17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 227
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2002

In de brief van 16 oktober 20011 over de stand van zaken rondom het Nederlands-Marokkaans akkoord van 8 mei 2001 aangaande bijstandsverificaties is gemeld dat het dossier rond de samenwerking met Marokko op het gebied van de sociale zekerheid nog in beweging was.

Bij brief van 7 december 20012 is toegezegd u na het kerstreces over de uitvoering van dit akkoord te informeren.

Bij brief van 25 januari 20023 bent u op de hoogte gesteld van de laatste stand van zaken daaromtrent en over de rol van oud-ambassadeur mr. H. Wijnaendts hierbij. In de brief van 25 januari 2002 is gemeld dat de Marokkaanse regering een definitieve standpuntbepaling daarover vóór het einde van de maand heeft toegezegd. Tevens is aangekondigd dat het kabinet op korte termijn na 1 februari 2002 een besluit zal nemen.

De heer Wijnaendts heeft tijdens zijn bezoeken bij de Marokkaanse autoriteiten steeds benadrukt dat het kabinet hecht aan goedkeuring van de in 1996, respectievelijk 2000 getekende socialezekerheidsverdragen (inclusief de daarin vervatte controlebepalingen voor sociale verzekeringen) én aan de naleving van het op 8 mei 2001 gesloten akkoord in het kader van de Abw. Hij heeft daarbij aangegeven dat bij het niet uitvoeren van dit akkoord het kabinet de opzegging van de socialezekerheidsverdragen zou voorbereiden.

Het Marokkaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en Samenwerking heeft het kabinet via de Nederlandse ambassade te Rabat bij «note verbale» van 24 januari 20024 laten weten dat de socialezekerheidsverdragen van 1996 en 2000 en de daarbijbehorende administratieve akkoorden in januari 2002 zijn goedgekeurd door de Marokkaanse autoriteiten. Daarin maakt Marokko ook duidelijk dat het op 8 mei 2001 gesloten akkoord over Nederlandse controle bij de kadasters in het kader van de bestrijding van bijstandsfraude door Marokko niet zal worden nagekomen. Marokko wil geen Nederlandse controle en is volgens de «note verbale» van mening dat Nederland voldoende heeft aan de zogenaamde «verklaring van niet belastingplichtigheid». Het gaat hierbij om een verklaring van de Marokkaanse (fiscale) autoriteiten dat de betreffende bijstandscliënt niet belastingplichtig is in Marokko. Uit deze verklaring zou volgens de Marokkaanse autoriteiten afgeleid kunnen worden dat betrokkene niet beschikt over onroerend goed in Marokko.

Het kabinet is van oordeel dat Marokko het akkoord van 8 mei 2001 moet nakomen. Voorts is het kabinet van mening dat de hiervóór genoemde verklaring onvoldoende waarborgen biedt voor een adequate aanpak van bijstandsfraude.

Het kabinet is van oordeel dat er in het kader van verificatie van zowel sociale verzekeringsuitkeringen als van bijstandsuitkeringen principieel geen verschil mag bestaan in de wijze van uitvoering daarvan. Naast het streven naar een goede samenwerking met de autoriteiten van het desbetreffende land, hecht het kabinet aan een zelfstandige controlebevoegdheid voor Nederlandse uitvoeringsorganen voor het uitvoeren van rechtmatigheidstoetsen met betrekking tot verstrekte uitkeringen.

Naar aanleiding van de weigering van Marokko om uitvoering te geven aan het akkoord van 8 mei 2001, heeft het kabinet besloten het op 22 juni 2000 getekende socialezekerheidsverdrag met Marokko niet ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen, en tevens om zo spoedig mogelijk met Marokko opnieuw te willen onderhandelen over de export van alle uitkeringen en een sluitende controle daarop alsmede over een adequate aanpak van bijstandsfraude en dit bij verdrag vast te leggen. De onderhandelingen zijn er op gericht om de komende maanden zodanige overeenstemming met Marokko te bereiken dat een effectieve handhaving op het hele terrein van de sociale zekerheid (zowel de socialeverzekeringen als de bijstand) is gewaarborgd.

Het niet ter goedkeuring voorleggen van het socialezekerheidsverdag van 22 juni 2000 met Marokko betekent dat er een einde wordt gemaakt aan de voorlopige toepassing van dit verdrag op basis waarvan de export van kinderbijslag tot nu toe plaatsvindt. Uitgangspunt daarbij is dat reeds bestaande uitkeringsrechten worden geëerbiedigd. Met het oog daarop zal deze beëindiging voor het eerst van toepassing worden op de rechten die zouden ontstaan vanaf 1 juli 2002.

Daarnaast heeft het kabinet besloten, zoals de heer Wijnaendts tijdens zijn bezoeken heeft aangekondigd, voorbereidingen te treffen teneinde het socialezekerheidsverdrag van 1972 (zie bijlage 2) met Marokko op te zeggen waardoor de export van nieuwe socialeverzekeringsuitkeringen naar Marokko gestopt wordt. Om deze opzegging per 1 januari 2003 te laten ingaan zal het kabinet zo spoedig mogelijk een daartoe strekkend wetsvoorstel bij het parlement indienen teneinde de opzegging uiterlijk 1 juli 2002 aan Marokko te notificeren.

Inzet van het kabinet is echter nog steeds zodanige overeenstemming met Marokko te bereiken dat de aangekondigde stopzetting van de export van uitkeringen inclusief de kinderbijslag kan worden voorkomen. Het kabinet wordt daarin gesterkt door het feit dat heden per «note verbale» door de Marokkaanse autoriteiten is meegedeeld dat zij voornemens zijn op korte termijn een hoge diplomatieke/ambtelijke delegatie naar Nederland te willen afvaardigen om een oplossing voor de problemen te zoeken.

Overeenkomstig het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt in bijlage 1 een overzicht gegeven van de door het kabinet ondernomen acties.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben ingelicht.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

BIJLAGE 1

Procesverloop juli 2000 – februari 2002

• Van zomer 2000 tot eind februari 2001 verloopt het project «Controle op vermogen in het buitenland» ongehinderd: Nederland heeft via de sociaal attaché een eigen toegang tot de Marokkaanse kadasters voor het verifiëren van bijstandsgegevens.

• Op 23 februari 2001 instrueert het Marokkaans Buitenlandse Zaken de kadasters aldaar om niet langer medewerking te verlenen aan de verificatieonderzoeken. De Nederlandse ambassadeur te Rabat protesteert 1 maart 2001 tegen deze handelwijze.

• Op 2 april 2001 meldt de Nederlandse ambassadeur te Rabat dat lokale medewerkers ernstig in hun werkzaamheden worden belemmerd bij het uitvoeren van hun taken, uitmondend in persoonlijke intimidaties, en besluit de sociale afdeling van het bureau van de sociaal attaché 1 week te sluiten.

• Op 11 en 12 april 2001 vinden gesprekken plaats tussen Buitenlandse Zaken en de Marokkaanse ambassadeur en tussen het Marokkaanse Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassadeur te Rabat. Marokko stelt voor de problematiek in Marokko te bespreken.

• Begin mei 2001 vindt er een ambtelijk bezoek aan Marokko plaats. Resultaat daarvan is het akkoord van 8 mei 2001 met de Marokkaanse autoriteiten. Kern ervan is dat een gemengd (Nederlands en Marokkaans) ad-hoc comité de hem verstrekte bijstandsgegevens op hun juistheid kan controleren, met name bij het kadaster.

• Op 11 juni 2001 komt het ad-hoc comité bijeen. Nederland stelt vast: het akkoord wordt niet nageleefd. Marokko frustreert de uitvoering ervan door te stellen dat verificaties centraal zouden moeten plaatsvinden.

• Op 19 juni 2001 melden minister Vermeend en staatssecretaris Hoogervorst hun Marokkaanse collega hun teleurstelling over het niet nakomen van het akkoord van Marokkaanse zijde, en vragen hem het akkoord na te komen.

• In de Ministerraad van 13 juli 2001 bespreekt het kabinet de kwestie Marokko, en besluit tevens tot overleg op hoog diplomatiek niveau om de impasse te doorbreken. Op verzoek van de Tweede Kamer is het akkoord van 8 mei 2001 vertrouwelijk aan de Kamer aangeboden.

• Begin augustus en eind september 2001 bezoekt oud-ambassadeur Wijnaendts twee maal Marokko met de boodschap dat Nederland de Marokkaanse goedkeuring van twee nog niet geratificeerde socialezekerheidsverdragen én naleving van het akkoord van 8 mei 2001 wenst. Resultaat: Marokko zegt toe de socialezekerheidsverdragen te ratificeren en voor controle op vermogen met een alternatief verificatievoorstel te komen. Dit resultaat is de Tweede Kamer 16 oktober 2001 gemeld.

• Tussen eind september 2001 en december 2001 blijkt andermaal de weigerachtige houding van de Marokkaanse autoriteiten: noch ratificatie, noch naleving van het akkoord van 8 mei 2001. Ondanks verschillende pogingen door Nederland om contact te leggen met de verantwoordelijke autoriteiten komt dat niet tot stand.

• De in de brief van 16 oktober 2001 genoemde alternatieve verificatievoorstellen worden geanalyseerd. Deze analyse leidt tot de conclusie dat deze alternatieven zodanig zwakke plekken kennen dat de betrouwbaarheid onvoldoende wordt gewaarborgd.

• In de Ministerraad van 21 december 2001 besluit het kabinet tot een derde missie Wijnaendts. Deze overhandigt tijdens deze missie van 8 tot 11 januari 2002 de brief van de minister van Buitenlandse Zaken. Daarin wordt nogmaals aangedrongen op ratificatie van de socialezekerheidsverdragen en op het naleven van het akkoord van 8 mei 2001. Tevens wordt daarin aangekondigd dat als Marokko niet meewerkt Nederland het socialezekerheidsverdrag met Marokko van 14 februari 1972 zal opzeggen waardoor export van socialeverzekeringsuitkeringen naar Marokko wordt gestopt.

• Onmiddellijk voorafgaand aan het vertrek van oud-ambassadeur Wijnaendts wordt bekend dat Marokko de te ratificeren socialezekerheidsverdragen heeft goedgekeurd. Het Marokkaanse Buitenlandse Zaken laat dit aan de Nederlandse ambassadeur Rabat op 10 januari 2002 weten, waarbij overigens alleen over de 2 verdragen gesproken wordt. Tijdens zijn bezoek weet oud-ambassadeur Wijnaendts te bewerkstelligen dat ook de daarbij behorende administratieve akkoorden worden geratificeerd. Wijnaendts wijst de Marokkaanse autoriteiten er op dat er nog steeds geen oplossing is voor het bijstandsdossier en dat derhalve Nederland nog steeds uitvoering wenst van het akkoord van 8 mei 2001. De Marokkaanse autoriteiten zeggen toe daarop vóór 1 februari 2002 terug te komen.

• Uit de zogenaamde «note verbale» van Marokko van 24 januari 2002 blijkt dat Marokko het akkoord van 8 mei 2001 niet wil nakomen. Marokko wenst geen Nederlandse controle en is van opvatting dat Nederland voldoende heeft aan een Marokkaanse «verklaring van niet belastingplichtigheid».

BIJLAGE 2

Gevolgen opzegging verdragen

Verdrag 2000

Het socialezekerheidsverdrag met Marokko van 22 juni 2000 (verder: Verdrag 2000) bevat met betrekking tot de socialeverzekeringsuitkeringen enerzijds de controlebepalingen die noodzakelijk zijn op grond van de Wet BEU, en anderzijds de rechtsgrondslag voor de export van AKW-uitkeringen en WAZ-uitkeringen. De rechtsgrondslag voor deze uitkeringen ontbrak tot nog toe in de eerder met Marokko gesloten socialezekerheidsverdragen (1972 en 1996; de WAZ is per 1 januari 1998 in werking getreden). Voor de export van de overige socialeverzekeringsuitkeringen bevat het verdrag uit 1972 een rechtsgrondslag.

Het Verdrag 2000 wordt voorlopig toegepast. Dat wil zeggen dat vooruitlopend op de afronding van de formele goedkeuringsprocedures in zowel Nederland als Marokko, waarna het verdrag in werking kan treden, het Verdrag 2000 wordt toegepast alsof het reeds in werking is. Concreet betekent dit dat vanaf 1 augustus 2000, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2000, effect wordt gegeven aan de exportbepaling voor de AKW- en WAZ-uitkeringen, en deze uitkeringen dus worden betaald aan in Marokko wonende uitkeringsgerechtigden c.q. ten behoeve van in Marokko wonende kinderen. Nederland kan de voorlopige toepassing eenzijdig beëindigen door middel van een diplomatieke nota aan Marokko. Het gevolg is dat er geen rechten en verplichtingen meer bestaan op grond van Verdrag 2000 en dit verdrag niet in werking kan treden. Het beëindigen van de voorlopige toepassing van Verdrag 2000 betekent dat de rechtsgrondslag voor de export van AKW- en WAZ-uitkeringen alsnog niet wordt ingevoerd.

Verdrag 1972

Het socialezekerheidsverdrag met Marokko van 14 februari 1972 (Verdrag 1972) is het «moederverdrag». De verdragen uit 1996 en 2000 zijn wijzigingsverdragen ten opzichte daarvan. Het verdrag uit 1972 bevat de juridische verplichting om socialeverzekeringsuitkeringen (met uitzondering van de AKW en de WAZ) te exporteren. In het licht van de Wet BEU dient deze export echter te worden voorzien van handhavingsafspraken.

Voor de opzegging van Verdrag 1972 geldt het normale wetgevingstraject. Artikel 38 van Verdrag 1972 bepaalt dat de opzegging van het verdrag dient te geschieden uiterlijk zes maanden vóór het einde van het lopende kalenderjaar. Het verdrag houdt dan op van kracht te zijn aan het einde van dat jaar. Om de opzegging per 1 januari 2003 te effectueren, dient de opzegging uiterlijk 1 juli 2002 te zijn gedaan. Dat betekent dat op dat moment het volledige wetgevingstraject dient te zijn afgelegd. Wordt 1 juli 2002 niet gehaald, dan zal de opzegging pas per 1 januari 2004 kunnen worden geëffectueerd.


XNoot
1

Brief van 16 oktober 2001, SoZa-01-866.

XNoot
2

Brief van 7 december 2001, SoZa-01-1034.

XNoot
3

Brief van 25 januari 2002, 17 050, nr. 226.

XNoot
4

Ingekomen via de Nederlandse Ambassade te Rabat op 25 januari en in Nederland ontvangen op 28 januari 2002.

Naar boven