22 054
Wapenexportbeleid

29 382
Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 28 juni 1962 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale zekerheid (Verdrag Nr. 118 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting; Trb. 1962, 122 en Trb. 1964, 23)

nr. 110
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 juli 2006

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 7 juni 2006 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 28 april 2006 inzake de Nederlandse inzet voor de herzieningsconferentie over het actieprogramma van de Verenigde Naties inzake kleine en lichte wapens (22 054, nr. 107);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 mei 2006 inzake toepassing van de Wet BEU op Nederlanders op Taiwan (29 382, nr. 17).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie over de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 28 april 2006 inzake de Nederlandse inzet voor de herzieningsconferentie over het actieprogramma van de Verenigde Naties inzake kleine en lichte wapens (22 054, 107)

De heer Blom (PvdA) prijst de minister voor zijn inzet op het terrein van de wapenexport, wapenhandelverdragen en alles wat daarmee te maken heeft. Hij pleit ervoor om tot een wereldwapenhandelverdrag te komen. Dat punt zal weliswaar pas op de agenda staan die betrekking heeft op de vergadering van de VN van oktober aanstaande, maar het kan naar zijn idee geen kwaad om alvast wat voorwerk te doen.

Het probleem van de export van en de handel in kleine en lichte wapens wordt steeds groter. Bijvoorbeeld in België is de wetgeving op dat punt direct aangepast nadat er schietpartijen met dodelijke afloop zijn geweest. Nederland zou binnen de EU het initiatief kunnen nemen om de lidstaten ervan bewust te maken dat het beter is om tot een uniform beleid te komen met de intentie een betere controle uit te oefenen op de export van en de handel in kleine en lichte wapens.

De heer Haverkamp (CDA) is vooral geïnteresseerd in de vervolgstappen. Het spreekt hem aan dat een land zal worden geholpen met de implementatie van het nationaal actieplan. Op basis van welke criteria bepaalt de minister welk land het wordt? Is inmiddels bekend welk Afrikaans land het zal zijn? Wat zijn de doelstellingen van de minister op basis waarvan dat land zal worden geholpen?

Het ideaalbeeld zou zijn dat een expertgroep een conceptinstrument ontwikkelt op basis waarvan de volgende VN-onderhandelingen kunnen plaatsvinden. Is dat realiseerbaar? Welke landen zullen in de expertgroep vertegenwoordigd zijn?

Mevrouw Karimi (GroenLinks) spreekt de hoop uit dat ook de minister tijdens de VN-conferentie aanwezig zal zijn, in ieder geval bij de opening. Vijf jaar geleden is gebleken dat de VS en andere grote exporteurs van kleine, lichte wapens geen behoefte hadden aan exportcriteria of een bindend instrument en evenmin aan afspraken met de intentie om niet te leveren aan de niet-statelijke actoren. Heeft de minister in de afgelopen vijf jaar vooruitgang geconstateerd? Zo ja, is die te danken aan het actieprogramma?

Wanneer zal er daadwerkelijk een stap worden gezet die leidt tot vermindering van de aantallen kleine en lichte wapens in conflictgebieden?

Nederland is voorstander van een juridisch bindend instrument voor de tussenhandel. Hoe groot is de kans dat in New York de eerste stappen worden gezet om een dergelijk instrument te ontwikkelen? Vermoedt de minister dat het ook mogelijk is om afspraken te maken over exportcriteria? Het is overigens niet de bedoeling dat afspraken op dat punt de regionale exportcriteria ondermijnen. Nederland heeft zijn eigen gedragscode waaraan het zich moet houden.

Zij spoort de minister aan om voorbereidend werk te doen en bondgenoten te zoeken met de intentie tot een wereldwapenhandelverdrag te komen. Dan kan hij tijdens de conferentie in oktober 2006 goed beslagen ten ijs komen.

Antwoord van de minister

De minister erkent het belang van de inspanningen om de export van en de handel in lichte en kleine wapens te verminderen, al is het lastig om aan te tonen of die inspanningen effectief zijn. In de afgelopen periode heeft Nederland op dat terrein een initiërende rol gespeeld. De positieve inzet van de regering zal niet veranderen. Uiteraard moet met name veel scherper worden toegezien op de handel in wapens in conflictgebieden. Gebleken is dat de lidstaten zich daarvan in ieder geval meer bewust zijn.

De regering is van plan om in oktober 2006 in de eerste commissie een resolutie in te dienen tot instelling van een groep van governmental experts. Die groep zou een aanzet moeten geven tot de ontwikkeling van een wapenhandelverdrag. De regering participeert momenteel in een informele EU-werkgroep die de resolutie voorbereidt. Het ATT zal niet alleen gericht zijn op kleine en lichte wapens maar op alle conventionele wapens. De eerste concepten zullen na de herzieningsconferentie in brede kring worden verspreid. Het nadeel van het aan de orde stellen van het ATT tijdens de komende herzieningsconferentie is dat de uitkomst daardoor kan worden beïnvloed. De minister pleit er daarom voor om medio juli met het volgende proces te beginnen en met een redelijk programma en voorstellen te komen.

Minister Van Ardenne is momenteel in Genève om met dertig vertegenwoordigers van andere landen van gedachten te wisselen over de kleine en lichte wapens in relatie tot ontwikkeling. De vertegenwoordigers van de verschillende landen zullen zich door middel van een intentieverklaring bereid verklaren om de strijd tegen geweld en dus ook tegen de inzet van dergelijke wapens aan te gaan.

De regering zal tijdens de komende conferentie met het VK een «event» organiseren en bereidt met het VK een non-paper voor dat daar zal worden ingediend om te stimuleren dat er aandacht wordt besteed aan het probleem van de export van en de handel in kleine en lichte wapens.

De regering streeft ernaar om te komen tot een juridisch bindend internationaal instrument over de tussenhandel en heeft daarvoor voorstellen gedaan. Het grote probleem is de extraterritorialiteit. Een VN-expertgroep zal zich verdiepen in de problematiek. Het ministerie van Economische Zaken doet onderzoek naar extraterritoriale werking van wetgeving in EU-lidstaten. Vóór de komende conferentie moet dat afgerond zijn. De Kamer zal zo spoedig mogelijk over de uitkomst worden geïnformeerd.

Door de regering is een symposium georganiseerd met diverse landen uit de regio om meer te weten te komen over de actieplannen. Dat is in mei jongstleden gehouden. De samenhang van die plannen met de nationale armoedebestrijding moest voorop staan. Er zal uiteindelijk moeten worden gekozen voor één van de plannen die tijdens dat symposium is gepresenteerd. De minister zegt toe dat hij zal proberen om voor de zomer bekend te maken hoe het betreffende actieplan eruit ziet en welk land bij de implementatie zal worden geholpen.

Het ideaalbeeld zou zijn dat de expertgroep een conceptinstrument ontwikkelt op basis waarvan de volgende VN-onderhandelingen kunnen plaatsvinden. Tijdens de komende conferentie zal worden bepaald welke landen in de expertgroep zitting zullen nemen. Hij kan nog niet zeggen wat er in het slotdocument komt te staan.

Sinds 2001 is bekend waaraan moet worden gewerkt om illegale verspreiding van kleine wapens tegen te gaan. Intussen hebben veel landen de wet- en regelgeving op dat punt aangepast. Regionaal zijn er aanvullende afspraken gemaakt. De regering zal haar ambitieniveau niet naar beneden bijstellen. De oost-Afrikaanse staten hebben vergaande afspraken gemaakt om verspreiding van wapens tegen te gaan. Die zijn vastgelegd in het Nairobi Protocol. Zij moeten vanaf heden in de gelegenheid worden gesteld om die afspraken na te komen. De implementatie van actieplannen zal een belangrijk onderdeel zijn van de komende conferentie, in het bijzonder voor lidstaten die te maken hebben met een gebrek aan capaciteit en middelen. Het is noodzakelijk om de voortgang van de implementatie goed te blijven volgen. In New York dient daarom de afspraak te worden gemaakt dat om de twee jaar een bijeenkomst met de lidstaten wordt gehouden om de problemen die zich bij de implementatie voordoen te onderzoeken en een en ander te evalueren.

De EU heeft er opnieuw op aangedrongen dat in het concept-slotdocument is vermeld dat het wenselijk is om internationale criteria te hanteren om de handel in kleine wapens te controleren met als doel illegale transacties te voorkomen. Tevens is opgenomen aan welke eisen de internationale criteria minimaal moeten voldoen. Die criteria zijn ontleend aan de EU-gedragscode. Het zou een grote stap voorwaarts zijn als overeenstemming over die criteria werd bereikt. Het zal echter lastig zijn om de Arabische wereld en China daarvan te overtuigen.

De minister weet nog niet of hij tijdens de conferentie aanwezig zal zijn. Eind juni en begin juli moet hij namelijk voor werkzaamheden naar Latijns-Amerika. Zijn agenda is de komende maand overvol. Hij vreest dan ook dat hij zich moet afmelden, maar zal proberen om bij de opening aanwezig te zijn.

Toezeggingen

– De minister zal de staatssecretaris van Economische Zaken aansporen om voor aanvang van de conferentie de uitkomst van het resultaatonderzoek naar de extraterritorialiteit van wetgeving van EU-lidstaten aan de Tweede Kamer bekend te maken.

– Vóór de begroting van 2007 zal de minister duidelijk maken welk Afrikaans land wordt uitgekozen om samen te werken aan de implementatie van een nationaal actieplan.

Vragen en opmerkingen uit de commissie over de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 mei 2006 inzake toepassing van de Wet BEU op Nederlanders op Taiwan (29 382, nr. 17)

De heer Van Baalen (VVD) hecht waarde aan dit overleg omdat Nederlandse uitkeringsgerechtigden die zich op Taiwan bevinden de dupe zijn van het feit dat de Wet BEU daar niet wordt toegepast. De reden daarvan is dat Taiwan niet een internationaal erkende staat is. De heer Van Baalen vindt dat niet voldoende reden om het recht niet te kunnen halen. Er is een belastingovereenkomst met Taiwan, dus men kan een poging doen om de Wet BEU op de een of andere manier voor Taiwan van toepassing te verklaren. Zelfs als het één-Chinabeleid wordt aangehangen, moeten uitkeringsgerechtigden hun recht kunnen halen. Het gaat om ongeveer 20 personen met een AOW-uitkering. De Palestijnse Autoriteit is evenmin een internationaal erkende staat en hij gaat ervan uit dat Nederlandse uitkeringsgerechtigden ook daar hun uitkering kunnen krijgen.

De heer Haverkamp (CDA) sluit zich aan bij de heer Van Baalen. Het geschetste probleem doet zich niet alleen op Taiwan voor. Er zou een pardonregeling zijn voor mensen die vóór 1 januari 2006 recht hadden op een uitkering. Hoeveel mensen ontvangen momenteel geen uitkering? Vallen zij niet onder de zogenaamde pardonregeling?

De heer Blom (PvdA) meent dat het minder ingewikkeld is om ervoor te zorgen dat die twintig personen in Taiwan hun uitkering behouden dan geen actie te ondernemen. Dat klinkt tegenstrijdig maar in het laatste geval nemen de administratieve lasten toe, omdat dan dient te worden vermeld waarom betrokkenen hun uitkering niet zullen behouden.

Mevrouw Karimi (GroenLinks) begrijpt de redenering van de minister maar wil toch dat er een oplossing komt voor het probleem. Zij sluit zich kortheidshalve aan bij het betoog van de heer Van Baalen.

Antwoord van de minister

De minister waardeert het dat de Kamer aandacht vraagt voor uitkeringsgerechtigde Nederlanders in Taiwan. De kern van het probleem is inderdaad dat Taiwan niet een internationaal erkende staat is en dat het daarom niet mogelijk is om met dat land een verdrag te sluiten met de intentie de betreffende uitkeringen steeds over te maken. De betrokken Nederlanders mogen echter niet de dupe worden van het feit dat de Nederlandse overheid geen verdragen met Taiwan kan sluiten.

In mei 2006 is vastgesteld dat het 19 Nederlanders betreft die AOW-gerechtigd zijn en in Taiwan leven. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bevestigd dat zij onder de zogenaamde pardonregeling zullen vallen die momenteel door dat ministerie wordt voorbereid. Naar verwachting zal het daarmee na de zomer van 2006 klaar zijn. De pardonregeling zal inhouden dat sociale verzekeringsuitkeringen worden doorbetaald aan personen die Nederland vóór 1 januari 2000 hebben verlaten en die op dat moment een uitkering ontvingen. De pardonregeling zal met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 worden ingevoerd. Betrokkenen zullen daarover door de Sociale Verzekeringsbank worden geïnformeerd. Bovendien zijn er zeven kinderen voor wie kinderbijslag zal worden uitbetaald. In mei 2006 is ook bekend geworden dat er geen Nederlanders in Taiwan leven die een andere uitkering behoren te ontvangen.

Het kabinet is van mening dat er voor eventuele toekomstige problemen een pragmatische oplossing moet worden gevonden. Een mogelijkheid is het opnemen van een bepaling in de Nederlandse wetten waarop Nederlanders in Taiwan en elders rechtstreeks aanspraak kunnen maken. Er zit een regeling in de pijplijn die hem minder aanspreekt, namelijk een regeling sui generis. Die behelst tot internationale beleidsafspraken te komen zonder dat die in een verdrag worden neergelegd.

Toezeggingen

– De minister van Buitenlandse Zaken zal de staatssecretaris van Economische zaken herinneren aan de tijdens het algemeen overleg wapenexportbeleid van 16 maart jl. gedane toezegging de Kamer vóór 15 juni 2006 verslag te doen van een onderzoek naar de regeling in een aantal EU-lidstaten van de extraterritoriale toepassing van de uitvoerwet strategische goederen op in het buitenland verblijvende onderdanen.

– De minister van Buitenlandse Zaken zal onderzoeken of er alsnog mogelijkheden zijn dat de minister van Buitenlandse Zaken deelneemt aan de d.d. 26 juni t/m 7 juli 2006 in New York plaatsvindende VN-Herzieningsconferentie kleine wapens.

– De minister zal de Kamer vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2007 informeren over het steunen van een PRSP-relevant Nationaal Actieprogramma voor kleine wapens in een Afrikaans land.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Aartsen

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Oort


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van Aartsen (VVD), voorzitter, Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA) en Koşer Kaya (D66).

Plv. leden: Dijksma (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Waalkens (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Van Fessem (CDA), Dittrich (D66) en Snijder-Hazelhoff (VVD).

Naar boven