17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 320
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2006

Tijdens het algemeen overleg van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 26 mei jl. over de uitvoering van bovengenoemde motie1, heb ik toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is in het kader van de zorgbehoefte een maatregel te treffen die voorkomt dat het ongehuwdenpensioen van twee alleenstaande AOW-gerechtigden wordt omgezet in een gehuwdenpensioen. In dit kader heeft uw Kamer expliciet aandacht gevraagd voor de situatie van ouderen die alleen vanwege een mantelzorgrelatie meerdere dagen bij elkaar zijn, maar die wel over een eigen woning beschikken.

Tijdens het algemeen overleg van 16 november jl. (kamerstuk 17 050, nr. 318) naar aanleiding van de Integrale Rapportage Handhaving 2004 is dit onderwerp nogmaals aan de orde geweest.

In deze brief wordt deze praktijksituatie verder uitgewerkt.

Personen worden geacht een gezamenlijke huishouding te voeren in de zin van onder andere de AOW, wanneer zij hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar. Uit de praktijk zijn mij situaties aangereikt waarin AOW-gerechtigden op grond van deze definitie een gezamenlijke huishouding voeren, maar zij allebei over een eigen woning beschikken en de enige reden voor het voeren van een gezamenlijke huishouding de zorgbehoefte van één van hen is. Ik heb onderzocht of het mogelijk is om voor deze specifieke groep een maatregel te treffen die ertoe leidt dat zij ieder hun recht op een ongehuwdenpensioen krachtens de AOW, ter hoogte van 70% van het minimumloon, behouden. Hierbij spelen de volgende aspecten een rol.

Vormgeving

Het is mogelijk om in de AOW een bepaling op te nemen, waarin is neergelegd dat in de betreffende situatie weliswaar sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding, maar dat beide gerechtigden in die omstandigheid hun ongehuwdenpensioen behouden. Het begrip gezamenlijke huishouding blijft hierdoor onaangetast.

Zorgbehoefte

De zorgbehoefte van één van de AOW-gerechtigden moet aanleiding zijn voor het voeren van een gezamenlijke huishouding. Alleen dan zal het recht op ongehuwdenpensioen blijven bestaan. Deze voorwaarde betekent dat wanneer de zorgbehoefte eindigt en men een gezamenlijke huishouding blijft voeren, men niet meer onder de uitzonderingsregel valt en men recht heeft op een AOW-gehuwdenpensioen ter hoogte van 50%. Personen die elk de beschikking hebben over een eigen woning en al een gezamenlijke huishouding voeren voordat de zorgbehoefte intreedt, vallen niet onder de uitzonderingsregeling.

Voor de invulling van het begrip zorgbehoefte kan aansluiting worden gezocht bij de Algemene Nabestaandenwet (ANW), waarin de definitie van hulpbehoevende is opgenomen. Onder hulpbehoevende wordt verstaan «de persoon die vanwege ziekte of een of meer stoornissen van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard blijvend niet in staat is een eigen huishouding te voeren daar hij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen». Voordeel van aansluiting bij de ANW is dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ervaring heeft met de toepassing van het begrip hulpbehoevende.

Eigen woning

De AOW-gerechtigden die een gezamenlijke huishouding zijn gaan voeren, moeten ieder de beschikking houden over een eigen woning en daar de economische lasten van dragen. Gecombineerd met de voorwaarde dat de reden voor het voeren van een gezamenlijke huishouding moet zijn gelegen in een zorgbehoefte van de één, kan ten aanzien van hen worden gesteld dat het voeren van een gezamenlijke huishouding voor hen nauwelijks een economisch voordeel oplevert. In deze situatie is het daarom gerechtvaardigd om hen het ongehuwdenpensioen te laten behouden. Om gedragseffecten te voorkomen, zullen alleen AOW-gerechtigden voor de maatregel in aanmerking komen, indien zij al twee jaar over een woning beschikken voordat de gezamenlijke huishouding aanvangt.

Duur

Samenwonende AOW-gerechtigden behouden hun aanspraak op een ongehuwdenpensioen, zolang zij aan de gestelde voorwaarden voldoen. Dit betekent dat, als er geen sprake meer is van een zorgbehoefte of één van hen niet langer meer beschikt over een eigen woning, er geen aanspraak meer kan worden gemaakt op een ongehuwdenpensioen op grond van deze maatregel.

Financiële consequenties

De extra uitkeringslasten van dit voorstel worden geschat op € 2,7 mln. op jaarbasis. Budgettaire verwerking zal plaatsvinden bij begrotingsvoorbereiding 2007. De uitvoeringskosten bedragen maximaal € 0,5 mln.

Wanneer u instemt met de weergegeven invulling van de motie Noorman-den Uyl/Van Oerle-van der Horst, zal ik op korte termijn een aanvang maken met de aanpassing van de betreffende wetgeving.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Kamerstukken II, 2005/06, 17 050, nrs. 279 en 297.

Naar boven