17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 251
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 juni 2002

Binnen de vaste commissies voor Justitie1 en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van deminister van Justitie van 17 juni 2002 inzake het evaluatierapport van het project Financieel Rechercheren getiteld «Het ei van Columbo?» (Just 02–0536) enkele vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen. Bij brief van 27 juni 2003 heeft de regering deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden, voorzien van een leiding, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Camp

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

De griffier voor dit verslag,

Stahlie

Inleiding

In antwoord op uw brief d.d. 16 mei 2003, kenmerk Min-17-2003 deel ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mee, dat de vragen naar aanleiding van het evaluatierapport van het project financieel Rechercheren, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief. De vragen waren opgenomen d.d. 12 september 2002 in een verslag van een schriftelijk overleg van de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tot mijn spijt heb ik de vragen niet toen beantwoord omdat zij mij onbekend waren totdat u mij daar met uw schrijven van 16 mei 2003 op wees.

I Vragen en opmerkingen

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie van het project Financieel Rechercheren, vormgegeven in het boekwerk «Het ei van Columbo?».

In het zeer omvangrijke evaluatierapport wordt in de conclusies geen blad voor de mond genomen: men is te ambitieus van start gegaan, danwel de doelstelling (het binnen drie jaar integreren van financieel rechercheren in de handhavingsketen) is te hoog gelegd. Eenzelfde probleem deed zich ongeveer tegelijkertijd voor bij de opsporing en vervolging van milieudelicten. In de toenmalige (1995) zogenaamde Bloemnotitie van de Raad van Hoofdcommissarissen werd aangekondigd dat milieuhandhaving vanaf 1998 bij de basispolitiezorg diende te zijn ingebed. Dat is dus ook niet gelukt, zo merken deze leden op. De leden van de CDA-fractie hopen dan ook vurig dat deze twee voorbeelden van het al te ambitieus invoeren van expliciet nieuwe taken in het gewone politiewerk tot in lengte van dagen tot richtsnoer zullen dienen voor nieuw op te dragen taken aan politie en Openbaar Ministerie (OM).

Juist omdat met name het financieel rechercheren een moeilijk vakgebied is, dient de rechercheur (die al moeite genoeg heeft met zijn gewone recherchetaak) gevrijwaard te blijven van deze discipline, ofwel een gedegen opleiding te krijgen. Aanbeveling 3 noemt dit met een understatement: «voor wat betreft die ontwikkeling is nog een inhaalslag te maken». De voorgenomen beleidsmaatregelen, onder uitwisseling deskundigheid en opheffing versnippering zijn zodanig geformuleerd dat de leden van de CDA-fractie benieuwd zijn naar het voor te stellen actieprogramma voor verbetering van kwaliteit van de recherche, en dan meer in het bijzonder de inpassing in die broodnodige algemene verbetering van financieel rechercheren.

De intensivering welke vanaf 1998 plaatsvond en leidde tot de oprichting van interregionale fraudeteams (IFT's) was een heldere keuze, zij het dat de politie node mensen afstond. Dit heeft in de praktijk overigens tot iets ongewensts geleid. De reguliere rechercheafdelingen beschouwen de opsporing van fraude (eenvoudige faillisementsfraude, forse valsheid in geschrifte) niet meer als hun taak; daar zijn de fraudeteams voor, met de specialisten. Bovenbedoeld actieprogramma zal daar volgens deze leden dus flink in moeten investeren, zoals hierboven al is aangegeven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het evaluatierapport project Financieel Rechercheren. Financieel rechercheren en het aanpakken van financieel-economische criminaliteit zijn van groeiend belang en verdienen in de handhavingsketen een volwaardige plek. Een toenemend bewustzijn binnen politie en justitie aangaande het belang van financieel rechercheren is hiervoor een eerste vereiste. Het is daarom teleurstellend te moeten lezen dat de bestrijding van financieel-economische criminaliteit kan rekenen op weinig aandacht binnen politie en OM. Een dergelijke constatering kan niet samengaan zonder een intensivering van de aanpak. Deze leden verwachten dan ook veel van de in de begroting van Justitie aangekondigde nota «Fraude en financieel-economische criminaliteit». Een nota die was aangekondigd voor de eerste helft van 2002. De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer deze nota zal verschijnen. Dat deze nota een duidelijke impuls zal moeten geven aan de versterking van de bestrijding van fraude en financieel-economische criminaliteit wordt onderstreept door bijvoorbeeld de nauwe connectie tussen terrorisme en financieel-economische criminaliteit, door bouwfraude, door toenemende fraude met identiteitsdocumenten, door onroerendgoedfraude en door het wisselend succes bij de zogenaamde «pluk-ze» operatie. Kan reeds nu aangegeven worden hoe de geconstateerde tekortkomingen uit de voorliggende evaluaties weggenomen zullen worden? De leden van de fractie van de VVD nemen ook kennis van het vermeende hoge «trial and error-gehalte» dat het project volgens de opstellers van het rapport heeft gekregen. Is de minister van Justitie het met deze leden eens dat de aangekondigde nota met spoed zal moeten verschijnen en dat hierin een integrale aanpak van fraude en financieel-economische criminaliteit zal moeten bevatten?

De evaluatie toont niet louter tekortkomingen maar laat ook winst zien. Daarom constateren de leden van de VVD-fractie met genoegen dat de betreffende ministers de verworvenheden van het project financieel rechercheren niet verloren willen laten gaan.

Is een aanpassing in de doelstelling in dit licht wellicht gewenst? De doelstelling om financieel rechercheren te integreren in de handhavingsketen was te ambitieus, zo stellen de onderzoekers. Dit wordt bevestigd door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in hun aanbiedingsbrief. Kunnen zij aangeven of deze doelstelling te halen is en zo ja, op welke termijn dit kan worden bewerkstelligd? Of is meer specialisatie en wellicht zelfs een apart parket noodzakelijk om de gewenst bestrijding vorm te kunnen geven? Het rapport Faber doet vier concrete aanbevelingen. Worden deze aanbevelingen overgenomen en geïmplementeerd? Zo ja, hoe worden deze aanbevelingen geïmplementeerd?

In het rapport wordt melding gemaakt van de geringe aandacht die in het project Financieel rechercheren is uitgegaan naar het taakveld wetgeving. De leden van de VVD-fractie vragen hiervoor de aandacht. Een aantal doelstellingen is niet gehaald. Wordt nagestreefd om de oorspronkelijke wetgevingsdoelstellingen alsnog te behalen en zo ja, hoe en wanneer zal dit gebeuren? Is in dit verband een rol weggelegd voor de Academie voor de wetgeving die in projectverband wellicht bestaande regelgeving op lacunes zou kunnen checken?

Tussen de verschillende interregionale fraude teams bestaan (grote) verschillen. Kan hiervoor een verklaring worden gegeven en wat zijn de lessen die hieruit worden getrokken? Is meer centrale aansturing nodig om eenheid te bereiken? Op welke manier worden «best-practices» onderling verspreid, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.

Met het oog op de noodzakelijke menskracht is het noodzakelijk nieuwe financieel rechercheurs te werven. Op welke wijze wordt gedacht nieuwe financieel rechercheurs te gaan werven? En kan worden aangegeven wat de streefcijfers in deze zijn? In dit verband is het interessant dat er gedachten gaan over manieren om bij de politie competentie- en prestatieloon in te voeren. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre dit toepasbaar is om de benodigde financieel-economische expertise in huis te halen. Graag zouden zij dit afgezet zien tegen de kosten die verbonden zijn aan het extern inhuren van expertise.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het evaluatierapport «Het ei van Columbo?» over de gang van zaken met het project Financieel Rechercheren. Deze leden willen hun waardering uitspreken voor het onderzoeksbureau Faber Organisatievernieuwing, dat naar hun oordeel een uiterst degelijk rapport over het financieel rechercheren van de Nederlandse politie heeft vervaardigd. Niettemin menen zij te moeten vaststellen dat het onderwerp financieel rechercheren in internationaal verband enigszins onderbelicht is gebleven. Nu de wereld ook in financieel opzicht steeds kleiner wordt – denk aan de grote stromen flitskapitaal – vragen deze leden de betreffende ministers een nadere beschouwing te wijden over de stand van zaken met betrekking tot de diverse aspecten van het financieel rechercheren in internationaal verband.

De eerste aanbeveling betreft de daadwerkelijke zaaksondersteuning als voorwaarde voor toepassing van financieel rechercheren. De leden van de fractie van de PvdA zijn van mening dat het van het groot belang is dat iedere rechercheur over de kennis en bewustzijn beschikt die hem in staat stellen financiële signalen in een onderzoek te herkennen. Immers, financieel rechercheren is een instrument waarmee belangrijk recherchetactisch bewijs kan worden vergaard. Het heeft tevens een belangrijke ondersteunende functie bij het in kaart brengen en uiteindelijk ontnemen van wederrechtelijk vermogen. De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties erkennen dat het van belang is dat structureel menskracht beschikbaar is ten behoeve van de bestrijding van financieel-economische criminaliteit en stellen zich op het standpunt dat de uitvoering van de Nota Criminaliteitsbeheersing daartoe een belangrijke stap vormt. Deze leden verzoeken hen de betreffende passages in deze nota aan te halen en duidelijk te maken op welke wijze zij denken structureel menskracht ten behoeve van de bestrijding van de financieel economische criminaliteit beschikbaar te kunnen stellen. Zij vragen deze ministers tevens om duidelijk te maken of, en zo ja op welke wijze, het financieel rechercheren ten behoeve van de zogenaamde reguliere opsporing van zware criminaliteit zal worden versterkt.

De tweede aanbeveling betreft het bezien en uitwisselen van de noodzakelijke deskundigheid in samenhang tussen de verschillende organisatieonderdelen die zich met financieel rechercheren bezighouden. Om de kwaliteit van de opsporing te verbeteren was het voornemen om dit jaar nog een project te starten waarbij onder andere de integratie van bestaande opleidingspakketten binnen de bestaande opleidingsmogelijkheden, het creëren van ruimte en het ontwikkelen van doorgroeimogelijkheden voor specialistische functies aan de orde komen. De leden van de fractie van de PvdA vragen of er al een begin is gemaakt met dit project. Bestaat er al een plan van aanpak? Tevens merken zij op dat de aanbeveling van het bureau Faber over de afstemming van de formaties en de bezetting daarvan voordelen oplevert ten aanzien van de verdeling van de schaarse capaciteit en het loopbaanbeleid. Het is deze leden bekend dat het behoud van deskundigheid voor de financiële teams een groot probleem vormt. Op welke wijze zal dit aspect van de aanbeveling nader ingevuld worden?

In het commentaar op de derde aanbeveling wordt gesteld dat nog niet vooruitgelopen kan worden op de vraag hoe de taakstelling van de IFT's organisatorisch vorm zal worden gegeven omdat dit een onderdeel is van de vormgeving van de bovenregionale recherche, hetgeen onderwerp van overleg is geweest in het kader van de formatie. De leden van de fractie van de PvdA nodigen de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit nu een nadere beschouwing te wijden aan de toekomst van de interregionale fraudeteams.

Terecht stelt het bureau Faber dat het opheffen van de versnippering een noodzakelijke voorwaarde is voor de verbetering van de expertisevorming. Als verklaring wordt gegeven dat het financieel rechercheren tot op zekere hoogte door het veld is ontdekt en dat daardoor de vele, te kleine en te weinig opgetuigde expertisecentra zijn ontstaan. In het actieprogramma voor de verbetering van de kwaliteit van de recherche zal dit punt volgens de betreffende ministers nadrukkelijk worden meegenomen. De leden van de fractie van de PvdA zouden graag zien in dit schriftelijk overleg een nadere uiteenzetting zal worden gegeven op welke wijze en op welke termijn de versnippering van kennis en expertise van het financieel rechercheren zal worden tegengegaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het evaluatierapport over het project financieel rechercheren. Zij hechten eraan te benadrukken dat financiële recherche een belangrijke opsporingsmethode is. Deze leden willen de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vragen een uitgebreide uiteenzetting te geven over de aan het financiële rechercheren verbonden kosten en wat het in de zin van opsporing, vervolging en veroordeling van strafbare feiten oplevert.

Kan inzicht worden gegeven in de opvattingen over de opmerking van Faber dat het aan de persoonlijke inzet van mensen te danken is dat «men» er zoveel van heeft weten te maken? Betekent dit dat er nog geen sprake is van een geïnstitutionaliseerde taakopvatting bij betrokken opsporingsdiensten en het OM rondom financieel rechercheren?

Wanneer zou integratie van financieel rechercheren in de handhavingsketen wél kunnen plaatsvinden?

II Antwoorden op vragen en opmerkingen

Algemeen

Het Project Financieel Rechercheren had oorspronkelijk een looptijd van drie jaar, welke tweemaal verlengd is tot en met uiteindelijk juni 2002. Financieel rechercheren heeft als instrument een plek gekregen binnen de handhavingsketen. Zowel op landelijk, bovenregionaal als regionaal niveau wordt het instrument binnen de recherche toegepast. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de randvoorwaarden die nodig zijn om het financieel rechercheren breder ingang te doen vinden binnen de organisaties van opsporing en vervolging. Zo zijn specifieke opleidingen ontwikkeld voor politie en OM, op verschillende deskundigheidsniveaus. Ook heeft het toenmalige kabinet bij het Regeerakkoord 1998 extra middelen ter beschikking gesteld t.b.v. de intensivering van de fraudebestrijding, waaronder 34 mln. voor de inrichting van 7 interregionale fraudeteams (IFT's) die onder het project Financieel Rechercheren tot stand zijn gekomen («Notitie fraudebestrijding 1998–2002, kamerstukken II, 1997–1998, 17 050, nr. 203, blz. 27–30). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de aanpak van fraude en financieel-economische criminaliteit en anderzijds het fenomeen financieel rechercheren als instrument dat behulpzaam kan zijn bij de bestrijding van criminaliteit in zijn algemeenheid. Te vaak wordt financieel rechercheren vereenzelvigd met de bestrijding van fraude en financieel-economische criminaliteit.

Financieel rechercheren bestrijkt als instrument het totale rechercheveld (van moordzaak tot bancaire fraude). Derhalve dient iedere rechercheur over voldoende kennis te beschikken over dit instrument zodat hij op de plaats delict die handelingen verricht die noodzakelijk zijn om financiële sporen veilig te kunnen stellen. Hier kan een vergelijking worden getrokken met digitale sporen en/of forensische sporen. Daar waar nodig zal een financieel specialist zaaksondersteuning verlenen in de vorm van diepgaand geldstroomonderzoek, boekenonderzoek. Voor iedere rechercheur geldt dat hij een zekere kennis moet dragen van het instrument om signalen tijdens het onderzoek te herkennen en zonodig zaaksondersteuning in te roepen. Aspecten van financieel rechercheren maken onderdeel uit van het standaard rechercheopleidingsprogramma binnen de politie. Deze opleidingen zien op het erkennen en herkennen van financiële signalen die kunnen leiden tot bewijsvoering (w.o. ontnemingsacties). Op dit moment is het financieel rechercheren ingebed in de twee jarige leergangen van het post-initieel onderwijs. Ze zijn herkenbaar als specialistatie van de tactisch rechercheur op niveau 4 en de recherche kundige op niveau 5. De opleidingsmogelijkheden zijn aanzienlijk uitgebreid in het nieuwe politieonderwijs. Het is aan de korpsen om binnen het kader van hun organisatiestructuur en loopbaanbeleid gebruik te maken van deze mogelijkheden.

Het aanstellen van personeel en de toepassing van het Besluit Algemene Rechtspositie Politie (BARP), waaronder dus de beloning van financieel rechercheurs, behoort tot de verantwoordelijkheid van korpsbeheerders. Binnen de budgettaire kaders kunnen zij daaraan invulling geven. Er zijn geen gegevens bekend over de werving van financieel rechercheurs, evenmin is bekend wat de kosten zijn van een eventuele inhuur van expertise. In het Landelijk Kader Politie zijn voor de sterkteontwikkeling van de korpsen in z'n totaliteit wel streefcijfers bepaald. Het budget voor de IFT wordt thans uitgekeerd als bijzondere bijdrage waarover specifieke verantwoording dient te worden afgelegd, er kan daarom geen andere aanwending van het budget plaatsvinden.

Voor een beeld van de opbrengst van dit alles kan gewezen worden op de in het evaluatierapport over het project financieel rechercheren vermelde aantal van 158 middelzware en 50 zware zaken die in de periode tussen 1 januari 1998–30 april 2001 door de IFT's in behandeling zijn genomen. In 2002 zijn in totaal 113 onderzoeken gestart «Onderzoek» in deze context kan betekenen «voorbereidend» of «operationeel» onderzoek. Van de 194 onderzoeken die de IFT's in 2002 hebben behandeld, zijn er in datzelfde jaar 102 afgesloten.

Kwaliteit recherche

Het rapport Faber beveelt aan om zaaksondersteuning te bieden, de noodzakelijke deskundigheid uit te wisselen, evenwicht te brengen van de aandachtsverdeling tussen financieel rechercheren en de aanpak van financieel-economische criminaliteit en versnippering in expertisevorming op te heffen.

Om de kwaliteit van de opsporing te verbeteren is in 2003 is als uitvloeisel van het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 684, nrs 1) gestart met een meerjarig traject dat zich richt op de versterking van de kwaliteit van de opsporing. Centraal staat de gedachte dat de kwaliteit van de opsporing sterk verbeterd kan worden door meer samenhang te brengen in de huidige aanpak van de kwaliteitsverbetering binnen politie en OM. Voor de korte termijn wordt daarom zoveel mogelijk gebruik gemaakt van en prioriteit gegeven aan reeds in gang gezette projecten. Diverse van deze projecten kennen raakvlakken met het terrein financieel rechercheren.

Voor de aanpak van de kwaliteitsverbetering binnen de opsporing in de komende jaren wordt in 2003 in samenwerking met politie en OM een programma opgesteld. In dit programma worden prioriteiten benoemd die centraal zullen staan in de versterking van de kwaliteit van de opsporing. Onderwerpen als de ontwikkeling van een functieraster voor de recherche, dat tot doel heeft te komen tot een grotere uniformiteit in recherchefuncties op regionaal, bovenregionaal en nationaal niveau en opleidingen en het beter organiseren van de expertisefunctie binnen de opsporing zullen zeker aandacht krijgen. Hiermee zal ook in de komende jaren via deze en andere onderwerpen worden gewerkt aan de versterking van het financieel rechercheren binnen politie en OM.

Nationale en bovenregionale recherche

De IFT's zullen opgaan in de zes te vormen BRT/IFT combinaties. Dit voornemen van de ambtsvoorgangers Korthals en De Vries, is door ons overgenomen in het door het vorige kabinet gepubliceerde veiligheidsprogramma. Deze teams krijgen de taak niet alleen bovenregionale middencriminaliteit te bestrijden, maar ook de taken van de IFT's over te nemen. Naast de aandacht die het financiële rechercheren op het niveau van de bovenregionale teams zal blijven krijgen, is er binnen de nationale recherche een unit die zich specifiek met financieel rechercheren bezighoudt. Zoals u weet is de nationale recherche speciaal gericht op het bestrijden van zware, georganiseerde criminaliteit.

De verwachting is dat langs deze weg van opbouw van expertise en onderling overleg van de BRT-IFT combinaties kennis en best-practices worden uitgewisseld.

In de Nota nationale en bovenregionale recherche ((Kamerstukken II, 2001–2002, 28 250, nrs 1–2) en in onze brief van 28 november 2003 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 250, nr. 4) hebben we aangegeven dat de sterkte van de bovenregionale teams (BRT's) 1% van de Politiesterkte bedraagt, waaraan de capaciteit van de Interregionale fraudeteams (IFT's) wordt toegevoegd.

Fraude en witwassen

De kabinetsnotitie «bestrijding fraude en financieel-economische criminaliteit 2002–2006» is volgens plan op 19 april 2002 aangeboden aan de Tweede Kamer1 en bevat een analyse van de fraudeproblematiek van dat moment, en ook een voorzet voor mogelijke intensiveringen, gericht op een versterking en verbreding van de aanpak in de periode 2002–2006. Nog vóór de zomer van 2003 zal een geactualiseerde nota aan de Kamer worden aangeboden, waarin wordt aangegeven welke voornemens uit de nota «fraude en financieel-economische criminaliteit 2002–2006» het kabinet de komende jaren tot uitvoering zal brengen.

De nota beslaat een breed spectrum van de financieel-economische criminaliteit, en benoemt de belangrijkste aandachtsgebieden voor de komende jaren. Identiteitsfraude en bestrijding van corruptie zijn daarbij voor Justitie belangrijke speerpunten.

Sinds 14 december 2001 is een separate strafbaarstelling (artikel 420bis e.v. Sr) in werking getreden en hoeft witwassen niet meer bestreden te worden door toepassing van de helingsbepalingen (artikel 416 e.v. Sr).

Juridische knelpunten in de informatievoorziening krijgen in de inrichting van de nationale en bovenregionale recherche aandacht. Met betrekking tot het gebruik van het instrument van voordeelsontneming («Plukze») zij erop gewezen dat op dit gebied een groot aantal verbetermaatregelen in gang is gezet in de sfeer van deskundigheid en expertise (specifieke opleidingen op diverse niveaus) en organisatie (versterking en uitbreiding van het Bureau Ontnemingswetgeving OM). In november 2001 is een wetvoorstel aan de Kamer aangeboden dat erop is gericht geconstateerde knelpunten in de bestaande wetgeving zoveel mogelijk weg te nemen (Wijziging van o.a. Wetboek van Strafrecht m.b.t. ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel; Kamerstuk II, vergaderjaar 2001–2002, 28 079, nrs 1–2).

Sturing

Het gezag met betrekking tot de opsporing ligt, zoals altijd, bij het openbaar ministerie. Versterking van de gezagsmatige sturing door het openbaar ministerie wordt mede uitgewerkt bij de inrichting van de voorgenomen nationale en bovenregionale opsporing. Hierbij wordt niet gedacht aan een apart parket maar wordt uitgegaan van een inrichting van (centrum)parketten terzake van de nieuw te vormen BRT-IFT combinaties.

Op het gebied van milieu, economie en fraude is binnen het OM het Functioneel Parket (FP) ingericht. Dit is een nieuwe eenheid die tot taak heeft om criminaliteit op de genoemde terreinen te bestrijden. Bij het FP wordt voor deze gebieden een zeer specifiek expertise opgebouwd. Het FP is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van strafzaken die bijzondere opsporingsdiensten als bijvoorbeeld de FIOD-ECD of SIOD aanleveren.

Internationaal

Het intensiveren van de internationale uitwisseling van voor financieel rechercheren van belang zijnde gegevens is overgedragen aan Europol. Het maakt als zodanig deel uit van het takenpakket van deze organisatie. Voor wat betreft de intensivering van internationaal wetenschappelijk onderzoek op het gebied van financieel rechercheren participeert het ministerie van Justitie in de Financial Action Task Force (FATF) en wordt in het kader van de internationale netwerkcriminaliteit onderzoek verricht door het KLPD/ dNRI en de interregionale fraudeteams. Inmiddels is een landelijk dekkend netwerk van acht internationale coördinatiecentra gerealiseerd die de kwaliteit van de behandeling van rechtshulpverzoeken – zowel qua snelheid als inhoudelijk – bevorderen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), voorzitter, De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Van Fessem (CDA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Visser (VVD) en De Pater-van der Meer (CDA).

Plv. leden: Vacature (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Van der Laan (D66), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Ormel (CDA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer-Mudde (SP), Arib (PvdA), Karimi (GL), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Nawijn (LPF), Joldersma (CDA), Hermans (LPF), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Rijpstra (VVD) en Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Fessem (CDA), Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), Smilde (CDA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Vacature (CDA) en Vacature (D66).

Plv. leden: Van Bochove (CDA), De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (CU), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GL), Algra (CDA), Çörüz (CDA), Nawijn (LPF), Atsma (CDA), Bruls (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Meijer (CDA) en Giskes (D66).

XNoot
1

Brief van 19 april 2002, TK 200102002, 17 050, nr 234.

Naar boven