19 637
Vreemdelingenbeleid

nr. 1131
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2007

In vervolg op mijn brief van 19 januari 2007 in antwoord op vragen van het lid De Wit (SP) over te hanteren criteria bij het als schrijnend aanmerken van een verzoek (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2006–2007, nr. 668) ga ik, zoals toegezegd, nader in op de beoordeling van de zogenaamde 14/1-brieven.

Zoals in deze antwoorden is aangegeven, laten de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 december 2006 de mogelijkheid open om anderszins te motiveren op welke gronden verblijfsaanvragen met een beroep op schrijnendheid zijn afgewezen.

Met inachtneming van deze jurisprudentie zal in deze zaken dan ook de navolgende werkwijze worden toegepast.

Brieven van vreemdelingen die vóór 18 maart 2005 zijn ingediend en die zijn aangemerkt als aanvragen om toelating op grond van schrijnendheid en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, zullen worden behandeld zoals hieronder beschreven. Ten aanzien van de brieven die na 18 maart 2005 zijn ingediend, geldt het vigerende beleid zoals de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie al aan uw Kamer heeft bericht bij brief van 18 maart 2005 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 910).

Iedere zaak wordt op eigen merites beoordeeld en zal individueel worden gemotiveerd waarbij het dan ook noodzakelijk is dat sprake is van unieke omstandigheden die specifiek op de betreffende individu van toepassing zijn.

Gelet op de achtergrond van deze zaken zijn omstandigheden die duiden op integratie in de Nederlandse samenleving – zoals de beheersing van de Nederlandse taal, het hebben van (vrijwilligers)werk, het volgen van of hebben afgerond van een opleiding in Nederland – in dit kader onvoldoende onderscheidend en leiden deze op zichzelf gezien dan ook niet tot verblijfsaanvaarding. Ook aan verblijf langer dan vijf jaar in Nederland wordt geen zelfstandige betekenis toegekend; verblijf van vijf jaar wordt – gelet op de ratio achter de toezegging van de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie – wel als minimum gehanteerd.

Steeds moet dan daarenboven sprake zijn van bijkomende klemmende redenen van humanitaire aard. In dat kader zullen in voorkomende gevallen de volgende bijkomende klemmende redenen van humanitaire aard worden meegewogen, vaak (maar niet uitsluitend) in een combinatie van factoren:

• ernstige medische problemen, met name als hierbij kinderen zijn betrokken (zieke kinderen, kinderen met zieke ouders). Deze reden weegt des te zwaarder, als het kind of de kinderen in Nederland zijn geboren. Doen de medische problemen zich reeds voor vóór het vertrek uit het land van herkomst van de betrokkene(n), dan weegt deze omstandigheid minder zwaar;

• ernstige medische problemen waardoor betrokkene niet zonder medische overdracht of medische begeleiding het land kan verlaten en vertrek uit Nederland dientengevolge zeer moeilijk te realiseren is. Hierbij wordt mede acht geslagen op de aanwezigheid van noodzakelijke ononderbroken zorg in het herkomstland;

• perioden van rechtmatig of quasi-rechtmatig verblijf (uitstel van vertrek, verblijf op grond van een verblijfsvergunning);

• overlijden in Nederland van een gezinslid van de betrokken vreemdeling, met name als met medische bewijsstukken aangetoond is dat daardoor sprake is van ernstig psychisch lijden. Als het gezinslid hier te lande is begraven en het graf regelmatig wordt bezocht door de betrokkene, weegt dit ook mee;

• de situatie waarin een belangrijk deel van het gezin waarvan de vreemdeling deel uitmaakt wél is toegelaten, maar de vreemdeling zelf niet;

• dreigende scheiding tussen de vreemdeling en diens kind(eren);

• gender-gerelateerde aspecten, met name eerwraak en huiselijk geweld.

Hoewel bovenstaande opsomming niet uitputtend is bedoeld aangezien er zich altijd situaties kunnen voordoen die van te voren niet te voorzien zijn, is er in beginsel geen reden om een verblijfsvergunning te verlenen indien géén van deze omstandigheden zich voordoen.

Daarbovenop zullen bij de beoordeling de volgende zaken als contra-indicatie worden meegewogen:

• het niet meewerken aan terugkeer of verwijdering;

• openbare orde aspecten te weten:

– criminele antecedenten;

– artikel 1F Vluchtelingenverdrag;

– nationale veiligheid.

Betrokkenen zullen niet worden vrijgesteld van het paspoortvereiste indien er twijfel is over de identiteit.

Als ondergrens geldt hierbij dat er in beginsel evenmin reden is om verblijf toe te staan indien sprake is van een als doorslaggevend aangemerkt openbare orde aspect. Hierbij wordt met name gedoeld op een veroordeling wegens een geweldsmisdrijf of opiumdelict alsmede indien sprake is van gevaar voor de nationale veiligheid of artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen.

Aan de hiervoor genoemde omstandigheden en contra-indicaties wordt een wegingsfactor toegekend variërend van minder zwaarwegend tot zeer zwaarwegend en doorslaggevend.

De toegekende wegingsfactoren zijn schematisch weergegeven in de aangehechte bijlage.

Aan de hand van deze wegingsfactoren zal een transparante afweging gemaakt worden die recht doet aan de uitspraken van de Afdeling.

De Minister van Justitie,

E. H. M. Hirsch Ballin

BIJLAGE (PUNTEN 1 EN 2)

1. Bijkomende klemmende redenen van humanitaire aard

Omstandigheid Wegingsfactor
Dreigende scheiding tussen vreemdeling en diens kind(eren)Zeer zwaarwegend
(Bijna) alle familieleden van de vreemdeling hebben een verblijfsvergunning dan wel zijn genaturaliseerdZwaarwegend
Traumatiserende ervaringen die in Nederland hebben plaatsgevondenZwaarwegend
Overige ernstige medische problemenMinder zwaarwegend tot zwaarwegend
Gendergerelateerde aspecten met name eerwraak en huiselijk geweldZeer zwaarwegend
Overlijden in Nederland van gezinslidZwaarwegend tot zeer zwaarwegend
Minderjarig kind in Nederland geborenZwaarwegend
Perioden van rechtmatig verblijfMinder zwaarwegend

2. Contra-indicaties

Contra-indicatieWegingsfactor
Eenmalige schikking of veroordeling wegens misdrijf tot ten hoogste 500 euroMinder zwaarwegend
Overige openbare orde aspectenZeer zwaarwegend tot doorslaggevend voor niet verlenen vergunning
1F- en nationale veiligheid-aspectenDoorslaggevend voor niet verlenen vergunning
Niet meewerken aan terugkeerZwaarwegend
Geen reden om vrijstelling van het paspoortvereiste te gevenZwaarwegend
Naar boven