22 054
Wapenexportbeleid

nr. 62
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2002

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Wapenexportbeleid van 12 december jl. (TK 22 054, nr. 61) bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, een overzicht aan van het beleid dat de regering voert bij het tegengaan van de ongecontroleerde verspreiding van en illegale handel in kleine wapens.

De dreiging die uitgaat van grote, ongecontroleerde stromen van kleine wapens en het risico van proliferatie naar criminele organisaties en terroristische groeperingen is sinds de gebeurtenissen op 11 september jl. nog actueler geworden. Daarom hecht de regering groot belang aan de uitvoering van de afspraken die in VN-, OVSE- en EU-verband zijn gemaakt om de ongecontroleerde verspreiding van kleine wapens tegen te gaan. Bovendien ondersteunt de regering activiteiten die andere landen helpen bij de uitvoering van de internationale afspraken, zoals bijvoorbeeld in Afrika, de Balkan en Centraal-Azië. Het is daarbij van belang dat deze assistentie op adequate wijze wordt gecoördineerd en georganiseerd. Tevens probeert Nederland, samen met andere landen, tot verdergaande, regionale of mondiale afspraken te komen, onder andere op het gebied van tussenhandel in (brokering) en de traceerbaarheid (marking and tracing) van kleine wapens.

Algemeen

Zoals ik u eerder heb gemeld, zijn er mondiaal meer dan een half miljard kleine wapens in omloop. Door het gebruik van deze wapens in oorlogen of criminele activiteiten vinden jaarlijks zo'n vijfhonderdduizend mensen de dood. Dit zijn ruim 1300 doden per dag. Daarom staat het voorkomen van proliferatie van en illegale handel in deze wapens wereldwijd hoog op de politieke agenda.

Om illegale handel in kleine wapens tegen te gaan, is een adequate wet- en regelgeving inzake productie, handel, doorvoer en bezit van kleine wapens noodzakelijk. Er moet eveneens controle zijn op de tussenhandel (brokering) in wapens. Wapens moeten goed traceerbaar zijn en derhalve zijn voorzien van een duidelijke markering. Bovendien moet er een registratie terzake worden bijgehouden en moet deze informatie kunnen worden uitgewisseld. Om te voorkomen dat kleine wapens in het illegale circuit terechtkomen, is adequaat voorraadbeheer, veilig transport en opslag en vernietiging van overtollige wapens noodzakelijk.

Er is zowel op mondiaal als op regionaal niveau een aantal belangrijke documenten en verklaringen aanvaard, zoals het VN-Actieprogramma, het OVSE-document, de EU Joint Action en verklaringen van de OAS, SADC, ECOWAS en de landen uit de Grote Meren Regio, waarin afspraken op deze terreinen zijn gemaakt.

Hieronder volgt een overzicht van de activiteiten die de Nederlandse regering op mondiaal en regionaal niveau onderneemt of voornemens is te ondernemen bij het bestrijden van ongecontroleerde verspreiding en accumulatie van kleine wapens in bepaalde gebieden. Deze activiteiten zullen vooral zijn gericht op ondersteuning van de implementatie van het VN-Actieprogramma in met name de landen in Afrika, de Balkan en Centraal Azië. De Nederlandse regering zal zich ook blijven inzetten voor verdere ontwikkeling van nieuwe afspraken, zoals over internationale juridisch bindende instrumenten voor de tussenhandel in kleine wapens (brokering) en voor «marking and tracing» van wapens.

De Nederlandse activiteiten op het gebied van kleine wapens worden voornamelijk gefinancierd uit ODA-middelen. Mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking stelt jaarlijks ca. EUR 2,3 miljoen beschikbaar voor het Fonds Kleine Wapens, dat sinds 2001 beschikbaar is. Daarnaast worden projecten gefinancierd uit het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB) en het Vredesfonds.

Mondiaal

Tijdens de VN-conferentie over kleine wapens, die van 9–21 juli 2001 in New York plaatsvond, is het VN-Actieprogramma aangenomen, waarin politiek bindende maatregelen zijn opgenomen over onder andere het opstellen van adequate wet- en regelgeving voor productie en handel in kleine wapens, markering, veilige opslag, transport en voorraadbeheer, het bijhouden van een goede registratie en de vernietiging van surplus. Voor een verslag van deze conferentie verwijs ik u naar de brief van 16 augustus 2001 (TK 27 400 V, nr. 83).

De nationale uitvoering van het Actieprogramma is onderwerp voor interdepartementaal overleg geweest. Daarbij is gebleken dat Nederland aan alle verplichtingen die uit dit Actieprogramma voortvloeien heeft voldaan en dat geen nieuwe maatregelen nodig zijn. In Nederland worden geen kleine wapens geproduceerd. Er is echter wel sprake van doorvoer van kleine wapens via ons land. Met ingang van 1 januari jl. is het bestaande regime voor de doorvoer van strategische goederen verscherpt. Het nieuwe regime omvat onder andere een meldplicht voor doorvoer van kleine wapens (zie brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken aan de Tweede Kamer, TK 26 948, nr. 8).

Een van de afspraken uit het VN-Actieprogramma is dat landen hun surplus moeten vernietigen. Nederland is een van de weinige landen die dat consequent doet. Dit houdt in dat overtollige wapens van Defensie en politie worden vernietigd. Het Korps Landelijke Politie Diensten vernietigt bovendien de door de politie in beslag genomen wapens. Het vernietigen van surplus is van belang, omdat hiermee wordt voorkomen dat deze wapens tegen dumpprijzen worden doorverkocht aan landen in conflictgebieden. Nederland bepleitte overigens de ontwikkeling van internationaal geldende indicatoren voor het vaststellen van surplus. Hierover bleek echter tijdens de VN-Conferentie geen overeenstemming te bestaan.

Wat ondanks de Nederlandse en Europese inspanningen bij de onderhandelingen over het VN-actieprogramma ook niet is bereikt, is het opstellen van internationaal juridisch bindende instrumenten voor «brokering» en «marking and tracing» van kleine wapens. Nederland is voornemens, samen met Noorwegen, de mogelijkheden voor een juridisch bindend instrument voor «brokering» in OVSE-kader te onderzoeken.

Daarnaast zal Nederland deel uitmaken van de door de Verenigde Naties ingestelde Expert Group «Marking and Tracing», die aanbevelingen moet doen voor een juridisch instrumentarium op dit gebied. Deze groep komt voor het eerst in mei 2002 bij elkaar en zal haar advies aan de follow up conferentie van de VN over Kleine Wapens in 2003 moeten aanbieden

Om overmatige accumulatie en ongecontroleerde verspreiding van kleine wapens te voorkomen, is een goede informatie-uitwisseling over export- en doorvoerbeleid van wapens noodzakelijk. Nederland is voornemens tijdens de volgende bijeenkomst van de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie in te dienen waarin landen worden opgeroepen hun wet- en regelgeving op het gebied van export en doorvoer van wapens bij de Secretaris-Generaal bekend te maken.

Nederland was één van de organisatoren van de eerste belangrijke follow up conferentie over kleine wapens die van 18–21 maart jl. in Pretoria heeft plaatsgevonden. Tijdens deze conferentie is door 41 Afrikaanse landen, 29 OESO-landen, 39 NGO's en 8 intergouvernementele organisaties gesproken over de implementatie van het VN-Actieprogramma en de wijze waarop donorlanden de Afrikaanse landen het beste kunnen helpen bij de uitvoering van de afspraken uit het VN-Actieprogramma. Het slotdocument, dat onder Nederlandse- en Keniaanse leiding is aangenomen, is een goede stap voorwaarts bij de aanpak van het kleine-wapensprobleem. De Afrikaanse landen hebben hun behoeften en prioriteiten bij de implementatie van het VN-Actieprogramma aangegeven. De OESO-landen zullen zo goed mogelijk inspringen op deze behoeften en hebben aangegeven hoe de samenwerking tussen de landen van de OESO en de Afrikaanse landen in de gezamenlijke strijd tegen illegale handel in en proliferatie van kleine wapens op het Afrikaanse continent het beste kan plaatsvinden.

Nederland is een van de grootste donoren van het Trustfund voor kleine wapens van UNDP (Fonds Kleine Wapens). UNDP richt zich bij de uitvoering van projecten op het gebied van inzameling en vernietiging van kleine wapens onder andere op de Grote Meren Regio, West Afrika, de Balkan en Centraal Azië.

Nederland zal zich ook, door middel van bilaterale bijdragen uit het Fonds Kleine Wapens, richten op het assisteren van Afrikaanse landen bij het opzetten van Nationale Actieplannen die stapsgewijs en «op maat» toewerken naar een adequate aanpak van het kleine-wapensprobleem. Een van de activiteiten waar de Nederlandse regering zich ook op zal toeleggen is de versterking van het Nairobi Secretariaat. Dit secretariaat is opgericht om de activiteiten die zijn gericht tegen illegale handel in kleine wapens beter te coördineren. Er zullen trainingen plaatsvinden in alle tien betrokken landen in de Grote Meren Regio en de Hoorn van Afrika in wapenvernietiging, grenscontrole en het opzetten van wetgeving op het gebied van productie, handel en bezit van wapens. Nederland werkt hierin nauw samen met Groot-Brittannië.

OVSE

In november 2000 heeft de OVSE een politiek bindend document inzake Kleine Wapens aangenomen. Ook dit document legt de OVSE-landen de politieke verplichting op tot het nemen van specifieke maatregelen met betrekking tot o.a. productie, markering en registratie van kleine wapens, de controle op handel en doorvoer van kleine wapens, voorraadbeheer en het vernietigen van overtollige voorraden. De verplichtingen die zijn opgenomen in dit document gaan, met name op het gebied van exportcontrole, veel verder dan het VN-Actieprogramma. Nederland voldoet reeds aan deze verplichtingen.

De Nederlandse regering heeft een aantal praktische initiatieven ondersteund, die hebben bijgedragen aan de implementatie van dit Kleine Wapens Document door landen binnen de OVSE. Zo zijn er trainingworkshops in vijf Centraal Aziatische republieken georganiseerd en heeft de Nederlandse regering een aantal wapen- en munitievernietigingsprojecten in de Balkan ondersteund (Fonds Kleine Wapens en Vredesfonds).

Daarnaast hecht Nederland aan het verbeteren van de onderlinge informatie-uitwisseling op het gebied van regelgeving, handel in kleine wapens en voorraadbeheer en zal zij zich inzetten voor de ontwikkeling van «best practices» handboeken, die de uitvoering van de verplichtingen die zijn opgenomen in dit document zal vergemakkelijken.

De illegale handel in kleine wapens zal een van de onderwerpen zijn waaraan tijdens het Nederlands voorzitterschap van de OVSE in 2003 aandacht zal worden besteed. Nederland overweegt in voorbereiding op het Economisch Forum dat zal plaatsvinden in het voorjaar van 2003, een seminar te organiseren waarin aandacht zal worden besteed aan de illegale handel in kleine wapens en alle aspecten die daarmee samenhangen, zoals de verhouding tussen vraag en aanbod, de rol van criminele organisaties en de door hun gebruikte methodiek om illegale transacties te financieren, alsmede de verhouding tussen op de zwarte markt verhandelde wapens en de handel op legale markten.

Zoals hierboven reeds vermeld, is de Nederlandse regering voornemens om samen met Noorwegen in OVSE-kader voorstellen te doen voor bindende afspraken over een betere controle op de tussenhandel in wapens. Het streven is deze afspraken te laten uitmonden in een OVSE-gedragscode. Deze code zou eventueel later als voorbeeld kunnen dienen voor mondiale afspraken.

NAVO

Onder auspiciën van de NAVO worden er een aantal door Nederland ondersteunde wapen- en munitievernietigingsprojecten uitgevoerd. Zo zijn in Joegoslavië en in Macedonië kleine wapens ingenomen en vernietigd. In Kosovo wordt op kosten van de Nederlandse regering een verbrandingsoven gebouwd, die op grote schaal kleine wapens kan vernietigen die in dit gebied zijn opgeslagen. Nederland is voornemens, samen met onder andere Canada, een munitievernietigingsproject te steunen in Albanië. Bovengenoemde activiteiten worden grotendeels gefinancierd uit het Fonds Kleine Wapens.

Stabiliteitspact

In het kader van het Stabiliteitspact overweegt Nederland, eveneens uit het Fonds Kleine Wapens, een bijdrage te leveren aan het Regional Implementation Plan for South East Europe dat onder andere voorziet in oprichting van een regionaal «clearing house» voor kleine wapens in Belgrado onder auspiciën van de UNDP. Dit coördinatiecentrum zal regeringen en NGO's kunnen voorzien van advies met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van projecten, alsmede een rol spelen bij de informatie-uitwisseling.

Europese Unie

In 1997 is in de EU een gemeenschappelijk optreden (Joint Action) inzake kleine wapens overeengekomen waarin is afgesproken dat de Europese Unie financiële en technische assistentie zal leveren aan projecten op het gebied van kleine wapens. In EU-verband worden momenteel wapenvernietigingsprojecten in onder andere Cambodja en Mozambique (Operation Rachel) uitgevoerd. Nederland co-financiert het wapeninzamelings- en vernietigingsproject in Cambodja. Er is voor volgend jaar een verzoek ingediend tot ondersteuning van het Stability Pact Regional Implementation Plan for South East Europe, het Programme of Action in de OAS en verlenging van Operation Rachel in Mozambique en het onder Nederlandse leiding uitgevoerde wapenvernietigingsproject in Cambodja. De EU-lidstaten zullen zich, mede op Nederlands initiatief, op korte termijn buigen over de aanpassing van de Joint Action om in de toekomst ook munitievernietigingsprojecten met EU-middelen te kunnen financieren.

In het kader van de EU Werkgroep conventionele wapenexport (COARM) heeft op initiatief van het Zweedse voorzitterschap in juni 2001 een inventarisatie plaatsgevonden van het wapenexportbeleid van de kandidaat-lidstaten van de EU. Deze landen hebben zich reeds gecommitteerd aan de EU Gedragscode inzake Wapenuitvoer. In de praktijk blijkt de uitvoering van dit beleid nogal eens problemen op te leveren.

In het licht van de strijd tegen het internationale terrorisme na de gebeurtenissen van 11 september 2001 heeft dit onderwerp verder aan gewicht gewonnen. Op 10 april jl. heeft een expertbijeenkomst van EU- en kandidaat-lidstaten plaatsgevonden over wapenexportbeleid en wapenexportcontrole. Op voorstel van Nederland is in het kader van de COARM werkgroep afgesproken dat mede op basis van de uitkomsten van deze bijeenkomst zal worden bezien op welke wijze de EU de kandidaat-lidstaten terzake kan bijstaan. Daarbij kan gedacht worden aan verbeterde informatie-uitwisseling, periodieke expertbijeenkomsten en technische ondersteuning op het gebied van wetgeving en exportcontrole. Nederland heeft bilateraal alvast de kandidaat-lidstaten benaderd om te bezien of, en zo ja, aan welke concrete assistentie behoefte is. Op basis van deze contacten wordt thans bezien of nadere samenwerking met Roemenië en Slowakije op dit gebied mogelijk is. De eventuele versterking van de controle op handel in kleine en lichte wapens zal hierbij de nodige aandacht krijgen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven