Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2013
In aanvulling op de brief van 15 januari jl. over de geannoteerde agenda buitengewone
Raad Buitenlandse Zaken op 17 januari 2013 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1212) informeren wij u inzake een verzoek van Frankrijk aan het European Air Transport Command (EATC) en inzake de intensivering van het ontwikkelingsspoor met betrekking tot Mali.
European Air Transport Command
Frankrijk heeft via het EATC in Eindhoven Nederland verzocht luchttransportcapaciteit
beschikbaar te maken voor logistieke vluchten ter ondersteuning van de Franse activiteiten
in Mali. Het EATC vervult op dagelijkse basis de behoefte van de deelnemende landen
– België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland – door de toegewezen pool van luchttransportcapaciteit zo flexibel en effectief mogelijk te benutten. Daarbij
wordt geen onderscheid gemaakt tussen de nationaliteiten van vliegtuigen en bemanningen.
Voor vluchten naar en in crisisgebieden is voor de Nederlandse vliegtuigen expliciete
nationale instemming nodig.
Het kabinet stemt ermee in dat het EATC ook Nederlandse vliegtuigen inzet voor transportvluchten.
Het betreft vooralsnog geen vluchten naar Mali zelf maar naar buurlanden. Dit om veiligheidsrisico’s
te voorkomen. Het is verwachtbaar dat het EATC al op korte termijn Nederlandse transportvliegtuigen
zal inzetten. De inzet van Nederlandse toestellen vloeit voort uit de afspraken die
de deelnemende landen hebben gemaakt bij de oprichting van het EATC in september 2010.
Het gaat om logistieke steun binnen het kader van een bestaand samenwerkingsverband
en niet om deelneming aan de militaire operatie.
Intensivering ontwikkelingsspoor
Door zijn langdurige aanwezigheid in Mali heeft Nederland jarenlange ervaring in dat
land op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. In het licht van een geïntegreerde
inzet kan Nederland ook op korte termijn met hulpactiviteiten toegevoegde waarde bieden.
De intensivering van het ontwikkelingsspoor op de is gericht op noodhulp via de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, noodopvang in de ziekenhuizen in de grensgebieden van de gevechten
via de Wereldgezondheidsorganisatie WHO en ngo’s, en mogelijk ook op het voorkomen
van etnisch geweld en mensenrechtenschendingen in het noorden. Voor dat laatste doel
moet de situatie wel eerst voldoende stabiel zijn. De steun aan ziekenhuizen is voor
materieel, medicijnen, bloedtransfusiematerieel en staf. Nederland overweegt hiervoor
een bijdrage van 1 miljoen euro. Voor de langere termijn wordt gewerkt aan (en mogelijkheden
onderzocht om, via gespecialiseerde organisaties) de geïntegreerde benadering verder
vorm te geven door bij te dragen aan stabilisatie, de dialoog tussen bevolkingsgroepen
en de (weder-)opbouw van essentiële staatsinstituties.
De minister van Buitenlandse Zaken,
F.C.G.M. Timmermans
De minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen