22 026
Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 december 1995

Bij brief van 10 mei 1994 (22 026, nr. 9) hebben wij u de ontwerp-Planologische Kernbeslissing (deel 1) met betrekking tot bovenvermeld onderwerp toegezonden.

Inmiddels hebben wij besloten tot een aanvulling op het Milieu-effectrapport (MER) voor de tracévariant die tussen Schiphol en Rotterdam grotendeels gebundeld loopt met de autosnelwegen A4 en A13.

De aanvulling op het MER1 ligt vanaf maandag 18 december 1995 ter inzage in alle betrokken gemeente- en provinciehuizen, een groot aantal bibliotheken in die gemeenten, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en een aantal kantoren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tot en met 26 januari 1996 kan een ieder die dat wenst zijn reactie schriftelijk en mondeling indienen.

In verband hiermede zullen tussen 8 en 12 januari 1996 4 voorlichtingsbijeenkomsten worden gehouden.

De aanvulling op het MER zal ook deel uitmaken van het overleg dat wij begin 1996 met de betrokken provincies, gemeenten en waterschappen zullen hebben.

Tevens ontvangt u hierbij de rapportage van het onderzoek naar de bundelingsmogelijkheden met de bestaande spoorlijn via Den Haag.1

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven