17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 324
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 april 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 16 maart 2006 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 17 februari 2006 over de uitvoering van motie-Noorman-den Uyl/Van Oerle-van der Horst (17 050, nr. 272) inzake proportionele controle op het voeren van een gezamenlijke huishouding door AOW’ers (17 050, nr. 320).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) is blij met de bereidheid van de staatssecretaris om de wet aan te passen, zodat AOW’ers die een gezamenlijke huishouding voeren omdat een van hen hulpbehoevend is, minder snel worden gekort op hun uitkering (van 70% naar 50% van het minimumloon). Het is goed dat de staatssecretaris in dat kader aansluit bij de definitie van zorgbehoefte zoals verwoord in de Algemene Nabestaandenwet (ANW).

In zijn brief stelt de staatssecretaris dat er beperkingen zijn bij het kunnen aantonen dat je voor iemand zorg draagt. Men mag bovendien geen gezamenlijke huishouding hebben gevoerd voordat de zorgbehoefte ontstaat. De staatssecretaris wil in dat kader strengere eisen stellen dan in de ANW. Zo stelt hij als voorwaarde dat de betrokkenen al twee jaar geen gezamenlijke woning mogen hebben gehad. Is het niet logischer om ook hierin de ANW te volgen en uit te gaan van een halfjaar?

Zal in de wet preciezer worden geregeld wat samenwonen nu precies is en hoe «anderszins zorgdragen voor elkaar» moet worden gelezen? Mevrouw Noorman kent een casus waaruit blijkt dat dit in de praktijk problemen kan veroorzaken. Het is vreemd als in dit kader wordt bezien of iemand wel of niet is opgenomen in het testament. Wil de staatssecretaris dit aanpassen?

Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA) is content met het voornemen van de staatssecretaris om de regels zodanig aan te passen dat het voor AOW’ers makkelijker wordt om voor elkaar te zorgen. Deze mensen moeten worden gestimuleerd in plaats van gestraft.

Is de omschrijving van hulpbehoevende in de ANW duidelijk genoeg om misverstanden te voorkomen? Hoe wordt daarover gecommuniceerd? Wat betekent dit voor de naheffingen die mensen hebben gekregen? De Kamer is al sinds 2004 met de staatssecretaris in overleg om een oplossing te vinden voor de schrijnende gevallen. Mensen werden als fraudeur bestempeld en moesten soms zeer grote bedragen terugbetalen. Dit soort gevallen zou met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 in de gelegenheid moeten worden gesteld om ontheffing van de opgelegde terugvorderingen te vragen. Zij moeten dan wel kunnen aantonen dat de zorgrelatie de enige reden was voor het voeren van een tijdelijke gezamenlijke huishouding.

De heer Van der Vlies (SGP) vindt het terecht dat de hoofdregel intact blijft: personen die een gezamenlijke huishouding voeren, worden gekort op hun AOW-uitkering. Het systeem mag echter niet zo werken dat mensen worden gestraft voor het verlenen van zorg aan elkaar. Een probleem hierbij is dat hulpbehoevende een moeilijk af te bakenen begrip is. Het idee van de staatssecretaris om aan te sluiten bij de definitie uit de ANW is op zich logisch. Bij de behandeling van de voorgenomen wetswijziging in de Kamer kan nog nader naar de precieze vormgeving worden gekeken.

De heer Bakker (D66) sluit zich aan bij de waarderende woorden en de vragen van zijn collega’s. Welk tijdpad ziet de staatssecretaris voor zich bij de voorgenomen wetswijziging?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris betoogt dat hem geen problemen bekend zijn met de toepassing van de ANW-definitie van hulpbehoevendheid. In dat licht heeft hij er vertrouwen in dat dit ook bij deze wijziging van de AOW geen problemen zal opleveren.

De wetswijziging zal niets veranderen aan de uitleg van «samenwonen». De staatssecretaris staat echter open voor de problemen die mevrouw Noorman blijkbaar ziet op dit punt. Hij verzoekt haar om deze buiten dit overleg om aan hem kenbaar te maken en zegt toe om er serieus naar te kijken, zodat er eventueel rekening mee kan worden gehouden bij het opstellen van het wetvoorstel.

De regel dat AOW’ers minimaal twee jaar een eigen woning moeten hebben gehad, is een objectief, goed controleerbaar criterium, dat mede tot doel heeft om ongewenste gedragseffecten te voorkomen. De ANW is een heel andere regeling, wat rechtvaardigt dat daarin een termijn van een halfjaar wordt gehanteerd. De staatssecretaris zal hier nog verder naar kijken en zijn standpunt nader onderbouwen in het wetvoorstel en de memorie van toelichting, waarbij het overigens niet geheel is uitgesloten dat hij zich laat overtuigen door argumenten van mevrouw Noorman en anderen om voor een kortere termijn te kiezen.

De staatssecretaris heeft nog niet besloten of er een overgangsregeling komt. Er moet over worden nagedacht wanneer de nieuwe regels ingaan en voor wie ze gaan gelden. Hierover zal nog worden overlegd met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In het licht van uitvoerbaarheid en controleerbaarheid voelt hij weinig voor een regeling met terugwerkende kracht. Bovendien zal elke datum die wordt gekozen, willekeurig zijn, wat juridische bezwaren met zich meebrengt. De bedoeling is dat de wet per 1 januari officieel van kracht wordt, hoewel de werking ervan al eerder kan intreden zodat bestaande gevallen niet verder worden gedupeerd; dit zou al snel kunnen gebeuren. De staatssecretaris zal de Kamer hierover een brief schrijven.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA) suggereert om de datum waarop de motie is aangenomen, als datum voor de terugwerkende kracht te gebruiken.

Het is goed dat «oude situaties» zich voor herstel mogen melden.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vraagt zich af of de tweejaarstermijn ook zal gelden voor mensen die een herstelaanvraag doen na een eerdere beschikking.

De heer Van der Vlies (SGP) is benieuwd naar hoe reeds afgegeven beschikkingen zullen worden afgehandeld. Als daar soepel mee wordt omgegaan, is er in zekere zin toch sprake van terugwerkende kracht, wat een goede zaak zou zijn.

De staatssecretaris benadrukt dat tot nu toe gewoon de wet en de jurisprudentie zijn toegepast. Het beleid zal echter worden gewijzigd. Dat kan ingaan op het moment dat de wet in werking treedt of op een eerder te bepalen moment.

De termijn van twee jaar blijft het uitgangspunt zolang de staatssecretaris er niet van overtuigd is dat er sterke argumenten tegen zijn.

De staatssecretaris zegt toe, de Kamer binnen een week een brief te schrijven waarin staat wanneer de regels van toepassing worden op nieuwe gevallen en vanaf welk moment bestaande gevallen zich kunnen melden om onder de nieuwe regeling te vallen.

De wens van de Kamer om terugwerkende kracht toe te passen is begrijpelijk, maar de juridische bezwaren en de uitvoeringsproblemen zijn daarvoor waarschijnlijk te groot. De staatssecretaris zal hierover echter wel spreken met de SVB en bekijken wat de mogelijkheden zijn.

Toezeggingen

De voorzitter constateert dat de staatssecretaris de volgende toezeggingen heeft gedaan:

De Kamer ontvangt binnen een week een brief over het moment van ingaan van de nieuwe regeling, zowel voor oude als nieuwe gevallen.

De staatssecretaris zal de door mevrouw Noorman ingebrachte casus bestuderen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA) en Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD) Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA) en Van Egerschot (VVD).

Naar boven