21 501-02
Algemene Raad

nr. 272
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 november 1998

Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij het verslag van de Algemene Raad d.d. 9/10 november 1998te doen toekomen.1

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Verslag van de Algemene Raad d.d. 9/10 november 1998

Agenda 2000

Tijdens de bespreking van de voortgang van Agenda 2000 kwamen verschillende onderdelen aan de orde.

Gemeenschappelijke Landbouw Beleid

De Raad sprak aan de hand van een interimverslag van het Voorzitterschap over de voortgang van de onderhandelingen in de Landbouw Raad over de herziening van het GLB in het kader van Agenda 2000. Ik heb, gesteund door een aantal andere lidstaten, nog eens onderstreept dat het landbouwdossier niet los gezien kan worden van de andere onderdelen van Agenda 2000. De Algemene Raad moet daarom door de Landbouw Raad in staat worden gesteld een discussie over de politieke kernvragen van de landbouwhervormingen te voeren.

Belangwekkend was voorts dat de nieuwe Duitse regering voor het eerst in de Raad zijn visie op de hervorming van het GLB gaf. Duitsland gaf aan voorstander te zijn van een marktgerichte en milieubewuste hervorming. Duitsland is nu voor verlaging van het EU-landbouwbudget en voorziet bij het landbouwbeleid een grotere nationale rol. Ik heb opgemerkt dat Nederland voorstander is van reële nulgroei van de landbouwuitgaven.

Pre-accessie instrumenten

De Algemene Raad bereikte in beginsel overeenstemming over de teksten van de drie pre-accessie instrumenten (Phare, het landbouw instrument (SAPARD) en het structuurfondsen instrument (ISPA). Slechts op één punt ligt nog een voorbehoud. Het betreft een Spaans voorbehoud over de maximale bijdrage van de EU aan projecten die in het kader van het structuurfondseninstrument gefinancierd zullen worden. Spanje handhaaft een voorkeur voor 85%. De overige lidstaten gaan akkoord met in beginsel een maximale bijdrage van 75%, in uitzonderingsgevallen te verhogen tot 85%. De Algemene Raad sprak de hoop uit dat het voorbehoud zal worden opgeheven voor de Europese Raad van Wenen zodat daar algehele politieke overeenstemming over het pre-accessie instrumentarium kan worden bereikt.

Toekomstig financieel kader

De bespreking van het Commissierapport over de werking van de Eigen Middelen, waarbij verschillende lidstaten hun standpunt nog eens naar voren brachten, leverde geen nieuwe gezichtspunten op. Nu zullen de technische besprekingen in Raadskader beginnen. Ik heb in dit verband de wenselijkheid van stabilisatie van de uitgaven (reële nulgroei) onderstreept.

Verschillende lidstaten hebben, met bijval van de Commissie, bij het voorzitterschap aangedrongen op spoedig overleg met het Europees parlement over het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord. Het voorzitterschap is voornemens hier medio november mee te beginnen.

Structuurfondsen

Het Voorzitterschap had teneinde enige voortgang te boeken bij de technische besprekingen inzake de concept-verordeningen over de structuurfondsen, vragen opgesteld over enkele deelonderwerpen. Uit de besprekingen bleek o.m. dat de lid-staten in het algemeen voorstander zijn van het terugbrengen van het aantal Communautaire Initiatieven. Ook het voorstel om zich hierbij op het initiatief dat betrekking heeft op de trans-nationale, grensoverschrijdende en inter-regionale samenwerking (INTERREG) te concentreren, werd breed gesteund. De meeste lid-staten, waaronder Nederland, waren tegen het Commissievoorstel om de Doelstelling 2-regio's overeen te laten komen met de regio's waar uit hoofde van art. 92(3c) EG-verdrag bepaalde vormen van staatssteun (de zogenoemde steunkaart) geoorloofd zijn. De Commissie zal zich beraden hoe de gewenste flexibiliteit aangebracht kan worden.

Overigens zal naar verwachting het Oostenrijkse Voorzitterschap inzetten op een snelle afronding van de technische besprekingen. Punten die samenhangen met het financiële kader zullen dan onder het Duits Voorzitterschap aan de orde komen.

Uitbreiding

De Algemene Raad stelde de Gemeenschappelijke EU-Posities (GP) voor de onderhandelingen in de IGC's vast. Hierover vond geen discussie plaats. De GP's vormen het mandaat van de EU bij de onderhandelingen met de kandidaatlidstaten over de zeven hoofdstukken van het acquis, waarvan de screening reeds is afgerond.

Bij het aannemen van de Gemeenschappelijke Posities zijn met betrekking tot Cyprus twee verklaringen afgelegd.

Frankrijk, Duitsland, Nederland en Italië hebben in een gezamenlijke verklaring vastgesteld dat het tot nu toe niet gelukt is voortgang te boeken bij het streven naar een politieke oplossing voor de deling van Cyprus. Voorts wordt in de verklaring aangegeven dat als gevolg van de specifieke situatie van Cyprus bijzondere moeilijkheden verwachtbaar zijn in het verdere onderhandelingsproces. In de verklaring wordt vervolgens onderstreept dat de deling van het eiland principiële problemen met zich meebrengt voor het functioneren en de samenhang van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB).

Griekenland heeft in een verklaring aangegeven dat acties en verklaringen die niet stroken met het uitgangspunt dat de kandidaat-lidstaten op gelijke voet aan de toetredingsonderhandelingen deelnemen, de dynamiek van het gehele toetredingsproces bedreigen. Voorts wordt gesteld dat Turkije de toetreding van Cyprus naar zijn hand probeert te zetten en dat de Unie in dit verband niet mag toestaan dat derde landen de toetreding van een kandidaatlidstaat frustreren. Tenslotte roept de verklaring de EU op een positieve rol te spelen bij het oplossen van de problemen en een normaal proces van toetreding van het eiland te waarborgen.

Voortgangsrapportages

Tijdens de Algemene Raad presenteerde Commissaris van den Broek de voortgangsrapportages over de kandidaatlidstaten in Midden- en Oost-Europa, over Cyprus en ook over Turkije, alsmede een samenvattend rapport over de voortgang van het uitbreidingsproces. Deze documenten zijn uw Kamer separaat toegezonden.

De Commissie gaf aan dat een voortgangsrapport over Malta in het eerste kwartaal van 1999 verwachtbaar is.

De voortgangsrapportages vloeien voort uit het verzoek van de Europese Raad van Luxemburg aan de Commissie regelmatig te rapporteren aan de Raad over de door de kandidaatlidstaten gemaakte vorderingen op weg naar toetreding.

De Europese Raad van Cardiff heeft verzocht ook over Turkije een voortgangsrapportage op te stellen. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 28 van het Associatie-akkoord met het land en op de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg.

Voor de landen van Midden- en Oost-Europa gaat het om de actualisering van de «avis» van juli 1997. De voortgangsrapportage over Cyprus is een actualisering van het «avis» van 1993. Over Turkije verscheen in 1989 een «avis» van de Commissie.

Conclusies

De voortgangsrapportages geven de Commissie geen aanleiding om de adviezen van juli 1997 ten aanzien van de hoofdlijnen van het uitbreidingsproces te herzien. De Commissie geeft geen aanbeveling om in 1998 nieuwe IGC's te openen.

De voortgangsrapportages laten zien dat het inclusieve uitbreidingsproces in het algemeen voorspoedig verloopt en dat het momentum in de kandidaatlidstaten vis-à-vis uitbreiding is behouden.

Een algemene conclusie is dat de administratieve capaciteit van alle kandidaatlidstaten verder moet worden versterkt.

Ten aanzien van de Europese Conferentie stelt de Commissie dat deze Conferentie, als overkoepelende structuur van het uitbreidingsproces, in de huidige samenstelling zou moeten worden voortgezet. Ook wat betreft de onderwerpen die de Conferentie behandelt stelt de Commissie geen aanpassingen voor.

Bij uitbreiding van het aantal landen en onderwerpen voorziet de Commissie verwatering en doublures met andere organisaties.

De Commissie kondigt aan tegen het eind van 1999 met een nieuw voortgangsverslag te komen, teneinde besluitvorming over uitbreiding van de onderhandelingen met andere kandidaatlidstaten in de Europese Raad van Helsinki eind 1999, voor te bereiden.

De belangrijkste conclusies en aanbevelingen over de afzonderlijke kandidaatlidstaten zijn:

Letland heeft indrukwekkende voortgang geboekt. Indien deze ontwikkeling wordt voortgezet, zou eind 1999 kunnen worden besloten tot toelating van Letland tot de groep van landen met wie toetredingsonderhandelingen zijn begonnen.

Over Litouwen is de voortgangsrapportage positief. Het land kent op een aantal terreinen duidelijk vooruitgang. Wel zijn additionele maatregelen nodig voor vervulling van de economische Kopenhagen criteria. Ook moet de implementatie van een aantal besluiten nog worden getoetst. Indien de voorgenomen maatregelen genomen worden zou dit de Commissie in staat stellen voor te stellen ook met dit land toetredingsonderhandelingen te openen.

Over Slowakije stelde Van den Broek dat de recente verkiezingen perspectieven bieden voor veranderingen ten goede op het gebied van de politieke Kopenhagen criteria. Echter, alvorens een positief advies tot opening van onderhandelingen kan worden geformuleerd, zal eerst moeten worden bezien of er daadwerkelijk veranderingen in de praktijk gerealiseerd en vervolgens ook geconsolideerd worden. Ook op economisch terrein is nog een aantal maatregelen nodig; daarnaast dient de bestuurlijke transparantie nog verder te verbeteren.

De voortgangsrapportages over Slovenië en Tsjechië geven reden tot zorg. In deze landen wordt stagnatie in de overname van het acquis geconstateerd. Dit is zorgwekkend, omdat het hier om landen gaat waarmee de onderhandelingen reeds zijn begonnen. De harde conclusie in de voortgangsrapportage is dat als de huidige trend zich voortzet, beide landen niet in staat zullen zijn op middellange termijn aan de verplichtingen van het EU-lidmaatschap te voldoen.

De voortgang van Bulgarije bij het bewerkstelligen van macroeconomische stabilisatie en implementatie van hervormingen, zij het nog in een pril stadium, worden geprezen. Het land voldoet in het algemeen aan de politieke Kopenhagen criteria, ofschoon er ruimte voor verbetering is op een aantal terreinen. Wel is nog een groot aantal hervormingen nodig op financieel, economisch en monetair terrein.

Roemenië is er, vergeleken met juli 1997, op achteruit gegaan. Op micro- en macro-economisch gebied wordt de situatie als zeer ernstig beoordeeld. Een strategie voor de middellange termijn is hoogst noodzakelijk. Aanbevolen wordt de samenwerking met de Internationale Financiële Instellingen te versterken.

Ten aanzien van Cyprus is aangegeven dat bij gebrek aan gegevens over het noordelijk gedeelte van Cyprus het rapport geen betrekking heeft op het hele eiland. Cyprus heeft voortgang geboekt, maar de politieke problemen zijn niet dichterbij een oplossing gekomen.

Wat betreft Turkije geeft de Commissie aan dat het land er uitspringt bij toetsing aan de politieke criteria die ook voor de andere kandidaten gelden. De Commissie acht het de verantwoordelijkheid van het land zelf verbetering tot stand te brengen bij de versterking van de democratie en de bescherming van de mensenrechten en de rechten van minderheden.

De Commissie spreekt de bereidheid uit Turkije te steunen bij de economische hervormingen en de overname van het «acquis». Dit zal kunnen gebeuren in het kader van de Europese strategie voor het land.

Ik heb de Commissie gecomplimenteerd met de opzet en aanpak van de voortgangsrapportages. Deze richt zich niet slechts op gerealiseerde acquisovername, maar heel duidelijk ook op de implementatie van dat acquis. Dat laatste is eveneens van groot belang voor de politieke Kopenhagen-criteria.

Voorts heb ik het belang onderstreept van het behoud van dynamiek en snelheid in het uitbreidingsproces. Het «momentum» dient behouden te blijven.

Tenslotte heb ik bijzondere waardering uitgesproken voor de wijze waarop de Commissie in de voortgangsrapportage Turkije weer bij het proces heeft betrokken.

De Raad besloot het Coreper te vragen op basis van de verslagen de conclusie van de Europese Raad van Wenen voor te bereiden. Deze zouden door de Algemene Raad van 7 december as. moeten worden vastgesteld.

Voorbereiding van inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam

Het Voorzitterschap besloot aan het begin van de vergadering het onderwerp van de agenda te halen. Het rapport over de voorbereiding van de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag zou nog onvoldoende zijn voorbereid. Naar verwachting zal de Raad er begin december over spreken.

Turkije

Commissaris Van den Broek gaf een toelichting op de twee voorliggende verordeningen ter financiële onderbouwing van de Europese Strategie voor Turkije. In reactie hierop gaf Griekenland aan bezwaar te hebben tegen de snelheid waarmee dit voorstel wordt behandeld. Het koesterde bovendien juridische bezwaren tegen het feit dat de tweede ontwerp-verordening gebaseerd was op art. 130W EG. Dit verdragsartikel heeft betrekking op ontwikkelingssamenwerking. Besloten werd de voorstellen nogmaals op ambtelijk niveau te behandelen, waarna zij voor definitieve besluitvorming opnieuw worden voorgelegd aan de Raad.

Zwitserland

De Raad heeft gesproken over de stand van zaken in de bilaterale onderhandelingen met Zwitserland.

De onderhandelingen betreffen een pakket van akkoorden. Ten aanzien van een aantal deel-akkoorden is vooruitgang geboekt. Om ook het transportdossier een impuls te geven is in de conclusie van de AR een positief signaal aan Zwitserland opgenomen. In zijn conclusie dringt de Raad aan op een spoedige afsluiting van een alomvattend en evenwichtig pakket van akkoorden met Zwitserland. De Raad vraagt de Ministers van Transport om bijzondere aandacht te schenken aan het akkoord op het terrein van landvervoer. De Raad spreekt ten slotte de hoop uit dat spoedig oplossingen kunnen worden gevonden voor alle uitstaande kwesties in de onderhandelingen.

Gehoopt wordt met dit signaal het Zwitserse referendum op 29 november a.s. over de financiering van aantal grote infrastructurele werken, waaronder de voor het transport-dossier essentiële spoorverbinding («Neue Alpen Transversale»), positief te beïnvloeden.

Rusland

De Raad verwelkomde het rapport van Coreper over de economische crisis in Rusland. Het rapport bevat een aantal korte- en middellange termijn EU-acties ter bestrijding van de crisis. Tevens bevatte het rapport een structuur voor een geïntegreerde lange-termijn strategie vis-a-vis Rusland. De structuur zal nader uitgewerkt worden en aan de AR van 7 december worden voorgelegd. Uiteindelijk zal deze door de ER in Wenen op 11/12 december kunnen worden vastgesteld.

Voorts bracht Commissaris Van den Broek verslag uit aan de Raad over een «fact finding mission» van een Commissie-delegatie naar Moskou. Deze missie had ten doel de voedselsituatie in Rusland te onderzoeken en te bezien of (en zo ja, in welke omvang) voedsel- en/of noodhulp aan Rusland zou moeten worden gegeven.

De Raad kon zich niet aan de indruk onttrekken dat het op dat moment op handen zijnde akkoord tussen Rusland en de VS over voedselhulp (ter waarde van USD 600 mln) de reden voor de Commissie was hals over kop naar Rusland te reizen zonder eerst een formeel Russisch verzoek af te wachten.

Het voorlopige voorstel van de Commissie omvat voor 400 MECU voedselhulp en 7 MECU humanitaire hulp (voor een periode van 6–9 maanden).

De voedselhulp (graan, vlees, melkpoeder) zal door Rusland op de binnenlandse markt tegen marktprijzen worden verkocht. De opbrengsten zijn bestemd voor een speciaal fonds voor sociale noodtoestanden.

De humanitaire hulp is bestemd voor nauw omschreven doelgroepen (b.v. weesen ziekenhuizen). De hulp zal in nauw overleg met NGO's ter plaatse worden verstrekt.

De Commissie benadrukte dat de hulp aan strikte conditionaliteit zal worden onderworpen (geen distorsie van reguliere marktverhoudingen binnen Rusland, voorkoming van misbruik en fraude).

De Commissie gaf aan, gelet op het politieke belang, te streven naar een volledige betrokkenheid van de Raad en het Europese parlement bij de verdere uitvoering.

Ik heb aangegeven dat Nederland positief staat t.o.v. het voornemen van de Commissie tot het geven van humanitaire hulp.

Over de voedselhulp heb ik aangegeven het te betreuren dat de Commissie niet op basis van het door de Raad gevraagde contingency-plan heeft gehandeld. Hierin worden vragen gesteld ten aanzien van de noodzaak van deze vorm van hulp, de structuur en de distributiekanalen.

Ik gaf aan dat Nederland nog steeds niet overtuigd is dat in Rusland sprake is van een dreigend voedseltekort. Ik heb de nederlandse zorgen geuit over de voorgestelde aanpak. Het staat nog te bezien of de voorgestelde hulp de doelgroepen zal bereiken (ouderen, echte armen). De aanpak komt neer op een indirecte vorm van macro-financiële ondersteuning, waartegen de Raad eerder ernstige bezwaren heeft aangetekend. Tenslotte bestaat geen duidelijkheid waar de benodigde middelen voor voedselhulp vandaan zullen komen.

De Raad constateerde dat brede steun bestaat voor het Commissie initiatief tot humanitaire steun verlening.

De Raad besloot dat een voorstel van de Commissie voor voedselhulp, op basis van een te verwachten officieel verzoek van Rusland, constructief en met gepaste spoed zal worden bezien.

Midden-Oosten Vredesproces

De Raad besprak de situatie in het Midden-Oosten in zijn algemeenheid tijdens de lunch en voerde een plenair debat over de wijze waarop de EU de tenuitvoerlegging van het Wye River Memorandum zou kunnen ondersteunen.

De Raad onderstreepte het belang van een tijdige tenuitvoerlegging van het Wye River Memorandum. Zij veroordeelde ten sterkste de recente terroristische aanslagen, met name die in Mahane Yehuda in Jeruzalem op 6 november jl.. De Raad riep partijen op om extremisten en anderen van acties te weerhouden die bedoeld zijn om het vredesproces te dwarsbomen.

Het Voorzitterschap gaf aan binnenkort een rondreis te zullen maken in het Midden-Oosten tezamen met de Commissie en de Speciale Vertegenwoordiger van de EU (EUSE) Moratinos. Hierbij zou een drievoudige boodschap worden uitgedragen:

1. partijen dienen zich te houden aan hun verplichtingen;

2. de EU blijft het MOVP steunen, onder meer door ondersteuning van de Palestijnse economie, maar wil daarnaast ook zichtbaar zijn in het politieke proces;

3. er mogen geen eenzijdige maatregelen worden genomen die het politieke proces ondermijnen, zoals de uitroeping van de Palestijnse staat op 4 mei 1999.

In aanvulling hierop lichtte EUSE Moratinos zijn voorstellen toe in de door hem opgestelde «road map». Deze zou als algemene oriëntatie kunnen dienen voor het optreden van de EU in de komende periode. De tekst van deze «road map» is bijgevoegd.1

Ten slotte vond een discussie plaats over de ministeriële donorconferentie voor de economische ontwikkeling van de West Bank en Gaza, die op 30 november a.s. in Washington zal plaatsvinden. De Raad was het erover eens dat de EU zich bij deze gelegenheid duidelijk moest profileren. De Commissie kondigde aan met voorstellen te zullen komen voor verdere hulp aan de Palestijnen, waarbij in het bijzonder wordt gedacht aan de lopende interimkwesties, inclusief de aanleg en het functioneren van de haven van Gaza.

Westelijke Balkan

FRJ/Kosovo

De Raad onderstreepte het belang van volledige en onmiddellijke nakoming van de VR-resoluties 1160, 1199 en 1203. In dit verband werden ook gewapende Albanese groepen in Kosovo opgeroepen af te zien van optreden dat door de Servisch/Joegoslavische troepen als provocatie kan worden opgevat. De Raad nam kennis van enige verbetering in de humanitaire situatie in Kosovo die een direct gevolg is van de beëindiging van de vijandelijkheden en de groeiende internationale presentie. De toestand van ontheemden zonder permanent verblijf blijft echter zorgwekkend, zeker nu de winter is ingevallen. De EU zal haar steun aan hen voortzetten. De Raad loofde de inspanningen van de EU-lidstaten om de OVSE-verificatie missie in Kosovo (KVM) zo snel mogelijk te operationaliseren.

De Raad was het er in principe over eens dat de EU een verzoek op basis van artikel J.4.2 aan de WEU zou moeten richten voor inschakeling van het WEU satellietcentrum in Torrejon t.b.v. de verificatie-activiteiten van OVSE en NAVO in Kosovo. In verband met de aankondiging door de FRJ dat geen visa meer zullen worden verstrekt aan ECMM-waarnemers, benadrukte de Raad dat medewerking van de FRJ met de ECMM een integrerend onderdeel is van de naleving door de FRJ van VR-resolutie 1199.

De Raad onderstreepte het belang van spoedige politieke onderhandelingen tussen partijen, waarbij de EU nauw en actief dient te worden betrokken, in het bijzonder d.m.v. haar speciale gezant ter plaatse.

De Raad riep de Commissie en competente instanties op de EU-«comprehensive approach» (verklaring bij Raadsconclusies van 26 oktober jl.) aan de hand van concrete voorstellen verder uit te werken. De Raad nam kennis van het werk van het Finse team van forensische experts en sprak de verwachting uit dat de FRJ/Servische autoriteiten de noodzakelijke stappen zullen zetten om vrije en ongehinderde toegang van deze experts tot Kosovo te verzekeren.

Onder verwijzing naar VR-resoluties 1160, 1199 en 1203 wees de Raad op de verplichting van de FRJ tot volledige samenwerking met het Internationale Joegoslavië Tribunaal (ICTY), inclusief het opvolgen van orders, verzoeken om inlichtingen en onderzoek. Tevens dienen de autoriteiten van de FRJ ICTY-procureur Louise Arbour en haar team in staat te stellen hun missie in Kosovo af te ronden.

De Raad veroordeelde de voortgaande onderdrukking door de FRJ/Servische autoriteiten van de onafhankelijke media en bevestigde de vastbeslotenheid van de EU om democratie en vrije meningsuiting in de FRJ te blijven steunen. Verder drong de Raad er op aan dat de media-wetgeving in de FRJ wordt aangepast aan de normen van de Raad van Europa.

De Raad gaf opdracht aan de behandelende instanties om nader te bezien hoe Montenegro gesteund kan worden, m.n. door in de luchtvaartboycot tegen de FRJ een uitzondering te scheppen voor deze deelrepubliek.

Albanië

De Raad bevestigde de steun van de EU aan Albanië en nam kennis van het goede verloop van de Internationale Conferentie op 30 oktober jl. in Tirana. De Raad riep de Albanese autoriteiten op spoedig de maatregelen voor economische en politieke hervormingen conform de operationele conclusies van de conferentie en het desbetreffende EU-document snel uit te voeren.

De Raad herhaalde de recente EU-oproep aan de Democratische Partij deel te nemen aan het referendum over de grondwet op 22 november a.s. en op die manier bij te dragen aan stabiliteit en nationaal herstel.

De Raad bevestigde het voornemen van de Unie om haar bijdrage aan de wederopbouw van een betrouwbare politiemacht in Albanië (MAPE) te versterken. De Raad verwelkomde het advies van de WEU m.b.t. de wijze waarop dit het best zou kunnen gebeuren en sprak de verwachting uit dat de WEU de EU op korte termijn de nodige informatie zal verstrekken om haar besluitvorming af te ronden. Ik heb er in dit verband op gewezen dat politieke besluitvorming niet vooruit moet lopen op financiële besluitvorming. De Raadsconclusies werden hierop aangepast; in de aangepaste versie worden betrokken Raadsinstellingen opgeroepen de desbetreffende informatie onmiddellijk te bestuderen en zich te beraden op spoedige besluiten op grond van de artikelen J.3 en J.4.2 van het Verdrag van Maastricht.

Regionale Benadering

de Raadsconclusies inzake de «Regionale Benadering» werden zonder discussie goedgekeurd. Deze hebben betrekking op de relaties tussen de EU en de landen in de West Balkan-regio. De Commissie geeft halfjaarlijks een evaluatie over de mate waarin de landen van voormalig Joegoslavië (exclusief Slovenië) en Albanië voldoen aan de eisen van de EU t.a.v. voortgang bij democratisering, de mensenrechtensituatie, de rechtsstaat, bescherming van minderheden, economische hervormingen, samenwerking met landen uit de regio en naleving van de akkoorden van Dayton. Commissaris Van den Broek gaf aan dat op dit moment geen aanleiding is om het niveau met de vijf landen in kwestie aan te passen, behoudens aanpassing van het handelsregime t.a.v. Albanië. Eventuele opwaardering van de betrekkingen met Bosnië-Herzegovina zou moeten wachten totdat sprake is van daadwerkelijke verbetering van de situatie.

Grote Meren

Op verzoek van Nederland heeft de Raad een discussie gewijd aan de situatie in het Grote Meren gebied. Hiermee heb ik gevolg gegeven aan mijn toezegging in het Algemeen Overleg van 14 oktober jl. om dit onderwerp te bespreken in de Algemene Raad. Doelstelling van de bespreking op Europees niveau was grotere politieke aandacht te vestigen op de zorgwekkende situatie, en daardoor een actievere betrokkenheid van de EU te bewerkstelligen. Dit laatste is te meer wenselijk nu de (vele) regionale initiatieven niet tot enige verbetering van de crisissituatie hebben geleid.

De Speciale Afgezant voor het Grote Meren gebied, de heer Ajello, heeft tijdens de Raad verslag uitgebracht van zijn bevindingen. In zijn analyse van de situatie wees Ajello op drie prioriteiten:

1. onmiddellijke beëindiging van de vijandelijkheden;

2. terugtrekking van buitenlandse troepen uit de Democratische Republiek Congo; en

3. onderhandelingen tussen alle partijen om tot een politieke oplossing te komen.

Teneinde te komen tot een actievere rol van de EU, heeft de Raad de bevoegde Raadsorganen gevraagd de situatie in de regio verder in kaart te brengen, en aanbevelingen te formuleren over de wijze van verdere EU-betrokkenheid. De heer Ajello is aangemoedigd voort te gaan met zijn pendeldiplomatie in de regio.

Ik heb voorts een verband gelegd met de (illegale) handel in kleine wapens in de regio. De grootschalige aanwezigheid en handel van wapens vormt een belangrijke destabiliserende factor. Indachtig het EU Programma ter voorkoming en bestrijding van illegale handel in conventionele wapens en ook de EU Gedragscode voor wapenexporten dient de EU te bezien op welke wijze kan worden bijgedragen aan het beteugelen van de instroom van alle conventionele wapens naar de regio. In dit kader werd door een lidstaat gepleit voor een regio-omvattend embargo van alle wapenexporten. De Raad heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de GBVB-groep voor het wapenexportbeleid wordt gevraagd nadere suggesties aan te dragen voor de oplossing van dit probleem.

Irak

Zonder verdere discussie heeft de Raad een conclusie aangenomen, waarin het besluit van Irak van 31 oktober jl. tot beëindiging van iedere samenwerking met UNSCOM als totaal onaanvaardbaar wordt veroordeeld.

De EU zal contact leggen met de buurlanden van Irak ten einde te komen tot een effectievere afdwinging van de bestaande sancties. Intussen blijft de EU ernaar streven te komen tot een effectievere tenuitvoerlegging van het olie-voor-voedsel-programma, alsmede tot volledige medewerking van Irak bij het voorkomen van onnodig lijden van het Iraakse volk.

Diversen

– Asiel en Migratie

Onder het agendapunt diversen heb ik een toelichting gegeven op de nota «Task force asiel en migratie», die U op 6 november jl. is toegegaan (brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, kenmerk DPC/AM-552/98). Mijn ambtgenoten hebben een vertaling ontvangen.

Onder verwijzing naar de grote toestroom naar de EU van asielzoekers en migranten, alsmede naar het actieplan inzake migratie uit Irak dat eerder dit jaar is opgesteld, en naar aanleiding van het strategiedocument van het Oostenrijkse Voorzitterschap, heb ik aangegeven dat het nu de tijd is te komen tot concrete stappen. Dit binnen het langere perspectief van het streven naar een daadwerkelijk geharmoniseerd Europees asiel- en migratiebeleid.

Ik heb aangegeven dat de kern van het Nederlandse voorstel is te komen tot een landenspecifieke, pijler-overstijgende en multidisciplinaire aanpak. Als mogelijke instrumenten heb ik de politieke dialoog genoemd met de meest aangewezen derde landen, (nood)hulp en opvang in de regio. Als eerste stap heb ik de instelling van een pijleroverstijgende Task Force voorgesteld, waardoor de coördinatie met de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzekerd zou zijn. Ik heb aangekondigd dat Nederland binnenkort hiertoe concrete voorstellen zal doen, met als doel besluitvorming over de instelling van een Task Force door de Algemene Raad.

Hoewel het agendapunt «diversen» zich uiteraard niet leent voor uitvoerige discussie, werd het voorstel met veel instemming begroet. Het Voorzitterschap onderstreepte het belang van het Nederlandse initiatief en stelde voor dat de behandeling in eerste instantie zal plaatsvinden door het Coreper.

Humanitaire hulp aan Midden-Amerika

De Algemene Raad besprak de situatie in Midden-Amerika, die als gevolg van orkaan Mitch is ontstaan. De Europese Commissie presenteerde een informatieve nota waarin een beoordeling van de situatie werd gegeven met een eerste inventarisatie van de noden en de noodzakelijke hulpinspanningen. De EU had inmiddels 6,8 miljoen ECU vrijgemaakt voor directe noodhulp aan de getroffen gebieden. Daarnaast wordt o.a. door de EU noodhulp-organisatie ECHO gewerkt aan additionele maatregelen waarvoor in totaal 23,2 miljoen ECU beschikbaar zal worden gesteld. Commissaris Marín kondigde een Commissie-mededeling aan over de herziening van prioriteiten binnen de bestaande programma's, waarbij speciale aandacht zal worden gegeven aan herstel van wegen, communicatiekanalen, watervoorziening, scholen en gezondheidszorg.

Commissaris Bonino gaf aan op zeer korte termijn zelf naar Midden-Amerika te gaan en verslag te zullen doen tijdens de OS-raad. Zij deed daarnaast een oproep de bilaterale noodhulpinspanningen goed te coördineren.

Uit informatie van Lidstaten bleek dat inmiddels voor ongeveer 70 miljoen ECU aan bilaterale maatregelen waren getroffen. Daarnaast werd door verschillende delegaties gewezen op het belang van structurele hulp voor de getroffen landen. Daarnaast werd door Lidstaten de mogelijkheid van schuldsanering in de Club van Parijs, naast bilaterale schuldconversie t.b.v. reconstructie, naar voren gebracht.

De Algemene Raad sprak zijn zorg uit over de situatie in de getroffen gebieden. De Commissie gaf aan met een actieplan voor rehabilitatie en reconstructie te komen ter bespreking tijdens de OS-raad van 30 november a.s.

Intergouvernementele conferenties (IGC's)

En marge van de AR vonden op 10 november de eerste Intergouvernementele Conferenties met zes kandidaatlidstaten op het niveau van Ministers van Buitenlandse Zaken plaats. De IGC's markeerden een belangrijk moment in het uitbreidingsproces. Zij vormden de start van de concrete onderhandelingen met de betrokken kandidaatlidstaten (Cyprus, Estland, Hongarije, Polen, Slovenië en Tsjechië). In deze IGC's werd over de eerste zeven hoofdstukken van het EU-acquis gesproken.

Van EU-zijde werd het woord gevoerd door het Voorzitterschap en de Commissie.

Tijdens de IGC's werd door de Unie nog eens het belang onderstreept dat de lidstaten hechten aan het uitbreidingsproces. Voorts zijn de Gemeenschappelijke Posities toegelicht, die door de Algemene Raad op 9 november jl. formeel waren goedgekeurd. Op hun beurt gebruikten de kandidaatlidstaten de gelegenheid om hun tevredenheid uit te spreken over het begin van het concrete onderhandelingsproces en om hun posities ten aanzien van de eerste zeven hoofdstukken te verduidelijken.

In de Gemeenschappelijke Posities zijn de hoofdstukken ingedeeld in drie categorieën:

1. hoofdstukken, waarover vooralsnog geen onderhandelingen noodzakelijk zijn;

2. hoofdstukken, waarvoor overgangstermijnen zijn verzocht;

3. hoofdstukken, die nadere bestudering behoeven.

De kandidaatlidstaten hebben laten weten op basis van de gedachten wisseling met de EU hun posities mogelijk bij te zullen stellen. Zij gaven aan dat verzoeken om overgangstermijnen ten aanzien van een aantal hoofdstukken wellicht zouden worden ingetrokken.

Daarnaast hebben de kandidaatlidstaten een toelichting gevraagd op het feit dat het hoofdstuk over Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) is ondergebracht in de derde groep. De toetredingskandidaten in Midden- en Oost-Europa gaven aan geen problemen met de Unie te zien ten aanzien van dit hoofdstuk. In een toelichting heeft het Voorzitterschap onderstreept dat aan de onderbrenging van dit hoofdstuk in de derde categorie met name het specifieke karakter van het GBVB ten grondslag lag en de wens van de Unie het GBVB-acquis verder te ontwikkelen.

In de bespreking van het GBVB-hoofdstuk tijdens de IGC met Cyprus werd van de zijde van de Unie gewezen op het bijzondere karakter van het gedeelde Cyprus. Dit heeft duidelijke consequenties voor overname van de beginselen van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Unie. Van Cypriotische zijde werd gerefereerd aan de verklaring van Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland die aan het GBVB-hoofdstuk voor Cyprus was gehecht. De opportuniteit van een dergelijke verklaring werd in twijfel getrokken. Cyprus besloot met een herhaling van de oproep aan de EU-lidstaten om steun te bieden aan het vinden van een oplossing voor de kwestie Cyprus in VN-kader.

In de IGC's hebben alle kandidaatlidstaten aangedrongen op behoud van snelheid in het onderhandelingsproces. Zij onderstreepten dat toetreding tot de Unie een van de topprioriteiten is in hun beleid. Met het oog hierop drongen zij bij het toekomstige Duitse Voorzitterschap aan in de eerste helft van 1999 twee onderhandelingsrondes op het niveau van plaatsvervangers te houden, alsmede een IGC op ministerieel niveau. Doelstelling van de kandidaatlidstaten is om medio 1999 de eerste 15 hoofdstukken van het EU-acquis in eerste lezing te hebben behandeld.

Duitsland zal het verzoek van de kandidaatlidstaten om de onderhandelingen te intensiveren in positieve overweging nemen.

Associatieraden met Hongarije, Polen en Tsjechië

Op 10 november jl. vonden aansluitend aan de IGC's Associatieraden met Hongarije, Polen en Tsjechië plaats. De Associatieraden leverden geen verrassingen op. Aan de orde kwamen de pre-toetredingsstrategie, de bilaterale betrekkingen onder de Europa Akkoorden en buitenlandspolitieke onderwerpen van gemeenschappelijke interesse (de economische crisis in Rusland en de situatie in Kosovo).

Tijdens de Associatieraad met Polen werd ingegaan op de herstructurering van de Poolse staalindustrie. Polen meende dat het herstructureringsplan, mede dankzij de goede samenwerking met de Commissie, voldoet aan de EU-normen. Het plan gaat uit van een reële inschatting van de problemen en mogelijkheden van de Poolse staalindustrie. Voorts werden de hoge sociale kosten van de herstructurering benadrukt en werd in verband daarmee een beroep op Phare middelen gedaan. De Commissie beaamde de goede samenwerking met de Poolse autoriteiten, maar gaf tevens aan dat een aantal zaken verdere uitwerking behoeven.

De Associatieraad met Tsjechië ging in op de kritische voortgangsrapportage van de Commissie. Van Tsjechische zijde werd benadrukt dat de nieuwe regering de boodschap van het rapport ter harte neemt. Met hernieuwde kracht zal Tsjechië de voorbereiding op EU-toetreding aanpakken. De Commissie gaf aan dat het rapport een periode betreft waar de huidige Tsjechische regering niet direct verantwoordelijk voor is. Deze regering moet nu de kans grijpen op het momentum weer op te pakken.

Tijdens de Associatieraad met Hongarije gaf dit land aan dat de commitment aan een spoedige EU-toetreding ook bij de nieuwe Hongaarse regering onverminderd groot is.


XNoot
1

De bijlagen zijn ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven