22 054
Wapenexportbeleid

26 231
Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland

nr. 117
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 april 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de brieven van de staatssecretaris inzake het wapenexportbeleid (Kamerstukken 22 054, nrs. 97, 108 en 115) en over het Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland (Kamerstuk 26 231).

De staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken hebben deze vragen beantwoord bij brief van 11 april 2007. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Kraneveldt-van der Veen

Adjunct-griffier van de commissie,

De Veth

1

In 2005 wordt er een (doorvoer-)vergunning verleend voor de doorvoer van enkele militaire helikopters met een waarde van 5 miljoen euro van Rusland naar Colombia. Nederland verleent normaliter geen vergunningen voor wapentransporten naar Colombia. Waarom is er in dit geval wel een doorvoervergunning verleend?

In dit geval ging het om een retourzending van helikopters die eerder ter reparatie naar Rusland waren gezonden. De vergunning is afgegeven op grond van het feit dat deze helikopters dus reeds eigendom van Colombia waren.

2

Opmerkelijk is de doorvoer door Nederland van geweervizieren vanuit Amerika. De eindbestemmingen Kazachstan, Rusland, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten zijn landen met slechte mensenrechtensituatie. In Tsjetsjenië woedt een burgeroorlog. Onduidelijk is of de eindgebruik militair of privé is. Kan dit worden toegelicht?

Indien een doorvoertransactie al onder de effectieve exportcontrole van een bondgenoot staat en er geen aanwijzingen zijn dat een zending een andere bestemming zal krijgen dan de bestemming waarop die bondgenoot de uitvoer heeft getoetst en akkoord bevonden, dan zal Nederland die transactie niet ook nog eens zelf toetsen. In het geval van Amerikaanse doorvoerzendingen van geweervizieren wordt derhalve nagegaan of er een Amerikaanse uitvoervergunning overgelegd kan worden. Betreft het een doorvoermelding in het kader van snelle doorvoer of een melding in het kader van langzame doorvoer die onder de bondgenotenvrijstelling van het Inen uitvoerbesluit valt, dan wordt deze slechts geregistreerd. In het geval van een aanvraag voor langzame doorvoer van vizieren die niet rechtstreeks uit de VS afkomstig zijn maar die blijkens de vergunning wel onder Amerikaanse controle staan, zal een doorvoervergunning worden afgegeven. Hoewel dit voor de procedure niet van belang is, kan uit de overgelegde Amerikaanse uitvoervergunningen wel opgemaakt worden dat het tot dusver steeds gaat om geweervizieren die in het betreffende land van bestemming aan jagers verkocht worden.

3

Hetzelfde geldt voor leveringen van munitie aan Tanzania. De eindgebruiker van de leveringen is niet duidelijk. Gaat het om privé-gebruik, de industrie, de politie of een legeronderdeel?

Omdat het bij Tanzania in alle gevallen om kleine hoeveelheden munitie gaat, uiteenlopend van enkele stuks tot zendingen van hooguit een kist munitie, kan worden aangenomen dat het om de munitie voor de geweren van jagers gaat, die in de tweede helft van 2005 in grote getale met elk één tot drie geweren naar Tanzania afreisden. Bij leveranties van munitie aan de politie of legeronderdelen gaat het doorgaans om zendingen van enkele honderdduizenden stuks; zendingen van een omvang die niet voorkomt in de doorvoermeldingen op Tanzania. Omdat de herkomst van de betreffende munitiezendingen steeds een EU- of NAVO-land dan wel een voor het Nederlandse wapenexportbeleid daarmee gelijkgeschakeld partnerland was en er dus van uit mocht worden gegaan dat de zendingen in het land van herkomst aan adequate exportcontrole onderworpen zijn geweest, heeft Nederland naar aanleiding van deze meldingen geen ad hoc vergunningplicht ingesteld en dus ook geen nader onderzoek verricht naar de omstandigheden omtrent eindgebruik. De controle bij doorvoer via Nederland bestaat in zulke gevallen uit het verifiëren of bij de melding een kopie van de exportvergunning uit het bevriende land van herkomst overgelegd kan worden en of het verdere vervoerstraject overeenstemt met de op die vergunning vermelde bestemming.

4

Opvallend is het aantal geringe meldingen van wapendoorvoer. In heel 2005 zijn er maar 11 specifieke meldingen gedaan. Het overige meldingen bestaan uit 1780 consenten die overeenkomen met de doorgevoerde goederen voordat de wetswijziging van 2002 van kracht werd. Hoe is de scherpe daling van de gemelde doorvoer te verklaren?

In de beleving van de regering heeft zich geen scherpe daling van de gemelde doorvoer voorgedaan. In feite was zelfs sprake van een aanmerkelijke stijging van het aantal doorvoermeldingen. In 2003 werden 32 doorvoermeldingen geregistreerd, in 2004 waren het er 127 en in 2005 liep de registratie op tot 1688 gevallen. Deze stijging heeft echter naar alle waarschijnlijkheid minder te maken met een toename van de doorvoer van wapens dan met de in die periode duidelijk toegenomen aandacht bij de Marechaussee en de Douane voor het feit dat de meldplicht ook voor reizigers geldt die met hun jachtgeweren of sportpistolen een tussenlanding op Schiphol maken. Veruit de meest doorvoermeldingen hebben dan ook betrekking op passerende «losse» vuurwapens.

Wel constateert de regering met de vragensteller dat het aantal doorvoermeldingen voor andere militaire goederen dan die ook al onder de lijsten van de Wet wapens en munitie (Wwm) vallen, gering is gebleken. Deels zal dat te maken hebben met het verschijnsel dat vuurwapens en de munitie daarvoor, maar ook andere Wwm-goederen zoals explosieven, traangasgranaten, militaire fakkels (flares), wapenvizieren, ontstekers, granaten en de onderdelen voor al zulke zaken, zich meer lenen als deellading dan veel van de goederen die uitsluitend onder het In- en uitvoerbesluit strategische goederen vallen. Naarmate een schip of vliegtuig meer deelladingen vervoert, neemt ook de kans toe dat onderweg meerdere havens of luchthavens worden aangedaan om deelladingen te lossen en nieuwe deelladingen aan boord te nemen. Hoe kleiner de omvang van de zending of van de goederen zelf, hoe groter de kans dat tijdens het vervoer ook doorvoer plaatsvindt. Zeker bij de grotere niet-Wwm-systemen zoals militaire vliegtuigen, pantservoertuigen maar bijvoorbeeld ook radarinstallaties en andere grote elektronische systemen ligt het meer voor de hand dat voor het transport een compleet schip of vliegtuig zal worden gecharterd dat zich vervolgens rechtstreeks naar het land van bestemming zal begeven.

Wat voorts zeker ook een rol kan hebben gespeeld bij het lage aantal meldingen voor niet-Wwm-goederen is het enkele feit dat de meldplicht bij doorvoer via Nederland en de mogelijkheid van oplegging van een ad hoc vergunningplicht bestaat. In reactie op een aantal meldingen of vooraankondigingen van beoogde doorvoer van militaire goederen via Nederland is de ad hoc vergunningplicht opgelegd of aangekondigd. Regelmatig werd daarop vervolgens afgezien van doorvoer via Nederland en werd voor een andere route geopteerd. Buitenlandse exporteurs en vervoerders die aldus afzagen van verscheping via Nederland, zullen bij een volgende gelegenheid Nederland waarschijnlijk ook gemeden hebben.

5

De levering van militaire communicatie apparatuur aan Ethiopië is, vanwege de gespannen situatie tussen Ethiopië en Eritrea niet conform de richtlijn van de gedragscode wapenuitvoer. Waarom mag deze levering toch doorgaan?

Sinds mei 2001 is er geen wapenembargo meer van toepassing op Ethiopië en Eritrea. Dat betekent dat eventuele leveranties van militaire goederen niet langer op voorhand zijn uitgesloten, maar weer onder de reguliere exportcontrole zijn komen te vallen. Een vergunningaanvraag voor een beoogde Nederlandse uitvoer zou derhalve getoetst worden aan de criteria van de EU Gedragscode voor wapenexport, met inachtneming van het type transactie en de precieze aard van de goederen. De kans dat onder de huidige omstandigheden wapenexport naar de betrokken landen zou worden toegestaan is gering, maar het is niet op voorhand uit te sluiten dat een levering van communicatie apparatuur deze toets zou doorstaan. Bij de bewuste levering gaat het echter niet om een uitvoer vanuit Nederland, maar om een melding van een doorvoerzending vanuit de Verenigde Staten. Omdat een Amerikaanse uitvoervergunning overgelegd kon worden, was het duidelijk dat de transactie al onder de effectieve exportcontrole van een van onze bondgenoten stond en was er voor de Nederlandse exportcontrole autoriteiten geen aanleiding om een ad hoc vergunningplicht op te leggen.

6

Nederland heeft 5 500 traangasgranaten richting Kazachstan laten passeren. Hoe valt dit te rijmen met een coherent beleid en verantwoorde exportcontrole, gezien de situatie in Kazachstan?

Ook dit betrof geen uitvoer vanuit Nederland maar een doorvoerzending die onder de effectieve exportcontrole van een bondgenoot stond; in dit geval EU- en NAVO-partner Tsjechië.

7

Is het de regering bekend of de Chinese scheep(onderdelen-)bouwer en ontvanger van de bij vergunning toegestane levering van draaibanken en freesmachines voor de vervaardiging van scheepsassen, -schroeven etc. met een waarde van anderhalf miljoen euro ook aan militaire opdrachten werkt? Zo ja, zijn er beperkingen gesteld ten aanzien aan het gebruik voor militaire doeleinden?

Neen, dat is niet bekend en evenmin waarschijnlijk. Het betrof een leverantie van productieapparatuur aan een nieuwe Chinese vestiging van een Finse fabrikant van scheepsbouwonderdelen via een Nederlandse vestiging van hetzelfde Finse bedrijf. Hoewel de omschrijving van de beoogde activiteiten van de Chinese fabriek doet vermoeden dat het plan is om uiteindelijk een reeks van scheepsbouwonderdelen te produceren, worden in eerste instantie alleen zogenoemde «thrusters» geproduceerd die, gemonteerd aan de boeg en/of de steven van een schip, de bestuurbaarheid bij lage snelheden verbeteren. Zulke thrusters worden met name ingezet bij tankers en andere grote zeeschepen. Nederland heeft geen bijzondere beperkingen aan het gebruik van de vanuit Nederland geleverde productieapparatuur gesteld.

8

In 2004 is een vergunning voor beeldversterkersbuizen aan de Chinese politie afgewezen op basis van het mensenrechtencriterium. Welke ontwikkeling heeft ervoor gezorgd dat in 2005 een exportvergunning met een totale waarde van 1,4 miljoen euro wel is afgegeven? Is de mensenrechtensituatie in China voor de regering niet langer problematisch?

Eind 2004 heeft Nederland een vergunning geweigerd voor de uitvoer van beeldversterkerbuizen naar aanleiding van een vergunningweigering afgegeven door een EU-partner. De grond voor deze afwijzing was dat het materieel mogelijk voor interne repressie zou worden aangewend.

Uit nader onderzoek bleek echter dat aanwending van de apparatuur voor interne repressie onwaarschijnlijk zou zijn. Derhalve zijn in 2005 weer vergunningen voor uitvoer van beeldversterkerbuizen naar China afgegeven. Dat neemt niet weg dat indien uit de beoordeling van een aanvraag voor de uitvoer van beeldversterkerbuizen zou blijken, dat er een duidelijk risico bestaat van inzet van deze buizen bij mensenrechtenschendingen of interne repressie, deze aanvraag conform het wapenexportbeleid zou worden afgewezen.

9

Hoe stroken de verleende vergunningen voor de levering van optische apparatuur aan de luchtmacht India en Pakistan met het Nederlandse wapenexportbeleid?

Op grond van de zich voortzettende verbetering in de relaties tussen India en Pakistan is de Kamer in december 2004 per brief1 geïnformeerd omtrent het exportbeleid van strategische goederen naar deze landen, waarbij in beginsel leveranties aan de marines van beide landen worden toegestaan, alsmede aan de land- en luchtmachten voor zover het materieel betreft dat naar zijn aard niet geschikt is voor inzet in het Kashmir-conflict. Levering van optische apparatuur aan de luchtmachten van India en Pakistan past binnen dit beleid.

10

Aan Iran is een levering goedgekeurd van dimethylamine en een reactorvat voor de chemische industrie. Welke garanties bezit Nederland dat die niet zullen worden gebruikt voor de productie van chemische wapens?

Deze vraag heeft betrekking op twee verschillende exportvergunningen voor dual use goederen met als eindbestemming Iran. De eerste vergunning betreft de levering van een reactor voor een bedrijf in de chemische industrie van Iran. Van het ontvangende bedrijf is een eindgebruikersverklaring ontvangen waarin is vastgelegd dat de reactor alleen gebruikt zal worden voor het produceren van chemicaliën ten behoeve van de leerindustrie. Onderzoek van het ministerie van Economische Zaken en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten naar de activiteiten van dit bedrijf heeft geen informatie opgeleverd die aanleiding geeft om aan het civiele eindgebruik van de reactor te twijfelen. De tweede vergunning betreft een jaarlijks terugkerende levering van een hoeveelheid dimethylamine ten behoeve van de vervaardiging van herbiciden. Ook voor deze vergunning geldt dat het onderzoek van het ministerie van Economische Zaken en de veiligheidsdiensten niet heeft geleid tot twijfel aan het civiele eindgebruik zoals opgegeven in de eindgebruikersverklaring. Indien er geen enkele twijfel gerezen is over het waarheidsgehalte van het opgegeven eindgebruik noch over de authenticiteit van de eindgebruikersverklaring als document, acht de regering de standaardvoorwaarden van een uitvoervergunning afdoende waarborg ter voorkoming van misbruik van de uit te voeren goederen.

11

Worden afgegeven vergunningen voor wapenexporten vanuit de Antillen ook opgenomen in maandoverzichten en het jaarverslag?

Neen. Het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, de titel op grond waarvan vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen verstrekt worden, heeft alleen betrekking op uitvoer vanuit het Europese grondgebied van het Koninkrijk, want het gaat hierbij niet om een Koninkrijksaangelegenheid. Net als in Nederland is de exportcontrole op de Antillen en Aruba aldaar wettelijk geregeld als een aspect van de handelsrelaties met het buitenland.

12

In de meldingen doorvoer 2005 komt een zestal transacties voor waarvan wordt gemeld dat de plaats waar de goederen Nederland verlieten onbekend is (consent nrs. 25376501, 25425146, 260288973, 26093171, 26206014, 26205654). Kan de regering aangeven hoe het mogelijk is dat deze plaats van uitvoer onbekend is?

Soms is ten tijde van het aanmelden van de doorvoer nog niet duidelijk welke route exact door de transporteur gevolgd gaat worden. Met name bij vervoer per vrachtwagen zal de locatie van de uiteindelijke grensoverschrijding afhangen van de bestemming van de overige lading of zoiets als filemeldingen. In vijf van deze zes gevallen gaat het om een zending naar een andere lidstaat van de Europese Unie. In het andere geval gaat het om een zending van Duitsland naar de Verenigde Staten. De betreffende goederen werden bij die doorvoer volgens de gegevens die er over geregistreerd werden per vrachtwagen aangevoerd en per schip afgevoerd.

13

Kan tevens worden aangegeven hoe het mogelijk is dat doorgevoerde goederen, Nederland in Frankfort (Duitsland) verlaten?

Het betreft een zending die per schip vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Rotterdam is gekomen en vervolgens met een auto naar het vliegveld in Frankfurt is gereden, waarna de zending uiteindelijk per vliegtuig naar Malta is vervoerd. Aangenomen mag worden dat de auto even voorbij Zevenaar via de A12 het Nederlands grondgebied heeft verlaten.

14

Is er bij de wijze van noteren van vervoer gebruik gemaakt van een systematische schrijfwijze, zodat bijvoorbeeld de vermelding «auto/schip» altijd betekent dat de goederen per auto zijn aangeleverd en overladen op een schip? Zo niet, welke uitleg dient er wel aangegeven te worden?

Nee, er is hierbij geen scherp afgebakende schrijfwijze gebruikt. Op de formulieren voor doorvoerconsenten is een vak 6D beschikbaar waar ingevuld moet worden wat de wijze van vervoer is (vervoermiddel). Het is aan de aanvrager, i.c. aan de handelaar of expediteur/transporteur, om in te vullen met welk vervoermiddel de zending op Nederlands grondgebied aan zal komen en met welk vervoermiddel de zending uiteindelijk weer zal vertrekken. De douanemedewerkers die dit gegeven in de data base voor de overzichten registreren nemen dit doorgaans letterlijk over van het formulier. Niettemin zal de vermelding auto/schip in de regel duiden op aanvoer per auto en afvoer per schip.

15

Is de regering bereid te onderzoeken welke lidstaten van de Europese Unie in welke vorm rapporteren over doorvoertransacties? Zou de regering in Europees verband aan willen dringen op een doorvoerrapportage bij andere lidstaten die hier nog niet in voorzien?

De regering is al geruime tijd in kaart aan het brengen welke andere lidstaten de doorvoer van militaire goederen onder controle hebben gebracht en, zo ja, hoe dat dan precies geregeld is en welke uitzonderingen er eventueel van toepassing zijn. Dit is buitengewoon ingewikkelde materie gebleken, maar het is inmiddels duidelijk dat waar er iets op dit terrein geregeld is, het altijd op een aantal punten afwijkt van wat andere landen doen. Duidelijk is ook dat zo er meldingen of vergunningen aan de orde zijn, de aantallen daarvan sterk uiteenlopen. De Nederlandse situatie is door de aanwezigheid van twee mainports in het internationale goederenverkeer een bijzondere. Dat komt tot uiting als een vergelijking gemaakt wordt tussen het aantal vergunningen c.q. meldingen dat in een aantal onderzochte Europese landen in 2005 verwerkt moest worden: Nederland: 1688, Spanje: 234, Oostenrijk: 181, Finland: 4, Griekenland: 78, Denemarken: 30, Luxemburg: 232 en Frankrijk: onbekend. Zodra de regering meent goed in beeld te hebben gekregen wie wat op welke wijze doet, zal de Kamer daarover geïnformeerd worden. De vraag of er een openbare rapportage plaatsvindt, zal daarin worden meegenomen.

Als in Europees verband maar ook in breder multilateraal verband gesproken wordt over exportcontrole, benadrukt Nederland het belang van transparantie en brengt het de eigen praktijk onder de aandacht. Het Nederlandse transparantiemodel met zijn openbare rapportages over de afgifte van uitvoervergunningen voor militaire goederen en gedetailleerde overzichten over zulke vergunningen, over dual use vergunningen en over doorvoermeldingen op een website wordt aldus ter navolging aanbevolen.

16

De Rekenkamer constateerde in het Rekenkamerrapport: «Gebruik van grenscontroles bij Terrorismebestrijding», (30 315 nr. 2) dat de Wet Wapens en Munitie expliciet de bevoegdheid uitsluit «om bijvoorbeeld een vervoermiddel te onderzoeken. Volgens de Douane kan zij daarom in veel gevallen alleen controleren op wapens en munitie als bij een fiscale of accijnscontrole verdenkingen ontstaan in deze richting,» en daarmee kan een belangrijk deel van de goederenstromen niet gecontroleerd worden. Wordt deze leemte in de controle op doorvoer gerepareerd en zo ja, hoe?

Bij de controle op de doorvoer uit hoofde van het wapenexportbeleid speelt de Wet wapens en munitie hooguit een bijrol in de zin dat consentaanvragen voor het doen binnenbrengen van wapens en munitie voor zover niet op voorhand bestemd voor het vrije verkeer binnen de Europese Gemeenschap worden aanvaard als zijnde een melding in het kader van de doorvoerbepalingen van de Inen uitvoerwet en meer in het bijzonder van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen. Voor de handhaving van die wet en dat besluit is de douane expliciet als een van de toezichthouders op de naleving aangewezen, hetgeen betekent dat de douane ook zonder een verdenking van fiscale tekortkomingen bevoegd is om zich te vergewissen van naleving. Niettemin is vanwege het doel van de doorvoerbepalingen, zijnde het in kaart brengen van de doorvoer van militaire goederen over Nederlands grondgebied en het creëren van de mogelijkheid om op basis van aanwijzingen te besluiten om in te grijpen, bij de introductie van het stelsel besloten dat de gerichte controles op de naleving vooral een zaak zouden zijn van de FIOD-ECD. De douane was betrokken bij de doorvoercontrole door haar algemene controlerende taak ten aanzien van het grensoverschrijdend goederenverkeer. Door een recente herschikking van taken tussen FIOD-ECD en douane is het toezicht op de naleving van de wetgeving op het terrein van strategische goederen nu nadrukkelijker bij de douane komen te liggen. De FIOD-ECD concentreert zich op haar opsporingsbevoegdheden. Dat neemt overigens niet weg dat ook binnen de douane organisatie een onderscheid blijft bestaan tussen generieke controles en gerichte controles. De gerichte controles zijn belegd bij een apart team waar meer specifieke kennis op het terrein van strategische goederen aanwezig is dan van elke willekeurige douanemedewerker belast met de generieke controles verlangd kan worden. Gerichte controles op de doorvoer van militaire goederen en de nalevingvan de bijbehorende meldplicht zullen over het algemeen gebaseerd zijn op een verzoek van EZ als beleidsverantwoordelijke departement. EZ zal zo’n verzoek doen in twee gevallen. Het eerste geval doet zich voor als op grond van aanwijzingen van de inlichtingendiensten of buitenlandse collega’s of uit de verplichte meldingen van de betrokken transporteurs of expediteurs het vermoeden ontstaat dat er iets mis is met een doorvoerzending. In de tweede plaats doet EZ een dergelijk verzoek indien de douane bij haar reguliere controles op de goederenstromen constateert dat er iets mis is met de papieren die een zending begeleiden (daarvan zijn eerder voorbeelden aan de Kamer verstrekt)1.

17

Heeft de regering al een verzoek tot wederexport ontvangen van de Griekse overheid voor de export van voormalige Nederlandse fregatten naar Pakistan?

Neen.

18

Heeft de Zwitserse regering nog een voorbehoud aangetekend bij de obligo swap (waarbij Zwitserland met Nederland financiële ruimte ruilt binnen het landenplafond dat geldt voor de Export Krediet Verzekering, waardoor Nederland in het onderhavige geval meer exportkredietruimte heeft voor Indonesië)? Dit gezien het feit dat Zwitserland zelf geen exportkredieten inzet bij de export van dodelijke (lethal) wapens.

De obligoswap is niet gesloten met Zwitserland maar met Denemarken. De risico’s zijn geruild, waar een aantal transacties aan is verbonden. Expliciet is er voor gekozen dat dit geen militaire transacties betreffen.

19

Welke eindgebruiker hebben de nachtzichtkijkers die in de eerste helft van 2006 een exportvergunning kregen voor een bestemming in Kameroen?

De betreffende vergunningaanvraag betrof een levering van observatiekijkers aan het ministerie van Defensie van Kameroen. De aanvraag kreeg een positief advies op grond van de defensieve aard van deze goederen die uitsluitend bedoeld zijn voor bewaking- en observatiedoeleinden. Een aanvraag voor de uitvoer van richtkijkers werd in 2006 afgewezen in verband met de onzekere situatie omtrent de olierijke Bakassi regio. Over deze regio bestond sinds de jaren zestig een grensgeschil tussen Nigeria en Kameroen. In oktober 2002 wees het Internationaal Gerechtshof de regio toe aan Kameroen. Conform deze uitspraak droeg Nigeria op 14 augustus 2006 de regio officieel over aan Kameroen. Naar aanleiding daarvan werd in het najaar van 2006 besloten dat er niet langer een risico bestond dat de richtkijkers eventueel bij een conflict over Bakassi zouden worden ingezet.

20

Kan de regering een totaaloverzicht verstrekken van de waarde van de Nederlandse leveringen vanaf de aanvang van de bouw van het Bangladese fregat van de DW 2000 H klasse dat is geleverd door Zuid-Korea, maar waarvoor Nederland jaarlijks onderdelen levert?

Ja. De vergunning voor de oorspronkelijke levering die in 2000 werd afgegeven, had omgerekend naar Euro’s een waarde van € 18 290 238,–. Voor de naleverantie van onderdelen zijn sindsdien vergunningen afgegeven met een waarde van € 520 403,– in 2002, € 2 658 307 in 2003, € 1 174 007,– in 2004, € 818,– in 2005 en € 1 860 000,– in 2006.

21

Het leveren van militaire communicatie apparatuur aan Ethiopië is niet coherent met de EG-gedragscode wapenuitvoer. Op welke gronden is voor het faciliteren door de Nederlandse regering wel toestemming gegeven?

Zie het antwoord op vraag 5.

22

Hoe verhoudt criterium 8 van de wapenexportvergunning zich tot het feit dat de afgelopen jaren een groot aantal landen dat door een oorlog wordt getroffen, een gebrekkige democratie kent of waar grote armoede wordt geleden toch wapens uit Nederland kan betrekken?

Criterium 8 behelst de verenigbaarheid van de wapenexporttransactie met het technische en economische vermogen van het ontvangende land, rekening houdend met de wenselijkheid dat staten met een zo gering mogelijk beslag op menselijke en economische middelen voor bewapening, in hun legitieme veiligheids- en defensiebehoeften voorzien. De Gebruikershandleiding bij de EU Gedragscode stelt in dit verband dat alle landen het recht hebben zichzelf te verdedigen volgens het VN Handvest. Volgens de Handleiding dient te worden beoordeeld of de import een gepaste en proportionele reactie is op de behoefte van het ontvangende land zichzelf te verdedigen, om de nationale veiligheid te garanderen of om bij te dragen aan internationale vredeshandhaving en humanitaire operaties. Aangaande de ontwikkelingsaspecten van het achtste criterium wordt onder andere gekeken naar de verhouding van de uitgaven t.b.v. defensie en de sociale sectoren in het bestemmingsland, naar de kwaliteit en transparantie van het begrotingsproces en de democratische controle daarop. Een afweging op basis van alle factoren zal bepalend zijn voor de vraag of een aanvraag positief of negatief op basis van het achtste criterium zal worden beoordeeld. Als zodanig vormt de kwaliteit van de democratie in bestemmingslanden geen onderdeel van de toets op het achtste criterium.

Nederland geeft in beginsel geen vergunningen af voor uitvoer van militair materieel naar conflictgebieden. Specifieke uitzonderingen zijn evenwel mogelijk, bijvoorbeeld in geval van leveringen ten behoeve van internationale vredesmissies of ten behoeve van humanitaire doeleinden. Ook werd in het geval van Colombia in 2005 en de eerste helft van 2006 positief geadviseerd ten aan zien van een retourzending van helikopters zoals beschreven in het antwoord op vraag 1.

23

Op welke wijze acht de regering onafhankelijke toetsing aan de criteria van de wapenexportwet mogelijk als de Nederlandse regering zelf exporteur is van een groeiende aantal wapens en wapensystemen?

Juist omdat de regering onderkent een voorbeeldfunctie te vervullen, wordt zeer zorgvuldig omgegaan met gevallen waarin de regering zelf als exporteur optreedt. Allereerst worden potentiële bestemmingen voor overtollig defensiematerieel besproken in een interdepartementaal orgaan waarin alle relevante departementen zitting hebben. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft in voorkomende gevallen een oordeel of deze potentiële bestemmingen passen binnen het wapenexportbeleid. Voorts dient de reguliere vergunningprocedure voor de uitvoer van militair materieel doorlopen te worden. Deze geldt nadrukkelijk ook voor de uitvoer van overtollig militair materieel van Defensie.

24

Is de regering bereid in de rapportages in de categorie eindbestemming op te nemen wat voor soort eindgebruiker het betreft? Te denken valt aan de volgende categorieën: privé-gebruik, de industrie, de politie, een krijgsmachtonderdeel.

In de overzichten die de regering op de website van EZ publiceert over de afgegeven vergunningen voor militaire goederen en dual use goederen en over de meldingen in het kader van de registratie van doorvoerzendingen van militaire goederen wordt steeds getracht om binnen de beperkte ruimte die beschikbaar is in een dergelijk overzicht de meest relevante informatie te verstrekken. Voordat met deze wijze van publicatie een aanvang werd gemaakt heeft hierover overleg plaatsgevonden met een belangrijke speler binnen het maatschappelijk middenveld op dit terrein. Niettemin heeft de regering uiteindelijk de keuzes gemaakt. De regering is van oordeel dat bij de vergunningen voor de uitvoer van dual use goederen het eindgebruik of het type eindgebruiker van de goederen een belangrijk en onderscheidend element vormt in de beoordeling van aanvragen en dus ook thuishoort in de kerngegevens die in de overzichten worden opgenomen. Dit gebeurt dan ook. Bij vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen is het uitgangspunt dat die goederen bestemd zijn voor de strijdkrachten van het land van eindbestemming. Het accent bij de beoordeling ligt in dat geval veeleer bij een appreciatie van het land van bestemming en de aard van de goederen. In de gegevens over zulke vergunningen wordt dan ook bewust veel plek ingeruimd voor de precieze goederenomschrijving. Als er aanleiding is om aan te geven dat niet de strijdkrachten maar er een andere eindgebruiker aan de orde is, zal dit veelal in de ruimte die beschikbaar is voor de goederenomschrijving worden vermeld. Indien er sprake is van bijzondere eindgebruikers zal dat over het algemeen ook bij de statistieken van het jaarrapport worden vermeld door middel van noten bij de tabellen. Bij de registratie van doorvoermeldingen zijn de gegevens over het type eindgebruiker niet altijd bekend bij de Nederlandse regering, omdat het daarbij vooral van belang wordt geacht dat een zending onder de effectieve exportcontrole staat van het land waaruit de goederen afkomstig zijn. Is dit het geval, zoals wordt aangenomen indien de zending afkomstig is van een van de bondgenoten van Nederland, dan zal er afgezien van een controle op de vereiste documenten, geen eigen Nederlandse toetsing van de bijzonderheden van een dergelijke doorvoer plaatsvinden en zal dus ook niet nogmaals worden nagegaan wie precies de uiteindelijke gebruiker van de goederen zal zijn. Dat is een element dat in de oorspronkelijke exportcontrole door het land van herkomst immers al is onderzocht en beoordeeld.

25

Waarom geeft de regering wapenexportvergunningen af aan India voor tweede generatie beeldversterkerbuizen als dat land zich nog steeds in een toestand van koude oorlog met Pakistan bevindt?

Zie het antwoord op vraag 9.

26

Is de regering bereid aan Rusland eindbestemmingverklaringen te vragen om te voorkomen dat beeldversterkerbuizen in gebieden zoals Tsjetsjenië terechtkomen?

Voor de uitvoer van beeldversterkerbuizen naar Rusland verlangt de regering, net zoals het geval is bij afnemers in een groot aantal andere bestemmingslanden, al geruime tijd eindgebruikersverklaringen van de betreffende Russische afnemer. Beeldversterkerbuizen kunnen worden geïntegreerd in uiteenlopende apparatuur, zoals bijvoorbeeld nachtzichtkijkers, maar ook in wapenvizieren of beveiligingscamera’s die onder zwak licht omstandigheden moeten kunnen functioneren. Bovendien kan elk van die typen apparatuur met verschillende doeleinden worden gebruikt. Ook daarover wordt informatie verlangd in de gevraagde eindgebruikersverklaringen. Het totaalbeeld over het eindgebruik speelt bij de beoordeling van aanvragen voor de uitvoer van dual use goederen, zoals beeldversterkerbuizen, een zeer belangrijke rol. In het geval van Rusland gaven de eindgebruikersverklaringen duidelijk aan dat het om de integratie van de beeldversterkerbuizen in apparatuur voor civiel gebruik ging. Doorgaans gaat het bij zulke apparatuur om toepassingen voor de jacht of voor beveiligingsdoeleinden. Er zijn van Nederlandse zijde geen nadere voorwaarden gesteld aan de locatie binnen de Russische Federatie waar gejaagd mag worden of beveiligingscamera’s geplaatst mogen worden met gebruikmaking van de apparatuur voorzien van uit Nederland afkomstige beeldversterkerbuizen. Vanzelfsprekend vormt het risico op gebruik van de goederen in Tsjetsjenië een belangrijke afwegingsgrond bij de beoordeling van aanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar Rusland. In het onderhavige geval was evenwel geen reden om een dergelijk gebruik te veronderstellen.

27

Waarom verstrekt de regering tijdelijke vergunningen aan Israël?

De vergunningen voor tijdelijke uitvoer van strategische goederen naar Israël vloeien over het algemeen voort uit samenwerkingsprogramma’s tussen de Nederlandse en Israëlische industrie ten behoeve van door het Nederlandse wapenexportbeleid aanvaardbaar geachte leveranties aan derde landen. In het kader van die samenwerking moeten soms subsystemen of onderdelen uitgewisseld worden om tot optimale integratie van de in beide landen geproduceerde componenten van een gezamenlijk eindproduct te komen. Een voorbeeld van een dergelijke samenwerking wordt gevormd door een project waarbij een luchtafweersysteem van een Nederlandse producent wordt geïntegreerd met luchtdoelraketten van een Israëlische toeleverancier en waarbij de eindproducten aan derde landen worden geleverd. Een ander voorbeeld betreft een anti-tank wapen van Israëlische makelij waarin Nederlandse componenten verwerkt worden ten behoeve van een eindproduct dat bestemd is voor de Nederlandse, Duitse, Poolse en Finse strijdkrachten.

28

Welke concrete maatregelen heeft de regering genomen om te voorkomen dat politiegoederen via doorverkoop, in landen worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen en, of opstandbestrijding, zoals in Nepal is gebeurd?

De voorwaarden, te stellen aan de verkoop van politiematerieel, zijn in ontwikkeling. Sinds medio 2005 heeft de KLPD overigens geen luchtvaartuigen afgestoten waarop deze voorwaarden van toepassing zouden zijn geweest. De minister van BZK zal u na voltooiing over de voorwaarden informeren.

29

Hoe verklaart de regering dat militaire voertuigen voor Darfoer als bestemming Rwanda hebben? (vergunning 25903498 18 08 2005)?

In augustus 2005 is de leverantie toegestaan van overtollige militaire voertuigen ten behoeve van de Rwandese bijdrage aan de AMIS vredesmissie in Darfur. Effectief optreden van deze missie in Darfur, waaraan de regering grote waarde hechtte, werd belemmerd door gebrek aan logistieke middelen.

30

Kan worden toegelicht hoe het systeem van exportkredietverzekeringen zicht verhoudt tot regels omtrent staatssteun?

Exportkredietverzekering is geen financiële staatssteun omdat een kostendekkende premie in rekening wordt gebracht aan de exporteur. Bovendien zijn ter voorkoming van marktverstorende activiteiten op het vlak van de exportkredietverzekeringen binnen de OESO voorwaarden opgenomen in het Arrangement on officially supported export credits (Arrangement). Het Arrangement dat is opgesteld voor het realiseren van een level playing-field is opgenomen in de EU-regelgeving door een Council decision. Het gaat hier om afspraken op gebied van o.a. premie’s en looptijden. Belangrijk hierbij is dat de EKV een kostendekkende faciliteit is die openstaat voor alle bedrijven in de EU. De faciliteit is bedoeld om het marktfalen dat nog altijd aanwezig is rondom exportkredietverzekeringen weg te nemen. In die zin is er geen sprake van handelsverstorende maatregelen.

31

Kan worden toegelicht hoe de regels rond het compensatiebeleid zich verhouden tot de regels rond de staatssteun?

Nederland stelt bij militaire aanschaffingen met een opdrachtwaarde van meer dan € 5 mln de eis dat dit bedrag wordt gecompenseerd door opdrachten in Nederland. Het stellen van deze eis bij aanschaf van militaire goederen is gelegitimeerd door Artikel 296 van het Verdrag van de EU. Op militaire goederen zijn de Europese Aanbestedingsregels niet van toepassing. Bovendien leidt de compensatie eis niet tot staatssteun omdat deze eis geen betrekking heeft op specifieke bedrijven. De buitenlandse defensieleverancier heeft een hoge mate van keuzevrijheid bij het invullen van de compensatie en kan derhalve altijd concurrentie stellen.

32

Waarom worden en militaire en/of dual use goederen geleverd aan Kazachstan? Kan worden aangegeven hoe de verschillende criteria meewegen bij een dergelijke beslissing en hoe er gekomen is tot een positief oordeel?

Afgezien van het verschijnsel van de doorvoermeldingen, waarop in de antwoorden op de vragen 2 t/m 6 al uitvoerig is ingegaan, zijn er op de bestemming Kazachstan door Nederland uitvoervergunningen afgegeven voor de leverantie van bepaalde goederen voor tweeërlei gebruik en is er tegen andere beoogde leveranties van zulke «dual use» goederen bezwaar gemaakt. Uitgangspunt is dat er noch een wapenembargo noch een algemeen handelsembargo op Kazachstan van toepassing is en dat elke aanvraag of sondage in het kader van de exportcontrole op zijn eigen merites wordt beoordeeld. De zorgen ten aanzien van Kazachstan hebben geen betrekking op een disproportioneel geachte opbouw van het militaire vermogen of programma’s voor de ontwikkeling of productie van massavernietigingswapens, maar veeleer op vragen omtrent het respect voor de mensenrechten. Het is vooral in dat licht dat aanvragen voor de vergunningplichtige uitvoer van goederen naar Kazachstan worden beoordeeld. Zo werd in 2005 gesondeerd naar de mogelijkheden voor uitvoer van beeldversterkerbuizen naar onder meer Kazachstan. Op basis van de mensenrechtensituatie in dat land is er toen negatief geadviseerd op deze sondageaanvraag. Indien er sprake is van een gangbaar civiel gebruik of er geen bijzonder risico wordt geïdentificeerd met betrekking tot het mogelijke gebruik van militaire of dual use goederen tegen de eigen bevolking, dan verzet zich niets tegen de uitvoer naar Kazachstan.

33

Waarom worden er vergunningen verstrekt voor leveranties aan Thailand?

Bij beoordeling van aanvragen voor exportvergunningen naar Thailand in 2005 en begin 2006 speelde voornamelijk de onrustige situatie in de drie zuidelijke provincies van Thailand een belangrijke rol. Na aanslagen van extremisten op overheidsvertegenwoordigers en op burgers heeft de Thaise regering in 2004 de staat van beleg afgekondigd die leger en politie verregaande bevoegdheden gaf op te treden ter handhaving van de openbare orde. Het Thaise leger en de Thaise politie zijn in oktober 2004 in het zuiden van het land hard opgetreden tegen demonstranten, waarbij ook doden zijn gevallen. Sindsdien worden aanvragen voor exportvergunningen kritisch beoordeeld op mogelijke bijdrage aan deze interne spanningen en repressie. Op basis van deze criteria heeft de regering een aantal vergunningen geweigerd. De vergunningen die wel werden versterkt, hadden betrekking op goederen die niet leenden voor inzet bij interne repressie in de betreffende provincies.

34

Is het waar dat componenten in de regel een uniek productienummer hebben?

Over het algemeen zullen componenten door de toeleverancier voorzien zijn van een code ter identificatie van de fabrikant, een onderdeelcode ofnummer ter identificatie van de plaats van het onderdeel in het ontwerp en dus ook in het uiteindelijke systeem en een productie «batch» nummer dat refereert naar het moment dat een partij of serie componenten geproduceerd werd. De combinatie van deze codes en nummers is dus in elk geval uniek voor een bepaalde partij of serie componenten. Gaat het om significante componenten dan zal er in veel gevallen ook sprake zijn van een serienummer in de zin van een uniek volgnummer voor elke component binnen een bepaalde serie. Het doel van deze codes en nummers is om bij een geconstateerd defect te kunnen achterhalen wie de falende component wanneer geproduceerd heeft, opdat nagegaan kan worden of er sprake is van toeval of van een productiefout bij een toeleverancier. Is dat laatste het geval dan kan bij de systemen, waarin een component uit de zelfde serie is verwerkt, preventief herstel verricht worden. Dit is vergelijkbaar met het fenomeen van een bepaald type auto uit een bepaalde productieperiode dat teruggeroepen wordt naar de dealer voor preventief herstel.

35

Waarom zijn er miljoenen slaghoedjes aan Israël geleverd? Bij welk krijgsmachtonderdeel zijn die slaghoedjes beland of welke eindgebruikbestemming is bekend? Wat is de beleidslijn als het gaat om vergunningafgifte voor Israël?

Voor de slaghoedjes waarnaar de vraag verwijst, zijn geen Nederlandse uitvoervergunningen verstrekt en deze vormen dan ook geen onderdeel van het jaarrapport over het wapenexportbeleid in 2005. Wel komen er in de maandelijkse overzichten van doorvoermeldingen op de website van EZ grote hoeveelheden slaghoedjes voor. Het betreft hier leveranties vanuit de Verenigde Staten aan Israël, waarbij het vervoerstraject vaak via de luchthaven Schiphol verloopt. In het geval van zulke doorvoerzendingen vanuit de Verenigde Staten wordt bij ontvangst van de melding nagegaan of de vereiste Amerikaanse uitvoervergunning in orde is en of het verdere vervoerstraject overeenkomt met de in die vergunning vermelde eindbestemming. Uitgangspunt daarbij is dat de Verenigde Staten zelf over een adequaat exportcontrolesysteem beschikt en dat Nederland geen eigen controle over de aannemelijkheid van de voorgestelde transactie hoeft te doen, noch een hernieuwde toetsing van zo’n transactie hoeft te verrichten.

De Nederlandse regering erkent conform het VN-Handvest het Israëlische recht op zelfverdediging maar heeft tegelijkertijd zorgen omtrent de mogelijke gevolgen voor de regionale situatie, interne spanningen en de mensenrechtensituatie in het land. Vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen vanuit Nederland naar Israël worden op individuele basis zeer zorgvuldig getoetst aan alle criteria van het wapenexportbeleid, met de nadruk op criteria 2, 3 en 4 van het wapenexportbeleid. Tevens zij verwezen naar het antwoord op vraag 27.

36

Is de regering bereid, teneinde de openbaarheid en bruikbaarheid van de rapportages over exportvergunningen voor militaire en dual-use goederen en doorvoermeldingen en consenten aanzienlijk te vergroten, naast de eindbestemming ook de eindgebruiker te vermelden? Indien neen, waarom niet want het afnemende krijgsmachtonderdeel of de betreffende civiele partij speelt immers een belangrijke rol in de afweging van de (on) wenselijkheid van de levering?

Uiteraard speelt de uiteindelijke afnemer een belangrijke rol in de toetsing van aanvragen, maar dat neemt niet weg dat namen van producenten, tussenpersonen en afnemers of het nu natuurlijke personen of rechtspersonen betreft in beginsel niet openbaar worden gemaakt. Zulke informatie wordt evenmin verstrekt in het kader van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Anders is dat met het eindgebruik van de goederen waarvoor een uitvoervergunning wordt afgegeven. Bij vergunningen voor de leverantie van militaire goederen kan men er van uit gaan dat het leveranties aan de strijdkrachten van het betreffende land van eindbestemming betreft. Uitgangspunt is dat wapens slechts bestemd zijn voor de strijdkrachten of voor bedrijven die voor de strijdkrachten produceren of inkopen. Bij leveranties aan zulke bedrijven wordt derhalve een verklaring van de desbetreffende overheid verlangd dat het de afnemer zal zijn van de betrokken wapens of wordt in het geval van leveranties aan bondgenoten via een internationaal import certificaat (IIC) gewaarborgd dat eventuele wederuitvoer onder de exportcontrole van de lokale overheid zal vallen. Indien er reden is om aan te geven dat het een andere partij of andere omstandigheden betreft, dan zal zulks over het algemeen in de openbare gegevens over de afgegeven vergunning in de omschrijving van de goederen worden vermeld of in een verklarende noot worden opgenomen.

Bij vergunningen voor leveranties van dual use goederen wordt het eindgebruik vanwege het doorslaggevende belang van dit aspect normaliter wel als afzonderlijk gegeven in de overzichten van gegevens over de afgifte van zulke vergunningen vermeld. In die zin zou uit de openbare gegevens over dual use vergunningen duidelijk moeten blijken of het civiel of militair eindgebruik betreft. Uit de openbare gegevens over meldingen die in het kader van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen (IUB) worden gedaan, inclusief de consenten die op basis van de Wet wapens en munitie worden verstrekt en als melding onder het IUB worden aanvaard, geldt over het algemeen dat losse vuurwapens voor particulieren bestemd zijn. Ofwel gaat het daarbij om een eigendomszending van een jager of sportschutter, dan wel om een nieuwe aanschaf van zo’n wapen voor de jacht, schietsport of persoonlijke beveiliging. In zulke gevallen wordt nagegaan of het beoogde gebruik in het land van bestemming is toegestaan. Betreft het grotere hoeveelheden wapens of onderdelen, dan zal de betreffende doorvoerzending over het algemeen bestemd zijn voor de strijdkrachten dan wel voor de verwerkende industrie of tussenpersonen. In het laatste geval wordt uiteraard gecontroleerd wie de uiteindelijke klant van die verwerkende industrie of tussenpersoon zal zijn of wordt in het geval van doorvoer van en naar bondgenoten gecontroleerd of de transactie onder de effectieve exportcontrole van zo’n bondgenoot staat.

37

Is de regering bereid geen gifgasgrondstoffen meer te leveren aan de landen die het Chemisch Wapenverdrag niet hebben ondertekend, zoals Israël en Taiwan? Indien neen, waarom niet? Heeft de regering garanties gevraagd dat gebruik voor chemische wapens onmogelijk maakt?

Nederland voert een één-China-beleid. Aangezien China is aangesloten bij het Chemisch Wapenverdrag worden aanvragen voor exportvergunningen van Lijst 21 stoffen naar Taiwan niet a priori afgewezen, maar van geval tot geval beoordeeld in het licht van het beoogde eindgebruik. Israël is geen partij bij het verdrag en dus worden er geen aanvragen voor de uitvoer van Lijst 2 stoffen naar dat land gehonoreerd. Lijst 2 stoffen zijn grondstoffen die al in kleine hoeveelheden geschikt zijn voor de fabricage van chemische wapens. De stoffen kennen op relatief beperkte schaal ook civiele toepassingen. Als het echter om Lijst 3 stoffen gaat, is het onder de bepalingen van het Chemisch Wapenverdrag onder voorwaarden, waaronder de aanwezigheid van een verklaring omtrent het exacte eindgebruik, wel toegestaan om deze te leveren aan niet bij het verdrag aangesloten landen. Lijst 3 stoffen kunnen bij grotere volumes weliswaar ook als grondstof dienen voor een chemisch wapen, maar worden in de civiele chemische industrie op veel grotere schaal geproduceerd en gebruikt.

Ook Nederland staat in het geval van Israël de uitvoer van Lijst 3 stoffen toe, indien een aanvraag aan de voorwaarden voldoet en uit het advies van de inlichtingendiensten blijkt dat er geen informatie voorhanden is die wijst op banden van de ontvangende partij/eindgebruiker met proliferatie en/of militair gevoelige projecten.

38

Waarom heeft de regering Iran twee orders gegeven voor respectievelijk dimethylamine en een reactorvat voor de chemische industrie? Heeft de regering garanties gevraagd dat gebruik voor chemische wapens onmogelijk maakt?

Zie het antwoord op vraag 10.

39

Is de regering bereid in het vervolg af te zien van de verkoop aan landen die het landmijnenverdrag niet hebben getekend van wapensystemen die als clusterwapens kunnen worden gerangschikt? Zoals Finland dat MLRS systemen van Nederland heeft overgenomen?

In deze vraag wordt een directe koppeling gelegd tussen de levering van clusterwapens en het al dan niet ondertekend hebben van het Ottawa-antipersoneelsmijnenverdrag. Het Ottawa-antipersoneelsmijnenverdrag stelt echter geen regels m.b.t. clusterwapens, doch ziet op antipersoneelsmijnen.

De levering aan Finland van militair materieel heeft geen betrekking op antipersoneelsmijnen, of componenten voor deze mijnen, en is derhalve niet in strijd met het Verdrag.

In criterium 1(d) van de Europese Gedragscode inzake wapenexport is voorts vastgelegd dat de lidstaten «geen enkele vorm van antipersoneelsmijn» zullen exporteren. Dat geldt dus ook voor Finland, ondanks het feit dat dat land geen partij is bij «Ottawa».

Het zesde criterium van de EU Gedragscode tenslotte, heeft betrekking op het gedrag van een land van eindbestemming t.o.v. de internationale gemeenschap. Finland heeft onder dit criterium een goede staat van dienst, ongeacht het feit dat het land geen partij is bij het Ottawa-Verdrag. T.a.v. criterium 6 wordt namelijk een veel bredere afweging gemaakt dan alleen het wel of niet partij zijn bij het Ottawa-antipersoneelsmijnenverdrag.

40

Is het nog steeds zo dat het wapenexportbeleid in Nederland niet strenger hoeft te zijn dan wat in internationale codes beschreven staat? Hoe staat het in dat kader met de EG-gedragscode? Is het te verwachten dat deze code in de nabije toekomst inhoudelijk zal wijzigen of een meer bindend karakter gaat krijgen? In hoeverre houden andere EU lidstaten zich aan deze gedragscode?

De EU Gedragscode inzake wapenexport, of andere internationale afspraken, staan Nederland toe desgewenst een strenger wapenexportbeleid te voeren dan minimaal vereist. Nederland streeft overigens naar harmonisatie van de toepassing van de EU Gedragscode door de lidstaten, zonder concessies te doen aan het eigen restrictieve beleid. Eerder verricht onderzoek1 heeft uitgewezen dat het Nederlandse exportcontrolebeleid niet leidt tot stelselmatige benadeling van het exporterende Nederlandse bedrijfsleven ten opzichte van buitenlandse concurrenten.

De Kamer is op 9 maart 2005 geïnformeerd omtrent de belangrijkste wijzigingen in de herziene Gedragscode2. Op 12 december 2006 is de Kamer geïnformeerd omtrent de stand van zaken met betrekking tot de vaststelling van het Gemeenschappelijk Standpunt waarin de herziene Gedragscode zou moeten worden omgezet3. Sedertdien is geen verandering in de situatie gekomen: het Gemeenschappelijk Standpunt is nog altijd niet aan de Raad ter besluitvorming voorgelegd. Overigens bestaat op basis van gesprekken die hierover in de betreffende EU fora plaatsvinden de indruk dat alle EU lidstaten zich goed aan de Gedragscode houden, ook al zal een beoordeling van een specifieke aanvraag per lidstaat kunnen verschillen.

41

Kan de regering strengere controle en handhaving bij het toezicht houden op: end users, dual use en doorvoer om te voorkomen dat militair materieel terecht komt in handen van terroristen en schenders van de mensenrechten?

In beginsel is het altijd mogelijk om controles en toezicht strenger te maken, maar de regering dient er wel op toe te zien dat de wijze van uitvoering en handhaving van exportcontrolemaatregelen geen onnodige dan wel bovenproportionele belemmeringen opwerpt voor het veel omvangrijker overige handelsverkeer. De regering is van oordeel dat met de bestaande procedures en controlemechanismen een goede combinatie van effectiviteit en proportionaliteit bij de uitvoering en handhaving van de wettelijke bepalingen op het terrein van de exportcontrole bereikt is. Waar het de uitvoering betreft, bieden de toetsing van vergunningaanvragen aan de criteria van de EU Gedragscode inzake wapenexporten en het verbinden van voorwaarden omtrent de eindgebruikers en het eindgebruik aan de af te geven vergunningen toereikende waarborgen ter voorkoming dat vanuit Nederland uitgevoerd militair materieel terecht komt in handen van terroristen, van schenders van de mensenrechten of anderszins uit hoofde van het Nederlandse wapenexportbeleid onaanvaardbare eindgebruikers. Waar het de handhaving betreft, bestaat er bij de regering evenmin het beeld dat de inspanningen van FIOD-ECD en Douane ter zake structureel tekort zouden schieten. Uiteraard valt het nimmer geheel uit te sluiten dat kwaad willenden ondanks al die waarborgen en inspanningen zich toch weten te ontrekken aan de exportcontroles, maar net als bij andere overtredingen of misdrijven is er dan achteraf een reeks van strafbepalingen in te roepen.

42

Ondanks een forse groei in de wapenhandel is deelname van het MKB hierin teruggelopen. Wat is hiervan de oorzaak?

Zoals in de inleiding van de cijfermatige bijlage 1 van het jaarrapport over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2005 is aangegeven, was meer dan de helft van de waarde van de in dat jaar afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen toe te schrijven aan verkopen van overtollig materieel van de Nederlandse strijdkrachten. Hoewel dat ook wel eens anders is geweest, was de betrokkenheid van de defensiegerelateerde industrie bij de afstotingsactiviteiten in 2005 gering en was dus de Staat zelf de belangrijkste veroorzaker van de forse groei van de vergunningwaarde ten opzichte van 2004. Het aandeel van de industrie, die althans qua aantal vooral uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, in de totale waarde over 2005 liep daardoor terug, maar in absolute zin zijn geen significante schommelingen te zien in de totale waarde van de uitvoervergunningen die aan productie en export door de industrie zijn toe te schrijven.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Van Dijk (CDA), Duyvendak (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 22 054, nr. 85.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 22 054, nr. 86.

XNoot
1

Het Verdrag chemische wapens maakt onderscheid tussen «lijst 1», «lijst 2» en «lijst 3»-stoffen. Lijst 1-stoffen zijn in zeer kleine hoeveelheden zeer giftig en hebben geen of zeer beperkte civiele (medische) toepassing. Deze stoffen mogen alleen bij zeer hoge uitzondering (ontheffing) in zeer kleine hoeveelheden worden geproduceerd, verwerkt, verbruikt en verhandeld. Voorbeelden: mosterdgas, ricine, sarin. Lijst 2-stoffen kunnen in kleine hoeveelheden al dienen als grondstoffen voor lijst 1 stoffen. Eveneens in kleine hoeveelheden vormen deze stoffen echter ook een nuttig bestanddeel voor een aantal commerciële toepassingen, zoals insecticiden, zeep, wasmiddelen, vlamvertragers. Lijst 3-stoffen zijn – doorgaans bij de beschikbaarheid van grotere hoeveelheden – grondstoffen voor ofwel lijst 2-stoffen dan wel voor lijst 1-stoffen. Lijst 3-stoffen, die over het algemeen ook veel minder giftig zijn dan lijst 2-stoffen, worden daarenboven op zeer grote schaal in de civiele chemische industrie gebruikt. Voorbeelden: harsen, hydraulische vloeistoffen, batterijen, drukinkt, cosmetica (parfums).

XNoot
1

Zie het rapport van een onderzoek door EIM, «Zicht op de economische effecten van het Nederlandse exportbeleid», Tweede Kamer, Vergaderjaar 2004–2005, 22 054, nr. 95.

XNoot
2

Tweede Kamer, Vergaderjaar 2004–2005, 29 800 V, nr. 84.

XNoot
3

Tweede Kamer, Vergaderjaar 2004–2005, 29 800 V, nr. 76.

Naar boven