21 501-31
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

29 407
Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten

nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2005

In het Algemeen Overleg van 27 mei jl. met de Vaste Commissie voor SZW heeft de heer Weekers (VVD) vragen gesteld over het wettelijk minimumloon (kamerstuk 21 501-31/22 112/29 376, nr. 49, blz. 6) dat als vereiste geldt wanneer een EU-dienstverlener een tewerkstellingsvergunning aanvraagt voor de tewerkstelling van een werknemer met een niet EU-nationaliteit (derdelander) in Nederland.

Conform mijn toezegging deze casus zorgvuldig uit te zoeken, wil ik u mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken hierbij informeren over het Nederlandse beleid inzake het verkeer van diensten binnen de EU, waarbij derdelanders betrokken zijn. Daarbij ga ik in op drie aspecten: de tewerkstellingsvergunningsplicht, het vereiste van het wettelijk minimumloon en de van toepassing zijnde CAO.

Tewerkstellingsvergunningsplicht

Het vrij verkeer van diensten binnen de Europese Unie geeft bedrijven in de EU het recht om zonder onevenredige belemmeringen binnen heel de Europese Unie diensten te verrichten. Op het moment dat deze diensten worden verricht door derdelanders (bijv. een werknemer met de Turkse nationaliteit die in dienst is van een Duits bouwbedrijf) zijn niet alleen de bepalingen met betrekking tot het verkeer van diensten in het geding, maar ook die van het vrije verkeer van werknemers. Voor werknemers met een EU nationaliteit geldt, conform Vo. 1612/68, vrije toegang tot de arbeid, overeenkomstig de voor de eigen onderdanen geldende regels; voor werknemers met een andere nationaliteit geldt het nationale toelatingsbeleid van de lidstaten. Aangezien Nederland voor de nieuwe lidstaten van de EU geen vrij verkeer van werknemers heeft geïmplementeerd, worden werknemers uit deze lidstaten die in dienst zijn van een in die lidstaten gevestigde dienstverlener, beschouwd als derdelanders die in dienst zijn van een in een andere EU lidstaat gevestigde dienstverlener.

Het Europese Hof heeft in twee uitspraken (arrest Rush Portuguesa (C-113/89) en Vander Elst arrest (C-43/93)) aangegeven dat op grond van het vrij verkeer van diensten EU dienstverleners die in andere lidstaten diensten verlenen die worden uitgevoerd door derdelanders daarbij niet onevenredig gehinderd mogen worden. Het Hof stelt daarbij wel een aantal voorwaarden, zoals het rechtmatig verblijf en rechtmatige arbeid van de derdelander in de andere lidstaat en het hebben van een regulier dienstverband met de desbetreffende dienstverlener. Tevens heeft het Hof uitgesproken dat het toegestaan is dat het ontvangende land controle uitoefent, of voor de aldaar verrichte arbeid wel arbeidsvoorwaarden gelden die in dat land gebruikelijk zijn.

Nederland heeft deze jurisprudentie geïmplementeerd in par. 20a van de Uitvoeringsregels Wav. Een buitenlandse dienstverlener (of de Nederlandse opdrachtgever) die in Nederland diensten gaat verrichten dient voor de werknemers uit landen waarvoor vrij verkeer van werknemers (nog) niet geldt een tewerkstellingsvergunning aan te vragen. Dienstverleners uit de nieuwe lidstaten die met personeel uit de nieuwe lidstaten in Nederland diensten verlenen, hebben voor deze werknemers derhalve een tewerkstellingsvergunning nodig. CWI streeft ernaar deze aanvragen binnen twee weken af te handelen. Vanwege het vrije dienstenverkeer wordt de aanvraag niet getoetst op aanwezigheid van prioriteitgenietend arbeidsaanbod. Wel wordt getoetst of aan de door het Europese Hof gestelde criteria wordt voldaan. Tot voor kort werd een regulier dienstverband hierbij geïnterpreteerd als een vast dienstverband dat de vreemdeling al ten minste één jaar bij de dienstverlener heeft. Op grond van recente jurisprudentie (Commissie/Luxemburg, C-445/03) is het vereiste van één jaar dienstverband komen te vervallen. Er wordt nu slechts getoetst of er sprake is van een vast dienstverband.

Daarnaast wordt getoetst of de werknemer minimaal het wettelijk minimumloon verdient. Ook algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen in de bouwsector die betrekking hebben op die harde kern van arbeidsvoorwaarden zijn van toepassing, zoals geregeld in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (WAGA). Het gaat dan om de bouwsector in brede zin. In de brief van d.d. 2 juli heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat het kabinet voornemens is om de werkingssfeer van de WAGA uit te breiden naar alle sectoren. Een wetsvoorstel hiertoe is voor advies naar de Raad van State gezonden. De intentie is om dit wetsvoorstel in de eerste helft van 2005 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Op het moment dat de werkingssfeer is uitgebreid gelden de kernvoorwaarden uit de algemeen verbindend verklaarde CAO's ook voor gedetacheerde MOE-werknemers. Indien er geen CAO van toepassing is c.q. als de CAO niet algemeen verbindend is verklaard, geldt alleen de voorwaarde die gekoppeld is aan het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning dat minimaal het wettelijk minimumloon moet worden betaald.

In de brief aan de Tweede Kamer van 26 november (TK 2004–2005, 29 407, nr. 20) heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken aangegeven dat het kabinet heeft gekeken hoe de geldende procedures kunnen worden versoepeld, zonder dat dit afbreuk doet aan het bestaande restrictieve beleid ten aanzien van de toelating van werknemers voor wie het vrij werknemersverkeer nog niet geldt. Het kabinet bereidt wijziging van bestaande regelgeving op grond van de Wet arbeid vreemdelingen voor, die inhoudt dat de nu bestaande tewerkstellingsvergunningplicht bij grensoverschrijdende dienstverlening zal worden vervangen door een handhaafbaar systeem (in lijn met het Europese recht) van notificatie vooraf door de betrokken dienstverlener. Uiterlijk begin tweede kwartaal 2005 zal een voorstel naar de Tweede Kamer worden gestuurd met de concrete uitwerking hiervan. Tot het nieuwe systeem is ingevoerd, geldt de huidige tewerkstellingsvergunningplicht.

Het wettelijk minimumloon

Bij grensoverschrijdende dienstverlening in de EU dienen volgens de EU-richtlijn inzake grensoverschrijdende dienstverlening, in Nederland geïmplementeerd in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (WAGA), werknemers in dienst van de in enige lidstaat gevestigde dienstverlener, die tijdelijk in een ander EU-land arbeid verrichten, het wettelijk minimumloon te verdienen zoals dat geldt in het (tijdelijk) werkland. Dit vereiste geldt voor zowel EU-werknemers als derdelanders.

Bij de beoordeling van aanvragen om tewerkstellingsvergunningen dienen niet eerder toegelaten vreemdelingen conform art. 8, lid 1, sub d, Wav, ten minste het wettelijk minimummaandloon te verdienen, ook wanneer de arbeid korter dan een maand wordt verricht. In het kader van het vrij verkeer van diensten zou dit evenwel een -met het EG-verdrag strijdige – disproportionele belemmering van het dienstenverkeer opleveren. In verband hiermee vindt in geval van dienstverlening alleen toetsing plaats op het wettelijk minimumloon naar rato van de arbeidsduur.

Toepasbare CAO

Er zijn bij CWI geen problemen bij de vraag welke CAO van toepassing is daar de werkgever op het aanvraagformulier van de tewerkstellingsvergunning aan moet geven welke CAO van toepassing is. CWI kan dan toetsen aan de CAO.

Wanneer het gaat om de vraag welke CAO van toepassing is op werknemers die in het kader van het vrij verkeer van diensten in Nederland arbeid verrichten, geldt gelet op de Detacheringsrichtlijn en de WAGA het volgende.

Indien bijvoorbeeld Duitse werknemers in het kader van vrij verkeer van diensten te werk worden gesteld in Nederland en het niet gaat om een uitzendrelatie, geldt, overeenkomstig de Detacheringsrichtlijn, dat de Nederlandse Wet op het minimumloon van toepassing is.

In principe bepalen CAO-partijen door middel van de werkingssfeerbepaling of een CAO van toepassing is op gedetacheerde werknemers. Daarnaast geldt voor de bouwsector dat – met betrekking tot een aantal arbeidsvoorwaarden – ook de in Nederland algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen van de Bouw-CAO van toepassing zijn op tijdelijk in Nederland werkzame werknemers.

De algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen van de CAO Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf zijn in het onderhavige geval niet van toepassing. Zoals in deze brief reeds aangegeven zal een wetsvoorstel dat er toe strekt om in alle sectoren algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen van toepassing te laten zijn op gedetacheerde werknemers, na advies van de Raad van State, in de eerste helft van 2005 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven