21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1740 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 april 2017

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 april 2017 over de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») op 28 en 29 april 2017 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1739), over de brief van 4 april 2017 over het verslag Raad Buitenlandse Zaken van 3 april 2017 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1737), over de brief van 23 februari 2017 over de reactie op motie van het lid Van Bommel over een onafhankelijk onderzoek naar gedwongen verdwijningen en martelingen in Egyptische gevangenissen (Kamerstuk 32 735, nr. 169) en over de brief van 3 maart 2017 over het fiche: Mededeling Migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute (Kamerstuk 22 112, nr. 2319).

De vragen en opmerkingen zijn op 20 april 2017 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 25 april 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Omtzigt

De griffier van de commissie, Van Toor

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 april 2017, de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 28 en 29 april 2017 en de mededeling inzake migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute. De VVD-fractie heeft hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken en de nieuwe commissievoorstellen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de RBZ.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») op 28 en 29 april 2017. Graag willen deze leden de regering hierover nog enkele vragen stellen. De genoemde leden merken op dat zij reeds op 19 april jl. uitvoerig hebben gesproken met de regering over de situatie in Syrië, de voorlopige uitslag van het referendum in Turkije en de Brexit (Handelingen II 2016/17, nr. 70, debat over de informele Europese top van 29 april en referendum Turkije). De genoemde leden vinden het daarom niet nodig daar nu nogmaals uitvoerig op in te gaan.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennis genomen van de brieven van de regering.

De leden van de SP-fractie hebben eveneens kennis genomen van de brieven van de regering.

Turkije

De leden van de PVV-fractie constateren dat Turkije een prominente plaats inneemt op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken. De aandacht voor Turkije is volgens deze leden terecht omdat er met de referendumuitslag in Turkije nu formeel een islamofascistische dictatuur aan de Europese Unie grenst. De leden van de PVV-fractie zijn daarover zeer bezorgd.

Meer nog zijn de leden bezorgd over de slappe houding van de Europese regeringsleiders in Brussel. Gaan zij dit keer wel ferme maatregelen nemen tegen Erdoğan en Turkije of blijft het bij woorden?

De leden van de PVV-fractie zien in ieder geval dat het «aan de orde stellen» van mensenrechtenschendingen e.d. in Turkije, vruchteloos is gebleken. En dat zal in de toekomst ook zo blijven. Daarom vinden de leden van de PVV-fractie dat de regeringsleiders in Brussel nu eensgezind moeten optreden en keiharde maatregelen moeten treffen. Wat deze leden betreft wordt de toetredingssteun (IPA) per direct gestopt. Hetzelfde geldt voor de toetredingsonderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Daar kan ook een streep doorheen. Is de Minister bereid daarvoor te pleiten tijdens de bijeenkomst? Zo nee, waarom niet en wanneer dan wel?

1. Antwoord van het kabinet

Nederland pleit in Europees kader reeds geruime tijd voor het opschorten van pre-accessiesteun voor Turkije. Hiervoor is tot nu toe echter onvoldoende draagvlak. In het licht van zijn zorgen over de wijzigingen van de Turkse Grondwet en in overeenstemming met de motie Van Rooijen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1217 van 20 april jl.) zal het kabinet steun blijven zoeken voor opschorting van de pre-accessiesteun aan Turkije.

Kan de Minister tevens aangeven hoeveel toetredingssteun Turkije tot op heden heeft mogen ontvangen van de Europese Unie en welk bedrag daarvan op het conto van de Nederlandse belastingbetaler kan worden geschreven?

2. Antwoord van het kabinet

In de meerjarenbegroting van het Instrument voor Pre-accessiesteun (IPA) is er gemiddeld 4.453,90 miljoen EUR per jaar gereserveerd voor Turkije.1 Hiervan is 1.581,50 miljoen EUR toegewezen voor hervormingen op het gebied van de rechtsstaat, fundamentele rechten, democratische instellingen en openbaar bestuur. Gezien de lange besluitvormingsprocedures zijn er nog geen gegevens beschikbaar over de daadwerkelijke fondsen die betaald zijn.

Het IPA is onderdeel van de meerjarenbegroting van de EU. De Nederlandse bijdrage aan dit Meerjarig Financieel Kader bedraagt ongeveer 5% van het totaal.

De leden van de CDA-fractie achten het een goede zaak dat Turkije geagendeerd staat. Daar is ook alle aanleiding toe. Het Turkije van Erdoğan strekt zijn lange arm uit richting Europa. Spreekt over «heilige oorlogen» in Europa. Noemt de EU een «alliantie van kruisvaarders». Legt neo-Ottomaanse claims op delen van Griekenland, Syrië en Irak. Beschuldigt Nederland van massamoord in Srebrenica en nazisme. Hoe beoordeelt het kabinet de uitspraak van Erdoğan: «Als Europa zo doorgaat, kan geen Europeaan ter wereld veilig over straat lopen.»(http://www.reuters.com/article/us-turkey-referendum-europe-idUSKBN16T13E)? Ziet de Minister dit als een verkapt dreigement?

3. Antwoord van het kabinet

De uitspraak van president Erdoğan over veiligheid van Europese burgers past in het patroon van ongepaste retoriek die gebezigd werd in de aanloop naar het referendum. Dit is onverantwoordelijk, want zulke uitspraken dragen bij aan een gevoel van onveiligheid van EU-burgers in Turkije, een land waar regelmatig aanslagen worden gepleegd. Het is dan ook goed dat de EU de Turkse ambassadeur bij de EU hierover heeft ontboden. Het kabinet heeft de uitspraken aan het adres van Nederland als ongepast veroordeeld.

Hoe beoordeelt de Minister deze uitspraak bovendien in het licht van de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië? Is de Minister bovendien nu eindelijk eens bereid te pleiten voor internationaal onafhankelijk onderzoek naar de steun van Turkije aan ISIS en andere jihad-organisaties?

4. Antwoord van het kabinet

Het kabinet onderstreept dat Turkije een partner is en blijft in de strijd tegen terrorisme. Sinds de diverse aanslagen op Turks grondgebied zijn de Turkse acties tegen ISIS geïntensiveerd, bijvoorbeeld door nog actiever op te treden tegen ISIS-presentie in Turkije en door de grens met het door ISIS gecontroleerde gebied in Syrië strenger te controleren. Het kabinet ziet dan ook geen noodzaak voor een onafhankelijk internationaal onderzoek.

Hoe beoordeelt de Minister de berichtgeving dat de Turkse geheime dienst MIT zou spioneren in Duitsland (http://www.volkskrant.nl/buitenland/duitse-justitie-onderzoekt-twintig-imams-verdacht-van-spionage-voor-erdogan~a4483937/), zo vragen de leden van de CDA-fractie. Volgens veiligheidsexperts heeft de dienst in Duitsland een netwerk van zo'n zesduizend informanten. Het Openbaar Ministerie in Duitsland doet onderzoek naar ten minste twintig Turkse imams die worden verdacht van spionage in opdracht van de regering-Erdoğan en het doorspelen van gegevens over vermeende aanhangers van Gülen.

5. Antwoord van het kabinet

Het kabinet volgt de situatie in Nederland nauwgezet. Het is buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet toegestaan activiteiten in Nederland te ontplooien zonder toestemming van de Nederlandse overheid. Indien geconstateerd wordt dat een buitenlandse mogendheid zonder toestemming inlichtingenactiviteiten verricht op Nederlands grondgebied, treft de Nederlandse regering maatregelen. Over onderzoek naar activiteiten die deze diensten zonder toestemming van de Nederlandse overheid zouden uitvoeren en over het eventuele handelingsperspectief dat uit een dergelijk onderzoek zou voortvloeien, kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan.

De leden van de CDA-fractie constateren dat ook de spanning met België is opgelopen. De politieke rel over de intrekking van de erkenning van de Fatih-moskee in Beringen zou ertoe geleid hebben dat Turkije de samenwerking met België op het gebied van terrorismebestrijding opgeschort zou hebben (http://m.hln.be/nieuws/buitenland/-belgie-krijgt-geen-info-meer-van-turkije-over-terreur~a830b2a6/). Klopt deze berichtgeving? Zo ja, wat vindt de Minister hiervan?

6. Antwoord van het kabinet

Dit is een zaak voor de Belgische regering, waar het kabinet geen uitspraken over doet.

In de Egeïsche Zee zou de spanning met Griekenland «om te snijden» zijn, stellen de leden van de CDA-fractie. Bijna dagelijks zouden er schijngevechten plaatsvinden tussen straaljagers en zouden Turkse «onderzoeksschepen» de Griekse wateren binnendringen (http://m.hln.be/nieuws/buitenland/spanningen-naar-kookpunt-griekenland-is-paraat-om-elke-provocatie-van-turkije-te-beantwoorden~a1d0b215/). Hoe beoordeelt de Minister deze berichtgeving?

7. Antwoord van het kabinet

Zoals bekend zijn de spanningen tussen Turkije en Griekenland omtrent het luchtruim en de territoriale wateren in de Egeïsche Zee niet nieuw. Desalniettemin is de spanning toegenomen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwgezet.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de lange arm van Ankara, de dreigende taal, de spionage- en intimidatiepraktijken richting diverse Europese landen op EU-niveau geadresseerd moeten worden en voorzien van een robuust antwoord. De Minister stelt terecht vast dat landen als China, Rusland, Iran en Saoedi-Arabië assertiever zijn geworden. En dat de veranderende wereld een sterk EU-buitenlandbeleid vergt. Maar hoe ziet de Minister dat voor zich als de EU zich geen raad weet met de – eufemistisch gesproken – steeds assertievere houding die EU-kandidaatlid Turkije aanneemt? De EU komt veelal niet verder dan het uiten van «zorgen», «bezorgdheid». Welke politieke druk wordt er daadwerkelijk uitgevoerd? Hoe vaak is Turkije het afgelopen half jaar door de EU veroordeeld wegens mensenrechtenschendingen of provocaties richting individuele EU-lidstaten, zoals Nederland? Is de Minister inmiddels bereid om de massale zuiveringen na de mislukte coup te veroordelen?

8. Antwoord van het kabinet

De EU spreekt Turkije, net als Nederland, regelmatig aan op zorgelijke ontwikkelingen met betrekking tot onder meer de rechtsstaat en mensenrechten. Zo hebben Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en Commissaris Hahn zich meermaals uitgesproken over de recente ontwikkelingen in Turkije. In een gezamenlijke EU-verklaring van 13 maart jl. hebben zij Turkije bijvoorbeeld opgeroepen de bevindingen en zorgen van de Venetië Commissie ter harte te nemen. In diezelfde verklaring wordt Turkije opgeroepen om de spanningen met sommige EU-lidstaten niet verder te escaleren. In een gezamenlijke verklaring van de voorzitter van de Commissie Juncker, Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en Commissaris Hahn van 16 april is aangekondigd dat de grondwetswijzigingen en de daaropvolgende implementatie beoordeeld zullen worden in het licht van de verplichtingen van Turkije als kandidaat-lidstaat van de EU en als lid van de Raad van Europa. Ook de Commissie beziet de ontwikkelingen in Turkije kritisch, zoals blijkt uit de voortgangsrapportage over Turkije van 9 november 2016. Hierover bent u geïnformeerd via de kabinetsappreciatie (Kamerstuk 23 987, nr. 120). In de Voorzitterschapsconclusies van 13 december 2016 is vervolgens op aandringen van Nederland vastgesteld dat onder de huidige omstandigheden het openen van nieuwe hoofdstukken niet wordt overwogen.

Het kabinet benadrukt ten slotte het belang van proportionaliteit in de reactie van de Turkse overheid in de nasleep van de couppoging, en blijft aandringen om de samenwerking tussen Turkije en de Raad van Europa te benutten om te spreken over de handhaving van de principes van de rechtsstaat.

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie waarom de Minister nog steeds niet heeft gereageerd op de motie-Knops (Kamerstuk 32 735, nr. 163) die de regering oproept het optreden van de Turkse veiligheidstroepen tegen de Koerden te veroordelen als buitenproportioneel? Inmiddels is er een verontrustend rapport verschenen van de VN. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten spreekt van ongeveer tweeduizend doden, tot 500.000 ontheemden en van schade aan civiele infrastructuur door zware wapens van «enorme omvang» (http://www.ohchr.org/Documents/Countries/TR/OHCHR_South-East_TurkeyReport_10March2017.pdf). Het Turkse leger wordt beschuldigd van ernstige mensenrechtenschendingen. Wat vindt de Minister hiervan? Wanneer is de Minister bereid te reageren op de motie-Knops?

9. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft herhaaldelijk verklaard en bij de Turkse autoriteiten onder de aandacht gebracht dat maatregelen van de Turkse regering tegen terroristische bedreigingen, inclusief als die uitgaan van de PKK, proportioneel moeten zijn en mensenrechten moeten respecteren. Daarnaast heeft Nederland er bij de Turkse regering op aangedrongen het Koerdische vredesproces te hervatten. Nederland zal dit blijven doen. Daarnaast spreekt ook de EU zich in deze zin uit in de verklaring van de 28 EU-lidstaten van 8 november jl., die mede op aandringen van Nederland tot stand is gekomen.

Nederland heeft verder de optie van een onafhankelijk onderzoek onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie Knops (Kamerstuk 32 735, nr. 163).

Het resultaat van het Turkse referendum is reeds besproken in het debat ter voorbereiding van de Europese Raad van 29 april. De leden van de fractie van GroenLinks hebben hierover nog enkele vragen. Welke appreciatie hebben de andere lidstaten over het Turkse referendum? Zijn er lidstaten die het resultaat positief beoordelen?

10. Antwoord van het kabinet

In een reactie op de uitslag van het referendum hebben behalve de Europese Commissie ook andere Europese lidstaten hun zorgen uitgesproken over de verdeeldheid in Turkije en de gevolgen voor de democratie en de rechtsstaat. Tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken van 28 en 29 april zullen deze zorgen onderwerp van gesprek zijn.

Verwacht de Minister steun voor het Nederlandse voorstel om de Europese Commissie te vragen om een assessment van de verplichtingen die Turkije heeft als kandidaat-lidstaat?

11. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal de Europese Commissie tijdens de informele Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken vragen een dergelijk assessment te doen en zal uw Kamer in het verslag van de Raad informeren over de reacties op zijn voorstel.

Is de Minister bereid om het belang van de samenwerking op het gebied van de opvang van Syrische vluchtelingen te benadrukken?

12. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is van mening dat Turkije een strategische partner is van Nederland en van de Europese Unie en onderstreept het belang van samenwerking op terreinen als migratie. De afspraken die op 18 maart 2016 met Turkije zijn gemaakt voor opvang van Syrische vluchtelingen, staan los van de kandidaat-lidstatus van het land. Het kabinet benadrukt dat de afspraken onder EU-Turkije verklaring onderdeel zijn van de uitvoering van de brede aanpak van de Europese migratieproblematiek. Deze richt zich onder meer op het aanpakken van de grondoorzaken van migratie en betere vorm van opvang in de regio.

Is Nederland in het kader van de strijd tegen IS nog goed in staat om samen met Turkije en Koeweit te werken aan de bestrijding van «Foreign Terrorist Fighters»?

13. Antwoord van het kabinet

Nederland is samen met Turkije en Koeweit covoorzitter van de Coalitie-werkgroep over Foreign Terrorist Fighters (FTF). De werkgroep kwam voor het laatst bijeen in Koeweit op 15 maart jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 607). Tijdens deze bijeenkomst werd onder meer een vervolg gegeven aan door Nederland en Turkije ontwikkelde aanbevelingen over informatie-uitwisseling. Interpol rapporteerde een sterke toename van het aantal FTF-profielen dat landen via Interpol delen. Daarnaast wisselden landen ervaringen uit in de aanpak van terugkeerders. De inspanningen en resultaten van de werkgroep bieden voor Nederland goede aanknopingspunten voor verdergaande samenwerking met Turkije en Koeweit, alsook met andere (regionale) partners in deze werkgroep.

Werkmethoden

De leden van de D66-fractie constateren dat tijdens de informele RBZ zal worden gesproken over werkmethoden binnen het buitenlandbeleid van de EU. De Minister merkt daarbij op dat het kabinet het verbeteren van deze werkmethoden steunt, en spreekt daarbij over meer eenheid, nauwere samenwerking en het bevorderen van samenhangend beleid. De genoemde leden ondersteunen dat natuurlijk. Tegelijkertijd zouden zij graag van de Minister een nadere toelichting ontvangen, inclusief concrete voorstellen, maatregelen en acties die worden genomen ten behoeve van meer eenheid, nauwere samenwerking en bevordering van samenhangend beleid. De leden van de D66-fractie zijn namelijk van mening dat de manier waarop het nu verwoord is in de agenda van de informele RBZ te algemeen blijft.

14. Antwoord van het kabinet

Zoals beschreven in de Geannoteerde Agenda staat het Kabinet een verbetering van de werkmethoden binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie voor. De werking van de Raad is in alle formaties een punt van aandacht. Nederland is van oordeel dat de RBZ dynamischer kan worden gemaakt door een aantal verbeterpunten. De agendapunten van de Raad zouden politieker van aard moeten zijn. Een goed voorbeeld was de door Nederland geagendeerde discussie over Jemen, inclusief het wapenexport beleid. Daarnaast is het logisch dat verschillen bestaan tussen lidstaten. Deze zouden in discussies sneller en duidelijker moeten worden benoemd met het oog op het formuleren van gemeenschappelijke belangen en doelen. Ten derde is het in het licht van de geloofwaardigheid van de Unie van groot belang dat lidstaten beleid dat in EU-verband is overeengekomen, ook in hun nationale beleid uitdragen. Tot slot is Nederland van mening dat verbetering mogelijk is in het uitvoeren van EU-beleid en het inzetten van financiële middelen op basis van politieke besluiten die in de Raad worden genomen.

De leden van de fractie van GroenLinks stellen zich achter de Minister in het bevorderen van een samenhangend beleid en inzet van instrumenten om de impact van het Europees extern beleid te vergroten. Zij stellen zich achter de verdere versterking van het positie van de Hoge Vertegenwoordiger.

Migratie

De leden van de VVD-fractie stellen dat uit diverse berichten blijkt dat ruim 8.500 bootvluchtelingen het afgelopen weekend voor de kust van Italië uit zee zijn gered. Eerder lazen zij ook het bericht dat Justitie in Italië onderzoekt of twee onder Nederlandse vlag varende hulpschepen betrokken zijn bij een mogelijke samenwerking tussen hulporganisaties en mensensmokkelaars in Libië. Kan de Minister aangeven of deze Nederlandse schepen nog steeds actief zijn voor de Libische kust? Deelt de Minister de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat deze schepen mensensmokkel uitlokken en een pervers magnetisch effect uitlokken met hun aanwezigheid? Heeft de Minister deze organisaties zelf al tot de orde geroepen? En is hij bereid dit alsnog te doen, aangezien hun aanwezigheid in strijd is met het Nederlands buitenlands beleid, dat terugdringing van irreguliere migratiestromen beoogt. En is hij bereid maatregelen te nemen, zeker wanneer sprake is van een subsidierelatie?

15. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft uw schriftelijke vragen over dit onderwerp met kenmerk 2017Z04291ontvangen. U ontvangt binnen de gestelde termijnen een schriftelijke reactie.

Onder internationaal recht is het een verplichting om mensen in nood te redden. Tegelijkertijd is samenwerking met mensensmokkelaars en -handelaars strafbaar.

Uit gegevens van onder meer de Italiaanse autoriteiten en het Europese Grens- en Kustwacht agentschap (Frontex) blijkt dat een groot deel van de migranten die in Italië aan wal wordt gebracht, is gered door hulporganisaties die actief zijn voor de kust van Libië. Daar zijn ook Nederlandse organisaties actief, zoals Stichting Bootvluchteling en Artsen zonder Grenzen, evenals organisaties uit andere landen die varen met schepen onder de Nederlandse vlag, zoals Sea Watch en Jugend Rettet. Genoemde Nederlandse organisaties ontvangen hiervoor geen subsidie van de Nederlandse overheid.

Uit internationale gegevens blijkt dat schepen van hulporganisaties soms zeer dichtbij de Libische kust varen. Het is niet bekend of bij deze incidenten ook sprake is van rechtstreeks contact tussen sommige hulporganisaties en criminele smokkelbendes. Dit is onderdeel van een oriënterend feitenonderzoek dat door de Italiaanse Justitie wordt uitgevoerd. Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat er sprake zou zijn van dergelijke contacten. Het kabinet verwelkomt dergelijke onderzoeken, juist ook in het belang om hier duidelijkheid in te krijgen.

De Europese Commissie schrijft in haar Mededeling «Migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute» dat de EU op dit moment tracht de migratiestromen via de Zuid-Libische grens te beheersen middels capaciteitsopbouw van de Libische kustwacht, het aanpakken van mensensmokkel en -handel door het delen van informatie, het creëren van alternatieve inkomstenbronnen voor mensensmokkel, begeleiding van vrijwillige terugkeer naar landen van herkomst en informatiecampagnes over de risico’s en gevaren van irreguliere migratie. Ook wordt het netwerk Seahorse Mediterranen op dit moment geoperationaliseerd en worden Tunesië, Algerije en Egypte aangemoedigd om aan dit netwerk deel te nemen. De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de Minister op welke wijze Noord-Afrikaanse landen worden gestimuleerd om bij te dragen aan de aanpak van mensensmokkel. Ook zijn deze leden benieuwd wat bedoeld wordt met «het creëren van alternatieve inkomstenbronnen voor mensensmokkel».

16. Antwoord van het kabinet

De uitstroom van migranten uit Marokko, Algerije en Tunesië naar de Europese Unie is relatief beperkt. Meer dan 90% van de migranten die in 2016 in Italië aankwam, was vertrokken uit Libië. Marokko vervult een belangrijke rol bij het beperken van irreguliere migratie via de Westelijk-Mediterrane route. Ook Algerije en Tunesië slagen er redelijk goed in om hun grenzen te bewaken en daarmee irreguliere (transit-)migratie tegen te gaan. In het geval van Egypte wisselt dit beeld. Hierdoor zijn deze landen minder interessant voor mensensmokkelaars. Nederland en de EU moedigen de betrokkenheid van deze landen aan bij het zoeken naar regionale oplossingen voor de aanpak van mensensmokkel en het voorkomen van verdrinkingen in de Middellandse Zee, bijvoorbeeld via het Seahorse Mediterranean Network. Dit netwerk waaraan onder meer Griekenland, Italië, Frankrijk, Malta, Cyprus, Spanje en Portugal deelnemen, is erop gericht om de samenwerking tussen de kustwachten in de Middellandse Zee te bevorderen, activiteiten beter af te stemmen en mensensmokkel beter in kaart te brengen. Het streven is om Libië, Tunesië, Algerije en Egypte beter bij het netwerk te betrekken. De EU streeft voorts naar brede partnerschappen en migratiesamenwerking met deze landen, waarbinnen kennis uitgewisseld kan worden en capaciteit kan worden opgebouwd. In dit kader worden in Noord-Afrika programma’s gefinancierd uit het EU-trustfund voor Afrika (EUTF).

Wat betreft alternatieve inkomstenbronnen voor mensensmokkel wordt op dit moment vooral gekeken naar Niger waar de overheid maatregelen heeft genomen tegen mensensmokkelaars en de gevolgen die dat heeft voor de lokale economie in de regio Agadez. Voor veel mensen betekende mensensmokkel een dagelijks inkomen. Als er geen alternatief inkomen gegenereerd kan worden, is de kans van slagen voor het antismokkelbeleid gering.

Tot slot meldt de Minister dat de EU voornemens is om € 200 miljoen uit de bestaande middelen toe te voegen aan het EU-migratie trustfund voor Noord-Afrika en de lidstaten verzoekt dit bedrag te verdubbelen met bilaterale bijdragen. In de mededeling is te lezen dat het kabinet dit verzoek onwenselijk vindt omdat de noodzaak niet zou zijn onderbouwd. Twijfelt het kabinet aan de effectieve besteding van deze gelden? Kan de Minister de twijfel verder toelichten?

17. Antwoord van het kabinet

Zoals in het BNC-fiche over de Mededeling «Migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute» aangegeven verwelkomt het kabinet het voorstel om EUR 200 miljoen te mobiliseren uit bestaande EU-middelen voor het Noord-Afrika onderdeel van het EU-trust fund voor Afrika (binnen de bestaande kaders van de EU-meerjarenbegroting 2014–2020). Deze fondsen zijn hard nodig om een aantal programma’s in met name Libië op te kunnen schalen, o.a. gericht op het verbeteren van de omstandigheden van migranten in opvang- en detentiecentra en het bevorderen van vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden. Inmiddels is hiertoe een pakket van EUR 90 miljoen goedgekeurd ten behoeve van de bescherming van vluchtelingen en migranten in Libië en het bevorderen van sociaaleconomische ontwikkeling van gastgemeenschappen. Het kabinet steunt deze inzet. Het kabinet vindt het echter niet wenselijk noch realistisch dat de Europese Commissie aan de lidstaten vraagt om de EU-bijdrage aan het EU Trust Fund te evenaren. Nederland is geen voorstander van dergelijke «matchingsverzoeken». Lidstaten leveren immers reeds nationale bijdragen aan de EU-begroting. Het kabinet vindt dat lidstaten de vrijheid moeten houden om zelf te bepalen of en in hoeverre zij een extra bijdrage aan het EU Trust Fund willen doen. Het kabinet constateert dat lidstaten een dergelijke bijdrage waarschijnlijk eerder overwegen op basis van een onderbouwd specifiek verzoek (concrete voorstellen en projecten). Hierbij zou duidelijk gemaakt moeten worden waarom deze voorstellen niet uit de EU-begroting betaald kunnen worden.

Eén van de commissievoorstellen gaat over de migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute. De leden van de PVV-fractie willen dit voorstel direct naar de prullenmand verwijzen. De leden kunnen niet instemmen met het bedrag van 200 miljoen euro dat wordt vrijgespeeld en toegevoegd aan het EU-migratie trustfund. In de mededeling staat dat «lidstaten worden verzocht dit bedrag te verdubbelen met bilaterale bedragen». De leden van de PVV-fractie vragen de Minister niet op dat verzoek in te gaan. De Nederlandse belastingbetaler moet die pot niet gaan spekken. Kan de Minister toezeggen dat Nederland niet ook nog eens zelfstandig gaat bijdragen aan het trustfund? Zo neen, waarom niet?

18. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft eerder EUR 15 miljoen bijgedragen aan het EU Noodtrust Fund voor Afrika (EUR 3 miljoen aan de Sahel Window en EUR 12 miljoen voor specifieke projecten in Ethiopië). Door deze bilaterale bijdrage heeft Nederland stemrecht gekregen over de besteding van de fondsen uit het EUTF. Het kabinet sluit niet uit dat het in de toekomst wederom een bilaterale bijdrage doet aan het EUTF ten behoeve van specifieke migratieprojecten. Dit is alleen aan de orde als financiering via het EUTF het meest geschikt wordt geacht om bepaalde doelen te bereiken.

De leden van de PVV-fractie lezen dat het kabinet overweegt een bijdrage te leveren voor concrete projecten of voorstellen buiten het trustfund om. De PVV-leden raden het kabinet aan om hier ook niets aan bij te dragen. Migratie beperken doen we door onze eigen grenzen te sluiten voor migranten en door boten terug te sturen. Waarom wordt daar niet in geïnvesteerd?

19. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich in voor het indammen van irreguliere migratiestromen via een inzet langs de gehele keten: in herkomst- en transitlanden, in landen van vertrek, aan de Europese buitengrenzen en binnen de EU. Het sluiten van grenzen is hierbij niet aan de orde en wordt door het kabinet niet als een realistische oplossing gezien. Bovendien miskent een dergelijke maatregel volledig de (negatieve) impact op de Nederlandse economie.

In de mededeling wordt uitgebreid gesproken over de aanpak van mensensmokkelaars en het businessmodel van mensensmokkelaars. De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of hij de mening deelt dat «hulp»-organisaties die migranten oppakken op slechts enkele kilometers van de Libische kust gekwalificeerd kunnen worden als helers van mensensmokkelaars? Wat wordt gedaan om het businessmodel van de «hulp»-organisaties, en hun samenwerking met mensensmokkelaars op het Libische vaste land, te ontregelen? Waarom is aan deze ongure praktijken geen aandacht geschonken in de mededeling?

20. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft uw schriftelijke vragen over dit onderwerp ontvangen. U ontvangt binnen de gestelde termijnen een schriftelijke reactie.

De ngo’s die betrokken zijn bij reddingsoperaties in de Middellandse Zee doen levensreddend werk. Het is een verplichting onder internationaal recht om mensen in nood te redden. Tegelijkertijd is duidelijk dat mensensmokkelaars van dit gegeven misbruik maken, bijvoorbeeld door bootjes met te weinig brandstof de zee op te sturen, en dat reddingsoperaties daarmee als onbedoeld neveneffect een versterkend effect kunnen hebben op deze misdadige activiteiten.

In de visie van het kabinet is het cruciaal het cynische verdienmodel van mensensmokkelaars te doorbreken. Het is daarvoor onder andere noodzakelijk maatregelen te treffen die tegengaan dat mensen zich gedwongen zien om de gevaarlijke oversteek te maken en van deze diensten gebruik maken. Het is evident dat daarbij geen eenvoudige oplossingen voorhanden zijn. Hiervoor is in ieder geval nodig dat afspraken worden gemaakt met landen van oorsprong en transit over het bieden van veiligheid en perspectief aan mensen als alternatief voor de gevaarlijke boottochten.

Het kabinet heeft geen bewijzen van directe samenwerking tussen ngo’s en mensensmokkelaars. Dit vormt onderdeel van een verkennend feitenonderzoek door de Italiaanse justitie. Het kabinet wacht de uitkomsten van dit onderzoek af.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben de volgende vragen over de Mededeling van de Europese Commissie over migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute. Deelt de Minister de mening dat de Turkije-deal de afhankelijkheid van Turkije te groot heeft gemaakt? Deelt de Minister de mening dat de Turkije-deal niet goed uitgevoerd wordt? Is de Minister het er mee eens dat migranten die terug worden gestuurd naar derde landen beter gevolgd moeten worden, zodat het non-refoulementprincipe gewaarborgd blijft? Is de Minister het er mee eens dat de lidstaten hervestigingsafspraken, zoals die gemaakt zijn binnen de Turkije-deal, onverkort na zouden moeten komen? Is de Minister het er mee eens dat ontmoediging van irreguliere migratie ondermijnt wordt door de trage asielprocedures? Welke lessen trekt de Minister uit de Turkije-deal voor volgende afspraken met andere landen?

21. Antwoord van het kabinet

Het afgelopen jaar heeft de EU-Turkije Verklaring van 18 maart 2016 direct bijgedragen aan een significante daling van het aantal mensen dat de levensgevaarlijke oversteek vanuit Turkije naar de Griekse eilanden waagt. Het aantal verdrinkingen is daarmee sterk gedaald. Zoals ook uit de meest recente voortgangsrapportages van de Europese Commissie blijkt, zijn onder zeer lastige omstandigheden zichtbare resultaten geboekt. Inspanningen blijven nodig, in het bijzonder moeten er stappen worden gezet om de situatie in Griekenland te verbeteren. Turkije evenals de Europese Unie hebben belang bij de effectieve uitvoering van de afspraken, in overeenstemming met Europese en internationale verplichtingen, waaronder het non-refoulement beginsel. Hierbij is het van belang dat alle Europese lidstaten hun verplichtingen nakomen, voor wat betreft hervestiging, herplaatsing en het ondersteunen van de EASO en Frontex.

Voor een algemene appreciatie van de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring, waaronder de wijze waarop de Verklaring heeft bijgedragen aan een significante daling van de instroom naar de Griekse eilanden verwijs ik kortheidshalve naar de twee laatste voortgangsrapportages van de Europese Commissie over de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart 2016. Kabinetsappreciaties van deze rapportages zijn met uw Kamer gedeeld via het verslag van de JBZ-Raad van december 2016 en de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van maart 2017.2

De leden van de fractie van GroenLinks achten een ketenbenadering noodzakelijk. Deze leden vinden het wenselijk dat de EU daarbij de menswaardige behandeling van migranten en vluchtelingen voorop stelt en niet het tegenhouden van mensen. Wat is er tot dusverre verbeterd aan de opvang van vluchtelingen in Libië? Wat gebeurt er momenteel met mensen die de Libische kustwacht onderschept? Bestaat er kans dat zij worden vastgehouden in «concentratiekampachtige omstandigheden» en te maken krijgen met «executies, marteling, verkrachting, omkoping en verbanning naar de woestijn», waarvan melding wordt gemaakt in de brief van vorig jaar van de Duitse ambassade in Niger?

22. Antwoord van het kabinet

Er wordt hard gewerkt door IOM en UNHCR, met financiële steun van EU-lidstaten, om de situatie voor de opvang van migranten, die gered zijn door de Libische kustwacht, in Libië te verbeteren. Zo zijn er met Nederlandse steun twee opvangcentra aan de Libische kust opgeknapt (een derde wordt binnenkort opgeleverd), waar migranten eerste hulp krijgen en worden geregistreerd. EU Border Assistance Mission (EUBAM) heeft hulp aangeboden bij het verbeteren van de registratie van migranten. Na deze eerste opvang worden migranten voor het merendeel overgebracht naar detentiecentra, die worden beheerd door het Directorate to Combat Illegal Migration (DCIM), dat valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het Britse Department for International Development (DFID) financiert een programma dat erop is gericht om de levensomstandigheden in de grootste detentiecentra te verbeteren. En eerder deze maand heeft IOM een mensenrechtentraining gegeven aan de staf van deze centra. Gezien de slechte situatie in de detentiecentra is het van groot belang dat IOM en UNHCR besloten hebben om het aantal inspecties op te voeren. Het grootste probleem is dat de internationale gemeenschap geen toegang heeft tot centra die worden beheerd door milities, waar de ergste mensenrechtenschendingen plaatsvinden.

Is de Minister bereid om de mogelijkheden voor versterking van de asieldiensten in Italië en Griekenland te bespreken?

23. Antwoord van het kabinet

Sinds het begin van de Europese migratiecrisis staat de EU Griekenland bij vanuit verschillende fondsen met een robuuste financiële ondersteuning. Overzichten van de totale steun, inclusief de verschillende activiteiten die worden gefinancierd worden door de Commissie op haar website geplaatst.3 Daarnaast hebben de lidstaten verschillende experts afgevaardigd bij onder andere het Europese Asielagentschap, dit om de Griekse asieldiensten in hun werk te ondersteunen. Ook heeft het Nederlandse Border Security Team de Griekse autoriteiten ondersteund in het identificeren van aangekomen migranten.

Ook vragen de leden van de fractie van GroenLinks waarom de Commissie het matchingsverzoek niet heeft onderbouwd? Zijn de plannen afdoende financieel onderbouwd?

24. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 17 vindt het kabinet «matchingsverzoeken» in het algemeen niet wenselijk. Het kabinet vindt namelijk dat lidstaten de vrijheid moeten houden om te bepalen of en in hoeverre zij een extra bilaterale bijdrage willen doen aan het EUTF voor Afrika. Lidstaten zullen waarschijnlijk eerder een extra bijdrage overwegen als duidelijk is waarom bepaalde programma’s niet uit de bestaande EU-begroting gefinancierd kunnen worden en welke resultaten met deze programma’s worden beoogd. Voor wat betreft de besteding van de extra EUR 200 miljoen uit bestaande EU-middelen geldt dat de Commissie inmiddels gedeeltelijk concrete voorstellen heeft uitgewerkt. Zo is onlangs goedkeuring gegeven aan een pakket van EUR 90 miljoen hieruit, ter financiering van programma’s in Libië (ten behoeve van de bescherming van vluchtelingen en migranten in Libië en het bevorderen van sociaaleconomische ontwikkeling van gastgemeenschappen). Deze zijn naar mening van het kabinet voldoende onderbouwd.

Tenslotte vragen de leden van de fractie van GroenLinks hoe de Minister staat tegenover de afspraken die de Italiaanse regering met Libische stammen heeft gesloten? Denkt de Minister dat deze deal een positieve invloed heeft? Wat denkt de Minister dat de Libische stammen gaan doen om migranten tegen te houden?

25. Antwoord van het kabinet

Nederland verwelkomt de Italiaanse inspanningen om te komen tot duurzame stabiliteit in Libië door zowel met actoren op centraal als lokaal niveau samen te werken. De Italiaanse regering heeft een overleg gefaciliteerd tussen en met de grootste stammen in Zuid-Libië, de Toeareg, Tebu en Awlad Suleiman. Lokale verzoening tussen de stammen onderling en nieuw economisch perspectief voor deze stammen zijn belangrijk om samenwerking op migratiemanagement aan de Libische zuidgrens te ondersteunen. Er is nu overeenstemming over de noodzaak tot samenwerking tussen en met deze stammen. De afspraken moeten nog verder worden uitgewerkt. Het uitvoeren en monitoren van afspraken blijft daarbij een belangrijk aandachtspunt gegeven de moeilijke situatie in Libië zelf. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwgezet.

De leden van de SP-fractie hebben ook enkele vragen over migratie en stellen dat de Minister zichzelf in een vreemde spagaat heeft geplaatst. Aan de ene kant worden zorgen over de mensenrechtensituatie in Noord-Afrikaanse landen geuit, aan de andere kant wil hij vergaande deals met ze sluiten om zo de vluchtelingenstroom in te dammen. Graag een reactie.

26. Antwoord van het kabinet

In opvolging van de Valletta top van november 2015, steunt het kabinet de intensivering van migratiesamenwerking met Afrikaanse landen. Vanzelfsprekend geldt dat deze migratieafspraken moeten passen binnen de internationaalrechtelijke kaders, zoals het VN Vluchtelingenverdrag. De EU werkt onder meer aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in deze landen door te investeren in verbetering van lokale opvangfaciliteiten en de situatie in detentiecentra en zet zich in voor ondersteuning van lokale gastgemeenschappen. Van verregaande deals is vooralsnog geen sprake.

De leden van de SP-fractie begrijpen dat de EU iets wil doen aan de verdrinkende mensen, maar met landen als Turkije, en Libië zijn wel deals te sluiten maar ze zijn niet uit te voeren. Iets anders denken blijkt, zoals aan de uitvoering van de Turkijedeal te zien is, naïef. Graag een reactie.

27. Antwoord van het kabinet

Het kabinet herkent zich niet in het geschetste beeld. De afspraken met Turkije hebben wel degelijk zichtbare resultaten opgeleverd in termen van afgenomen instroom van irreguliere migratie. Bovendien patrouilleren de Turkse kustwacht en politie vaker en worden meer migranten tegengehouden waardoor dramatisch leed wordt voorkomen. Het gekozen model van de samenwerking met Turkije kan niet zonder meer op andere landen worden toegepast. Versterkte migratiesamenwerking met andere derde landen, in bijvoorbeeld in Noord-Afrika, zal maatwerk vergen.

De leden van de SP-fractie vernemen graag of de Minister de mening deelt dat hoewel er minder mensen naar Europa komen via de Turkijeroute de problemen nog lang niet zijn opgelost?

28. Antwoord van het kabinet

Hoewel de instroom via de Oostelijke Mediterrane Route drastisch is gedaald, is de instroom via de Centrale Mediterrane Route (CMR) het afgelopen jaar toegenomen. Via de 5 pijlers van de Valletta top, zet Nederland zich in om de migratiestromen via de CMR in te dammen.

Wat betreft de uitvoering van de afspraken in Griekenland van de EU-Turkije verklaring is er in Griekenland ruimte voor verbetering. Zie ook beantwoording vraag 21. Het kabinet heeft uw schriftelijke vragen met kenmerk 2017Z04148 over de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring en de effecten daarvan ontvangen. U ontvangt binnen de gestelde termijnen een schriftelijke reactie.

De volgende deal zit eraan te komen. De Libiëdeal. De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe reëel de Minister het vindt om over zo’n deal te spreken? Wie zou z’n handtekening daaronder moeten zetten? Naar wie zou het geld moeten worden overgemaakt?

29. Antwoord van het kabinet

Er is zoals aangegeven geen sprake van een EU-deal met Libië. Wel is er besloten om 90 miljoen euro vrij te maken om bestaande programma’s te intensiveren, zoals verbetering van de eerste opvang van migranten en de situatie in de detentiecentra, en het opschalen van vrijwillige terugkeer van migranten naar hun vaderland.

De nieuwste zorgelijke ontwikkeling in Libië betreft volgens de leden van de SP-fractie het feit dat slavernij nu zo genormaliseerd is dat migranten en plein public verhandeld worden, zo rapporteert de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Ze dachten dat ze een reis naar de kust hadden gekocht, in plaats daarvan worden ze verkocht. Graag een reactie.

30. Antwoord van het kabinet

Er kan niet genoeg benadrukt worden welke risico’s migranten lopen als ze besluiten naar Libië te reizen. Het kabinet onderschrijft de zorgelijke bevindingen in het rapport van IOM. Bovendien sterkt dit het kabinet in de overtuiging dat informatievoorziening over dergelijke risico’s van migratie in herkomstlanden een essentieel onderdeel van het migratiebeleid is. Met het opschalen van mogelijkheden tot vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden, het vragen van aandacht voor de omstandigheden in detentiecentra en het aanpakken van mensensmokkel wordt getracht de situatie voor migranten te verbeteren. Zoals eerder aangegeven, vraagt Nederland daarnaast ook in multilaterale fora consequent aandacht voor de omstandigheden van migranten in Libië en de noodzaak tot effectieve monitoring.

Daarnaast hebben deze leden vragen over het extra geld dat weer wordt vrijgemaakt voor verbeterde opvang in de regio. Maar hoe denkt de Minister dit effectief te kunnen inzetten in een land dat er zo aan toe is? Wat is er tot op heden al in Libië zelf, dus niet de kustwacht, gebeurd op dit gebied?

31. Antwoord van het kabinet

Met opvang in de regio wordt op dit moment niet Libië bedoeld. Opvang in de regio is wel mogelijk in een aantal andere landen in Afrika, zoals Ethiopië en Kenia. Het Europees beleid is erop gericht om migranten, die om economische redenen irregulier naar de EU willen migreren, ervan te weerhouden naar Libië te gaan. Niet alleen lopen ze grote risico’s in Libië zelf, de kans op een verblijfsstatus of werkvergunning in een Europees land is nihil. Het kabinet heeft eind vorig jaar een extra bijdrage van EUR 1 miljoen gedaan aan een IOM programma om migranten die vastzitten in Libië vrijwillig terug te laten keren naar hun vaderland. Daarnaast wordt in herkomstlanden geïnvesteerd in het creëren van banen voor jongeren, zodat zij een toekomstperspectief hebben in eigen land.

De leden van de SP-fractie hebben in de Guardian een verontrustend bericht gelezen over het feit dat het Witte Huis zou hebben geopperd om Libië in drieën te splitsen. De oude Ottomaanse provincies van Cyrenaica in het oosten, Tripolitanië in het noordwesten en Fezzan in het zuidwesten. De leden van de SP-fractie vernemen graag wat de Minister hiervan vindt? Deelt hij de mening dat mocht dit doorgaan een Libiëdeal nog verder verwijderd raakt? Is hij bereid zich hier tegen te verzetten mocht dit op enig moment als serieuze optie op tafel komen te liggen?

32. Antwoord van het kabinet

In recente verklaringen van de Arabische Liga, de Afrikaanse Unie, de Europese Unie en de Verenigde Naties staat duidelijk dat de territoriale integriteit en eenheid van Libië gewaarborgd moet blijven. Geen enkel land pleit op dit moment voor het opsplitsen van Libië in drie aparte landen. Nederland ondersteunt internationale inspanningen, waaronder de VN-missie, om te komen tot een duurzame politieke oplossing tussen de Libiërs zelf. Het opsplitsen van Libië is daarbij niet aan orde.

Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen over de algehele koers van de EU met betrekking tot migratie. Het lijkt alsof de EU bezig is vooral zoveel mogelijk de grenzen te sluiten en daarnaast ook nog Griekenland en Italië te laten zitten met de vluchtelingen die de barre overtocht wel overleven. Graag een reactie.

33. Antwoord van het kabinet

Het kabinet herkent zich niet in het door de SP geschetste beeld. Nederland zet zich binnen de Europese Unie in voor een rechtvaardig migratiebeleid, waarin solidariteit en verantwoordelijkheid hand in hand gaan. Het Europese beleid is er onder andere op gericht om te zorgen dat vluchtelingen middels opvang in de regio dichter bij hun land van oorsprong kunnen worden opgevangen, hiermee wordt getracht te voorkomen dat mensen ten prooi vallen aan het cynische businessmodel van de mensensmokkelaars. Daarnaast wordt via hervestiging een legaal alternatief voor de levensgevaarlijke boottocht geboden. Ook herkent het kabinet zich niet in het beeld dat de Europese Unie Italië en Griekenland laat zitten met vluchtelingen. Middels de herplaatsingsafspraken wordt getracht de druk op Griekenland en Italië te verminderen en worden deze landen via de inzet van experts en grootschalige financiële steun bijgestaan in de opvang van deze groepen migranten. Wat betreft de uitvoering van deze afspraken hamert Nederland tijdens de verschillende overleggen erop, dat alle Europese Lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen.

Eerder werd afgesproken om 160.000 vluchtelingen te herplaatsen uit die landen, nu wordt dat aantal mogelijk verlaagd tot slechts 33.000 omdat er niet meer «geschikte» vluchtelingen in Italië en Griekenland zijn. Wat klopt hiervan? Deelt de Minister de mening dat we wellicht de definitie van «geschikte» vluchtelingen moeten aanpassen? Afghanen zijn nu bijvoorbeeld niet «geschikt» omdat ze niet in heel Europa een toekenningspercentage van boven de 70% hebben. Sommigen willen alleen moeders met kinderen, anderen geen Eritreeërs, en naar andere landen mogen vluchtelingen maar een keer per maand overkomen. Is de Minister bereid om ervoor te pleiten dat ook vluchtelingen met een nationaliteit met een lager toekenningspercentage kunnen worden herplaatst? En is de Minister bereid te pleiten voor uniforme herplaatsingsvoorwaarden zodat in ieder geval de logistiek snelle herplaatsing niet in de weg staat?

34. Antwoord van het kabinet

Het kabinet herkent zich in de analyse van de Europese Commissie zoals uiteengezet in de meest recente voortgangsrapportage. Het kabinet vindt evenwel niet dat het daarom nu noodzakelijk is om te pleiten voor een aanpassing van de definitie van «geschikte» vluchtelingen en daarmee voor aanpassingen van herplaatsingsbesluiten. Zoals in de Raadsbesluiten staat is de drempelwaarde van 75 procent gekozen om te voorkomen dat asielzoekers, waarvan de kans op een afwijzing groter is, via herplaatsing onterecht hun verblijf in de EU kunnen verlengen. Kabinetsappreciaties van deze rapportages zijn met uw Kamer gedeeld via het verslag van de JBZ-Raad van december 2016 en de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van maart 2017.4 De Europese Commissie doet ook steeds aanbevelingen die moeten voorkomen dat de logistiek een vlot verloop van de herplaatsingen in de weg staat. Een appreciatie van de elfde voortgangsrapportage wordt op korte termijn met uw Kamer gedeeld.

Egypte

De leden van de PVV-fractie hebben nog enkele opmerkingen over Egypte. Deze leden delen de zorgen van het kabinet over de verontrustende mensenrechtensituatie in Egypte. Helaas missen de leden wel enig perspectief op verbetering van de huidige situatie.

De leden van de PVV-fractie zijn bezorgd over de veiligheidssituatie in de Sinaï woestijn. Islamitische Staat heeft daar deze week nog een aanslag gepleegd in de buurt van een toeristische trekpleister: het Sint-Catharinaklooster. Is de toenemende onveiligheid reden om de reisadviezen voor Egypte verder aan te passen? En waar ontleent het Ministerie van Buitenlandse Zaken het vertrouwen aan dat Sharm el Sheikh aanzienlijk veiliger is voor onze landgenoten dan de rest van het schiereiland?

35. Antwoord van het kabinet

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de veiligheidssituatie in Egypte op de voet. Het huidige reisadvies ontraadt alle niet-noodzakelijke reizen naar het zuiden van de Sinaï-woestijn, met uitzondering van de vakantieresorts in de plaats Sharm-el-Sheikh. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken past het reisadvies aan wanneer daar aanleiding toe is. Het Nederlandse reisadvies is in lijn met dat van België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.

De lokale autoriteiten hebben in Sharm-el-Sheikh extra veiligheidsmaatregelen genomen. De vakantieresorts in deze plaats zijn daardoor over het algemeen extra beveiligd. Nederlanders worden geadviseerd om te allen tijde alert te zijn en zoveel mogelijk in de resorts te blijven.

Tot slot valt het de leden van de PVV-fractie op dat Egypte steeds verder de grip dreigt te verliezen op de terroristische groeperingen in de Sinaï. Er wordt zelfs gesproken over een mogelijke aanval met Tomahawk raketten van de VS op doelen van islamitische staat.5 Kan de Minister deze berichtgeving bevestigen? Kan daarnaast een analyse gegeven worden waarom Egypte, dat zelf beschikt over een grote krijgsmacht, niet in staat blijkt orde op zaken te stellen in de Sinaï woestijn? Is dat volgens de Minister onwil of onkunde? De leden van de PVV-fractie ontvangen daarop graag een uitgebreide reactie.

36. Antwoord van het kabinet

Het kabinet beschikt niet over informatie die de berichtgeving over een mogelijk toekomstige aanval met Tomahawk raketten van de VS op doelen van ISIS in de Sinaï kan bevestigen.

In het noordelijke deel van de Sinaï, met name het gebied nabij de grens met Gaza, zijn het Egyptische leger en ISIS al jaren verwikkeld in een gewapende strijd. Door de conflictsituatie, mediarestricties en de beperkte toegang tot het gebied is het lastig om onafhankelijke en betrouwbare informatie te verkrijgen over de toestand ter plaatse. Bekend is dat het Egyptische leger frequent anti-terreur operaties uitvoert. Hierbij zijn lokale kopstukken van ISIS omgekomen.

Uit openbare bronnen over het aantal terroristische incidenten in het noorden van de Sinaï blijkt echter niet dat de terreurdreiging ten opzichte van eerdere jaren is afgenomen. Het kabinet is hier bezorgd over en is van mening dat de Egyptische anti-terreuraanpak in Noord-Sinaï gebaat is bij meer aandacht voor de grondoorzaken van radicalisering en gewelddadig extremisme. In bilaterale en multilaterale contacten met de Egyptische autoriteiten wordt deze boodschap consistent uitgedragen.

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de situatie in Egypte. Kopten ontvluchten de Sinaï voor de terreur van ISIS. Maar ook elders in het land zijn ze niet veilig. Tijdens Palmzondag vonden gruwelijke aanslagen plaats. Deze leden pleiten voor forse druk op de regering Sisi om de Kopten beter te beschermen. Terwijl de repressie van de autoriteiten tegen het maatschappelijk middenveld, tegen critici en journalisten steeds ernstigere vormen aanneemt, worden kranten die oproepen tot geweld tegen christenen niet aangesproken. Worden imams die onophoudelijk tegen christenen preken niet verzocht hun toon te matigen. Wat de leden van de CDA-fractie betreft moet president Sisi optreden tegen haat zaaien door salafisten en andere islamitische radicalen in moskeeën, scholen en in de media. Deelt de Minister de opvatting dat hier een groot probleem ligt, waarvan de vele aanvallen en aanslagen op christenen uiteindelijk een symptoom zijn? Is de Minister bereid verder te gaan dan het uitspreken van bezorgdheid en daadwerkelijk de druk uit te oefenen op president Sisi om maatregelen te nemen tegen de ideologie van de radicale islam?

37. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de bezorgdheid over sektarische spanningen in Egypte en veroordeelt de recente aanvallen op de Kopten. Moslims, christenen en andere minderheden vormen samen het weefsel van de Egyptische samenleving. Dit is door de Minister van Buitenlandse Zaken benadrukt in zijn gesprek met paus Tawadros II in december 2016. President Sisi probeert een tegenwicht te bieden tegen haat zaaien door de eenheid van het Egyptische volk te benadrukken en nadruk te leggen op gedeeld Egyptisch burgerschap in plaats van religieuze verschillen. Tevens heeft president Sisi het soennitische instituut Al-Azhar opgeroepen het islamitische discours te moderniseren om potentieel geweld legitimerende bronteksten beter te kunnen weerspreken. Ook vinden regelmatig publieke ontmoetingen plaats van de president met christelijke gezagsdragers, zoals met de Koptische paus Tawadros II en later deze maand ook met de katholieke paus Franciscus II tijdens diens bezoek aan Egypte.

Ondanks deze inspanningen blijft de situatie zorgen baren. In bilaterale contacten met de Egyptische overheid blijven Nederland en de EU dan ook het belang van adequate bescherming van alle burgers onderstrepen. Het kabinet is van mening dat het hierbij niet alleen gaat om veiligheidsmaatregelen, maar ook op onderwijs dat gericht is op het kweken van tolerantie en begrip. De Nederlandse ambassade in Caïro levert hieraan een bijdrage met projecten over godsdienstvrijheid en uitwisselingen tussen imams en priesters.

Klopt het bovendien dat christenen veelvuldig vervolgd worden op grond van blasfemiewetgeving? Zo ja, hoe beoordeelt de Minister dit?

38. Antwoord van het kabinet

Bij het kabinet bestaat niet het beeld dat in Egypte blasfemiewetgeving specifiek gericht tegen christelijke burgers wordt ingezet. Ook moslims worden op grond van deze wetgeving geconfronteerd met vervolging. Mogelijk misbruik van blasfemiewetgeving wordt wereldwijd door Nederland en de EU aangekaart, ook ten aanzien van Egypte.

Noord-Korea

De oplopende spanningen tussen de Verenigde Staten, China en Noord-Korea staan weliswaar niet op de geannoteerde agenda, maar de leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de actualiteit een appreciatie rechtvaardigt. Deze leden vernemen graag of de situatie rondom Noord-Korea alsnog besproken gaat worden en hoe de Minister de laatste ontwikkelingen beoordeelt.

39. Antwoord van het kabinet

Het kabinet veroordeelt het nucleaire vertoon van Noord-Korea, inclusief de nieuwe poging van Noord-Korea om een raket te testen, ten zeerste. De test is een schending van internationale afspraken. Het kabinet roept Noord-Korea op dergelijke acties die de regio dreigen te destabiliseren onmiddellijk te staken. Een eensgezind en vastberaden optreden van de internationale gemeenschap is nu van het grootste belang om het Noord-Koreaanse regime tot inkeer te brengen. De VN-Veiligheidsraadsancties en aanvullende EU-sancties dienen strikt te worden nageleefd en tegelijkertijd moet de regionale en internationale diplomatieke druk op Noord-Korea verder worden opgevoerd. Het kabinet steunt de verklaring van de VN-Veiligheidsraad (d.d. 20 april jl.) waarin het aangeeft verdere significante maatregelen, inclusief sancties, te zullen nemen ten volle. Zie voorts de beantwoording onder 41.

Ook zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of de Minister reeds kennis heeft genomen van de reactie van de onderzoeksgroep Leiden Asia Centre op de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Karabulut en Van Bommel betreffende de inzet van Noord-Koreaanse dwangarbeiders. Is de Minister bereid om een afschrift van zijn antwoord op de schriftelijke reactie van deze onderzoeksgroep met de Kamer te delen?

40. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal de Kamer een afschrift van het antwoord op de schriftelijke reactie van de genoemde onderzoeksgroep doen toekomen.

De leden van de D66-fractie maken graag gebruik van de mogelijkheid om met de regering van gedachte te wisselen over de situatie rondom Noord-Korea. De genoemde leden vinden het positief dat de EU op 6 april jl. de sancties tegen Noord-Korea nogmaals heeft verscherpt. De genoemde leden vragen de Minister of hij zich tijdens de RBZ kan inzetten dat de EU met een eensgezinde verklaring komt inzake de voortdurende lancering van testraketten.

41. Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwelkomt de verklaring van de VN-Veiligheidsraad (d.d. 20 april jl.) waarin het aangeeft verdere significante maatregelen, inclusief sancties, te zullen nemen. Het kabinet is van mening dat een aanvullende Europese verklaring op dit moment echter niet opportuun is, mede gezien de informele aard van de besprekingen tijdens Gymnich, waarbij geen besluiten worden genomen, en de timing van de informele Raad, geruime tijd na de meest recente test. Wel pleit het Kabinet continue in Raadskader voor een voldoende mate van voorbereiding om tijdig op eventuele volgende ontwikkelingen te kunnen reageren. Voorts verwijst het Kabinet naar de beantwoording van vraag 39 van de VVD-fractie.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie of de Minister nader kan ingaan op de Noord-Koreaanse dwangarbeid in de EU. In diverse lidstaten van de EU, waaronder Nederland, zijn Noord-Koreanen aanwezig die door hun regime gedwongen worden hier te werken. Via diverse onderaannemings- en doorleenconstructies worden zij in de EU te werk gesteld door de Noord-Koreaanse staat. Daarbij moeten zij bijvoorbeeld 70 tot 100% van hun loon afstaan aan de Noord-Koreaanse staat.6 De voorwaarden waaronder zij werken gaan in tegen alle rechten die werknemers in de EU hebben. In feite is hier sprake van moderne slavernij en mensenhandel. Daar komt nog bovenop dat sommige bedrijven die Noord-Koreaanse arbeiders inhuren subsidies hebben ontvangen van de EU. De leden van de D66-fractie vinden dat zeer kwalijk. Alles wijst er op dat de voorwaarden waaronder Noord-Koreaanse werknemers van Noord-Koreaanse bedrijven via diverse constructies in de EU werken in strijd is met Nederlandse, Europese en internationale wet- en regelgeving. Ook is het in het licht van de oplopende spanningen met Noord-Korea zeer onwenselijk dat vanuit de EU geld gaat naar de Noord-Koreaanse staat. De genoemde leden vragen de Minister te reageren op al deze aspecten. Welke oplossingen stelt de Minister voor op dit probleem aan te pakken? Ook verzoeken deze leden de Minister om dit probleem aan te kaarten bij de aanstaande informele RBZ, zodat de EU eensgezind kan optreden tegen deze mensonterende dwangarbeid door Noord-Korea op Europees grondgebied. Is de Minister daarbij bereid om er bij de Hoge Vertegenwoordiger op aan te dringen dat de EU een uitgebreid onderzoek verricht naar deze misstanden in de hele EU? Indien de Minister hiertoe niet bereid is, ontvangen de genoemde leden daar graag een uitgebreide toelichting op.

42. Antwoord van het kabinet

Mensenhandel en dwangarbeid zijn in strijd met internationale mensenrechtennormen, waaronder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en aantal specifieke verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). De internationale mensenrechtelijke verplichtingen van IVBPR, EVRM en IAO-verdragen beperken zich niet alleen tot afzien van overheidshandelen dat in strijd is met die verdragen, maar houden evenzeer een positieve plicht in tot actieve bescherming van slachtoffers. In de EU zijn voorts regels inzake arbeidsvoorwaarden, gezondheid en veiligheid op het werk en de wetgeving tegen mensenhandel van toepassing, ongeacht of iemand de status van onderdaan van de EU of van een derde land heeft.

Naar aanleiding van het onderzoek van de Leiden Asia Centre over de zorgelijke positie van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten in het buitenland heeft Nederland hiervoor aandacht gevraagd bij onder meer de VN Speciaal Rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, in de Mensenrechtenraad, en in EU-verband. In Nederland zijn sinds 2013 geen aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen of notificaties voor Noord-Koreaanse burgers gedaan.

In VNVR-resolutie 2321 (2016) van 30 november jl., waarmee verdergaande sancties tegen Noord-Korea zijn ingesteld, sprak de VN-Veiligheidsraad hier ook zorg over uit en riep het lidstaten op tot waakzaamheid ten aanzien van deze praktijk. Nederland zet zich in EU-verband in voor het bespreekbaar maken van deze bepalingen van VNVR-resolutie 2321 (2016) en om te komen tot eenheid in de naleving van de resolutie.

Het kabinet zal de Kamer een afschrift van het antwoord op de schriftelijke reactie van de genoemde onderzoeksgroep doen toekomen.

Jemen

Tijdens het vorige overleg over de Raad Buitenlandse Zaken is de woordvoerder van de SP-fractie uitvoerig ingegaan op het oorlogsgeweld en de humanitaire ellende in Jemen en over een wapenembargo tegen de hoofdverantwoordelijke voor die ellende, Saudi-Arabië. De oproep tot zo’n embargo kreeg helaas geen steun, maar de Minister kreeg wel andere opdrachten mee, onder andere om zich in EU-verband in te spannen voor een restrictief wapenexportbeleid ten aanzien van Saudi-Arabië. In het verslag van Raad Buitenlandse Zaken is hier niet veel over terug te lezen. De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom dat is? Wat heeft de Minister precies gevraagd en hoe reageerden andere landen?

43. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft zijn strikte wapenexportbeleid naar aanleiding van het conflict in Jemen in EU Raadskader meermaals onder de aandacht gebracht. Het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 is eveneens aangegrepen om het belang van strikte toetsing van vergunningaanvragen voor landen in de door Saoedi-Arabië geleide coalitie te benadrukken. Daarop voortbouwend, en indachtig de motie Ten Broeke van 30 maart 2017, heeft Nederland er tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl. op ingezet dat de strikte toepassing van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport werd opgenomen in de Raadsconclusies. Hoewel dit aanvankelijk op enige tegenstand stuitte, is er consensus bereikt.

Daarnaast was er recent het bericht dat Duitsland vergunningen heeft verstrekt voor de export van militair materiaal aan de Verenigde Arabische Emiraten. Terwijl dat land onderdeel uitmaakt van de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië die oorlog voert tegen Jemen. Keurt de Minister deze wapenexport af? Wordt Duitsland hierop aangesproken?

44. Antwoord van het kabinet

Er rust geen wapenembargo op de Verenigde Arabische Emiraten. De EU-lidstaten toetsen vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen aan de acht criteria uit het Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport. Wanneer er op basis van de acht criteria geen bezwaar bestaat, worden vergunningen voor uitvoer afgegeven. Aangezien het wapenexportbeleid een nationale competentie is, is het uiteindelijk aan de EU-lidstaten zelf om besluiten te nemen over de uitvoer van militaire goederen. Naar aanleiding van het conflict in Jemen heeft Nederland meerdere vergunningaanvragen voor de Verenigde Arabische Emiraten afgewezen, aangezien de betreffende goederen een reëel risico met zich meebrachten daarbij te worden ingezet.


X Noot
2

Zie daarvoor de appreciaties aangeboden bij het verslag van de JBZ-Raad van 8 en 9 december 2016 (Kamerstuk 32 317, nr. 450) en de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 23 en 24 maart jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 461).

X Noot
4

Zie daarvoor de appreciaties aangeboden bij het verslag van de JBZ-Raad van 8 en 9 december 2016 (Kamerstuk 32 317, nr. 450) en de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 23 en 24 maart jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 461).

X Noot
6

Zie: Leiden Asia Centre, «Slaves of the system: research on North Korean forced labour in the EU», http://www.leidenasiacentre.nl/projects-en/slaves-of-the-system-research-on-north-korean-forced-labour-in-the-eu.

Naar boven