22 054
Wapenexportbeleid

nr. 126
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 13 september 2007

Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 054, nr. 30), doen wij u, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, hierbij het rapport met een aantal bijlagen toekomen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 20061.

In dit rapport, dat tevens als Engelstalige publicatie van het Ministerie van Economische Zaken zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie en wordt een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole beschreven.

In de bijlagen van het rapport zijn overzichten opgenomen van de waarde van de in 2006 afgegeven uitvoervergunningen per categorie goederen en per land van eindbestemming, alsook overzichten met betrekking tot de afgegeven doorvoervergunningen en de afstoting van overtollig defensiematerieel in dat jaar. Voorts worden overzichten geboden van de in 2006 door Nederland in EU-verband genotificeerde afgewezen vergunningaanvragen en van de in dat jaar beantwoorde schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over wapenexport.

Zoals ook in de inleiding bij de cijfermatige overzichten wordt aangegeven, bedroeg de totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2006, afgerond, € 1 124,68 miljoen. Dat bedrag laat zich vergelijken met de bedragen van 2005 (€ 1 175,33 miljoen) en de totale waarde in 2003 (€ 1 150,80 miljoen), maar ligt duidelijk wel boven het gemiddelde van de afgelopen 10 jaar. Hoewel de Staat in de statistieken over de eerste helft van 2006 nog de boventoon voerde met vergunningen voor de afstoting van overtollige F-16 gevechtsvliegtuigen aan Chili (bijna € 88 miljoen), van mijnenjagers aan Letland (€ 57 miljoen) en van MLRS raketlanceersystemen aan Finland (bijna € 30 miljoen), is de relatief hoge totaalwaarde in 2006 ditmaal ook toe te schrijven aan in de tweede helft van 2006 verstrekte vergunningen in verband met omvangrijke buitenlandse opdrachten aan de industrie. Daarbij is met name de vergunning voor de leverantie van nieuwbouw korvetten aan Indonesië (circa € 278 miljoen) van significant belang. Over deze aanvraag had op 20 november 2006 een Algemeen Overleg plaats met uw Kamer.

De grootste exportbestemmingen in 2006 waren Indonesië (€ 278 miljoen), Venezuela (€ 196 miljoen), Chili (€ 98 miljoen), Duitsland (€ 76 miljoen) en de Verenigde Staten (€ 63 miljoen). Bij elkaar vormde de uitvoer van militaire goederen in 2006 iets meer dan 0,35% van de totale Nederlandse uitvoer van goederen (€ 318,1 miljard).

Naast de overzichten met waarden per categorie goederen en per land van bestemming zoals die in dit jaarrapport worden gepresenteerd, zijn in het kader van de transparantie die de regering op dit beleidsterrein voorstaat, ook individuele gegevens over in 2006 afgeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen in te zien op de website www.exportcontrole.ez.nl.

Overigens zijn de overzichten in dit jaarrapport die betrekking hebben op de in de eerste helft van 2006 afgegeven vergunningen u al bij brief van 12 december 2006 werden aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 054, nr. 115).

Tenslotte doen wij graag gestand aan de toezegging, gedaan tijdens het Algemeen Overleg wapenexport op 4 juli jl, om nader in te gaan op de toepassing van het mensenrechtencriterium. Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag dient een beoordeling te worden gemaakt per afzonderlijk geval, gebaseerd op het te exporteren goed, de eindgebruiker en het eindgebruik van het materieel. Het tweede criterium 2 van de EU Gedragscode luidt: «Eerbiediging van de rechten van de mens in het land van eindbestemming. De lidstaten evalueren de houding van het ontvangende land ten opzichte van belangrijke, in internationale mensenrechteninstrumenten vastgelegde beginselen en

A) verlenen geen uitvoervergunning wanneer er een duidelijk risico bestaat dat de beoogde uitvoer gebruikt wordt voor binnenlandse onderdrukking;

B) gaan zeer zorgvuldig te werk wanneer zij per geval en rekening houdend met de aard van het materieel, vergunningen afgeven voor landen waar door de terzake bevoegde instanties van de VN, de Raad van Europa of de EU ernstige schendingen van de mensenrechten zijn geconstateerd».

De Gedragscode licht deze tekst toe met de aanvulling «Met materieel dat voor binnenlandse onderdrukking gebruikt kan worden, wordt hier onder meer bedoeld materieel waarvan bewezen is dat zulk of soortgelijk materieel, voor binnenlandse onderdrukking is gebruikt door de beoogde eindgebruiker, of dat naar mag worden aangenomen een andere bestemming zal krijgen dan officieel verklaard is en gebruikt zal worden voor binnenlandse onderdrukking. Overeenkomstig de eerste uitvoeringsbepaling van deze Gedragscode, wordt de aard van het materieel zorgvuldig onderzocht, in het bijzonder indien het bedoeld is voor binnenlandse veiligheidsdoeleinden.

Binnenlandse onderdrukking omvat onder meer foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, standrechtelijke of willekeurige executies, verdwijningen, willekeurige gevangenneming en andere ernstige schending van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die staan omschreven in de betreffende internationale mensenrechteninstrumenten, waaronder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten».

Dit betekent dat de EU lidstaten geen vergunning verlenen wanneer er een duidelijk risico bestaat dat het uit te voeren materieel gebruikt zal worden voor binnenlandse onderdrukking. In het geval van een voorgestelde export naar landen waar de VN, de Raad van Europa of de EU ernstige schendingen van de mensenrechten hebben geconstateerd, dient een zeer zorgvuldige analyse te worden gemaakt. Het criterium geeft hierbij expliciet aan dat onderzocht moet worden of er een verband bestaat tussen de uit te voeren goederen en geconstateerde mensenrechtenschendingen.

De Brusselse Raadswerkgroep COARM heeft in 2006 richtlijnen voor de toepassing van het mensenrechtencriterium voltooid en opgenomen in de Gebruikershandleiding bij de EU Gedragscode wapenexport. Dit houdt in dat degenen die vergunningaanvragen voor uitvoer van militair materieel beoordelen, nu een praktische handleiding hebben waarin een overzicht wordt gegeven van de meest relevante mensenrechteninstrumenten, de diverse begrippen uit dit tweede criterium worden toegelicht – zoals het begrip «ernstige mensenrechtenschendingen» en waarin een lijst is opgenomen met informatiebronnen.

De richtlijnen noemen enkele indicatoren die behulpzaam zijn bij het vaststellen van «de houding van het ontvangende land ten aanzien van mensenrechten». Ook geven de richtlijnen aan welke vragen kunnen worden gesteld, teneinde te voorkomen dat materieel wordt geëxporteerd dat wordt misbruikt bij mensenrechtenschendingen of ingezet wordt bij interne repressie1. Deze vragen liggen op het gebied van rapportages (van EU, internationale en regionale organisaties, NGO’s en media), de huidige situatie in het land van bestemming en trends, de specifieke eindgebruiker, en het risico van omleiding. Ten aanzien van de aard van het te exporteren materieel, stellen de richtlijnen dat de beoordeling realistisch moet zijn – is het materieel daadwerkelijk inzetbaar als repressiemiddel?

Mochten EU Lidstaten van mening zijn dat vanwege de mensenrechtensituatie in een specifiek land, de uitvoer van militair materieel naar dat land in alle gevallen onwenselijk is, dan wordt gesproken over een wapenembargo. De discussie is dan van een andere orde en betreft niet meer het wapenexportbeleid, maar EU sancties.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

De Gebruikershandleiding is te vinden op de website van het Raadssecretariaat: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/07/st10/st10684.en07.pdf

Naar boven