19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1595 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2012

Op 30 november 2012 is het nieuwe ambtsbericht Somalië verschenen1.

Dit ambtsbericht bevat informatie over een aantal ontwikkelingen in Somalië die aanleiding geven om de volgende aanpassingen in het landgebonden asielbeleid Somalië voor te stellen:

  • 1. Mogadishu wordt niet langer aangemerkt als gebied waarin sprake is van een situatie als omschreven in artikel 15c van de Europese Kwalificatierichtlijn.

  • 2. De minderheidsgroep Reer Hamar/Benadiri wordt niet langer aangemerkt als risicogroep noch als groep die systematisch wordt blootgesteld aan een praktijk van onmenselijke behandelingen.

In deze brief licht ik u mijn voorstellen nader toe en besteed ik ook aandacht aan onderdelen van mijn beleid die ik ongewijzigd laat. Ik sluit af met een toelichting op de gevolgen van de beleidswijzigingen, waaronder de mogelijkheden voor gedwongen terugkeer.

1. Mogadishu

Op dit moment wordt aangenomen dat er in Mogadishu sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Dit houdt in dat sprake is van een uitzonderlijke situatie van een gewapend conflict met een dermate hoge mate van willekeurig geweld dat er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of gebied louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op de in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn genoemde ernstige schade.

Het ambtsbericht vermeldt dat de veiligheidssituatie in Mogadishu tijdens de verslagperiode nog steeds slecht was, maar dat er in deze periode hier en daar (sterke) verbeteringen optraden. Zo is Al-Shabaab sinds februari 2012 niet langer aanwezig in het overgrote deel van de stad. De situatie van oorlogsgeweld waarbij vele burgerslachtoffers vielen is overgegaan in een situatie van meer gericht geweld van de zijde van Al-Shabaab tegen specifieke groepen, te weten personen die politieke activiteiten verrichten voor de Somalische autoriteiten, medewerkers van ngo’s en journalisten. Volgens het ambtsbericht kunnen de inwoners van Mogadishu, ook vrouwen, zolang zij zich niet met politiek of ngo’s inlaten zich ongehinderd door milities door de stad begeven. Inwoners kunnen verhuizen naar andere districten om eventueel geweld in hun eigen districten te ontlopen. De markten in de stad zijn weer vrij toegankelijk, het (zaken)leven bloeit in delen weer op en er wordt gebouwd.

Voorts zijn in de verslagperiode geen ontheemden geregistreerd die Mogadishu zijn ontvlucht en nam het aantal ontheemden dat zich vestigde in Mogadishu juist substantieel toe.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft op mijn verzoek het beleid ten aanzien van Somalische asielzoekers van verschillende omringende landen in kaart gebracht2. Hieruit bleek dat Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk een 15c-situatie aannamen voor Mogadishu en/of geheel Zuid- en Centraal-Somalië. Duitsland en België beoordelen Somalische asielaanvragen louter op individuele gronden. Inmiddels is bekend geworden dat ook Zweden geen 15c-beleid meer voert voor Somalië. Het VK heeft aangegeven dat het 15c-beleid zal worden heroverwogen vanwege de verbeterde veiligheidssituatie in Mogadishu. Op dit moment is een beleidswijziging door het VK nog niet gepubliceerd.

Uit deze informatie trek ik de conclusie dat de veiligheidssituatie in een substantieel deel van Mogadishu zodanig is verbeterd dat ik Mogadishu niet langer definieer als een gebied waar sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Hiermee is mijn beleid in overeenstemming met dat van verschillende van de bevraagde omringende landen. In dit licht bestaat er evenmin aanleiding om categoriaal beschermingsbeleid te voeren ten aanzien van (een deel van) Somalië. Asielzoekers afkomstig uit Mogadishu komen daarom niet langer enkel op grond van de situatie in de stad in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, onder b, van de Vreemdelingenwet, Aanvragen van Somalische asielzoekers zullen alleen nog worden beoordeeld op individuele gronden.

2. Reer Hamar/Benadiri

De etnische minderheidsgroep Reer Hamar/Benadiri is in het huidige beleid aangewezen als risicogroep en als groep die systematisch wordt blootgesteld aan een praktijk van onmenselijke behandelingen. Dit beleid is ingesteld naar aanleiding van jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarom komen de leden van deze groep, behoudens contra-indicaties, in aanmerking voor een verblijfsvergunning.

Hoewel in het ambtsbericht is aangegeven dat het lastig is om uitgebreide informatie te verkrijgen over de positie van alle etnische minderheden in Somalië, blijkt uit recente informatie in het ambtsbericht dat de situatie van veel Reer Hamar/Benadiri sterk is verbeterd. Dit geldt ook als hun positie wordt afgezet tegen de positie van andere etnische minderheden. Het is daarom naar mijn mening niet langer gerechtvaardigd om bijzonder beleid voor deze groep te voeren en daarom beëindig ik dit beleid. Ook voor asielzoekers die behoren tot deze etnische minderheidsgroep geldt dat hun asielverzoeken uiteraard zorgvuldig op individuele gronden zullen worden beoordeeld, maar dit gebeurt niet langer op basis van bijzonder beleid.

3. Ongewijzigd beleid

Ik hecht eraan nog kort enkele beleidspunten te benoemen die ik ongewijzigd laat.

Zuid- en Centraal-Somalië

Blijkens het ambtsbericht was de veiligheidssituatie in Zuid- en Centraal Somalië ook gedurende deze verslagperiode onverminderd slecht. Al-Shabaab is verdreven uit sommige gebieden, maar in alle delen van Zuid- en Centraal-Somalië is sprake van geweldssituaties. Er is naar mijn oordeel geen sprake van een 15c-situatie in dit gebied, omdat er geen sprake is van zodanig wijdverbreid geweld met veel burgerslachtoffers. Ook is de situatie ten opzichte van de vorige verslagperiode niet substantieel gewijzigd. Wel blijven de voorwaarden waaronder een Somaliër afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië terug kan keren naar dit gebied ongewijzigd, zoals die in augustus 2012 uiteen gezet zijn in de brief van mijn voorganger3.

Specifieke groepen

Uit het ambtsbericht blijkt dat er groepen zijn die specifieke risico’s lopen vanwege op hen gerichte aanslagen door Al-Shabaab. Ook binnen de verbeterde situatie in Mogadishu is er sprake van op hen gericht geweld. Het betreft personen die politieke activiteiten verrichten voor de Somalische autoriteiten, medewerkers van ngo’s en journalisten. Ook is de situatie voor etnische minderheden en vrouwen in Somalië in het algemeen zorgwekkend.

Het enkele feit dat een asielzoeker behoort tot een van de genoemde groepen is onvoldoende om in aanmerking te komen voor bescherming. Zo zijn de risico’s die een persoon behorende tot een niet-Somali bevolkingsgroep loopt, te zeer afhankelijk van de specifieke subclan waartoe hij behoort en de lokale omstandigheden. Ook ten aanzien van de andere groepen blijkt dat de situatie per individu kan verschillen. Indien uit deze individuele omstandigheden van een persoon, behorend tot een specifieke groep, blijkt dat de asielzoeker wel bescherming in Nederland nodig heeft, wordt deze bescherming geboden. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de beschikbare informatie over de situatie van verschillende groepen in Somalië.

4. Gevolgen van de beleidswijzigingen

Zoals al uit het vorenstaande blijkt zullen aanvragen van alle Somalische asielzoekers voortaan louter op individuele gronden worden beoordeeld. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden met hetgeen bekend is over de situatie in het land, die nog steeds zorgwekkend is te noemen.

Verblijfsvergunningen die zijn verleend op grond van de eerdere 15c-situatie in Mogadishu en aan Reer Hamar/Benadiri op grond van de situatie waarin zij verkeerden, worden (nog) niet ingetrokken. Op grond van de Kwalificatierichtlijn en het Voorschrift Vreemdelingen moeten lidstaten, als zij een vergunning die verleend is op basis van subsidiaire bescherming (in dit geval artikel 29, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet) willen beëindigen, beoordelen of de wijziging van de omstandigheden zo ingrijpend en niet-voorbijgaand is dat de persoon die destijds in aanmerking kwam voor subsidiaire bescherming niet langer een reëel risico op ernstige schade loopt. De situatie in Mogadishu en voor Reer Hamar/Benadiri is (nog) niet dermate ingrijpend en bestendig gewijzigd dat intrekking geïndiceerd is.

De herwaardering van de situatie in Mogadishu brengt met zich mee dat de belemmeringen voor gedwongen terugkeer naar alle delen van Somalië zijn weggenomen. Immers, niet langer hoeft door terugkerende asielzoekers die over land reizen gereisd te worden door een gebied waar sprake is van een 15c-situatie. Uit het ambtsbericht blijkt dat zowel reizen over land als door de lucht mogelijk is. Voorts bestaat niet langer het gevaar dat asielzoekers uit Somaliland, die gedwongen worden uitgezet via Mogadishu, het risico lopen in een 15c-gebied terecht te komen in het geval zij onverhoopt in Somaliland niet worden toegelaten.

Gedwongen terugkeer naar Somalië zal ik dan ook – met alle nodige zorg – weer ter hand nemen, waarbij het duidelijk moge zijn dat gedwongen terugkeer niet direct in grote getalen kan plaatsvinden. Vreemdelingenbewaring voor Somaliërs is hiermee ook weer mogelijk geworden.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven