22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 283 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2016

Zoals op 25 oktober jl. tijdens het algemeen overleg Wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 280) toegezegd, informeert het kabinet u hierbij over (1) het onderzoek i.v.m. mogelijk gebruik van uit Nederland afkomstig militair materieel in Jemen, (2) de toelichting van de doorvoerwetgeving en (3) het contact met de Tsjechische autoriteiten m.b.t. de doorvoerzending van munitie uit Tsjechië naar Saoedi-Arabië via Nederland en de inzet om in EU-verband de mogelijkheden te onderzoeken om de procedures met betrekking tot de doorvoer van wapens en wapenonderdelen te harmoniseren.

Toezegging toesturen historische overzichten i.v.m. onderzoek gebruik uit Nederland afkomstig militair materieel in Jemen

Zoals aangegeven in de beantwoording op de Feitelijke vragen inzake het rapport «Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2015» van 21 oktober 2016 is het kabinet direct na de aanvaarding van de motie1 gestart met een onderzoek naar het gebruik in het conflict in Jemen van door Nederland in het verleden geleverde militaire goederen. Het kabinet heeft zich hierbij gebaseerd op historische overzichten2 (bijlage 1)3 en vertrouwelijke informatie.

De betreffende leveringen, sinds 2004, zijn van ruim vóór de interventie in Jemen, die op 25 maart 2015 begon. Het kabinet wil benadrukken dat naar aanleiding van de militaire interventie in Jemen aanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar landen die militair actief zijn in Jemen extra kritisch worden getoetst. Wanneer er een kans bestaat dat de uit te voeren goederen kunnen bijdragen aan schendingen van het internationaal humanitair recht in Jemen, worden deze aanvragen afgewezen. Dit heeft, zoals in eerdere schriftelijke communicatie aan Uw Kamer gemeld, geleid tot veel afwijzingen4 5. Hiermee behoort het Nederlandse wapenexportbeleid ten aanzien van de landen die betrokken zijn in het conflict in Jemen tot één van de meest strikte – zo niet het striktste – in Europa.

Zoals aangegeven tijdens het AO van 25 oktober jl., kwam bij de uitvoering van het onderzoek een aantal knelpunten naar voren. Ten eerste geven soevereine landen niet zonder meer inzage in de militaire voorraden van hun krijgsmacht, zeker niet wanneer zij actief betrokken zijn in een conflict en/of zich in een instabiele veiligheidsomgeving bevinden. Vervolgens bleek dat, omdat het leveranties zijn van jaren geleden (tot wel 12 jaar geleden, ruim vóór de interventie in Jemen) veel goederen simpelweg niet meer traceerbaar zijn. Tot slot betreft het overgrote deel van de leveringen componenten en onderdelen, die veel moeilijker terug te vinden zijn dan volledige wapensystemen.

Op basis van de beschikbare informatie trekt het kabinet twee conclusies. De eerste conclusie is dat niet bevestigd kan worden dat de vanuit Nederland geleverde militaire goederen ook een rol spelen bij de strijd in Jemen. De tweede conclusie is dat, mede gezien het feit dat er onderdelen voor F15’s en F16’s zijn geleverd aan landen die bombardementen uitvoeren boven Jemen, het wel aannemelijk is dat deze uit Nederland geleverde militaire goederen een rol kunnen hebben gespeeld bij de strijd in Jemen.

Hoewel de historische overzichten niet zover terug gaan, heeft het onderzoek ook opgeleverd dat Nederland in 1997 pantserhouwitsers aan de Verenigde Arabische Emiraten heeft geleverd. Ook hiervan is inzet bij de strijd in Jemen aannemelijk.

Het kabinet kan op dit moment niets meer aan de inzet van die goederen doen. Ze zijn, nogmaals, in het verleden, ruim vóór de Jemen-interventie geleverd. Zoals reeds aangegeven, beoordeelt het kabinet alle nieuwe vergunningaanvragen uitermate strikt en zorgvuldig.

Toezegging diagrammen over doorvoerwetgeving

Zoals op 25 oktober jl. toegezegd verstuurt het Kabinet hieronder een vereenvoudigd overzicht van de doorvoerwetging.

Figuur 1, overzicht doorvoerwetgeving

Figuur 1, overzicht doorvoerwetgeving

De doorvoerregeling is een zeer technische regeling. Als aanvulling op bovenstaand overzicht hecht het kabinet daarom aan een korte toelichting op het kabinetsbeleid.

Allereerst maakt kabinet onderscheid tussen «uitvoer» en «doorvoer». De reden hiervoor is dat bij doorvoer de eerste verantwoordelijkheid bij het land van uitvoer ligt, terwijl bij uitvoer uit Nederland de eerste verantwoordelijkheid bij Nederland ligt.

Binnen de categorie «doorvoer» maakt het kabinet vervolgens onderscheid tussen «bondgenoten» en «niet-bondgenoten». Het uitgangspunt is hierbij, dat controle voor bondgenoten minder noodzakelijk is dan voor niet-bondgenoten. Bondgenoten hebben immers een vergelijkbaar exportcontrole-systeem als Nederland. Wanneer Nederland wél alle doorvoer van bondgenoten zou onderwerpen aan een structurele toetsing zou dit impliciet betekenen dat Nederland het exportcontrolesysteem van bondgenoten wantrouwt.

Tot slot maakt het kabinet – binnen de categorie doorvoer waarbij een bondgenoot betrokken is – onderscheid tussen «doorvoer met overlading» en «doorvoer zonder overlading». Enkel bij doorvoer zonder overlading afkomstig van een bondgenoot, waar in de letterlijke zin geen Nederlandse handen zijn betrokken, is slechts een melding vereist, en geen vergunning. In dergelijke gevallen gaat het namelijk vaak om een «deellading» – een pallet in een vrachtwagen of vliegtuig, een container aan boord van een containerschip – en zal ingrijpen een grote logistieke en economische impact hebben, niet alleen op de lading zelf, maar ook op alle overige ladingen in het vervoermiddel (containerschip, etc.). Derhalve geldt als uitgangspunt dat onder normale omstandigheden alleen wordt ingegrepen als er aanwijzingen zijn dat een zending niet al elders onder effectieve exportcontrole heeft gestaan (bijvoorbeeld geen vergunning afgegeven door bondgenoot) of als er aanwijzingen zijn dat de goederen na het passeren van Nederlands grondgebied een andere bestemming zullen krijgen dan ten tijde van de exportcontrole werd aangegeven.

Voor alle overige doorvoer geldt een vergunningplicht, waarbij voor doorvoer van bondgenoten voor minder gevoelige goederen (dus geen wapens, munitie en hele systemen, maar enkel onderdelen van systemen) gebruik kan worden gemaakt van de Algemene Vergunning NL007. Voor doorvoer naar bondgenoten kan gebruik worden gemaakt van de Algemene Vergunning NL008.

Contact met de Tsjechische autoriteiten m.b.t. de doorvoerzending van munitie uit Tsjechië naar Saoedi-Arabië via Nederland en de inzet om in EU-verband de mogelijkheden te onderzoeken om de procedures met betrekking tot de doorvoer van wapens en wapenonderdelen te harmoniseren

Zoals toegezegd tijdens het AO heeft Nederland zowel in Praag als in Brussel gesproken met de verantwoordelijke Tsjechisch autoriteiten over de doorvoerzending van munitie naar Saoedi-Arabië. Daarbij is het strikte Nederlandse beleid ten aanzien van landen uit de door Saoedi-Arabië geleide coalitie toegelicht en zijn de Nederlandse zorgen uitgesproken over het verzenden van munitie naar Saoedi-Arabië.

In hun antwoord gaven de Tsjechische autoriteiten aan de zorgen met betrekking tot Saoedi-Arabië te delen en dergelijke vergunningaanvragen daarom uitermate zorgvuldig te behandelen. De uitvoervergunning voor de betreffende doorvoerzending was reeds in 2014 afgegeven en betrof klein kaliber munitie voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Gezien het voor de hand liggende eindgebruik door de politie en niet het leger, achtten de Tsjechische autoriteiten de kans klein dat dergelijke munitie in Jemen wordt ingezet. Tot slot merkten zij op dat ook Tsjechië in 2016 verschillende vergunningaanvragen voor Saoedi-Arabië heeft afgewezen.

Daarnaast heeft Nederland EU-lidstaten verzocht om meer uitleg te geven over hun doorvoerregeling, om te bezien waar de verschillen tussen EU-lidstaten zitten en te peilen in hoeverre EU-lidstaten bereid zijn hierover met elkaar in gesprek te gaan. Tot nu toe hebben twee EU-lidstaten hun doorvoerregeling toegelicht en aangegeven verdere discussie hierover te steunen. In de COARM vergadering van 15 november jl. heeft Nederland de overige 25 EU-lidstaten nogmaals verzocht om schriftelijk uitleg te geven over hun doorvoerregelingen.

Het kabinet zal in een separate brief ingaan op het verzoek om een extra kolom toe te voegen aan de maandoverzichten met daarin vermeld de eindgebruikers van afgegeven vergunningen.

Tot slot, verwees uw Kamer in het AO wapenexportbeleid van 25 oktober jl. naar een Belgische procedure, waarbij voor de afstoting van Defensiematerieel door de Belgische krijgsmacht standaard de inlichtingendiensten zouden worden geraadpleegd, wanneer het om een bedrag boven de EUR 1,5 miljoen zou gaan. Navraag bij de Belgische autoriteiten leerde dat dit niet klopt. De inlichtingendiensten worden niet standaard geraadpleegd, maar enkel wanneer daar aanleiding toe is.

De Belgische procedure is daarmee vergelijkbaar met de Nederlandse, waarbij dient te worden opgemerkt dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Nederlandse inlichtingendiensten op frequente basis consulteert over vergunningaanvragen. Een bepaling dat doorverkoop aan derde landen alleen mag geschieden met schriftelijke toestemming van de Nederlandse Staat maakt bovendien standaard deel uit van verkoopcontracten bij de afstoting van militaire goederen door het Ministerie van Defensie.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Motie van Van Bommel/Sjoerdsma (Kamerstuk 34 300 V, nr. 17) verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar het gebruik van uit Nederland afkomstig militair materieel in de oorlog in en blokkade van Jemen.

X Noot
2

Die historische overzichten zijn publiek toegankelijk via de maandoverzichten op de website. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/exportcontrole-strategischegoederen/documenten/rapporten/2016/10/01/overzicht-uitvoer-militaire-goederen.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Kamerstuk 22 054, nr. 267.

X Noot
5

Beantwoording Feitelijke vragen inzake rapport «Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2015» van 21 okt jl., Kamerstuk 22 054, nr. 279.

Naar boven