21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1733 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2017

Hierbij bied ik u aan de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 april 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 3 APRIL 2017

Syrië

De Raad zal spreken over Syrië in het kader van de nieuwe EU Syrië strategie, de Syrië conferentie van 5 april a.s. en de besprekingen in Astana en Genève.

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini (HV) en de Commissie hebben op 14 maart jl. hun voorstellen voor de EU-inzet gepresenteerd in een gezamenlijke mededeling: «Elements for an EU strategy for Syria» (JOIN (2017) 11 Final). Een uitgebreide kabinetsappreciatie van de gezamenlijke mededeling gaat de Kamer per BNC-fiche toe.

In de strategie wordt ingegaan op: (1) de huidige situatie; (2) de risico’s en bedreigingen voor de EU; (3) de doelen die de EU bereiken wil; (4) de huidige EU-inzet; en, (5) een beeld van de planning voor een toekomstige EU-inzet. De EU wil een duurzame en inclusieve politieke transitie bevorderen d.m.v. steun aan Syrische oppositie en uiteindelijk brede democratische vertegenwoordiging bewerkstelligen. In het vredesproces focust de EU op vormgeven van een «end state» in Syrië, o.a. door regionale diplomatieke inspanningen van de HV. Bovendien is er aandacht voor weerbaarheid van bevolking en samenleving, verzoening en accountability en bestrijding van gewelddadig extremisme. De EU blijft inzetten op verlening van humanitaire hulp en het belang van naleving van het internationaal humanitair recht onderstrepen.

Het kabinet acht het positief dat de EU in deze snel veranderende realiteit een nieuwe strategie ontwikkelt. Het is goed dat de EU vooruitkijkt en zich voorbereidt op toekomstige ontwikkelingen om daarmee snel handelen mogelijk te maken wanneer de situatie dit toelaat. De politieke- en veiligheidssituatie is echter zodanig dat opheffen van sancties, het aangaan van banden met de Syrische regering en economische samenwerking nog verre toekomstmuziek blijft. Het kabinet stelt zich daarbij op het standpunt dat pas over een eventuele EU-bijdrage aan de wederopbouw in Syrië kan worden gesproken nadat er een akkoord is bereikt over een geloofwaardig en onomkeerbaar proces van politieke transitie. Los daarvan hecht het kabinet aan aandacht voor humanitaire hulp en voortgezette samenwerking met buurlanden Libanon, Jordanië en Turkije onder meer op het gebied van terrorismebestrijding en opvang van vluchtelingen. Bovendien zet het kabinet in op het belang van een centrale rol voor de VN in de vredesbesprekingen, het politieke proces, en accountability waaronder de door de VN ingestelde bewijzenbank voor het in kaart brengen van misdaden die in Syrië zijn begaan. Nederland droeg reeds EUR 1 miljoen hieraan bij en organiseerde op 9 maart jl. in Den Haag een internationale conferentie met 63 landen en een dertigtal NGO’s.

Het belang van politieke transitie als voorwaarde voor EU-steun aan het wederopbouwproces vormt tevens de inzet van het kabinet voor de door EU georganiseerde Syrië-conferentie op 5 april a.s. in Brussel. Aan deze bijeenkomst zullen ruim 70 landen deelnemen. De Secretaris-Generaal van de VN, Antonio Guterres, zal de conferentie bijwonen en toespreken. Tijdens deze bijeenkomst zal ook worden gesproken over een politieke oplossing voor Syrië en over opvang in de regio in opvolging van de Londen-bijeenkomst in februari vorig jaar, waar steun voor buurlanden van Syrië werd afgesproken in ruil voor verbeterde toegang tot lokale basisvoorzieningen en werkgelegenheid voor Syrische vluchtelingen in deze landen.

Het kabinet heeft de afgelopen weken actief bijgedragen aan de inzet en uitkomst van de conferentie. Zo organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 10 t/m 12 maart een besloten overleg in Doorn van alle Syrië-gezanten van gelijkgezinde landen met politieke vertegenwoordigers van de gematigde Syrische oppositie. Het belang van een politieke oplossing en implementatie van VNVR-resolutie 2254 is daar sterk benadrukt. Met deze vertegenwoordigers van de oppositie is uitvoerig gesproken over het belang van deelname aan de VN-geleide onderhandelingen, die op 23 maart in Genève zijn hervat. De oppositie is op het hart gedrukt niet toe te geven aan het geweld en de intimidate zijdens het Assad-regime om zich van de onderhandelingstafel te laten verjagen.

Jemen

De situatie in Jemen wordt in de Raad besproken op initiatief van Nederland, dat hiervoor tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 6 maart heeft gepleit (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1726). Aandacht voor de situatie in Jemen raakt voortdurend in het gedrang tussen de grote internationale crises. Des te schrijnender nu de situatie in Jemen sinds begin 2017 verder is verslechterd. Er is sprake van stagnatie in het vredesproces, het opnieuw oplaaien van het geweld en een steeds verder verslechterende humanitaire situatie. De VN kenschetst de situatie in Jemen als grootste voedselcrisis van dit moment: grootschalige hongersnood dreigt. Tegelijkertijd blijft humanitaire toegang in Jemen gebrekkig.

Het is van belang dat de EU haar verantwoordelijkheid neemt en opkomt voor de Jemenitische burgers. Naast de dramatische humanitaire situatie vormt het politieke vacuüm in Jemen een veiligheidsrisico, ook voor de EU, vanwege de ruimte die het biedt aan terroristische organisaties. Een nieuwe migratiestroom over de buitengrenzen van de Unie moet worden voorkomen. De escalatie van het conflict langs de Rode Zee kust van Jemen vormt een bedreiging voor de internationale handel langs deze voor Europa cruciale handelsroute. Het kabinet pleit daarom waar mogelijk voor een intensivering van de inzet van de EU. De Raad zal spreken over de wijze waarop de EU met een diplomatieke en humanitaire inzet al het mogelijke kan doen om – in samenspraak met de VN – een politieke oplossing dichterbij te brengen, het menselijk lijden te verminderen en spillover effecten te beperken. Het Nederlandse wapenexportbeleid naar landen die betrokken zijn bij het conflict in Jemen is zeer restrictief. Het kabinet zal bij andere Lidstaten bepleiten om deze terughoudende lijn te volgen.

Libië

De Raad zal mogelijk stilstaan bij de situatie in Libië en de eerste bijeenkomst tussen de EU, Afrikaanse Unie, Arabische Liga en Verenigde Naties over Libië van 18 maart jl. Nederland volgt de ontwikkelingen in Libië nauwgezet en ondersteunt de inzet om te komen tot een politieke oplossing tussen de Libiërs zelf.

Zoals ook aangegeven in de geannoteerde agenda t.b.v. de Raad Buitenlandse Zaken van 6 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1715), is de situatie in Libië nog niet substantieel verbeterd sinds het inwerking treden van het Libyan Political Agreement (LPA) en heeft het nog niet geleid tot meer stabiliteit en veiligheid in Libië. Er is sprake van toenemende politieke verdeeldheid, spanning en conflict tussen de verschillende gewapende groeperingen en een verslechtering van de economische en humanitaire situatie. Door de politieke impasse is er nog immer geen slagvaardig centraal gezag in Libië zelf waardoor gewapende milities gelieerd aan stam, stad of families delen van het land en de maatschappij blijven controleren. De internationaal erkende eenheidsregering, de Government of National Accord (GNA), heeft onvoldoende steun van het in 2014 gekozen parlement, de House of Representatives dat zetelt in Oost-Libië. Daardoor ontbreekt het de GNA aan voldoende legitimiteit bij veel Libische groeperingen. De alternatieve regering, de Government of National Salvation (GNS) onder leiding van Khalifa Ghweill in Tripoli, werkt de GNA actief tegen en probeert controle te krijgen over verschillende ministeries.

Tijdens de Raad van 6 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1720) is afgesproken dat de EU zich zou voegen bij het bestaande trio van de Arabische Liga, Afrikaanse Unie en Verenigde Naties om de gemeenschappelijke inzet op Libië te coördineren en de partijen in Libië tot een politieke oplossing te bewegen. Dit past binnen het Nederlandse streven naar goede internationale samenwerking t.a.v. Libië. De HV zal naar verwachting tijdens de Raad terugkoppelen aan de lidstaten hoe de bijeenkomst is verlopen en hoe de gemeenschappelijke inspanningen van het Kwartet in te zetten om de situatie in Libië te verbeteren.

Het kabinet acht het voorts van belang dat de EU gezamenlijk tot een duurzame en effectieve aanpak van irreguliere migratie via de Centrale Mediterrane Route komt, mede om het hoge aantal verdrinkingen van migranten te verminderen. Dat vereist een ketenbenadering, waarbij op alle punten van de route geïntervenieerd wordt. Als onderdeel hiervan, pleit het kabinet al geruime tijd voor intensivering van de migratiesamenwerking met landen in Noord-Afrika, waaronder met Libië. De Commissie doet hiertoe ook adequate en concrete voorstellen, zoals de samenwerking met de Libische kustwacht, het verbeteren van de omstandigheden in detentiecentra, begeleiding van vrijwillige terugkeer naar landen van herkomst en het organiseren van informatiecampagnes over de risico’s van irreguliere migratie. Het kabinet steunt deze voorstellen, zoals uiteengezet in de Gezamenlijke Mededeling van 25 januari jl. (JOIN(2017) 4) (Kamerstuk 22 112, nr. 2319). Tijdens de Raad zal Nederland in het bijzonder aandacht vagen voor de versterking van opvangcapaciteit en -omstandigheden in Libië voor migranten, in samenwerking met UNHCR en IOM. Dat geldt ook voor de ondersteuning van vrijwillige terugkeer naar hun thuisland. Nederland zal tenslotte bepleiten dat naast inspanningen vanuit de Europese Unie ook ruimte en ondersteuning geboden dient te worden aan aanvullende bilaterale inspanningen van individuele lidstaten.

Naar boven