Eerste Kamer der Staten-Generaal
1
Vergaderjaar 1997-1998 Nr. 132
KST25661
1997-1998
25 263
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid)
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
18 november 1997
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de flexibiliteit
in het arbeidsbestel te vergroten met handhaving van een adequaat beschermingsniveau
voor werknemers, alsmede de bevoegdheid tot het verlenen van de toestemming
voor de opzegging van een arbeidsverhouding toe te kennen aan de Regionaal
Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en in verband daarmee het
Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en enige
andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 610 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 610a
Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende
drie opeenvolgende maanden, wekelijks dan wel gedurende tenminste twintig
uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens
arbeidsovereenkomst.
Artikel 610b
Indien een arbeidsovereenkomst tenminste drie maanden heeft geduurd, wordt
de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben
gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande
maanden.
B
Artikel 628 lid 5 wordt vervangen door drie leden, luidende:
5. Van de leden 1 tot en met 4 kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst
slechts ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij schriftelijke overeenkomst
of bij reglement.
6. In geval van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten in de zin van
artikel 668a kan een afwijking als bedoeld in lid 5 in totaal voor ten hoogste
zes maanden worden overeengekomen.
7. Na het verstrijken van de termijn, bedoeld in lid 5, kan van dit artikel
slechts ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst
of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
C
Na artikel 628 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 628a
Indien een arbeidsomvang van minder dan 15 uur per week is overeengekomen
en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd,
dan wel indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd,
heeft de werknemer voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij
arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien
hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
D
Artikel 643 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van lid 2 wordt toegevoegd: De beschikking van de rechter
is uitvoerbaar bij voorraad.
2. Lid 3 vervalt.
3. De leden 4 en 5 worden vernummerd tot 3 en 4.
4. In het nieuwe lid 3 wordt de zinsnede «, 2 en 3» vervangen
door: en 2.
E
In artikel 646 lid 1 wordt het woord «beëindiging» vervangen
door: opzegging.
F
Artikel 647 wordt als volgt gewijzigd:
1. Lid 1 komt te luiden:
1. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever in strijd
met artikel 646 lid 1 of wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten
rechte een beroep heeft gedaan op artikel 646 lid 1 is vernietigbaar.
2. In lid 2 wordt het woord «beëindiging» vervangen door:
opzegging.
3. In lid 3 worden de woorden «waarop de arbeidsovereenkomst geëindigd
is» vervangen door: waartegen is opgezegd.
4. In lid 4 wordt «beëindiging» vervangen door: opzegging.
G
Artikel 648 wordt als volgt gewijzigd:
Na lid 2 wordt, onder vernummering van lid 3 tot lid 4, een nieuw lid
ingevoegd, luidende:
3. De opzegging, bedoeld in de eerste zin van lid 1, maakt de werkgever
niet schadeplichtig.
H
Artikel 652 wordt als volgt gewijzigd:
1. Lid 1 komt te luiden:
1. Indien partijen een proeftijd overeenkomen, is deze voor beide partijen
gelijk.
2. Na lid 1 worden, onder vernummering van lid 2 tot lid 7, de volgende
nieuwe leden ingevoegd:
2. De proeftijd wordt schriftelijk overeengekomen.
3. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan
een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden.
4. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan
een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
a. een maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee
jaren;
b. twee maanden, indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of
langer.
5. Indien het einde van een overeenkomst voor bepaalde tijd niet op een
kalenderdatum is gesteld, kan een proeftijd worden overeengekomen van ten
hoogste een maand.
6. Van de leden 4 en 5 kan slechts ten nadele van de werknemer worden
afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens
een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
I
Aan artikel 655 lid 1 wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
m. of de arbeidsovereenkomst een uitzendovereenkomst is als bedoeld in
artikel 690.
J
Aan artikel 658 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten
door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig
de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de
uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis
te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.
K
In artikel 667 worden, onder vernummering van de leden 3 en 4 tot 5 en
6, na lid 2 twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:
3. Een arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 1 kan slechts tussentijds
worden opgezegd indien voor ieder der partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen.
4. Voor de beëindiging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst
is voorafgaande opzegging nodig.
L
De leden 3, 4 en 5 van artikel 668 vervallen.
M
Na artikel 668 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 668a
1. Vanaf het moment dat tussen dezelfde partijen:
a. voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd
in een periode van 36 maanden of langer met tussenpozen van niet meer dan
3 maanden;
b. meer dan 3 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar
hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, geldt de laatste
arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten
tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte
arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn.
3. Lid 1, onderdeel a en laatste zinsnede, is niet van toepassing op een
arbeidsovereenkomst aangegaan voor niet meer dan 3 maanden die onmiddellijk
volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 36
maanden of langer.
4. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming
van de eerste arbeidsovereenkomst als bedoeld onder a of b van lid 1.
5. Van de leden 1 tot en met 4 kan slechts ten nadele van de werknemer
worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door
of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
N
Artikel 669 komt te luiden:
Artikel 669
Degene die de arbeidsovereenkomst opzegt, geeft de andere partij op diens
verzoek schriftelijk opgave van de reden van opzegging.
O
Artikel 670 komt te luiden:
Artikel 670
1. De werkgever kan niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt
is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid:
a. ten minste twee jaren heeft geduurd, of
b. een aanvang heeft genomen nadat een verzoek om toestemming als bedoeld
in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 door de
Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is ontvangen.
2. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met een werkneemster niet opzeggen
gedurende de zwangerschap. De werkgever kan ter staving van de zwangerschap
een verklaring van een geneeskundige of van een verloskundige verlangen. Voorts
kan de werkgever de arbeidsovereenkomst van de werkneemster niet opzeggen
gedurende de periode waarin zij ingevolge de artikelen 29a, eerste lid, van
de Ziektewet of 22, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen recht op ziekengeld of recht op een uitkering heeft in verband
met haar bevalling en na werkhervatting, gedurende het tijdvak van zes weken
aansluitend op die periode dan wel aansluitend op de periode, bedoeld in artikel
29a, zevende lid, van de Ziektewet of op de periode die aanvangt na een periode
van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid die haar oorzaak vindt in
de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap aansluitend op de dag,
bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen.
3. De werkgever kan niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer verhinderd
is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij als dienstplichtige is opgeroepen
ter vervulling van zijn militaire dienst of vervangende dienst.
4. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer die lid is
van een ondernemingsraad, van een centrale ondernemingsraad, van een groepsondernemingsraad,
van een vaste commissie van die raden of van een onderdeelcommissie van de
ondernemingsraad, van een personeelsvertegenwoordiging, van een arbocommissie
of van een bijzondere onderhandelingsgroep of een Europese ondernemingsraad
als bedoeld in de Wet op de Europese ondernemingsraden, dan wel die krachtens
die wet optreedt als vertegenwoordiger bij een andere wijze van informatieverstrekking
en raadpleging van werknemers, niet opzeggen.
5. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens het lidmaatschap
van de werknemer van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten
ten doel heeft de belangen van de leden als werknemer te behartigen dan wel
wegens het verrichten van of deelnemen aan activiteiten ten behoeve van die
vereniging, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden
verricht zonder toestemming van de werkgever.
6. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer die daarvoor
verlof heeft, niet opzeggen wegens het bijwonen van vergaderingen als bedoeld
in artikel 643. Hetzelfde geldt indien tussen partijen geen overeenstemming
over het verlof bestaat zolang de rechter omtrent het verlof niet heeft beschikt.
7. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens de omstandigheid
dat de werknemer zijn recht op ouderschapsverlof geldend maakt.
8. Van de leden 1 en 3 kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst
of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
P
Na artikel 670 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 670a
1. De werkgever kan zonder voorafgaande toestemming van de kantonrechter
de arbeidsovereenkomst niet opzeggen met een werknemer die:
a. geplaatst is op een kandidatenlijst voor een ondernemingsraad dan wel
een personeelsvertegenwoordiging of korter dan twee jaar geleden lid is geweest
van een ondernemingsraad, van een centrale ondernemingsraad, van een groepsondernemingsraad
of van een commissie van die raden, van een personeelsvertegenwoordiging of
van een bijzondere onderhandelingsgroep of een Europese ondernemingsraad als
bedoeld in de Wet op de Europese ondernemingsraden dan wel die korter dan
twee jaar geleden krachtens die wet is opgetreden als vertegenwoordiger bij
een andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers;
b. lid is van een voorbereidingscommissie van een ondernemingsraad, van
een centrale ondernemingsraad of van een groepsondernemingsraad;
c. korter dan twee jaar geleden lid is geweest van de arbocommissie;
d. als mentor of als deskundige werknemer als bedoeld in artikel 8, vijfde
lid, onderscheidenlijk 17, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet werkzaam
is.
2. De toestemming van de kantonrechter wordt gevraagd bij verzoekschrift.
De kantonrechter verleent de toestemming slechts indien de werkgever aannemelijk
heeft gemaakt dat opzegging geen verband houdt met een omstandigheid als bedoeld
in lid 1. Van de uitspraak staat geen hoger beroep of beroep in cassatie open.
Artikel 670b
1. De artikelen 670 en 670a zijn niet van toepassing bij een opzegging
gedurende de proeftijd of wegens een dringende reden.
2. De leden 1 tot en met 7 van artikel 670 en artikel 670a zijn niet van
toepassing indien de werknemer schriftelijk in de opzegging toestemt of indien
de opzegging geschiedt wegens de beëindiging van de werkzaamheden van
de onderneming of van het onderdeel van de onderneming, waarin de werknemer
uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam is. De opzegging wegens beëindiging
van de werkzaamheden kan evenwel niet betreffen de werkneemster die recht
heeft op ziekengeld in de periode als bedoeld in de artikelen 29a, eerste
lid, van de Ziektewet of 22, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen.
Q
Artikel 671 vervalt.
R
Artikel 672 komt te luiden:
Artikel 672
1. Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij bij schriftelijke
overeenkomst, reglement of door het gebruik een andere dag daarvoor is aangewezen.
2. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt
bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
a. korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee
maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie
maanden;
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
3. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt
één maand.
4. Indien de toestemming bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945 is verleend, wordt de termijn van opzegging, bedoeld
in lid 2, verkort met één maand, met dien verstande dat de resterende
termijn van opzegging tenminste één maand bedraagt.
5. De termijn, bedoeld in lid 2, kan slechts worden verkort bij collectieve
arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
De termijn kan schriftelijk worden verlengd.
6. Van de termijn, bedoeld in lid 3, kan schriftelijk worden afgeweken.
De termijn van opzegging voor de werknemer mag bij verlenging niet langer
zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van
die voor de werknemer.
7. Van lid 4 kan, voor zover het betreft de resterende termijn van opzegging
van één maand, slechts ten nadele van de werknemer worden afgeweken
bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe
bevoegd bestuursorgaan.
8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens
een daartoe bevoegd bestuursorgaan, mag de termijn van opzegging, bedoeld
in lid 6, tweede volzin, voor de werkgever worden verkort, mits de termijn
niet korter is dan die voor de werknemer.
9. Voor de toepassing van lid 2 worden arbeidsovereenkomsten geacht eenzelfde,
niet onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen in geval van herstel van de
arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 682.
S
Artikel 673 vervalt.
T
In de tweede volzin van artikel 675 wordt «door opzegging met inachtneming
van de artikelen 670, 671 en 672 te doen eindigen» vervangen door: op
te zeggen met inachtneming van de artikelen 670, 670a en 672.
U
Artikel 676 wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 1 wordt de zinsnede «zonder opzegging of zonder inachtneming
van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen» vervangen
door: met onmiddellijke ingang op te zeggen.
2. In lid 2 wordt «beëindiging» vervangen door: opzegging.
V
Artikel 677 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 677 lid 1 komt te luiden:
1. Ieder der partijen is bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op
te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden
aan de wederpartij. De partij die dit zonder een dergelijke reden doet, is
schadeplichtig.
2. Lid 2 komt te luiden:
2. De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt,
is schadeplichtig.
3. In lid 3 wordt de zinsnede «zonder opzegging of zonder inachtneming
van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen» vervangen
door: onverwijld op te zeggen. De woorden «ontbonden heeft verklaard»
worden vervangen door: heeft ontbonden.
4. Lid 5 komt te luiden:
5. Het niet in acht nemen van artikel 670 leden 1 tot en met 7, of van
artikel 670a maakt de werkgever niet schadeplichtig. De werknemer kan in die
gevallen gedurende twee maanden na de opzegging van de arbeidsovereenkomst
een beroep doen op de vernietigingsgrond. Het beroep op de vernietigingsgrond
geschiedt door kennisgeving aan de werkgever. Artikel 55 van Boek 3 is niet
van toepassing.
W
Artikel 680 wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 1 wordt «beëindiging» vervangen door: opzegging.
2. In lid 5 vervalt «, 671».
X
Na artikel 680 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 680a
De rechter is bevoegd een vordering tot doorbetaling van loon die gegrond
is op de vernietigbaarheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst te
matigen, indien toewijzing in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare
gevolgen zou leiden, doch op niet minder dan het in geld vastgestelde loon
voor de duur van de opzegtermijn ingevolge artikel 672 noch op minder dan
het in geld vastgestelde loon voor drie maanden.
Y
Artikel 681 wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 1 wordt «beëindiging» vervangen door: opzegging
en wordt «doet eindigen» vervangen door: opzegt.
2. In lid 2, onderdeel c, wordt «artikel 670 lid 5» vervangen
door: artikel 670 lid 3.
3. In de leden 2 en 3 wordt het woord «beëindiging» telkens
vervangen door: opzegging.
4. In lid 4 wordt «beëindigd» vervangen door: opgezegd.
Z
Artikel 682 wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 1 wordt «de partij» vervangen door: de werkgever
en wordt «doet eindigen» vervangen door: opzegt.
2. «Arbeidsverhouding» wordt telkens vervangen door: arbeidsovereenkomst.
3. De tweede en derde zin van lid 3 komen te luiden:
Is in het vonnis geen afkoopsom vastgesteld, dan zal de rechter deze op
verzoek van de werkgever alsnog vaststellen. Een zodanig verzoek schorst de
tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover het betreft de veroordeling tot
herstel van de arbeidsovereenkomst, totdat op het verzoek is beslist, met
dien verstande dat de werkgever in ieder geval verplicht blijft gedurende
de schorsing het loon te betalen.
AA
In lid 2 van artikel 683 wordt «beëindiging» vervangen
door: opzegging.
AB
Artikel 685 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan lid 1 worden de volgende zinnen toegevoegd: De kantonrechter kan
het verzoek slechts inwilligen indien hij zich ervan heeft vergewist of het
verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de
artikelen 647, 648, 670 en 670a of enig ander verbod tot opzegging van de
arbeidsovereenkomst. Indien het verzoek een werknemer betreft die ongeschikt
is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, verklaart de rechter
verzoeker niet ontvankelijk indien bij het verzoek geen reïntegratieplan
als bedoeld in artikel 71a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
is gevoegd, dat is getoetst door het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
2. In lid 2 wordt «beëindigd» vervangen door: opgezegd.
AC
In de artikelen 629a lid 7, 634 lid 3, 638 lid 1, 639 lid 2, 644 lid 7,
655 lid 1, onderdeel l, en de leden 2 en 3, wordt «een bevoegd publiekrechtelijk
orgaan» telkens vervangen door: een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
AD
Na afdeling 10 wordt een nieuwe afdeling opgenomen, luidende:
AFDELING 11. BIJZONDERE BEPALINGEN TER ZAKE VAN DE UITZENDOVEREENKOMST
Artikel 690
De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer
door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf
van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens
een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder
toezicht en leiding van de derde.
Artikel 691
1. Op de uitzendovereenkomst is artikel 668a eerst van toepassing zodra
de werknemer in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht.
2. In de uitzendovereenkomst kan schriftelijk worden bedongen dat die
overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van
de werknemer door de werkgever aan de derde als bedoeld in artikel 690
op verzoek van die derde ten einde komt. Indien een beding als bedoeld in
de vorige volzin in de uitzendovereenkomst is opgenomen, kan de werknemer
die overeenkomst onverwijld opzeggen.
3. Een beding als bedoeld in lid 2 verliest zijn kracht indien de werknemer
in meer dan 26 weken arbeid voor de werkgever heeft verricht. Na het verstrijken
van deze termijn vervalt de bevoegdheid van de werknemer tot opzegging als
bedoeld in lid 2.
4. Voor de berekening van de termijnen, bedoeld in de leden 1 en 3, worden
perioden waarin arbeid wordt verricht die elkaar opvolgen met tussenpozen
van minder dan een jaar mede in aanmerking genomen.
5. Voor de berekening van de termijnen, bedoeld in de leden 1 en 3, worden
perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten
aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders
opvolger te zijn mede in aanmerking genomen.
6. Dit artikel is niet van toepassing op de uitzendovereenkomst waarbij
de werkgever en de derde in een groep zijn verbonden als bedoeld in artikel
24b van Boek 2 dan wel de één een dochtermaatschappij is van
de ander als bedoeld in artikel 24a van Boek 2.
7. Van de termijnen bedoeld in de leden 1, 3 en 4 en van lid 5 kan slechts
ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst
of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
ARTIKEL II
Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel f, komt te luiden:
f. dringende reden voor de werkgever: daden, eigenschappen of gedragingen
van de werknemer, welke ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze
niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding te laten voortduren.
B
Artikel 6 wordt vervangen door:
Artikel 6
1. De werkgever behoeft voor de opzegging van de arbeidsverhouding voorafgaande
toestemming van de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.
2. De werkgever behoeft deze toestemming niet:
a. indien de opzegging onverwijld geschiedt om een dringende reden, onder
gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij;
b. tijdens de proeftijd;
c. indien de opzegging geschiedt ten gevolge van faillissement van de
werkgever.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking
tot de toestemming als bedoeld in het eerste lid.
4. Alvorens een beslissing inzake het verlenen van toestemming krachtens
het eerste lid wordt genomen, hoort de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
vertegenwoordigers van de in aanmerking komende organisaties van werkgevers
en werknemers, behoudens in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen.
5. Onze Minister kan een Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot
het verlenen van toestemming als bedoeld in het eerste lid. Hij treedt daarbij
niet in de besluitvorming in individuele gevallen.
6. Bij ministeriële regeling kunnen voorzieningen worden getroffen
voor het geval een Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
zijn uit dit artikel voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt.
7. De Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie brengt
aan Onze Minister verslag uit over de wijze waarop de bevoegdheid tot het
verlenen van de toestemming is uitgeoefend. Bij ministeriële regeling
worden hieromtrent nadere regels gesteld.
8. De Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is verplicht
aan Onze Minister desgevraagd binnen een daartoe gestelde termijn en op de
aangegeven wijze kosteloos alle opgaven te verstrekken betreffende de wijze
waarop de bevoegdheid tot het verlenen van de toestemming is uitgeoefend.
9. Van het eerste lid kan bij ministeriële regeling voor bepaalde
werknemers of groepen van werknemers voorwaardelijk of onvoorwaardelijk ontheffing
of vrijstelling worden verleend.
10. Tegen beslissingen van de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
inzake het verlenen van toestemming op grond van het eerste lid staat geen
beroep open bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
C
Artikel 9 wordt vervangen door:
Artikel 9
1. Een opzegging zonder de op grond van artikel 6 vereiste toestemming
is vernietigbaar.
2. Handelingen in strijd met artikel 8, eerste lid, zijn vernietigbaar.
3. De werknemer kan gedurende zes maanden een beroep op deze vernietigingsgrond
doen.
D
In artikel 10, eerste lid, wordt «goedkeuring» vervangen door:
toestemming.
E
Artikel 27 vervalt.
F
Artikel 32 wordt vervangen door:
Artikel 32
Onze Minister kan bevoegdheden, welke krachtens dit besluit aan hem of
aan de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie toekomen,
overdragen aan organisaties uit het bedrijfsleven.
ARTIKEL III
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 21 vervallen: de aanduiding «1» voor het eerste
lid en het tweede tot en met zesde lid.
B
In artikel 36 vervallen in het derde lid de woorden: , met uitzondering
van artikel 21, derde en vijfde lid.
ARTIKEL IV
De Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, vijfde lid, vervalt het gedeelte na de eerste zin.
B
Artikel 15, achtste lid, komt te luiden:
8. Ten aanzien van de leden en de gewezen leden van een arbocommissie
is artikel 21 van de Wet op de ondernemingsraden van overeenkomstige toepassing.
C
In artikel 15, negende lid, vervallen na de woorden «het zevende
lid en» de woorden: de eerste zin van. Na «21» vervallen
de woorden: , eerste lid, tweede volzin,.
ARTIKEL V
De Wet melding collectief ontslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:
c. bevoegd gezag: de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
dan wel een organisatie uit het bedrijfsleven waaraan door Onze Minister op
grond van artikel 32 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945
de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming krachtens artikel 6, eerste
lid, van dat Besluit is overgedragen.
B
Na artikel 6 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 6a
Indien de melding wordt ondersteund door een verklaring van de belanghebbende
verenigingen van werknemers dat zij zijn geraadpleegd, worden de verzoeken
onmiddellijk in behandeling genomen.
C
Artikel 7, vierde lid, komt te luiden:
4. Artikel 6, tweede, derde en vierde lid, en artikel 6a zijn van overeenkomstige
toepassing.
ARTIKEL VI
De Werkloosheidswet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 16 worden een nieuw derde en vierde lid ingevoegd, luidende:
3. Met het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon, bedoeld
in het eerste lid, worden gelijkgesteld de inkomsten waarop de werknemer recht
heeft in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking, tot aan
het bedrag aan loon dat de werknemer zou hebben ontvangen indien de dienstbetrekking
door opzegging met inachtneming van de voor de werkgever geldende termijn
zou zijn geëindigd. Onder inkomsten als bedoeld in de eerste zin wordt
niet verstaan een door de rechter toegewezen vergoeding van proceskosten.
Het hiervoor bedoelde bedrag wordt:
a. indien de dienstbetrekking door opzegging is geëindigd, toegerekend
aan de periode onmiddellijk volgend op de datum waarop de dienstbetrekking
door de werkgever is opgezegd;
b. indien de dienstbetrekking is geëindigd door ontbinding, toegerekend
aan de periode onmiddellijk volgend op de datum van de beschikking tot ontbinding;
c. indien de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds goedvinden,
toegerekend aan de periode onmiddellijk volgend op de datum waarop de beëindiging
schriftelijk is overeengekomen, dan wel, bij gebrek aan een schriftelijke
beëindigingsovereenkomst, aan de periode onmiddellijk volgend op het
tijdstip waarop de dienstbetrekking is geëindigd.
In de situatie bedoeld onder b, wordt onder de voor de werkgever geldende
termijn verstaan de termijn bedoeld in de leden 2 en 4 van artikel 672 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
4. Het derde lid vindt geen toepassing indien de werkgever na het einde
van dienstbetrekking verkeert in een toestand als bedoeld in artikel 61, eerste
lid, en voorzover de werknemer als gevolg van die toestand de in het derde
lid bedoelde inkomsten niet ontvangt.
B
Na artikel 24, tweede lid, van de Werkloosheidswet wordt, onder vernummering
van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid een nieuw
derde lid ingevoegd, luidende:
3. De werknemer is niet verwijtbaar werkloos geworden, indien voor de
opzegging van de dienstbetrekking toestemming is verleend krachtens artikel
6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en die toestemming
uitsluitend is gemotiveerd door bedrijfseconomische omstandigheden.
ARTIKEL VII
De Wet van 2 december 1982, houdende bepalingen ter uitvoering van het
Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers, alsmede
met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van buitenlandse werknemers (Stb.
1982, 679) wordt als volgt gewijzigd:
1. Boven artikel 1 vervallen de woorden «par. 1 Uitvoering van het
Verdrag».
2. Boven artikel 5 vervallen de woorden «par. 2 Arbeidsvoorwaarden
van buitenlandse werknemers».
3. Artikel 5 vervalt.
ARTIKEL VIII
De artikelen II en III van de Wet van 14 september 1995 houdende bijzondere
bepalingen voor handelsvertegenwoordigers (Stb. 506) vervallen.
ARTIKEL IX
Artikel II van de Wet van 11 september 1991 tot wijziging van het Burgerlijk
Wetboek in verband met de ontslagbescherming van buitenlandse werknemers (Stb.
1991, 473) wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1» voor het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid vervalt.
ARTIKEL X
Artikel VI van de Wet van 23 december 1992, houdende enkele correcties
in de Pensioen- en spaarfondsenwet en in enige andere wetten (Stb. 1993, 15)
vervalt.
ARTIKEL XI
De Wet op de Europese ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, tweede lid, wordt «4, negende lid» vervangen
door: 4, achtste lid.
B
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «het tweede tot en met het achtste lid»
vervangen door: het tweede tot en met het zevende lid.
2. Het achtste lid vervalt.
3. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot achtste en negende
lid.
C
In artikel 5 wordt «artikel 4, eerste tot en met achtste lid»
vervangen door: artikel 4, eerste tot en met zevende lid.
ARTIKEL XII
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt na «wettelijke termijnen» toegevoegd:
, met dien verstande echter dat in elk geval de arbeidsovereenkomst kan worden
beëindigd door opzegging met een termijn van zes weken.
b. Het tweede en derde lid vervallen.
c. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
2. Artikel 239 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «artikel 672, eerste en tweede lid,»
vervangen door: artikel 672 lid 2.
b. In het tweede lid wordt «artikel 672, eerste lid,» vervangen
door: artikel 672 lid 3.
ARTIKEL XIII
Aan artikel 12 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt
een nieuw lid toegevoegd, dat luidt:
4. Voorzover het loon niet naar tijdruimte is vastgesteld maar afhankelijk
is van de uitkomsten van de verrichte arbeid, wordt voor de toepassing van
het bij of krachtens deze wet bepaalde als arbeidsduur aangemerkt: de tijd,
die redelijkerwijs met de uitvoering van de verrichte arbeid is gemoeid.
ARTIKEL XIV
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 februari 1996 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden, kamerstukken II
1995/96, nr. 24 615, tot wet is verheven en in werking is getreden:
A
vervalt in artikel I, onderdeel B: of bij reglement en in onderdeel P:
, reglement.
B
wordt aan artikel 670, vierde lid, de volgende zin toegevoegd: Indien
de werkgever aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging een
secretaris heeft toegevoegd, is de eerste volzin op die secretaris van overeenkomstige
toepassing.
ARTIKEL XV
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 september 1996 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk
Wetboek met betrekking tot het ouderschapsverlof, kamerstukken
II 1995/96, nr. 24 869, tot wet is verheven en in werking is getreden,
wordt:
A
Artikel 644, Boek 7, van het Burgerlijk Wetboek als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van lid 8 tot lid 9 wordt een nieuw lid 8 ingevoegd,
luidende:
8. Op de berekening van de in lid 2, eerste volzin, bedoelde termijn zijn
de artikelen 668a leden 1 en 2, en 672 lid 9 van overeenkomstige toepassing.
2. In het nieuwe lid 9 wordt «en lid 7» vervangen door: de
leden 7 en 8.
3. In het nieuwe lid 9 wordt «bevoegd publiekrechtelijk orgaan»
vervangen door: daartoe bevoegd bestuursorgaan.
B
In artikel II, eerste lid, van de Wet op het ouderschapsverlof wordt «de
artikelen 644, 645 en 673 voor zover de laatste twee artikelen betrekking
hebben op artikel 644» vervangen door: artikel 644 alsmede artikel 645
voor zover dit artikel betrekking heeft op artikel 644.
ARTIKEL XVI
1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen 3 jaar
na de inwerkingtreding van deze wet, aan de Staten-Generaal een verslag over
de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
2. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt na 2 jaar
na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na 4 jaar aan de
Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop de Regionaal Directeur van
de Arbeidsvoorzieningsorganisatie de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming
voor de opzegging van de arbeidsverhouding, bedoeld in artikel II, onderdeel
B, heeft uitgevoerd.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL XVII
Artikel 16, derde en vierde lid, van de Werkloosheidswet zoals deze leden
luiden na de inwerkingtreding van artikel VI, onderdeel A, van deze wet, zijn
niet van toepassing indien de dienstbetrekking is geëindigd vóór
de dag van inwerkingtreding van dit onderdeel.
ARTIKEL XVIII
Indien de dienstbetrekking is beëindigd voor het tijdstip van het
inwerkingtreden van deze wet, blijven de bepalingen inzake de beëindiging
van de dienstbetrekking met inbegrip van de alstoen terzake van die beëindiging
geldende verjaringstermijnen, van toepassing zoals zij golden voor dat tijdstip.
ARTIKEL XIX
1. Op arbeidsovereenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van deze
wet voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 668a lid 1, is artikel
668a eerst dan van toepassing, indien een volgende arbeidsovereenkomst wordt
aangegaan met een tussenpoos van niet meer dan drie maanden.
2. Op een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst die is voortgezet
voor de datum van inwerkingtreding van deze wet blijven de bepalingen inzake
het beëindigen van de arbeidsovereenkomst van toepassing zoals zij golden
voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
ARTIKEL XX
1. Voor de beëindiging van de uitzendovereenkomst waarin een beding
als bedoeld in artikel 691 lid 2, is opgenomen en die voor de datum van inwerkingtreding
van deze wet is voortgezet, is, in afwijking van artikel XIX lid 2, geen voorafgaande
opzegging nodig.
2. Voor uitzendovereenkomsten die zijn aangegaan op of na de datum van
inwerkingtreding van deze wet en die voor dat tijdstip aangegane uitzendovereenkomsten
opvolgen, worden voor de berekening van de termijnen, bedoeld in artikel 691
leden 1 en 3, die perioden in aanmerking genomen waarin gedurende de drie
jaren die voorafgaan aan de datum van de inwerkingtreding van deze wet arbeid
is verricht.
3. Van de leden 1 en 2 kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst
of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
ARTIKEL XXI
Voor de werknemer die op het tijdstip van het in werking treden van deze
wet 45 jaar of ouder was en voor wie op dat tijdstip een langere termijn voor
opzegging gold dan volgens deze wet, blijft de oude termijn gelden zo lang
hij bij dezelfde werkgever in dienst blijft.
ARTIKEL XXII
Op een proeftijd welke is overeengekomen maar nog niet is verstreken op
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven de bepalingen terzake
van toepassing zoals zij golden voor dat tijdstip.
ARTIKEL XXIII
1. Voor de plaatsing in het Staatsblad kan Onze Minister van Justitie
de nummering van de artikelen en afdelingen van de titel Arbeidsovereenkomst
in het Burgerlijk Wetboek, zoals deze titel zal luiden op het tijdstip dat
deze wet in werking is getreden, opnieuw vaststellen en de in deze wet voorkomende
aanhalingen van de artikelen en afdelingen met de nieuwe nummering in overeenstemming
brengen.
2. Hij draagt zorg dat de overeenkomstig het vorige lid bijgewerkte tekst
van de titel Arbeidsovereenkomst in het Staatsblad wordt geplaatst.
ARTIKEL XXIV
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Justitie,