17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 195
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 september 1995

In antwoord op de, tijdens de regeling der werkzaamheden van 5 september 1995, door mevrouw Bijleveld-Schouten gestelde vragen,1 deel ik u het volgende mede.

Het onderzoek van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is volledig in lijn met het door mij voorgestane beleid. Lopende het onderzoek heb ik mij meermalen op de hoogte laten stellen van de voortgang. De uitkomst van het onderzoek bevestigt eerdere vermoedens van fraude met kinderbijslag, die de SVB ook kenbaar heeft gemaakt (zie bijgaand bericht in de Haagsche Courant van 30 maart 1995).2

De omvang van de geconstateerde fraude is ernstig en het bevestigt nog maar weer eens dat fraudebestrijding in de sociale zekerheid absoluut noodzakelijk is.

Dat het onderzoek zich richt op een groep kinderbijslaggerechtigden met gezin in het buitenland vloeit ondermeer voort uit de verhoogde aandacht voor de internationale aspecten van fraude. In de voortgangsrapportage fraudebestrijding 1994 (TK 1993–1994, 17 050, nr. 188) is door het kabinet op de noodzaak van die verhoogde aandacht gewezen.

Met de SVB ben ik van mening dat het onderzoek moet worden uitgebreid tot alle kinderbijslaggerechtigden in Nederland van wie de gezinnen in het buitenland verblijven. Met de aansluiting van alle SVB-kantoren op de Gemeentelijke Basisadministratie, wordt reeds een deel van de bij het onderhavige onderzoek geconstateerde fraude voorkomen. Een substantiële bijdrage aan de fraudebestrijding wordt daarnaast verwacht door, net als in het onderhavig onderzoek, iedereen van de doelgroep op te roepen voor een persoonlijke melding bij het desbetreffende SVB-kantoor.

Met deze twee controlemethoden kan echter niet alle fraude met kinderbijslag worden tegengegaan. De SVB heeft dan ook voor een aantal landen waar sprake is van beperkte controle- en verificatiemogelijkheden afzonderlijke handhavingsbeleidsplannen opgezet. Ook worden andere onderzoeken opgezet om de controle in het buitenland te verbeteren.

De voortgangsrapportage fraudebestrijding 1995, die 22 augustus jl. door de Minister van Justitie mede namens de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer is aangeboden beschrijft een aantal activiteiten van de SVB op het vlak van internationale fraudebestrijding.

In het kader van de reguliere controles zal de SVB meer aandacht gaan besteden aan de verzekeringsgrond en het vaak daarmee samenhangende dienstverband en andere voor het recht op kinderbijslag van belang zijnde gegevens.

Binnen de huidige regelgeving acht ik de door de SVB getroffen maatregelen afdoende. Door middel van aanpassing van de regelgeving zal het mogelijk worden om de fraude op dit terrein nog beter tegen te gaan. Initiatieven daartoe zijn reeds genomen. Ik heb vorig jaar in de Tweede Kamer aangekondigd dat er scherpere eisen zullen komen voor uitkeringen aan (of ten behoeve van) personen in het buitenland. Een van de uitgangspunten daarbij zal zijn dat in het buitenland wonende gerechtigden in verband met de handhaving van de toepasselijke regelgeving op dezelfde wijze dienen te worden behandeld als degenen die in Nederland wonen. Dit houdt in dat de handhavingsactiviteiten die in Nederland worden verricht en waarborgen dat een uitkering alleen dan wordt verstrekt als daar ook daadwerkelijk recht op bestaat, telkens op gelijkwaardige wijze invulling moeten krijgen voor de in het buitenland wonende gerechtigden. In dit verband ben ik bezig met het herijken van de mogelijkheden om aan in het buitenland wonende personen een sociale zekerheidsuitkering te verstrekken, en van de voorwaarden waaronder die uitkeringen kunnen worden verstrekt. Een ander aspect dat hierbij een rol speelt, namelijk de kring van verzekerden in de sociale verzekeringen, zal ook worden doorgelicht.

Ik ben voorts van plan om in het kader van de intensivering van de internationale handhaving, de internationale samenwerking en gegevensuitwisseling te bevorderen.

De beoogde wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten, die in juni van dit jaar aan de Kamer is aangeboden (TK 1994–1995, 24 233, nr. 1–2), heeft tot doel de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatige verblijf van de vreemdeling in Nederland. Een deel van bovenstaande problematiek kan dan geheel worden voorkomen.

Uiteraard zal ik de Kamer op de hoogte blijven houden van de hiervoor genoemde ontwikkelingen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten


XNoot
1

Zie Handelingen II nr. 37, vergaderjaar 1994–1995.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven