake non-proliferatie en andere onderwerpen, alsmede andere internationale verplichtingen.

2. eerbiediging van de rechten van de mens in het land van eindbestemming.

3. de interne situatie van het land van eindbestemming ten gevolge van spanningen of gewapende conflicten.

4. handhaving van vrede, veiligheid en stabiliteit in de regio.

5. de nationale veiligheid van de lidstaten, van de gebieden waarvan één van de lidstaten de buitenlandse betrekkingen behartigt, alsmede van bevriende landen of bondgenoten.

6. het gedrag van het land van eindbestemming ten opzichte van de internationale gemeenschap, met name de houding ten aanzien van terrorisme, de aard van zijn bondgenootschappen en de eerbiediging van het internationale recht.

7. het gevaar dat de goederen een andere dan de opgegeven eindbestemming krijgen, hetzij in het aanschaffende land zelf ofwel via ongewenste heruitvoer.

8. de verenigbaarheid van de wapenexporten met het technische en economische vermogen van het ontvangende land, rekening houdend met de wenselijkheid dat staten met een zo gering mogelijk beslag op mensen en economische middelen voor bewapening, in hun legitieme veiligheids- en defensiebehoeften voorzien.

In juni 1998 aanvaardden de lidstaten van de Europese Unie de EU-Gedragscode voor de wapenexport. Zij kwamen daarin een gemeenschappelijke interpretatie van de criteria van het wapenexportbeleid overeen. Tot de Gedragscode behoort tevens een mechanisme voor informatie-uitwisseling, notificatie en consultatie indien een land een exportvergunningaanvraag in behandeling heeft op een bestemming waarvoor eerder een soortgelijke aanvraag door een andere lidstaat is geweigerd. De Gedragscode bevat minimumnormen. De code erkent uitdrukkelijk de bevoegdheid van de lidstaten om nationaal een restrictiever wapenexportbeleid te voeren dan de Gedragscode voorschrijft.1

4. Informatie over het wapenexportbeleid

Ingevolge een toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken gedaan tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken in december 1997, bood de regering de Kamer in februari 1998 een notitie aan over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen (Kamerstuk 22 054 nr. 30). Het voorliggende rapport over 2002 is het zesde openbare rapport sedertdien. Het gaat uit van de waarde van de afgegeven vergunningen per categorie militaire goederen en per bestemmingsland. Teneinde de inzichtelijkheid van de cijfers verder te vergroten, zijn per land van bestemming de categorieën goederen nader gespecificeerd. Omwille van een heldere weergave van de trend is ervoor gekozen zowel de geconsolideerde cijfers over 2002 te presenteren, als de cijfers over de eerste en de tweede helft van 2002 afzonderlijk. Voorts is informatie opgenomen over de in het kader van de EU-Gedragscode aan de EU-partners gemelde weigeringen tot het verstrekken van een vergunning (zie bijlage 3).

Naast dit rapport over de Nederlandse uitvoer van militaire goederen in 2002, wordt het publiek ook op andere wijze geïnformeerd over het wapenexportbeleid. Zo publiceert de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer het «Handboek Strategische Goederen». Dit handboek is bedoeld voor personen, bedrijven en instellingen, die professioneel met procedures voor de in- en uitvoer van strategische goederen te maken hebben. De gebruiker vindt daarin informatie over de doelstellingen van het beleid, de toepasselijke wettelijke regelingen en procedures, alsmede allerhande praktische informatie. Het handboek vergroot op deze wijze de bekendheid met dit specifieke beleidsterrein. Het handboek wordt regelmatig herzien in het licht van de (inter)nationale ontwikkelingen op dit terrein.

Tevens is op internet, via www.exportcontrole.ez.nl uitgebreide informatie te vinden over uit- en doorvoer van strategische goederen. Hier is ook het handboek te raadplegen.

5. De Nederlandse defensiegerelateerde industrie in 2002

De Nederlandse defensiegerelateerde industrie bestaat, op een enkele uitzondering na, vooral uit civiele ondernemingen en onderzoeksinstellingen met in militaire productie gespecialiseerde onderdelen. Deze sector is weliswaar van beperkte omvang, maar kenmerkt zich door technologisch hoogwaardige productie, frequente innovatie en hoog opgeleid personeel. Het overheidsbeleid is er, binnen de marges van een verantwoord buitenlands- en veiligheidsbeleid, op gericht deze technologisch waardevolle capaciteit voor Nederland te behouden. Daartoe worden Nederlandse bedrijven rechtstreeks, of indirect door middel van compensatieopdrachten, betrokken bij nationale militaire aanbestedingen. Omdat de Nederlandse markt te klein is om de aanwezige expertise in stand te houden, wordt ook deelname van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie aan internationale samenwerking op het gebied van defensiematerieel gestimuleerd. Zodoende zijn inmiddels commerciële relaties ontstaan, met name met Britse, Duitse, Franse en Amerikaanse ondernemingen, waarbij ook gezamenlijke verplichtingen worden aangegaan met betrekking tot het onderhoud van systemen en de naleverantie van onderdelen. Dezelfde constatering geldt voor de leverantie aan derde landen van systemen die in een samenwerkingsverband worden geproduceerd. De mogelijkheid voor Nederlandse bedrijven om langdurige internationale samenwerkingsrelaties aan te gaan, hangt in dat licht mede af van de transparantie en de consistentie van het Nederlandse wapenexportbeleid.

Het belang van de exportactiviteiten van deze sector wordt erkend als noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bestaande kennisbasis. Evenzeer wordt erkend dat in het belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid grenzen moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensiegerelateerde industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van de regering, echter voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel. Rekening houdend met bovengenoemde omstandigheden heeft de Nederlandse defensiegerelateerde industrie zich steeds meer gespecialiseerd. De ondernemingen met het grootste exportaandeel in hun militaire productie produceren voornamelijk technologisch hoogwaardige componenten en subsystemen. Hoewel zeker de maritieme sector nog altijd in staat is om alle productiefasen tussen tekentafel en tewaterlating op zich te nemen, is de Nederlandse uitvoer van complete wapensystemen in de afgelopen jaren vrijwel geheel te herleiden tot het afstoten van overtollig Nederlands defensiematerieel.

Gegevens over het defensiegerelateerde bedrijfsleven zijn op basis van vrijwilligheid door de betrokken bedrijven beschikbaar gesteld. Het betreft gegevens over productie (civiel/militair), export (als deel van de totale omzet), werkgelegenheid e.d. Al enige jaren telt Nederland tussen de 150 en 200 ondernemingen die betrokken zijn bij militaire productie. Daarbij moet worden bedacht dat militaire productie wordt gedefinieerd als productie op basis van binnenlandse en buitenlandse defensieopdrachten en niet als productie van goederen die op grond van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen bij uitvoer vergunningplichtig zijn.

Gemiddeld levert militaire productie een totale Nederlandse omzet op van EUR. 1,5 miljard per jaar. Het betreft een aandeel van gemiddeld 10% op de totale omzet van de betrokken bedrijven en instituten, die voor het merendeel naast militaire productie ook civiele activiteiten ontplooien. Van de totale export van deze bedrijven en instituten wordt EUR. 863 miljoen als militaire export gekwalificeerd. De hoogwaardige kennisontwikkeling die gepaard gaat met militaire productie stelt deze bedrijven en instituten in staat productinnovaties te bewerkstelligen en is daarenboven belangrijk voor militaire «spin-offs» en civiele «spill-overs». De Nederlandse defensiegerelateerde bedrijven en instituten zijn onder meer actief in de ontwikkeling en productie van de scheepsbouw, lucht- en ruimtevaarttechnologie, radartechnologie en op het gebied van transport, infrastructuur en ICT. Met militaire productie zijn ongeveer 10 000 arbeidsplaatsen gemoeid.

6. Openheid in bewapening en het VN-wapenregister

In 1991 werd op initiatief van Nederland resolutie 46/36 L van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over openheid in bewapening aanvaard. Op basis van deze resolutie werd in 1992 het VN-wapenregister ingesteld. Het register verschaft openheid over de inen uitvoer van zeven categorieën conventionele zware wapens met het oogmerk daarmee het vertrouwen tussen landen te vergroten.

Het Register geeft op jaarbasis informatie over het land van uitvoer van militaire goederen, het eventuele land van doorvoer, en het land van invoer, alsmede de omvang van de goederenstromen verdeeld over de volgende categorieën: tanks, pantsergevechtsvoertuigen, zware artilleriesystemen, gevechtsvliegtuigen, gevechtshelikopters, oorlogsbodems, raketten en raketwerpers. Daarnaast kunnen landen in een aparte rubriek «Opmerkingen» een nadere omschrijving geven van de wapens en commentaar leveren op specifieke overdrachten. Verder worden landen aangespoord informatie te verschaffen over de eigen militaire bestanden en over aanschaf door middel van eigen productie.1

Sinds 1991 is door de Algemene Vergadering elk jaar een resolutie inzake openheid in bewapening aangenomen met een oproep gegevens aan het register te leveren. Inmiddels is de gewoonte gegroeid dat Nederland het initiatief tot deze resolutie neemt. De resolutie kan traditioneel rekenen op de steun van een grote meerderheid van de VN-lidstaten.

In het jaar 2002 bestond het Register 10 jaar. In het afgelopen decennium hebben meer dan 160 landen deelgenomen aan het Register, waaronder alle belangrijke wapenproducerende, -importerende en -exporterende landen. Naar schatting omvat het Register inmiddels meer dan 95% van de wereldwijde handel in de hoger genoemde zeven categorieën conventionele wapens. De laatste jaren is een duidelijke stijging van het aantal deelnemende landen waarneembaar (1999: 99, 2000: 118, 2001: 126). Naar verwachting zal deze stijging de komende jaren doorzetten. Uit het aantal landen dat ook informatie over hun militaire bestanden en over de aankopen bij de eigen defensie-industrie heeft verstrekt, valt geen opvallende ontwikkeling af te leiden. Het totaal aantal is in 2002 ten opzicht van voorgaande jaren redelijk constant gebleven en kwam uit op een derde van het aantal aan het register deelnemende landen.

De EU-lidstaten zorgen ervoor dat openheid in bewapening en deelname aan het VN-wapenregister voortdurende aandacht krijgen. Zo worden na het verstrijken van de rapportagedatum de landen die op dat moment nog geen informatie hebben verschaft, door de EU-landen aangespoord dit alsnog te doen. Verder wordt de Secretaris-Generaal van de VN jaarlijks geïnformeerd over het standpunt van de EU inzake openheid in bewapening. Ten slotte worden de gegevens ook in het kader van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) uitgewisseld.

Om participatie aan het VN-Wapenregister verder te bevorderen heeft Nederland samen met Canada, Duitsland, Japan en het bureau voor ontwapeningszaken van de Verenigde Naties (UN/DDA) het initiatief genomen een aantal (sub)regionale workshops te organiseren over transparantie in bewapening. De organisatie van dergelijke workshops was een van de aanbevelingen van de Groep van Regeringsdeskundigen die in 2000 bij elkaar kwam. In 2002 vond een tweetal workshops plaats, die in nauwe samenwerking met de gastlanden werden georganiseerd. De eerste workshop, gericht op de ECOWAS-regio, vond in maart 2002 plaats in Accra, Ghana. In juni 2002 werd een tweede subregionale workshop in Windhoek, Namibië gehouden. Deze was gericht op de landen de deel uitmaken van de «Southern African Development Community» (SADC). Nederland was de belangrijkste donor van deze Afrikaanse workshops.

7. Het Wassenaar Arrangement

Het thema wapenexport wordt in multilateraal verband besproken in het «Wassenaar Arrangement on Export Controls for Conventional Arms and Dual Use Goods and Technologies» (WA). Aan dit forum, dat zijn naam ontleent aan de plaats waar onder Nederlands voorzitterschap de onderhandelingen over de oprichting van het arrangement werden gevoerd, nemen 33 landen deel, waaronder de VS, Rusland en de EU-lidstaten. Deze landen vertegenwoordigen tezamen meer dan 90% van de totale uitvoer van militaire goederen.

Doel van het WA (zoals geformuleerd in de zgn. Initial Elements1 ) is het leveren van een bijdrage aan de regionale en internationale veiligheid en stabiliteit. Middel is de regelmatige onderlinge rapportage inzake de uitvoer naar derde landen van wapens en van goederen die voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Dit moet leiden tot meer verantwoordelijkheidsbesef bij de nationale toetsing van aanvragen voor vergunningen voor de uitvoer van deze goederen. Immers, meer informatie betekent dat de deelnemende landen beter kunnen beoordelen of er sprake is van destabiliserende accumulatie van militaire middelen in bepaalde landen of regio's. In dat geval zouden de deelnemende landen terughoudender moeten worden met het afgeven van vergunningen op dergelijke bestemmingen.

Het Wassenaar Arrangement kent een lijst militaire goederen die geacht worden aan exportcontrole te zijn onderworpen. In Nederland is deze controlelijst integraal opgenomen in het In- en uitvoerbesluit strategische goederen. Elke herziening van de WA-lijst leidt dan ook tot een aanpassing van genoemd In- en uitvoerbesluit.

In 2002 is veel aandacht besteed aan het thema terrorismepreventie, in het bijzonder het voorkomen van de verwerving van wapens door terroristische groeperingen. Dit heeft geleid tot richtlijnen inzake effectieve controle op de uitvoer van kleine wapens. Voorts is een verklaring aangenomen over vergroting van de controle op de tussenhandel (zgn. «brokerage») in wapens. De richtlijnen inzake kleine wapens houden helaas nog geen verplichte rapportage in over de uitvoer van kleine wapens. Nederland blijft zich inspannen om dit doel in 2003 verwezenlijkt te krijgen.

Voor 2003 staat een algehele evaluatie van het Wassenaar Arrangement op de agenda. Nederland streeft daarbij onder meer naar vergroting van de transparantie inzake wapenexport (zoals verplichte rapportage over de uitvoer van kleine wapens), en naar herbezinning op de criteria voor controle op de uitvoer van zgn. dual-use goederen.

8. EU-samenwerking

EU-samenwerking inzake wapenexporten vindt plaats binnen de Raadswerkgroep conventionele wapenexport, COARM. In deze werkgroep hebben vertegenwoordigers van de EU-lidstaten zitting die zijn belast met het wapenexportbeleid van hun land. Namens Nederland nemen vertegenwoordigers van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken deel aan COARM vergaderingen.

In COARM wisselen de lidstaten in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU informatie uit over hun wapenexportbeleid en trachten zij dit beleid en de daarop betrekking hebbende procedures beter op elkaar af te stemmen. De basis hiervoor is de in paragraaf 3 genoemde EU-Gedragscode.

In de werkgroep is in het verslagjaar veelvuldig informatie uitgewisseld tussen de lidstaten over het nationale wapenexportbeleid ten aanzien van bepaalde landen of regio's waar sprake is van spanningen of gewapende conflicten. Tevens werden in COARM standpunten van de lidstaten in multilaterale fora waar wapenexportkwesties aan de orde waren, zoals in het Wassenaar Arrangement, gecoördineerd. Een belangrijke doelstelling van de EU en de lidstaten is voorts het bevorderen van de naleving van de beginselen en criteria van de Gedragscode. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de met de EU geassocieerde landen, die de Code hebben onderschreven.

Op Nederlands initiatief werd in het verslagjaar in COARM overeenstemming bereikt over een procedure voor het uitwisselen van informatie met de toekomstige EU partners over door de lidstaten geweigerde vergunningen («denials»). Dergelijke informatie zal deze landen beter inzicht verschaffen in de werking van de Code, met name van de toepassing van de daarin opgenomen toetsingscriteria. Voorts hebben de lidstaten zich over een aantal andere met wapenexport verband houdende onderwerpen gebogen en daarover afspraken gemaakt, zoals over de controle op wapenhandel («brokerage»), standaardisatie van eindgebruikersverklaringen, periodieke actualisering van de EU-lijst van militaire goederen en de toepassing van de criteria van de Gedragscode op vergunningplichtige doorvoertransacties.

In december 2002 is het vierde door de COARM opgestelde EU-jaarrapport gepubliceerd, waarin verslag is gedaan van de in COARM in 2001 besproken onderwerpen.1 Het rapport bevat tevens statistische informatie over de uitvoer van wapens en de toepassing van de Gedragscode door de lidstaten in 2001. In het verslagjaar is wederom vooruitgang geboekt in het creëren van een gemeenschappelijke standaard en bijgevolg in meer duidelijkheid over de in het verslag opgenomen statistische gegevens. In het rapport zijn naast algemene uitvoergegevens per lidstaat, tevens gegevens per land van eindbestemming per lidstaat opgenomen, het aantal «denials» per lidstaat en het totaal aantal «denials» van de lidstaten per land van eindbestemming.

Teneinde de transparantie in de toepassing van de Code te vergroten is voor het eerst aan het EU-jaarrapport een annex toegevoegd dat een volledig overzicht bevat van de «agreed practices» die sinds de aanvaarding van de Code in 1998 door de lidstaten zijn overeengekomen en die in de achtereenvolgende jaarrapporten zijn gepubliceerd. De annex zal in 2003 worden uitgebreid met een praktische handleiding over de werking van de Gedragscode, onder andere over de in de Code neergelegde informatie- en consultatieprocedure inzake geweigerde exportvergunningen («denials»). Tevens streven de lidstaten naar het creëren van een centrale database van nationale «denials», die zal worden beheerd door het Raadssecretariaat van de EU in Brussel. Deze initiatieven zullen naar verwachting leiden tot een efficiëntere nationale besluitvorming en verbeterde beleidsafstemming tussen de lidstaten. Zij zullen tevens bijdragen aan een soepele integratie van de tien nieuwe EU-lidstaten in de systematiek van de Gedragscode en aan een adequate toepassing van de daarin neergelegde criteria door deze landen.

Het aantal «denial notifications» en consultaties vertoont een stijgende lijn, hetgeen duidt op een intensivering van de dialoog tussen de lidstaten over de interpretatie van de Gedragscode. In 2002 zijn door de lidstaten in totaal 402 afgewezen vergunningaanvragen genotificeerd, waarvan 7 door Nederland (zie bijlage 3). Er hebben 92 bilaterale consultaties tussen de partners plaatsgevonden over dergelijke «denials».

Er blijft vanzelfsprekend ruimte voor verbetering van de Gedragscode. De Code is immers een product van een internationaal compromis. Zo zal de Code pas goed werken, indien besluiten naar aanleiding van bilaterale consultaties aan alle lidstaten worden gemeld, en niet slechts aan het land dat eerder een vergunning weigerde. Nederland zal zich hiervoor blijven inzetten.

Naast de groep COARM kent de EU de zgn. ad hoc groep POLARM, die zijn aandacht richt op het bevorderen van een Europees defensiematerieelbeleid en herstructurering van de Europese defensie-industrie. De beraadslagingen in deze groep verlopen moeizaam vanwege het, uit oogpunt van de nationale (defensie)belangen van de lidstaten, gevoelige karakter van deze materie. In het verslagjaar is onder andere gesproken over vereenvoudiging van intracommunautaire doorvoerprocedures van militair materieel, douaneheffingen op de invoer van militair materieel, defensiegerelateerde R&D en standaardisatie van en bevoorradingszekerheid voor defensiematerieel.

Eind 2002 waren de volgende door de EU ingestelde wapenembargo's van kracht: Afghanistan, Bosnië-Herzegovina, Birma (Myanmar), China, Democratische Republiek Kongo, Irak, Liberia, Libië, Sierra Leone, Soedan, Somalië en Zimbabwe.

Daarnaast waren de volgende wapenembargo's van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van kracht: Afghanistan, Angola, Armenië (niet-bindend), Azerbaidjan (niet-bindend), Irak, Jemen (niet-bindend), Liberia, Libië, Rwanda, Sierra Leone en Somalië.

Ten slotte kende de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) een embargo voor Nagorno-Karabach.1

9. Kleine wapens

Om het risico van proliferatie van kleine wapens naar conflictgebieden, criminele organisaties en terroristische groeperingen tegen te gaan, is het van groot belang dat de internationale afspraken die in EU-, OVSE- en VN-verband zijn gemaakt om de illegale handel in kleine wapens te bestrijden, worden uitgevoerd. In juli 2003 zal in New York de eerste tweejaarlijkse bijeenkomst van de VN over de implementatie van het VN-actieprogramma over kleine wapens plaatsvinden. In het VN-actieprogramma (2001) zijn politiek bindende maatregelen opgenomen over onder andere het opstellen van adequate wet- en regelgeving voor productie en markering, handel, veilige opslag, transport, voorraadbeheer en de vernietiging van surplus van kleine wapens.

Nederland heeft aan alle verplichtingen die voortvloeien uit het VN-actieprogramma voldaan. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt jaarlijks ca. EUR. 2,3 miljoen beschikbaar voor het Fonds Kleine Wapens, waaruit projecten worden gefinancierd die tot doel hebben landen te helpen bij het uitvoeren van het VN-actieprogramma. Zo steunt Nederland een twee jaar durend project dat landen in het Grote Meren Gebied en de Hoorn van Afrika helpt bij het opzetten van nationale actieplannen, zodat de implementatie van de internationale afspraken gecoördineerd en systematisch ter hand kan worden genomen. Dit project vloeit direct voort uit de uitkomsten van de conferentie die Nederland in samenwerking met Oostenrijk, Canada, Kenia, Mali, Zwitserland, Nigeria, Noorwegen, Zuid-Afrika en het Verenigd Koninkrijk heeft georganiseerd op 18–21 maart 2002 in Pretoria, Zuid-Afrika. Hier hebben de Afrikaanse landen hun prioriteiten met betrekking tot het uitvoeren van het VN-actieprogramma vastgesteld en hebben donorlanden hun voorwaarden voor het verlenen van assistentie aangegeven.

Nederland gaf in 2002 ook steun aan wapenvernietigingsprogramma's in o.a. het Grote Meren Gebied, Cambodja en de Balkan. Verder heeft de Nederlandse regering bijgedragen aan een vervolg op de trainingsprogramma's die in 2001 zijn georganiseerd in Centraal Azië over de uitvoering van de afspraken in het OVSE-document over kleine wapens.

In het kader van het Nederlandse voorzitterschap van de OVSE heeft Nederland in november 2002, in voorbereiding op het Economisch Forum in 2003, een seminar georganiseerd over «Trafficking in Small Arms and Light Weapons» in Sofia. Tijdens dit seminar is o.a de basis gelegd voor het Nederlands-Noors initiatief ter bestrijding van illegale handel in kleine wapens door tussenhandelaren (brokers). Nederland en Noorwegen streven er naar om in de OVSE en in VN-verband overeenstemming te krijgen voor een internationaal instrument ter controle op brokering in kleine wapens.

Nederland neemt ten slotte deel aan de VN-expertgroep die advies uit zal brengen over de mogelijkheden van een internationaal instrument voor «marking and tracing» van kleine wapens. Het rapport met aanbevelingen van deze expertgroep zal tijdens de tweejaarlijkse bijeenkomst van de VN in 2003 worden gepresenteerd.

10. Doorvoer

Op 27 april 2001 trad een wijziging van de In- en Uitvoerwet in werking, waarmee de mogelijkheid gecreëerd werd om de systematiek en toetsing van het wapenexportbeleid in bepaalde gevallen ook toe te passen op de doorvoer van strategische goederen. Tot dan toe was de controle op de doorvoer van wapens gebaseerd op de Wet wapens en munitie, met eigen uitvoeringsinstanties en een primaire focus op de aanwezigheid van wapens op Nederlands grondgebied. Door de overheveling van de doorvoercontrole naar de In- en uitvoerwet is de primaire focus bij die controle op het belang van de internationale rechtsorde komen te liggen, en zijn uitvoering en toezicht op de handhaving bij instanties ondergebracht die diezelfde taken al in het kader van de exportcontrole verrichten.

Zoals al bij de behandeling van de wetswijziging in de Kamer uiteen werd gezet, is de nieuwe bevoegdheid vervolgens in het In- en uitvoerbesluit strategische goederen nader uitgewerkt tot een generieke vergunningplicht in gevallen waarbij militaire goederen gedurende de doorvoer voor langere tijd in Nederland verblijven dan wel tijdens doorvoer een bewerking ondergaan. Daarnaast kan op ad hoc basis een vergunningplicht worden opgelegd voor doorvoerzendingen van militaire goederen die buiten de generieke vergunningplicht vallen. Van die laatste mogelijkheid kan met name gebruik worden gemaakt als er aanwijzingen bestaan dat een zending niet al onder de effectieve exportcontrole van het land van herkomst staat, of dat een zending tijdens de doorvoer over Nederlands grondgebied een andere dan bij de afgifte van een uitvoervergunning beoogde bestemming lijkt te krijgen.

Naast een vergunningplicht is bij de uitwerking van de nieuwe bevoegdheid ook een meldplicht voor doorvoerzendingen van bepaalde typen wapens geïntroduceerd. Het gaat hierbij om de categorieën vuurwapens en kleine wapens die opgenomen zijn in het Gemeenschappelijk Optreden (1999/34/GBVB) van 17 december 1998 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens. Ook op basis van deze meldingen kan bezien worden of er aanleiding is om de ad hoc vergunningplicht voor specifieke zendingen in te stellen.

Een eerste evaluatie van deze doorvoerregeling zal in 2003 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

BIJLAGE 1

Overzichten van de waarde van de in 2002 afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen per categorie goederen en van de waarde van de in 2002 afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen per land van eindbestemming.

Inleiding

De totale waarde van de in 2002 afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen bedroeg EUR. 450,3 miljoen. Dat is iets meer dan 0,22% van de totale Nederlandse uitvoer van goederen in dat zelfde jaar, welke uitkwam op EUR. 205,1 miljard. Voor de internationale vergelijking van dit percentage is het van belang om een aantal bijzondere facetten van de Nederlandse regelgeving op het terrein van de uitvoer van militaire goederen in ogenschouw te nemen. In Nederland is niet alleen de uitvoer van door de Nederlandse industrie geproduceerde militaire goederen vergunningplichtig. Als vanzelfsprekend geldt dat ook voor de uitvoer die het gevolg is van handelstransacties die vanuit Nederland verricht worden. Wellicht minder vanzelfsprekend, maar niettemin van belang voor de Nederlandse cijfers, is dat ook de overheid zelf een vergunning voor de uitvoer van militaire goederen moet aanvragen. Alleen het materieel van Nederlandse legeronderdelen dat samen met die onderdelen voor oefeningen of VN-operaties naar het buitenland gaat, is uitgezonderd van de uitvoervergunningplicht. De afstoting van Nederlands defensiematerieel aan derde landen is derhalve vergunningplichtig en opgenomen in de cijfers.

Methodologie

De hierna gemelde waarden zijn gebaseerd op de waarde van de vergunningen voor definitieve uitvoer van militaire goederen, die zijn afgegeven in de periode waarover verslag wordt uitgebracht. Vergunningen voor tijdelijke uitvoer zijn in de rapportage buiten beschouwing gelaten, daar aan deze vergunningen een verplichting tot wederinvoer is gekoppeld. Hierbij gaat het vooral om zendingen voor demonstratie- of tentoonstellingsdoeleinden. Vergunningen voor proef- of monsterzendingen worden overigens wel opgenomen in de rapportage, omdat vanwege de aard van deze exporten geen verplichting tot wederinvoer wordt opgelegd.

Vergunningen voor goederen die na reparatie in Nederland retour worden gezonden, worden evenmin in de rapportage opgenomen. Het moet dan echter wel gaan om eerder geleverde goederen, waarvan de waarde bijgevolg in een eerdere rapportage is opgenomen. Opname van deze zogenoemde «retour-na-reparatie» vergunningen zou immers tot dubbeltelling leiden. Om dezelfde reden komen vergunningen waarvan de looptijd wordt verlengd niet terug in de rapportage. Hetzelfde geldt tenslotte voor vergunningen die worden vervangen in verband met, bijvoorbeeld, een adreswijziging van de ontvanger. Indien een verlengings- of vervangingsvergunning met een hogere waarde dan de oorspronkelijke vergunning wordt afgegeven, wordt die meerwaarde uiteraard wél gerapporteerd.

Bij de indeling van de vergunningwaarde voor individuele transacties in het overzicht van de waarde per categorie militaire goederen moesten in veel gevallen bijgeleverde reservedelen en installatiekosten als onderdeel van de waarde van complete systemen genoteerd worden. De waarde van vergunningen voor een eerste levering van een systeem wordt in feite gebaseerd op de contractwaarde, welke vaak de installatie en een aantal reservedelen omvat. De waarde van vergunningen voor de naleverantie van onderdelen is opgenomen in de categorieën A10 of B10.

Ten slotte moest er ten behoeve van het overzicht van de waarde van de afgegeven vergunningen per categorie militaire goederen een keuze worden gemaakt met betrekking tot de indeling van subsystemen. Daarbij is geopteerd voor een uitsplitsing op basis van de vraag in hoeverre een subsysteem als onafhankelijk of multifunctioneel systeem te beschouwen is. Dit is met name van belang voor de indeling van vergunningen voor de uitvoer van militaire elektronica. Indien een dergelijk product bijvoorbeeld slechts een maritieme toepassing kent, zijn de betrokken subsystemen en de onderdelen daarvoor ingedeeld in de categorie A10, als onderdelen voor de categorie A6 «oorlogsschepen». Indien een dergelijk product niet evident aan een van de eerste zeven subcategorieën van de hoofdcategorie A is gekoppeld, zal het zijn ingedeeld in de subcategorie B4 of in de subcategorie B10.

Ontwikkeling wapenexport 1996–2002 (waarde afgegeven vergunningen in miljoenen euro's)kst-22054-74-1.gif

* De huidige 19 lidstaten van de NAVO zijn:

België, Canada, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika en IJsland.

Omdat Hongarije, Polen en Tsjechië in maart 1999 tot het bondgenootschap toetraden, is de waarde van de vergunningen voor definitieve uitvoer van militaire goederen naar die landen met ingang van dat jaar in de rubriek «waarvan NAVO» opgenomen.

2002 (I)

Tabel 1: Waarde van afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen in het eerste halfjaar van 2002 per categorie1

Hoofdcategorie A «Wapens en Munitie»2002 (I)waarde in mln euro's
1. Tanks0,00
2. Pantservoertuigen0,00
3. Groot kaliber wapens (>12,7 mm)0,00
4. Gevechtsvliegtuigen0,00
5. Gevechtshelikopters0,00
6. Oorlogsschepen59,55
7. Geleideraketten0,00
8. Klein kaliber wapens (<=12,7 mm)1,87
9. Munitie en explosieven12,12
10. Onderdelen en componenten voor «wapens en munitie»290,02
Totaal Cat. A163,56
Hoofdcategorie B «Overige militaire goederen»2002 (I)waarde in mln euro's
1. Overige militaire voertuigen0,00
2. Overige militaire vliegtuigen en helicopters0,00
3. Overige militaire vaartuigen0,00
4. Militaire elektronica5,09
5. ABC-stoffen voor militair gebruik0,00
6. Militair oefenmaterieel1,84
7. Producten voor bepantsering en bescherming0,00
8. Militaire hulp- en productie-apparatuur0,47
9. Militaire technologie en programmatuur0,28
10. Onderdelen en componenten voor «overige militaire goederen»3101,81
Totaal Cat. B109,49
Totaal Cat. A + B273,05

Tabel 2: Waarde van afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen in het eerste halfjaar van 2002 per land van bestemming

2002 (I)waarde in mln euro's4
Land van bestemmingCAT. ASpecificatieCAT. BSpecificatieTOTAAL
Angola0,000,40B80,40
Australië0,02A100,000,02
Bahrein0,15A90,03B100,18
Bangladesh0,000,52B100,52
Brazilië0,39A100,000,39
Canada0,87A8,A9,A102,38B4,B8,B103,25
Chili0,50A9,A100,01B100,51
Denemarken0,51A100,14B100,65
Duitsland13,33A8,A9,A102,54B4,B1015,87
Finland0,54A8,A100,000,54
Frankrijk3,85A8,A9,A103,89B4,B8,B107,74
Griekenland40,15A6,A102,85B4,B1043,00
Ierland0,000,89B40,89
Indonesië0,000,96B100,96
Italië2,66A8,A101,48B104,14
Japan0,01A100,000,02
Jemen0,08A100,000,08
Maleisië1,82A100,03B4,B101,85
Marokko0,000,10B100,10
Noorwegen0,02A9,A100,01B4,B100,03
Oostenrijk0,88A8,A9,A100,000,88
Portugal0,000,32B100,32
Qatar0,001,06B101,06
Saoedi-Arabië20,98A60,0020,98
Singapore0,000,03B100,03
Spanje0,50A8,A9,A100,12B4,B100,62
Taiwan21,67A103,22B1024,89
Thailand0,002,32B4,B6,B102,32
Turkije0,88A100,73B101,61
Ver. Arab. Emiraten0,001,14B101,14
V.S. v. Amerika34,79A8,A9,A1074,21B4,B8,B9,B10109,00
Ver.Koninkrijk3,66A8,A9,A103,17B4,B106,83
Zuid Afrika0,04A8,A9,A100,000,04
Zuid Korea0,50A106,73B107,23
Zweden1,54A9,A100,05B41,59
Zwitserland0,90A8,A9,A100,14B101,04
Diverse NAVO512,31A100,0012,31
Landen met waarden onder de 10 000 euro:
Botswana, Egypte, India, Nw-Zeeland, Oman, Peru, Roemenië, Tsjechische Republiek60,000,02B4, B100,02
Totaal163,56 109,49 273,05

Voetnoten behorende bij tabel 1 en tabel 2 van het eerste halfjaar van 2002

1 De afronding naar twee cijfers achter de komma betekent voor zowel tabel 1 als tabel 2 dat subcategorieën waarvan de waarde onder de 10 000 euro blijft niet apart vermeld worden.

2 De subcategorie A10, onderdelen en componenten voor «wapens en munitie», bestaat voor het merendeel uit leveranties die voortvloeien uit compensatie-afspraken die gemaakt werden bij de Nederlandse aanschaf van F-16 gevechtsvliegtuigen en AH 64 Apache gevechtshelikopters. De Nederlandse industrie levert onder die afspraken onderdelen van met name de landingsgestellen en de motoren van deze toestellen (o.a. 20 miljoen Euro aan de VS). Daarnaast vallen, voor zover deze tot onderdelen van oorlogsschepen gerekend worden, ook militaire scheepsradarinstallaties en andere maritieme subsystemen onder deze post. De leveranties aan Taiwan t.b.v. het onderhoud van de Sea Dragons vallen ook onder deze post (22 miljoen Euro). Tot slot is voor 13 miljoen Euro aan onderdelen voor tanks en pantservoertuigen geleverd aan Duitsland.

3 De subcategorie B10 onderdelen en componenten voor «overige militaire goederen» is opgebouwd uit een order aan de VS ter waarde van 74 miljoen Euro. Het betreft hier onderdelen voor een trainingssimulator voor een anti-tank wapen. Het resterende bedrag betreft onderdelen van radarsystemen geleverd aan diverse landen.

4 De vermelde waarden in deze tabel zijn op de euro nauwkeurig berekend. Na berekening zijn de tabellen afgerond op twee cijfers achter de komma, hierdoor is het mogelijk dat bij het optellen van de afgeronde cijfers in cat. A en cat. B niet tot het afgeronde totaal wordt gekomen zoals vermeld in de kolom «totaal». Bijvoorbeeld: cat. A € 16 000,- + cat. B € 17 000,- = totaal € 33 000,- Afgerond tot twee cijfers achter de komma levert dat de waarden cat. A 0,02 + cat. B 0,02 = totaal 0,03 op.

5 De post «Diverse NAVO-landen» heeft voornamelijk betrekking op vergunningen voor de uitvoer van onderdelen vallende onder de subcategorie A10, waarbij meerdere NAVO-landen (excl. Griekenland en Turkije) als eindbestemming zijn toegestaan. In de praktijk wordt dit type vergunning gebruikt bij de toeleverantie van onderdelen aan producenten die uit voorraad willen kunnen leveren aan de op de vergunning als eindgebruikers vermelde NAVO-afnemers.

6 In Nederland is ook de uitvoer van pistolen of geweren voor sport- of jachtdoeleinden vergunningplichtig. Indien zulke vuurwapens voor langere tijd in het buitenland zullen verblijven, ook als deze meereizen met de eigenaar, zal een vergunning voor definitieve uitvoer aangevraagd moeten worden. Een deel van de uitvoer naar de in de opsomming vermelde bestemmingslanden, waarvoor de totale vergunningwaarde de 10 000 euro niet overschreed, heeft betrekking op dergelijke uitvoertransacties.

2002 (II)

Tabel 1: Waarde van afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen in het tweede halfjaar van 2002 per categorie1

Hoofdcategorie A «Wapens & Munitie»2002 (II) waarde in mln euro's
1. Tanks0,91
2. Pantservoertuigen0,00
3. Groot kaliber wapen(>12,7 mm)0,00
4. Gevechtsvliegtuigen0,04
5. Gevechtshelicopters2,00
6. Oorlogsschepen0,00
7. Geleide raketten0,00
8. Klein kaliber wapens (≤ 12,7 mm)1,63
9. Munitie en explosieven5,38
10. Onderdelen en componenten voor «wapens en munitie»249,39
Totaal Cat. A59,35
Hoofdcategorie B «Overige militaire goederen»2002 (II) waarde in mln euro's
1. Overige militaire voertuigen0,06
2. Overige militaire vliegtuigen en helikopters2,00
3. Overige militaire vaartuigen0,00
4. Militaire elektronica25,57
5. ABC-stoffen voor militair gebruik0,00
6. Militair oefenmaterieel4,68
7. Producten voor bepantsering en bescherming0,00
8. Militaire hulp- en productieapparatuur0,00
9. Militaire technologie en programmatuur0,05
10. Onderdelen en componenten voor «overige militaire goederen»385,56
Totaal Cat. B117,93
Totaal Cat. A + B177,28

Tabel 2: Waarde van afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen in het tweede halfjaar van 2002 per land van bestemming

2002 (II)waarde in mln euro's4
Land van bestemmingCAT. ASpecificatieCAT. BSpecificatieTOTAAL
Argentinië0,00A90,01B4, B100,01
Australië0,16A100,000,16
Bahrein0,000,05B100,05
Bulgarije0,000,44B40,44
Canada1,57A8, A9, A10 9,22B1010,78
Denemarken0,07A100,12B6, B100,19
Duitsland8,30A8, A9, A10 51,18B4, B9, B1059,48
Eritrea0,000,06B10,06
Finland0,01A80,01B100,01
Frankrijk0,57A8, A1013,59B4,B1014,15
Griekenland0,18A103,59B103,78
Hongarije0,01A90,000,01
Ierland0,000,24B100,24
India0,000,10B100,10
Italië0,14A100,72B100,86
Jemen0,08A100,000,08
Koeweit2,17A90,00B102,17
Kroatië0,000,14B40,14
Maleisië0,25A102,41B4, B102,66
Noorwegen0,98A1,A8,A9,A100,04B61,01
Oman0,002,58B4, B102,58
Oostenrijk0,15A8, A9, A10 0,000,15
Portugal0,15A100,000,15
Qatar0,000,53B100,53
Singapore0,000,51B100,51
Slowakije0,000,03B40,03
Spanje0,07A8, A100,26B100,33
Taiwan13,48A100,0013,48
Turkije0,41A9, A1019,81B4, B1020,22
Ver. Arab. Emiraten0,002,25B102,25
V.S. v. Amerika20,63A5, A8, A9, A10 2,95B2, B4, B1023,58
Ver.Koninkrijk3,03A8, A9, A10 0,82B4, B103,85
Zuid Korea0,000,74B4, B100,74
Zweden0,85A100,26B41,11
Zwitserland0,08A4, A9, A10 4,49B6, B104,57
Overige NAVO56,02A5, A100,79B2, B6, B10 6,81
Landen met waarden onder de 10 000 euro:
Brunei, Kenia, Marokko, Zuid Afrika, Polen, Tsjechische Republiek60,00A8, A9, A10 0,02B4, B100,02
Totaal59,35 117,93 177,28

Voetnoten behorende bij tabel 1 en tabel 2 van het tweede halfjaar van 2002

1 De afronding naar twee cijfers achter de komma betekent voor zowel tabel 1 als tabel 2 dat subcategorieën waarvan de waarde onder de 10 000 euro blijft niet apart vermeld worden.

2 De subcategorie A10, onderdelen en componenten voor «wapens en munitie», bestaat voor het merendeel uit leveranties die voortvloeien uit compensatie-afspraken die gemaakt werden bij de Nederlandse aanschaf van F-16 gevechtsvliegtuigen en AH 64 Apache gevechtshelikopters. De Nederlandse industrie levert onder die afspraken onderdelen van met name de landingsgestellen en de motoren van deze toestellen (o.a. 13 miljoen Euro aan de VS). Daarnaast vallen, voor zover deze tot onderdelen van oorlogsschepen gerekend worden, ook militaire scheepsradarinstallaties en andere maritieme subsystemen onder deze post. De leveranties aan Taiwan t.b.v. het onderhoud van de Sea Dragons vallen ook onder deze post (13 miljoen Euro).

3 De subcategorie B10 onderdelen en componenten voor «overige militaire goederen» is opgebouwd uit een order aan Duitsland ter waarde van 47 miljoen Euro. Het betreft hier onderdelen voor een fregat. Voor 12 miljoen Euro zijn communicatiesystemen geleverd aan Frankrijk. Het resterende bedrag betreft onderdelen van radarsystemen geleverd aan diverse landen.

4 De vermelde waarden in deze tabel zijn op de euro nauwkeurig berekend. Na berekening zijn de tabellen afgerond op twee cijfers achter de komma, hierdoor is het mogelijk dat bij het optellen van de afgeronde cijfers in cat. A en cat. B niet tot het afgeronde totaal wordt gekomen zoals vermeld in de kolom «totaal». Bijvoorbeeld: cat. A € 16 000,- + cat. B € 17 000,- = totaal € 33 000,- Afgerond tot twee cijfers achter de komma levert dat de waarden cat. A 0,02 + cat. B 0,02 = totaal 0,03 op.

5 De post «Diverse NAVO-landen» heeft voornamelijk betrekking op vergunningen voor de uitvoer van onderdelen vallende onder de subcategorie A10, waarbij meerdere NAVO-landen (excl. Griekenland en Turkije) als eindbestemming zijn toegestaan. In de praktijk wordt dit type vergunning gebruikt bij de toeleverantie van onderdelen aan producenten die uit voorraad willen kunnen leveren aan de op de vergunning als eindgebruikers vermelde NAVO-afnemers.

6 In Nederland is ook de uitvoer van pistolen of geweren voor sport- of jachtdoeleinden vergunningplichtig. Indien zulke vuurwapens voor langere tijd in het buitenland zullen verblijven, ook als deze meereizen met de eigenaar, zal een vergunning voor definitieve uitvoer aangevraagd moeten worden. Een deel van de uitvoer naar de in de opsomming vermelde bestemmingslanden, waarvoor de totale vergunningwaarde de 10 000 euro niet overschreed, heeft betrekking op dergelijke uitvoertransacties.

2002 (totaal)

Tabel 1: Waarde van afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen in 2002 per categorie1

Hoofdcategorie A «Wapens & Munitie»2002waarde in mln euro's
1. Tanks0,91
2. Pantservoertuigen0,00
3. Groot kaliber wapen(>12,7 mm)0,00
4. Gevechtsvliegtuigen0,04
5. Gevechtshelicopters2,00
6. Oorlogsschepen59,55
7. Geleide raketten0,00
8. Klein kaliber wapens (>12,7 mm)3,50
9. Munitie en explosieven17,50
10. Onderdelen en componenten voor «wapens en munitie»2139,41
Totaal Cat. A222,91
Hoofdcategorie B «Overige militaire goederen»2002waarde in mln euro's
1. Overige militaire voertuigen0,06
2. Overige militaire vliegtuigen en helikopters2,00
3. Overige militaire vaartuigen0,00
4. Militaire elektronica30,66
5. ABC-stoffen voor militair gebruik0,00
6. Militair oefenmaterieel6,52
7. Producten voor bepantsering en bescherming0,00
8. Militaire hulp- en productieapparatuur0,47
9. Militaire technologie en programmatuur0,33
10. Onderdelen en componenten voor «overige militaire goederen»3187,37
Totaal Cat. B227,42
Totaal Cat. A + B450,33

Tabel 2: Waarde van afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen in 2002 per land van bestemming

2002waarde in mln euro's4
Land van bestemmingCAT. ASpecificatieCAT. BSpecificatieTOTAAL
Angola0,00 0,40B80,40
Argentinië0,00A90,01B4,B100,01
Australië0,18A100,00B40,18
Bahrein0,15A90,08B100,24
Bangladesh0,00 0,52B100,52
Brazilië0,39A100,00 0,39
Bulgarije0,00 0,44B40,44
Canada2,43A8,A9,A1011,60B4,B8,B1014,03
Chili0,50A9,A100,01B100,51
Denemarken0,58A100,26B6,B100,84
Duitsland21,63A8,A9,A1053,72B4,B9,B1075,35
Eritrea0,00 0,06B10,06
Finland0,54A8,A100,01B100,55
Frankrijk4,41A8,A9,A1017,48B4,B8,B1021,89
Griekenland40,34A6,A106,44B4,B1046,78
Hongarije0,01A90,00 0,01
Ierland0,00 1,13B101,13
India0,00 0,10B100,10
Indonesië0,00 0,96B100,96
Italië2,80A8,A102,20B104,99
Japan0,02A100,00 0,02
Jemen0,15A100,00 0,15
Koeweit2,17A90,00B102,17
Kroatië0,00 0,14B40,14
Maleisië2,07A102,44B4,B104,52
Marokko0,00 0,10B100,10
Noorwegen1,00A1,A8,A9,A100,05B4,B6,B101,05
Oman0,00 2,58B4,B102,58
Oostenrijk1,03A8,A9,A100,00 1,03
Portugal0,15A100,32B100,47
Qatar0,00 1,58B101,58
Saoedi-Arabië20,98A60,00 20,98
Singapore0,00 0,53B100,53
Slowakije0,00 0,03B40,03
Spanje0,58A8,A9,A100,37B4,B100,95
Taiwan35,14A103,23B1038,37
Thailand0,00 2,32B4,B6,B102,32
Turkije1,29A9,A1020,54B4,B1021,83
Ver. Arab. Emiraten0,00 3,39B103,39
V.S. v. Amerika55,42A5,A8,A9,A1077,17B2,B4,B8,B9,B10132,58
Ver.Koninkrijk6,69A8,A9,A103,99B4,B1010,69
Zuid Afrika0,04A8,A9,A100,00 0,04
Zuid Korea0,51A107,46B4,B107,96
Zweden2,40A100,30B42,70
Zwitserland0,98A4,A8,A9,A104,64B6,B105,61
Overige NAVO518,33A5,A100,79B2,B6,B1019,12
Landen met waarden onder de 10 000 euro:
Brunei, Botswana, Egypte, Kenia, Marokko, Zuid Afrika, Polen, Peru, Roemenië, Tsjechische Republiek, Nieuw Zeeland60,01A8,A9,A100,03B4,B100,04
Totaal Generaal222,91 227,42 450,33

Voetnoten behorende bij tabel 1 en tabel 2 van 2002 totaal

1 De afronding naar twee cijfers achter de komma betekent voor zowel tabel 1 als tabel 2 dat subcategorieën waarvan de waarde onder de 10 000 euro blijft niet apart vermeld worden.

2 De subcategorie A10, onderdelen en componenten voor «wapens en munitie», bestaat voor het merendeel uit leveranties die voortvloeien uit compensatie-afspraken die gemaakt werden bij de Nederlandse aanschaf van F-16 gevechtsvliegtuigen en AH 64 Apache gevechtshelikopters. De Nederlandse industrie levert onder die afspraken onderdelen van met name de landingsgestellen en de motoren van deze toestellen (o.a. 33 miljoen Euro aan de VS). Daarnaast vallen, voor zover deze tot onderdelen van oorlogsschepen gerekend worden, ook militaire scheepsradarinstallaties en andere maritieme subsystemen onder deze post. De leveranties aan Taiwan t.b.v. het onderhoud van de Sea Dragons vallen ook onder deze post (35 miljoen Euro). Tot slot is voor 13 miljoen Euro aan onderdelen voor tanks en pantservoertuigen geleverd aan Duitsland.

3 De subcategorie B10 onderdelen en componenten voor «overige militaire goederen» is opgebouwd uit een order aan de VS ter waarde van 74 miljoen Euro. Het betreft hier onderdelen voor een trainingssimulator voor een anti-tank wapen. Hieronder valt ook een order aan Duitsland ter waarde van 47 miljoen Euro. Het betreft hier onderdelen voor een fregat. Tot slot zijn voor 12 miljoen Euro communicatiesystemen geleverd aan Frankrijk Het resterende bedrag betreft onderdelen van radarsystemen geleverd aan diverse landen.

4 De vermelde waarden in deze tabel zijn op de euro nauwkeurig berekend. Na berekening zijn de tabellen afgerond op twee cijfers achter de komma, hierdoor is het mogelijk dat bij het optellen van de afgeronde cijfers in cat. A en cat. B niet tot het afgeronde totaal wordt gekomen zoals vermeld in de kolom «totaal». Bijvoorbeeld: cat. A € 16 000,- + cat. B € 17 000,- = totaal € 33 000,- Afgerond tot twee cijfers achter de komma levert dat de waarden cat. A 0,02 + cat. B 0,02 = totaal 0,03 op.

5 De post «Diverse NAVO-landen» heeft voornamelijk betrekking op vergunningen voor de uitvoer van onderdelen vallende onder de subcategorie A10, waarbij meerdere NAVO-landen (excl. Griekenland en Turkije) als eindbestemming zijn toegestaan. In de praktijk wordt dit type vergunning gebruikt bij de toeleverantie van onderdelen aan producenten die uit voorraad willen kunnen leveren aan de op de vergunning als eindgebruikers vermelde NAVO-afnemers.

6 In Nederland is ook de uitvoer van pistolen of geweren voor sport- of jachtdoeleinden vergunningplichtig. Indien zulke vuurwapens voor langere tijd in het buitenland zullen verblijven, ook als deze meereizen met de eigenaar, zal een vergunning voor definitieve uitvoer aangevraagd moeten worden. Een deel van de uitvoer naar de in de opsomming vermelde bestemmingslanden, waarvoor de totale vergunningwaarde de 10 000 euro niet overschreed, heeft betrekking op dergelijke uitvoertransacties.

BIJLAGE 2

Doorvoer van militaire goederen in 2002 per land van bestemming

2002waarde in mln euro's
Land van bestemmingCAT. ASpecificatieCAT. BSpecificatieTOTAAL
Israël1,46A2  1,46
Andorra0,10A10  0,10
Estland0,05A10  0,05
Hongarije0,07A10  0,07
Letland0,03A10  0,03
Litouwen0,07A10  0,07
Noorwegen0,25A10  0,25
Oekraïne0,15A10  0,15
Polen0,03A10  0,03
Roemenië0,02A10  0,02
Rusland0,15A10  0,15
Slovenië0,06A10  0,06
Slowakije0,10A10  0,10
Tsjechische Republiek0,02A10  0,02
Zuid-Afrika0,25A10  0,25
Zwitserland0,03A10  0,03
Totaal    2,84

BIJLAGE 3

Genotificeerde afgewezen vergunningaanvragen («denial notifications») in het kader van de EU gedragscode in 2002

Date of denialDenial numberDestination countryShort description of equipmentProposedconsigneeProposed end-user (if different)Reason for refusal
Jan. 2002NL 01/2002AngolaMilitary transport vessels (Common List item 9)Ministry of Public Affairs Criteria 3 and 6, where Angola's participation to the UN Arms register was taken into consideration
       
Febr. 2002NL 02/2002IndiaModification kits (Common List item 5.2)Bharat Electronics Ltd, BangaloreMinistry of DefenceCriteria 3 and 4
       
March 2002NL 03/2002BulgariaLead batteries (Common List item 4.1)Arcus Ltd, Lyaskovetz Criteria 7
       
April 2002NL 04/2002IsraelSmokeless Gunpowder (Common List item 8.1.6)Israel Military Industries Ltd, Nazareth Criteria 3, 4, and 6
       
April 2002NL 05/2002IsraelSimulation grenades (Common List item 14)Hakirya, Tel AvivMinistry of DefenceCriteria 3, 4, and 6
       
July 2002NL 06/2002South AfricaRifles (Common List item 1)New Generation Ammunition Criteria 7
       
Sept 2002NL 07/2002PakistanMine demolition charges with explosive materialSociete ECA, ToulonMinistry of Defense, Navy, RawalpindiCriteria 4 and 8

BIJLAGE 4

Antwoorden van de regering op schriftelijke vragen van de Tweede Kamer in 2002

16-1-2003 Kamervraag, nr. 595, Tweede Kamer

Vragen van het lid Karimi (GroenLinks) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken over wapendoorvoer via Nederland naar Israël. (Ingezonden 16 december 2002)

11-12-2002 Kamerstuk 22 054, nr. 71, Tweede Kamer

Wapenexportbeleid; Brief staatssecretaris met antwoorden op schriftelijke vragen «Stichting Campagne tegen wapenhandel» met oog op algemeen overleg inzake wapenexportbeleid.

21-11-2002 Kamervraag nr. 361, Tweede Kamer

Vragen van het lid Karimi (GroenLinks) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken over wapendoorvoer/export naar Israël. (Ingezonden 8 oktober 2002)

6-11-2002 Kamervraag, nr. 263, Tweede Kamer

Vragen van het lid Karimi (GroenLinks) aan de minister van Justitie over wapendoorvoer/export naar Israël via El Al. (Ingezonden 8 oktober 2002)

4-10-2002 Kamervragen met antwoord 2002–2003, nr. 71, Tweede Kamer

Vragen van het lid Karimi (GroenLinks) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken over wapenexport Israël, de VS en Nederland. (Ingezonden 6 september 2002)

2-7-2002 Kamervragen met antwoord 2001–2002, nr. 1341, Tweede Kamer

Vragen van de leden Hoekema (D66) en Apostolou (PvdA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken over wapenleveranties aan India en Pakistan. (Ingezonden 24 mei 2002)

4-4-2002 Kamervragen met antwoord 2001–2002, nr. 918, Tweede Kamer

Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken over de deelname van Thales Nederland aan een Indiase wapenbeurs. (Ingezonden 21 februari 2002)

15-2-2002 Kamervragen met antwoord 2001–2002, nr. 624, Tweede Kamer

Vragen van het lid Hoekema (D66) aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken over leveranties van F16 onderdelen. (Ingezonden 17 januari 2002)

BIJLAGE 5

Overzicht van wapenembargo's van kracht in 2002

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de internationale wapenembargo's, zoals deze van kracht waren in 2002. Voorts staat aangegeven van welke organisaties deze embargo's zijn uitgegaan en op grond van welk besluit zij zijn ingesteld.

LANDSOORT EMBARGODUUR EMBARGOGENOMEN BESLUIT
AfghanistanVN-embargo EU-embargoOpgeheven op 16 januari Opgeheven op 21 januariVN Veiligheidsraad Resolutie 1333 (2000) Gemeenschappelijk standpunt 2001/771/GBVB; Gemeenschappelijk standpunt 2002/42/GBVB
AngolaVN-embargoOpgeheven op 9 decemberVN Veiligheidsraad Resolutie 864 (1993); VN Veiligheidsraad Resolutie 1448 (2002)
ArmeniëVN-embargo (niet-bindend)Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 853 (1993)
AzerbeidzjanVN-embargo (niet-bindend)Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 853 (1993)
Bosnië-HerzegovinaEU-embargo (m.u.v. materieel t.b.v. het ruimen van mijnen) Uitzondering voor de leveranties van kleine wapens aan de politiemacht. Gedurende het gehele verslagjaar van toepassing Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingGemeenschappelijk standpunt 1996/184/GBVB Gemeenschappelijk standpunt 1999/481/GBVB
BirmaEU-embargo Embargo uitgebreid tot export van materieel dat kan worden gebruikt voor binnenlandse onderdrukking en terrorisme. Gedurende het gehele verslagjaar van toepassing Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVerklaring van de Raad van 29 juli 1991; Gemeenschappelijk standpunt 1996/635/GBVB Gemeenschappelijk standpunt 2000/346/GBVB
China (m.u.v. Hong Kong en Macao)EU-embargoGedurende het gehele verslagjaar van toepassingVerklaring van de Raad van 27 juni 1989
D.R. CongoEU-embargo Uitzondering voor materieel t.b.v. het ruimen van mijnen. Gedurende het gehele verslagjaar van toepassing M.i.v. 21 oktoberVerklaring van de Raad van 7 april 1989 Gemeenschappelijk standpunt 2002/829/GBVB
IrakVN-embargo EU-embargoGedurende het gehele verslagjaar van toepassing Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 661 (1990); VN Veiligheidsraad Resolutie 687 (1991) Verklaring van de Raad van 4 augustus 1990
JemenVN-embargo (niet-bindend)Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 924 (1994)
LiberiaVN-embargo EU-embargoGedurende het gehele verslagjaar van toepassing Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 1343 (2001) Gemeenschappelijk standpunt 2001/357/GBVB; Gemeenschappelijk standpunt 2002/457/GBVB
LibiëVN-embargo EU-embargoGedurende het gehele verslagjaar van toepassing Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 748 (1992); VN Veiligheidsraad Resolutie 1192 (1998) Gemeenschappelijk standpunt 1999/261/GBVB
Nagorno-KarabachOVSE-embargoGedurende het gehele verslagjaar van toepassingBesluit van het Senior Comité (voorloper Permanente Raad) van 28 februari 1992
RwandaVN-embargo Uitzondering m.b.t. leveranties aan de Rwandese overheid via specifieke invoerkanalen.Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 918 (1994) VN Veiligheidsraad Resolutie 1011 (1995)
Sierra LeoneVN-embargo (t.a.v. leveranties aan niet-regerings- troepen EU-embargo (m.u.v. leveranties aan de Sierra Leoonse overheid)Gedurende het gehele verslagjaar van toepassing Gedurende het gehele verslagjaar van toepassingVN Veiligheidsraad Resolutie 1171 (1998) Gemeenschappelijk standpunt 1998/409/GBVB
SoedanEU-embargoGedurende het gehele verslagjaar van toepassing Gemeenschappelijk standpunt 1994/165/GBVB
SomaliëVN-embargo EU-embargoGedurende het gehele verslagjaar van toepassing M.i.v. 10 decemberVN Veiligheidsraad Resolutie 733 (1992) Gemeenschappelijk standpunt 2002/960/GBVB
ZimbabweEU-embargoAangenomen op 18 februari Aangewend vanaf 13 septemberGemeenschappelijk standpunt 2002/145/GBVB; Gemeenschappelijk standpunt 2002/754/GBVB

XNoot
1

De OESO/DAC lijst is een door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opgestelde lijst van landen die internationale financiële steun ontvangen. Deel 1 van de lijst betreft ontwikkelingslanden.

XNoot
1

De tekst van de EU Gedragscode is gepubliceerd op de website van de Europese Unie: http://ue.eu.int/pesc/ExportCTRL/nl/index.htm

XNoot
1

Informatie over het VN-Wapenregister is beschikbaar op de ontwapeningswebsite van de VN; www.un.org/depts.dda link «Register of Conventional Arms».

XNoot
1

De initial Elements zijn te vinden op de website van het Wassenaar Arrangement: www.wassenaar.org.

XNoot
1

Het openbare gedeelte van het jaarverslag van COARM is te vinden op de website van de Raad van de EU: http://ue.eu.int/pesc/ExportCTRL/nl/index.htm

XNoot
1

Zie bijlage 5 voor een gedetailleerd overzicht van de genoemde wapenembargo's.

Naar boven