17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 224
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 november 2001

De vaste commissie voor Defensie1 heeft op 4 oktober 2001 overleg gevoerd met minister De Grave van Defensie over de brief van de minister van Defensie van 24 september 2001 inzake belastingfaciliteiten (17 050, nr. 223).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Albayrak (PvdA) vindt het jammer dat berichten in de media over vermeend misbruik niet bijdragen aan de beeldvorming van een smetteloze krijgsmacht. Dat maakt het moeilijker om politiek een aantal zaken die broodnodig zijn, te bevechten.

De minister schrijft dat Defensie niet gaat over het onderzoek door justitie of de vraag er strafrechtelijk vervolgd zal worden. Ook de Kamer gaat daar niet over. Mevrouw Albayrak zal daar dan ook niet verder op ingaan.

De belangrijkste vraag over de rol van Defensie is of de gelegenheidscultuur nog voortduurt. Er zijn genoeg gegevens om te concluderen dat er iets aan de hand is. In de brief wordt geschreven over een gelegenheidscultuur die is ontstaan door de administratieve organisatie en dergelijke. Is dat inmiddels onmogelijk gemaakt? Hoe is de controle op dit moment geregeld? Betreft dit alleen de administratieve organisatie of gaat het verder dan alleen computerbestanden en dergelijke?

Waarom wordt het onderzoek gedaan door de landmacht zelf? De minister schrijft dat de marechaussee in kennis gesteld dient te worden van vermeend misbruik, maar die conclusie is niet omgezet in een onderzoek door de marechaussee. Is vermeend misbruik niet gelijk aan vermeende strafbare feiten? Zou in dat geval de marechaussee niet de meest voor de hand liggende instantie zijn om hiernaar een gedegen onderzoek in te stellen? Is het geen goed idee om een extern accountantsbureau te laten uitzoeken wat er is misgegaan en in welke omvang?

Mevrouw Van Ardenne-van de Hoeven (CDA) vindt het meest frapperend in deze zaak dat er tot 1999 blijkbaar onvoldoende zicht was op het vermeend misbruik en oneigenlijk gebruik van de belastingfaciliteiten in het buitenland. Toen werd dit via de justitiële keten bij de minister van Justitie gemeld, waarna de minister van Defensie rechtstreeks is aangesproken via een notitie van procureur-generaal De Wijkerslooth op zijn verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen. Vervolgens is geen strafrechtelijk onderzoek gedaan, omdat twee sporen niet goed liepen. Dat is nu twee jaar geleden.

In de eerste audit werden een aantal aanbevelingen gedaan. Doordat die onvoldoende zijn opgevolgd, bestaat dit probleem in 2001 nog steeds. Het is de minister te verwijten dat de administratieve gegevens en persoonlijk aangeleverde gegevens nog steeds niet goed geregistreerd worden. Dat staat ook in de tweede audit. Ook nu concludeert de auditcommissie dat het systeem pas sluitend is als deze aanbeveling wordt opgevolgd. Vindt de minister ook dat hij in gebreke is gebleven?

Waarom worden voorts de beide audits niet door een extern bureau gedaan, maar door Defensie zelf? Waarom duurt het zo lang voordat het administratieve systeem in orde is, opdat misbruik en oneigenlijk gebruik kunnen worden voorkomen?

Mevrouw Van 't Riet (D66) verwijst naar een artikel in het Algemeen Dagblad, volgens welke eind 1998 de marechaussee informatie krijgt dat defensiepersoneel malversaties pleegt met formulieren voor belastingteruggave. Is gereageerd op deze signalen? Zo nee, waarom niet? Vond de minister de signalen niet ernstig genoeg?

Daarna komen er diverse rapportages bij Justitie. In juli 1999 rapporteert procureur-generaal De Wijkerslooth aan de minister van Justitie dat de belastingfaciliteiten voor in het buitenland gelegerde NAVO-militairen op grote schaal oneigenlijk worden gebruikt. De hoofdofficier van justitie te Arnhem ziet in de inhoud van de rapportages op dat moment geen aanleiding om tegen deze misstanden strafrechtelijke vervolging in te stellen. Deelt de minister de mening van de procureur? De minister van Justitie doet deze rapportages vervolgens toekomen aan de ministers van Defensie en Financiën. Op 25 juli 1999 schrijft de minister van Justitie een brief daarover. Dan lijken er op korte termijn adequate maatregelen te worden getroffen. Wist de minister van Defensie dat deze zaak speelde?

Vervolgens wordt na een intern onderzoek geconcludeerd dat van serieus misbruik of oneigenlijk gebruik niets is gebleken. Dat staat haaks op de rapporten van de CRI, de marechaussee en het auditteam. Hoe is omgegaan met deze tegenstrijdige signalen en hoe worden die verklaard? Heeft de minister ook overwogen om een onafhankelijk onderzoek in te stellen?

De minister schrijft dat er weer een auditteam komt om de voortgang te bewaken, opdat administratieve verbeteringen worden aangebracht en geconstateerd. Het gaat echter ook om een mentaliteitskwestie. Als een commandant toestemming geeft voor handelingen waarvan twijfelachtig is of zij rechtmatig zijn, heeft dat een slechte uitstraling naar het apparaat. Hoe wordt dit aangepakt? Is de minister alsnog bereid tot een onafhankelijk onderzoek naar de gegevens? Is hij bereid de regelgeving te verscherpen en aan te passen?

De heer Harrewijn (GroenLinks) constateert dat de minister niet verantwoordelijk is voor onderzoek door de marechaussee en vervolging. Hij is wel verantwoordelijk voor het melden van misstanden bij de marechaussee en voor het intern op orde brengen van de zaak. De heer Harrewijn vindt overigens de beslissing van het openbaar ministerie om niet tot vervolging over te gaan als mensen valsheid in geschrifte plegen, merkwaardig.

De regeling is vrij duidelijk. Er gaat echter veel mis bij de uitvoering. Is dat een kwestie van cultuur? Is dat een kwestie van controle? Of kan men dit gewoon niet in de hand houden? Heeft de minister dit voldoende in de gaten gehouden? De heer Harrewijn verwacht dat de minister serieuze maatregelen neemt om ook de mentaliteit te veranderen.

Vervolgens is de vraag of een dergelijke regeling wel moet worden gehandhaafd. Het is namelijk een secundaire arbeidsvoorwaarde, waarbij de sjoemelaars een groot voordeel hebben en de eerlijke mensen een bescheiden iets. Misschien kan gedacht worden aan een bonus. Het is weliswaar een regeling in NAVO-verband, maar Nederland kan wel eenzijdig stappen doen bij de uitvoering.

De heer Van den Doel (VVD) is van mening dat het hier niet gaat om een secundaire arbeidsvoorwaarde, maar dat dit te maken heeft met verdragen met als essentie dat een Nederlander in rijksdienst in het buitenland geen belasting betaalt in het land van verblijf.

Het verhaal in het Algemeen Dagblad kwam de heer Van den Doel bekend voor. Bij nader onderzoek bleek dit ook het verhaal te zijn uit 1999, dat blijkbaar door mensen die niet geheel tevreden waren over de afhandeling, naar de pers is gelekt. Het aanzien van de krijgsmacht wordt hierdoor geschaad. Dat is niet goed voor de beroepsmilitairen die elke dag met veel inzet en motivatie hun werk proberen te doen. Onderneemt de minister hierop nog actie?

De heer Van den Doel vindt de aanpassing van de regelgeving te lang duren. Hij heeft niet de indruk dat de zaak sluitend is na twee jaar. Waarom is indertijd niet gekozen voor een centrale regeling voor de gehele krijgsmacht?

Deze zaak heeft ook te maken met integriteit. Beroepsmilitairen moeten dit soort faciliteiten integer gebruiken en niet naar de mazen in de wet zoeken. Het personeel moet daarop gewezen worden. Als er sprake is van misbruik, moet dat consequenties hebben.

Antwoord van de regering

De minister is van mening dat op het gebied van integriteit van de krijgsmacht net iets meer verwacht mag worden dan van anderen. Daarom valt misbruik en oneigenlijk gebruik van deze regeling zeer te betreuren.

Het gaat om een regeling in NAVO-verband, die voor alle militairen geldt. De minister kan zich niet vinden in de gedachte om deze regeling af te schaffen, als het mogelijk is om ze enigszins fatsoenlijk uit te voeren. Het zou ook heel gecompliceerd zijn als Nederland als enige die regeling zou afschaffen. Het is een prima regeling, mits zij conform de bedoelingen wordt uitgevoerd.

De marechaussee heeft op een gegeven moment geheel conform de regels deze zaak aangemeld bij het openbaar ministerie. Afgesproken is dat de minister van Defensie erbuiten werd gehouden. Het openbaar ministerie heeft geen aanleiding gezien om tot vervolging over te gaan. Vervolgens is de brief van de voorzitter van het college van procureurs-generaal naar de minister gegaan, omdat er zodanige administratieve tekortkomingen waren dat dit meegewogen zou kunnen worden door de rechter. Aangezien al was vastgesteld dat er sprake is van oneigenlijk gebruik, vond de minister het niet nodig om opnieuw een onderzoek in te stellen. Het is zijn taak maatregelen te nemen opdat de gelegenheidscultuur verandert.

Dit heeft geleid tot een audit en een zeer uitgebreid en geloofwaardig rapport, waarin alle punten van kritiek zijn vermeld. De implementatie van de aanbevelingen uit dat rapport heeft geleid tot een vervolgrapport een jaar later. Het beeld daarvan is dat er veel verbeterd is, maar dat de administratieve gegevensvergelijking nog niet in orde is. Dat heeft te maken met de complexiteit van de materie. De minister is het er echter mee eens dat de zaak snel in orde moet zijn.

De minister heeft er geen problemen mee om de volgende audit door een extern bureau te laten doen, als de Kamer dat op prijs stelt. Hij heeft dat tot nu toe niet gedaan, omdat zijn zorg in de eerste plaats was dat de organisatie met maatregelen kwam om dit te verbeteren.

De minister vindt niet dat hij nalatig is geweest bij de uitvoering van de aanbevelingen van het auditteam. De richtlijn om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen is klaar en zal binnen een aantal weken naar de Kamer gaan. De collega's van en Financiën en Justitie, die ook alle rapporten hebben gekregen, hadden geen commentaar hierop. Er is een tweede audit geweest, waarin is vastgesteld dat er veel verbeterd is behalve op één punt, en er is nog een audit voorzien. Juist omdat Defensie op het gebied van integriteit een naam heeft hoog te houden, heeft de minister naar zijn oordeel snel en adequaat zijn verantwoordelijkheid genomen.

De minister heeft geen prettig gevoel over de manier waarop de hele zaak naar buiten is gekomen. Het ging in deze zaak om strafrechtelijke dossiers. Het was geen kwestie van klokken luiden, want de zaak was al bekend bij de daarvoor verantwoordelijken. Misschien was men ontevreden over de wijze van afhandeling. De Koninklijke marechaussee neemt dit hoog op en heeft daarom de rijksrecherche verzocht, na te gaan hoe dit bij de krant terecht kon komen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Valk

De griffier van de vaste commissie voor Defensie,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Valk (PvdA), voorzitter, Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Hessing (VVD), ondervoorzitter, Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Stellingwerf (ChristenUnie), Van Lente (VVD), Verhagen (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Niederer (VVD), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA), Balemans (VVD), Herrebrugh (PvdA).

Plv. leden: Dittrich (D66), Van Oven (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Arib (PvdA), Leers (CDA), Weisglas (VVD), Eurlings (CDA), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (ChristenUnie), De Swart (VVD), Van der Hoeven (CDA), Pitstra (GroenLinks), Bakker (D66), Blaauw (VVD), Ten Hoopen (CDA), Hindriks (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), E. Meijer (VVD), Dijksma (PvdA), Marijnissen (SP), Van Baalen (VVD), Van Gijzel (PvdA), Wilders (VVD), Duivesteijn (PvdA).

Naar boven