17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 223
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 24 september 2001

Inleiding

Net als defensiepersoneel van de andere Navo-bondgenoten geniet Nederlands defensiepersoneel dat in Duitsland is geplaatst belastingfaciliteiten. Deze faciliteiten vloeien voort uit het Navo-statusverdrag, de aanvullende overeenkomst hierbij, en uit bilaterale overeenkomsten tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland. De administratieve afhandeling is de verantwoordelijkheid van de landen waaruit de defensiemedewerkers afkomstig zijn. Afgelopen weekeinde verschenen in de media berichten over vermeend misbruik van deze faciliteiten. Deze zijn voor mij aanleiding u te informeren over de aanpak van Defensie om misbruik en oneigenlijk gebruik hiervan tegen te gaan.

Vooraf

De belastingfaciliteiten van in Duitsland geplaatst defensiepersoneel moeten worden gezien tegen de achtergrond van de inconveniënten die samenhangen met langdurige plaatsing aldaar. Hierbij is van groot belang dat van deze voorziening geen oneigenlijk gebruik wordt gemaakt. Defensie draagt de verantwoordelijkheid voor de administratieve afhandeling van de belastingfaciliteiten op zo'n wijze dat oneigenlijk gebruik wordt tegengegaan. Het Openbaar Ministerie beoordeelt of informatie over misbruik of oneigenlijk gebruik aanleiding is voor strafrechtelijke vervolging. De officier van Justitie te Arnhem beziet momenteel of de aangereikte informatie hiertoe reden geeft. De minister van Defensie treedt hierin niet, juist om de onafhankelijkheid van dergelijke onderzoeken te waarborgen. De maatregelen die de minister van Justitie en ik aan het begin van deze kabinetsperiode hebben getroffen inzake de opsporingsfunctie binnen de militaire politietaak van de Koninklijke marechaussee onderstrepen dit beginsel.

Justitie

Op 25 juli 1999 heeft de minister van Justitie mij per brief geïnformeerd over zijn zorg omtrent mogelijkheden voor misbruik en oneigenlijk gebruik van belastingfaciliteiten door Nederlands defensiepersoneel in de Bondsrepubliek Duitsland. Hij liet weten dat de hoofdofficier van Justitie te Arnhem in de inhoud van twee hem aangereikte rapportages terzake op dat moment geen aanleiding zag om strafrechtelijke vervolging in te stellen. Opgemerkt werd dat het administratieve systeem en de toepassing hiervan serieuze tekortkomingen vertoonden. Hierdoor werd, zo oordeelde de Hoofdofficier van Justitie, een «gelegenheidstructuur» geboden.

Acties door Defensie

Naar aanleiding van de brief van mijn collega van Justitie heb ik hem laten weten zijn zorg te delen en actie te zullen ondernemen. Een speciaal voor dit onderwerp samengesteld «audit-team» van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Defensie Accountantsdienst kwam in zijn rapport van 29 oktober 1999 tot de conclusie dat de administratieve organisatie belangrijk moest worden verbeterd en deed ter zake aanbevelingen. Het rapport van het auditteam heb ik toen ook gezonden naar mijn collega's van Financiën en van Justitie.

De bevelhebber der Landstrijdkrachten is vervolgens door de secretaris-generaal van mijn departement verzocht de aanbevelingen van het auditteam gestalte te geven. Om de voortgang goed te bewaken besloot de secretaris-generaal tot een tweede audit. Dit team rapporteerde op 27 juli jl. en stelde vast dat inhoud was gegeven aan de eerdere aanbevelingen en dat de Administratieve Organisatie belangrijk was verbeterd. Wel had het team zorgen over de wijze van validering van personeelsgegevens. De Koninklijke landmacht werkt daarom aan de aanpassing van de geautomatiseerde gegevensverwerking en verwacht dat dit in oktober a.s. voltooid is. Overeenkomstig mijn handelwijze in 1999 ontvangen mijn collega's van Justitie en Financiën het tweede auditrapport. Ik heb beide rapporten tevens als bijlage bij deze brief gevoegd.1

Slot

Het is van groot belang dat belastingfaciliteiten van defensiepersoneel in Duitsland niet oneigenlijk worden gebruikt. Informatie over vermeend misbruik van dergelijke faciliteiten dient ter kennis gebracht te worden van de Koninklijke marechaussee. De Koninklijke marechaussee is hiervoor immers de aangewezen instantie vanuit haar opsporingsfunctie onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Defensie spant zich in voor een toereikende administratieve organisatie. Over de terzake ondernomen activiteiten heb ik u in deze brief geïnformeerd. Ik heb opdracht gegeven om mij te informeren over de implementatie van de aanbevelingen van het auditteam. Tevens heb ik opdracht gegeven om in het voorjaar van 2002 opnieuw een audit te houden. Over de resultaten hiervan zal ik de Kamer nader informeren.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven