28 762
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs

G
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2004

Bij de plenaire behandeling in de Eerste Kamer van 15 december 2003 van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs, heb ik toegezegd dat ik de Eerste en Tweede Kamer zal informeren over de wijze waarop ik om wil gaan met de dossierinzending naar de landelijk commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) vooruitlopend op voor die vereenvoudiging noodzakelijke wetswijziging.

In de Wet op de expertisecentra staat dat een afschrift van alle onderzoeksrapporten, gegevens en verklaringen voor de indicatiestelling door de Commissies voor de Indicatiestelling (CvI) naar de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) moet worden gestuurd. Ten tijde van het ontwerpen van de wet was het noodzakelijk dat de toezichthouder over alle documenten zou moeten kunnen beschikken om goed toezicht te houden. Toen wij de wet bespraken in de Kamer waren de technische mogelijkheden voor een efficiënter toezicht nog niet voor handen.

Inmiddels heeft de LCTI een geautomatiseerd systeem ontwikkeld. Met dit systeem dragen de commissies voor de indicatiestelling (CvI's) een digitaal protocol via Internet aan de LCTI over. Dit digitale protocol bevat een samenvatting van de onderzoeksgegevens en van de besluitvorming van de CvI. Op basis van de database van deze digitale protocollen wordt het toezicht uitgeoefend. Naast onderzoek op de gegevens uit de database trekt de LCTI continue steekproeven uit deze database om te bepalen welke papieren dossiers nader onderzocht moeten worden. Deze steekproeven worden ad random getrokken en op basis van analyses van de digitale protocollen. De wijze waarop het toezicht wordt ingevuld is volledig in lijn met de bedoeling van goed toezicht in de wet.

De LCTI kan dus zodra zij dat wil, per direct elk dossier opvragen. Het is voor een goed toezicht echter niet noodzakelijk dat de LCTI zelf alle dossiers in huis heeft. Dit betekent dat het kopiëren van alle documenten uit de dossiers en het vervoeren per bestelbusjes van deze kopieën naar de LCTI overbodig is geworden. Met het CvI-net, waarmee de digitale protocollen worden aangemaakt en overgedragen, en een steekproef aan papieren dossiers kan de administratieve last voor de CvI's aanzienlijk worden verminderd.

Teneinde onnodige bureaucratie te voorkomen stel ik voor de CvI's zo snel mogelijk van deze nieuwe mogelijkheid te laten profiteren en daarom vooruit te lopen op de wetswijziging die ik in gang heb gezet.

U heeft mij gevraagd u te laten zien wat ik precies wil doen met de bepaling dat alle dossiers opgestuurd moeten worden naar de LCTI voor het toezicht. Ik ga er vanuit dat u hiermee kunt instemmen. Mochten geen bezwaren door u geuit worden, dan zal ik de LCTI begin februari verzoeken over te gaan op de nieuwe werkwijze.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven