30 312
Algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer)

G
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONINGIN1

Vastgesteld 26 juni 2007

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerking en het stellen van de navolgende vraag.

De leden van de commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin hebben met belangstelling kennis genomen van de nadere memorie van antwoord inzake bovengenoemd wetsvoorstel. Hoewel daarover nog het nodige nader zou zijn uit te wisselen acht de commissie daarvoor de plenaire behandeling verkieselijker dan schriftelijk verkeer. Alvorens daar echter toe over te gaan zou de commissie gaarne het standpunt van de regering vernemen inzake twee kernkwesties. Die betreffen:

a. de ombuds- of vangnet functie en

b. het toetsingskader.

Ad a. De ombuds- of vangnetfunctie

Dit algemene wetsvoorstel over het BSN initieert een breder gebruik van het BSN dan nu het geval is met het sofinummer. In het kader van deze ontwikkeling is een «Implementatieplan BSN» vastgesteld door de Minister op basis van het advies De Tafel van Van Thijn.

Dit veel bredere gebruik van het BSN dan het sofinummer impliceert immers navenant grotere risico’s dat fouten, onzuiverheden en dergelijke ergens in de keten ontstaan met verstrekkende gevolgen voor de betreffende burger. Dan kan de burger in de situatie terecht komen dat het onduidelijk is tot welke verantwoordelijke hij zich moet wenden met vragen en problemen. Is de regering met ons van mening dat de burger hiervan niet de dupe mag worden en dat daartoe dus een voorziening in te richten is waar individuen met specifieke vragen en klachten over het gebruik van zijn BSN terecht kunnen? Een dergelijke voorziening zal immers voorkomen dat de burger in het kader van de ketenverwerking van zijn BSN tussen wal en schip valt of tussen de kokers van Kafka de weg niet meer vindt.

Naar de inzichten van de commissie is bij nadere regelgeving een instantie aan te wijzen, die als loket kan fungeren voor alle klachten van burgers over (vermeende) fouten c.q. fraude. Deze zou bij voorkeur zijn aan te haken bij een bestaande instantie zoals de Nationale Ombudsman, of het College Bescherming Persoonsgegevens, waarbij zowel budgettair, als in overige benodigde opzichten die instantie in staat gesteld dient te worden de opgedragen taken naar behoren te kunnen vervullen.

Voor het bevorderen van het vertrouwen van burgers in het gebruik van BSN door de overheid zou voorts nog een andere maatregel te treffen zijn. Het vergroot het vertrouwen als een burger op de hoogte wordt gesteld van fouten die zijn gemaakt met zijn BSN, vooral als hij/zij vervolgens op de hoogte gesteld wordt door de verantwoordelijke over de getroffen maatregelen om de fout te herstellen en in de toekomst te voorkomen. Is de minister bereid de genoemde voorzieningen te treffen?

Ad b. Toetsingskader

In het implementatieplan maakt het begrip toetsingskader deel uit van de Nationale Vertrouwensfunctie (NVF). Bij de toedeling van taken heeft het implementatieplan aan BZK de opdracht gegeven tot het opstellen van beleid, richtlijnen en een toetsingskader, waarbij nadrukkelijk wordt vermeld dat het gaat om normen. Over het toetsingskader staat in het advies: «Het gaat hierbij om het opstellen van een zich ontwikkelend periodiek bijgesteld toetsingskader (norm), dat een concretisering van het beleid is op basis van technische, organisatorische en juridische mogelijkheden. Het toetsingskader is opgesteld in termen van voorwaarden en criteria, waaraan de stand der zaken met betrekking tot de functionaliteiten door sectoren en organisaties getoetst kan worden. (...) Op basis van wetgeving en beleid, en de stand van de sectoren zal een toetsingskader worden vastgesteld.»

Daar het ondoenlijk is voor alle gebruikers en voor alle omstandigheden voorwaarden voor het gebruik van het BSN bij één wet vast te stellen, zou in de onderhavige wet moeten worden voorgeschreven, dat die voorwaarden in de specifieke sectorwetten en in het verlengde daarvan de nader op te stellen (sector-)amvb’s vast te leggen zijn. Langs deze weg zou moeten worden aangegeven wanneer voor bepaalde organisaties concretisering van beleid op basis van technische, organisatorische en juridische mogelijkheden in het persoonsinformatiebeleid van de overheid kan plaats vinden. Zo zouden bijvoorbeeld ge- en verboden kunnen worden opgenomen ter voorkoming van het ongebreideld koppelen van persoonsgegevens. Daarnaast kan de regeling de mogelijkheid bieden specifieke verwerkingen in de praktijk aan bepaalde voorschriften en vereisten te verbinden. Aan de kwaliteit van de back-offices kunnen langs deze weg de benodigde vereisten worden gesteld.

De specifieke wetten, zoals het voorstel BSN in de zorg, zullen de toets van de normen, zoals genoemd in het onderhavig wetsvoorstel moeten kunnen doorstaan.

Door een bepaling op te nemen waarin voor specifieke gebruikers nadere regels worden gesteld voor de doeleinden waarvoor het BSN mag worden gebruikt en de voorwaarden waaronder, krijgt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de mogelijkheid bepaalde wijzen van gegevensverwerking bij verschillende sectoren te stimuleren of tegen te gaan.

Graag verneemt de commissie of de minister wil (doen) bewerkstelligen dat het wetsvoorstel een voorschrift bevat, waarmee gegarandeerd is dat in de sectorwetten en de nader daarop gebaseerde amvb’s deze normstellingen zullen worden opgenomen.

Vertrouwende, dat deze vragen volledig en tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Hermans

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc CDA), Dölle (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Russell (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA), vice-voorzitter, Engels (D66), Thissen (GL), Hendrikx (CDA), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), Quik-Schuijt (SP), K.G. de Vries (PvdA), Schaap (VVD), Hermans (VVD), voorzitter, Ten Horn (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD) en Vacature (SP).

Naar boven