22 026, nr. 70
Planologische kernbeslissing Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs

nr. 222b
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER EN VOOR VERKEER EN WATERSTAAT1

Vastgesteld 10 april 1997

De memorie van antwoord had de leden van de vaste commissies voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en voor Verkeer en Waterstaat nog aanleiding gegeven tot het stellen van enkele nadere vragen.

De leden van de VVD-fractie waren verheugd met het gedetailleerde tijdschema volgens de Tracéwet en van de verschillende fases van de voorbereiding van de bouw. Zij zouden gaarne ook betreffende de eigenlijke bouw een – uiteraard bij de voorlopige schatting en niet verbindend opgesteld – tijdschema ontvangen, en een opgave van het aantal en de aanduiding van de plaatsen waar de bouwwerkzaamheden tegelijkertijd zullen worden aangevat.

Het antwoord op vraag 6 hadden deze leden met instemming gelezen. Bestaat ook nog de mogelijkheid om een gedeelte van het Zuidelijk deel, met name het traject Breda–Antwerpen, waar, naar zij meenden te weten, reeds een aanmerkelijke betaling van de Nederlandse bijdrage aan België heeft plaatsgevonden, en waar voorts gezien de grondslag geen of slechts geringe tijd voor zettingen nodig is, nog weer eerder dan het overige Zuidelijke deel in gebruik te nemen?

De leden van de PvdA-fractie dankten de minister voor de gegeven antwoorden. Er restten hen echter nog enige onduidelijkheden, die zij graag zouden zien opgehelderd.

1. Volgens de regering is er in de voorliggende PKB geen sprake meer van knelpunten (antwoord op vraag 24 van de PvdA-fractie). De leden van de PvdA-fractie doelden met deze vraag echter op situaties die door inwoners en besturen van de desbetreffende gebieden als knelpunt worden ervaren. Specifiek gaat het hierbij om:

– de kosten van het verbreden en overkappen van de tunnelbak bij Prinsenbeek

– de kosten van een verdiepte ligging bij Zevenbergschen Hoek

– de kosten van een verlengde tunnel bij Hoogmade.

Kan de regering aangeven welk bedrag benodigd zou zijn om deze knelpunten op te lossen?

Met betrekking tot het onderzoek naar de Drechtstedenvariant heeft de regering geantwoord dat de resultaten van dit onderzoek eind april beschikbaar zullen zijn. De leden van de PvdA-fractie zouden zich kunnen voorstellen dat op 22 april al wel enig zicht bestaat op de richting van de uitkomsten van dit onderzoek. Is de regering bereid om de voorlopige resultaten van dit onderzoek, eventueel onder voorbehoud, tijdens de plenaire behandeling van de PKB op 22 april aan de Eerste Kamer over te leggen?

2. Hoe verhoudt het antwoord van de regering op vraag 5 van GroenLinks, waarin gesproken wordt over de noodzaak van flankerend (prijs)beleid, zich tot de antwoorden op de vragen 14 en 15 van de PvdA-fractie, waarin gesteld wordt dat zowel de prijs van de trein als die van het vliegtuig door de markt bepaald zullen worden, alsmede dat «zwaanzinnige aanbiedingen» een goed voorbeeld vormen van de voordelen die liberalisering van het vervoer de consument bieden?

3. Kan de regering (eventueel vertrouwelijk) een nadere onderbouwing geven van de kosten van de verschillende onderzochte tracés (vraag 8 van de PvdA-fractie)?

De voorzitter van de commissie voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Zijlstra

De voorzitter van de commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Baarda

De griffier van de commissies,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling:

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: Steenkamp (CDA), De Beer (VVD), Schuurman (RPF), Baarda (CDA), Zijlstra (PvdA) (voorzitter), Van Gennip (CDA), Veling (GPV), Pitstra (GroenLinks), Lodewijks (VVD), Ketting (VVD), Bierman, Le Poole (PvdA), De Wit (SP) en Hessing (D66).

Verkeer en Waterstaat: Talsma (VVD), Baarda (CDA) (voorzitter), Zijlstra (PvdA), Eversdijk (CDA), Hilarides (VVD), Vrisekoop (D66), Pitstra (GroenLinks), Rongen (CDA), Batenburg (AOV), Lodewijks (VVD), Van den Berg (SGP), Hendriks, Bierman, De Wit (SP) en Linthorst (PvdA).

Naar boven