28 302
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2002 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 369b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 juli 2002

1

De Tweede Kamer in nieuwe samenstelling heeft niet over het gewijzigd voorstel van wet kunnen debatteren. Er is gestemd zonder dat het publiek en leden van de Staten-Generaal kennis hebben kunnen nemen van de argumenten en tegenargumenten van ruim tachtig nieuwe kamerleden en twee nieuwe fracties. Wat is hiervan de reden? Waarom is bij zo'n belangrijke beslissing waar zoveel middelen bij zijn gemoeid niet gekozen voor een serieuze behandeling?

Het voornemen deel te nemen aan de SDD-fase is uitgebreid aan de orde geweest in de Tweede Kamer, met een hoorzitting, een groot aantal schriftelijke vragen, een nota-overleg en een plenair debat. Vóór de verkiezingen heeft de Kamer de behandeling afgerond met stemmingen over twee moties. De motie-Harrewijn/Van Bommel werd verworpen, over de motie-Van 't Riet/Hoekema staakten tot twee maal toe de stemmen, zodat deze motie niet werd aangenomen. Vervolgens werden bij de behandeling van de suppletore begrotingen van Defensie en van Economische Zaken amendementen ingediend die betrekking hadden op de financiering van de SDD-participatie. Nadat in eerste termijn ook hier de stemmen staakten, zijn beide amendementen in tweede instantie op 4 juni door de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling verworpen. De fractievoorzitters van de LPF en van Leefbaar Nederland hebben hierover een stemverklaring afgelegd.

2

In een artikel in het Financieele Dagblad van 6 juni 2002 getiteld «De geest van Pim houdt met JSF het achterkamertje in ere» wordt de suggestie gewekt dat er sprake is geweest van achterkamertjespolitiek. Berust deze berichtgeving op feiten? Hebben leden van het kabinet voor de stemming over dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer, overleg gevoerd met de fractie van de LPF? Hebben deze leden van het kabinet de LPF-fractie verzocht om voor onderhavige wet te stemmen?

De leden van het kabinet hebben de LPF-fractie nimmer om steun verzocht. Wel heeft de staatssecretaris van Defensie, op verzoek van enkele leden van de LPF-fractie gesproken over het project «VervangingF-16». Het ging hierbij om een nadere toelichting op de aan de Kamer gepresenteerde informatie.

3

Deelname aan de SDD-fase betekent impliciet aanschaf van JSF-toestellen. Heeft het kabinet een berekening gemaakt wat de toekomstige kosten zijn van het jarenlang onderhouden van zowel de F-16 als de JSF-toestellen?

Zoals onder meer in de antwoorden op de Kamervragen over het basisdocument «Vervanging F-16» is aangegeven neemt de vervanging van een jachtvliegtuigvloot ten minste vijf jaar in beslag vanwege de noodzakelijke fasering van opleidingen, logistieke ondersteuning en andere bedrijfsvoeringsaspecten. Een langere periode van opereren met twee jachtvliegtuigen brengt extra exploitatiekosten met zich, die in de D-fase zullen worden berekend. Door de noodzakelijke budgettaire fasering strekt de vervanging van de F-16 zich echter uit over een periode van 15 jaar.

4

Welke concrete garanties zijn door de Verenigde Staten gegeven aan de Nederlandse industrie? Onlangs hebben nieuwe landen zich gemeld om deel te nemen aan de ontwikkeling van de JSF. Bestaat de mogelijkheid dat de Nederlandse industrie hierdoor op minder orders kan rekenen?

Lockheed Martin heeft aan de minister van Economische Zaken schriftelijk laten weten dat Nederland in geval van deelname aan de SDD op «level 2» en aan de productie kan rekenen op een omzet van $ 8,8 miljard, op voorwaarde dat de Nederlandse industrie goede kwaliteit en concurrerende prijzen biedt. Daarnaast zullen de motorenfabrikanten Pratt & Whitney en General Electric samen tot een bedrag van $ 2 miljard aan werk bij de Nederlandse industrie uitzetten. Lockheed Martin gaat bij zijn opgave uit van een totale productie van 6 000 toestellen.

Ik teken hierbij aan dat Groot-Brittannië op «level 1» participeert, Nederland en Italië op «level 2» en andere landen op «level 3». Het participatieniveau bepaalt niet alleen de hoogte van de financiële bijdrage, maar heeft ook zijn weerslag op de omvang en de aard van de omzet voor het Nederlandse bedrijfsleven.

5

De toekomstige inkomsten voor de Staat en de industrie zijn berekend op basis van een schatting van het aantal JSF-toestellen voor derde landen en kortingen op aan te schaffen JSF-toestellen. De fractieleider van de LPF, de heer Herben, opperde daags na stemming dat hij over de streep is getrokken door de mogelijkheid dat de luchtmacht uiteindelijk niet 80, maar wellicht, 70, of 60, of wellicht maar 50 toestellen zal aanschaffen. Is deze informatie juist en beschikt het kabinet over dezelfde informatie?

De kwantitatieve behoefte is nog niet vastgesteld. Toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld inzake de internationale veiligheidssituatie of nieuwe wapensystemen kunnen de invulling van de behoefte beïnvloeden. Over het precieze aantal aan te schaffen toestellen ter vervanging van de F-16 hoeft nu ook nog geen uitspraak te worden gedaan. Het verwervingsbesluit is daarvoor het passende moment.

In de Kamerbrief van 11 februari 2002 is toegelicht dat voor berekeningen en voor een afweging tussen deelneming aan de ontwikkeling en kopen van de plank voorshands in het rekenmodel een aantal van 85 toestellen is gekozen. In deze brief is ook aangegeven wat de financiële gevolgen zijn voor de «business case» indien te zijner tijd een ander aantal toestellen wordt aangeschaft. Hiermee wordt niet vooruit gelopen op de kwantitatieve behoeftestelling, waarvoor de operationele behoefte leidend is.

6

Is het het kabinet bekend dat EADS het grootste luchtvaartconcern van Europa, en met onder meer de Airbusmodellen een grote werkgever van Stork, heeft laten weten dat het technologieconcern uit Naarden voortaan zal doorgaan als een doodgewone toeleverancier, in plaats van een voorname partner indien Stork zich verslingert aan de JSF? Hoe verklaart de minister deze stellingname?

Tijdens de hoorzitting op 11 maart 2002 heeft een vertegenwoordiger van EADS zich in deze zin uitgelaten. Dit voornemen werd gepresenteerd als een mogelijke reactie op een Nederlands besluit tot deelname aan de SDD van de JSF. Deze aankondiging is overigens voor Stork geen reden geweest om zijn betrokkenheid bij dit project te beëindigen.

7

Intussen heeft na de Amerikaanse Navy, nu ook de Amerikaanse luchtmacht gemeld te overwegen het aantal te bestellen JSF-toestellen te verminderen. Ook neemt in de VS de discussie toe over de vraag of de F-22 wellicht een «multirole»-toestel moet worden. Waarmee de JSF, dat een multirole-toestel is, zijn grondslag dreigt te verliezen. Deelt u deze zorgen? En wat zouden de gevolgen voor de Nederlandse industrie en voor de toekomstige besluitvorming van de JSF-toestellen kunnen zijn?

Het is niet uitgesloten dat de Amerikaanse marine en luchtmacht hun behoefte aan JSF's nog zullen verminderen. Maar een keuze om de JSF-behoefte geheel af te dekken met de dure F-22 is niet waarschijnlijk. Overigens is het kabinet in de berekening van de «business case» uitgegaan van een behoedzaam scenario met een totale productie van 4 500 JSF's, tegen 6 000 toestellen in de berekeningen van Lockheed Martin.

8

Tot slot spraken de leden van de fractie van GroenLinks hun ernstige zorgen uit over de risico's van de onderneming. Zo is de JSF nog volop in ontwikkeling. Nog geen half jaar geleden waarschuwde de Amerikaanse Rekenkamer voor de enorme financiële risico's van het JSF-project. De defensieindustrie kan dan ook bogen op een imposante historie van exorbitante kostenoverschrijdingen. Bovendien leert de ervaring in de vliegtuigindustrie dat de aantallen te produceren toestellen tussen de eerste opzet en de definitieve uitvoering met 50% dalen. Een eerste tegenslag voor het JSF-project was de recente suggestie in een studie van de Amerikaanse marine om het aantal te bestellen jagers met 30% te reduceren. Minder verkochte toestellen zullen hun weerslag hebben op de prijs, omdat dan de ontwikkelingskosten over minder toestellen moeten worden omgeslagen. Heeft het kabinet ook een maximumprijs voor de JSF afgesproken? Wat is hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet? Bestaat de mogelijkheid dat de meerkosten kunnen worden afgewenteld op de Nederlandse Staat en de industrie? Welke concrete afspraken zijn hierover gemaakt?

De bijdrage van Nederland aan de ontwikkeling is vastgelegd in een Memorandum of Understanding en zal derhalve niet veranderen.

Over de prijs van de JSF en de andere mogelijke opvolgers van de F-16 is nog niet onderhandeld, omdat een verwervingsbesluit nog niet aan de orde is. In de SDD-besprekingen heeft de Amerikaanse overheid herhaaldelijk te kennen gegeven dat een «not-to-exceed» prijs niet mogelijk is. In de overeenkomst is bepaald dat Nederland niet meer zal betalen dan de Amerikaanse overheid.

De geraamde stuksprijs van de JSF is gebaseerd op een productie van 3 000 toestellen voor alleen de deelnemende landen. Met een voorzichtige inschatting van een totale productie van 4 500 toestellen is er voor de uiteindelijke stuksprijs nog een behoorlijke marge aanwezig.

De Minister van Defensie,

A. H. Korthals

Naar boven