22 026
Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs

nr. 119
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juli 2000

Bij deze informeer ik u over de ontwikkelingen rond de onderbouwcontracten voor de HSL-Zuid.

In het Algemeen Overleg van 16 maart 2000 heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de aanbesteding van de onderbouw van de HSL. Gemeld is toen dat op 14 maart 2000. een intentieovereenkomst is getekend tussen de aannemerscombinaties voor de bouw van de HSL-Zuid en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In deze overeenkomst zijn de afspraken vastgelegd over een samenwerkingsmodel waarbij de intentie is uitgesproken dat dit deel van de HSL gerealiseerd kon worden voor een bedrag van 4,15 miljard gulden. Tevens is gemeld dat het definitieve bedrag van de aanbesteding hiermee nog niet vastlag. Tot slot is gemeld dat dit resultaat uitgewerkt zou worden in definitieve contracten met als streefdatum 1 mei 2000. Sindsdien zijn de onderhandelingen voortgezet.

Deze zijn in het afgelopen weekend (16 juli 2000) afgerond met het sluiten van de contracten met een totaalsom van 4,32 miljard gulden. Tevens is een koepelovereenkomst gesloten waarin een aantal procesafspraken is gemaakt. Deze vormen een nadere uitwerking van het samenwerkingsmodel zoals verwoord in de intentieovereenkomst. In de koepelovereenkomst is opgenomen dat er een voorziening voor meerwerk (benoemd en gespecificeerd) is ad 80 miljoen gulden. Daarmee komt het totaal uit op 4,4 miljard gulden.

Gezien de marktsituatie is dit naar mijn inschatting het best haalbare resultaat te noemen.

Voortschrijdend inzicht in de risico's en optimalisatiemogelijkheden heeft geleid tot deze aanneemsom van 4,32 miljard gulden, waarin een deel van de ontwerp- en bouwrisico's zijn afgekocht in vijf design en constructcontracten.

Het bedrag van de contracten ad 4,32 miljard gulden en de koepelovereenkomst ad 80 miljoen gulden geeft een totaal bedrag van 4,4 miljard gulden en is daarmee 250 miljoen gulden hoger dan de intentieovereenkomst d.d. 14 maart 2000.

In het samenwerkingsmodel, zoals dat tussen 14 maart en afgelopen weekend heeft gefunctioneerd, is na intensief onderhandelen gebleken dat een deel van de benoemde en niet benoemde opties en technische c.q. financiële optimalisaties, zoals die per 14 maart voorzien waren, niet gerealiseerd kunnen worden. Deze opties en optimalisaties waren wel begrepen in het bedrag van 4,15 miljard gulden. Conform het samenwerkingsmodel dragen zowel het Ministerie als de aannemerscombinaties een deel van de kosten van het niet realiseren. De kosten voor het Ministerie voor de niet te realiseren opties en technische optimalisaties bedragen per saldo 50 miljoen gulden en voor de financiële optimalisaties 120 miljoen gulden. Voor het deel waarvan nog onzeker is of het gerealiseerd zal worden, is de genoemde reservering van 80 miljoen gulden gemaakt. Totaal dus 250 miljoen gulden. Dit bedrag wordt verwerkt in het MIT, maar heeft geen consequenties voor geplande projecten.

Naast deze contracten lopen er nog twee andere onderhandelingen. Het betreft de railaansluitingen van de HSL-Zuid op het bestaande railnetwerk (RAS) en de aanleg, beheer en onderhoud van het spoor (bovenbouw) van de HSL (Infraprovider m.b.v. private financiering). Voor RAS is er overeenstemming binnen het budget. Deze overeenstemming wordt momenteel uitgewerkt in een contract. De onderhandelingen voor de Infraprovider lopen nog.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

namens deze,

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Naar boven