36 106 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en Wet voortgezet onderwijs 2020 in verband met de inrichting van tijdelijke onderwijsvoorzieningen als gevolg van de massale toestroom van ontheemden als bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L212) (Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 23 juni 2022

1. Inleiding

De leden van de fractie van het CDA hebben met waardering en belangstelling kennisgenomen van het voorstel Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden en hebben begrip voor de gevraagde spoed van behandeling. Deze leden hebben de volgende vragen, die zich richten op de uitvoeringsaspecten van genoemde wet.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij wensen de regering gezamenlijk enkele vragen te stellen.

2. Algemeen

De leden van de fractie van het CDA vragen de regering wat, als de tijdelijke onderwijsinrichtingen mogelijk worden met een afwijkend onderwijsregime, de minimale kwaliteitseisen zijn die gehanteerd en gehandhaafd worden. Hoe verhoudt dit onderwijs zich

tot de eisen die de Inspectie van het Onderwijs als opdracht ziet?

De leden van de fractie van het CDA vragen de regering voorts wat, als er een uitbreiding van onderwijsplaatsen mogelijk wordt gemaakt, dit betekent voor de rol van de Eerste Opvang Anderstaligen (EAO) ―voorheen internationale schakelklas (ISK) ― als eerste opvangschool voor anderstaligen. Is de regering het met deze leden eens dat de huidige positie van de EAO nadere duiding behoeft zodat de huidige EAO’s duidelijkheid krijgen over hun rol, taak en verantwoordelijkheid?

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA waarderen het dat de regering voor een specifieke groep ontheemde leerlingen maatregelen treft waardoor het onderwijs aan hen gedurende de tijd van hun verblijf in Nederland beter gewaarborgd is. Deze leden constateren dat op de vraag van de Afdeling advisering van de Raad van State2, waarbij wordt verwezen naar adviezen van Onderwijsraad en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), naar een breder langetermijnperspectief geen antwoord is gegeven in het nader rapport. Die bredere vraag betreft de verantwoordelijkheid van Nederland voor alle minderjarigen die in Nederland verblijven. De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben daarom nog de volgende vragen.

Is de regering het met deze leden eens dat uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen volgt dat Nederland voor al deze kinderen adequaat onderwijs moet garanderen? In welke mate leidt de huidige overbelasting of onvoldoende facilitering van de asielketen tot problemen bij het aanbieden van adequaat onderwijs? Is de regering bereid om in lijn met adviezen van de Onderwijsraad en de OESO hoge prioriteit te geven aan onderwijs in het asielopvangbeleid?

Op welke gronden wordt er nu voor Oekraïense leerlingen een aangepast regime mogelijk gemaakt en niet voor andere leerlingen die naar Nederland gevlucht zijn? Is de regering bereid te onderzoeken of de maatregelen die nu voor een specifieke groep mogelijk worden gemaakt ook generiek kunnen gelden?

Waarom heeft de regering gekozen voor een tijdelijke wet, terwijl de bredere problematiek naar verwachting niet tijdelijk is en massale toestroom van ontheemden ook in de toekomst verre van uitgesloten is? Is de regering bereid te onderzoeken hoe een structureel wettelijk kader kan worden ontwikkeld?

3. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de fractie van het CDA zijn verheugd dat de mogelijkheid wordt geschapen om tijdelijke onderwijsvoorzieningen (tijdelijke nevenvestigingen) in te richten, ook op meer dan drie kilometer van de hoofd/nevenvestiging. De regering onderstreept (de voornaamste doelstelling) Oekraïense kinderen en de leden van de CDA-fractie vragen of het in het onderhavig wetsvoorstel over «ontheemden» gaat, dus over alle nieuwkomers. Zien deze leden dat juist?

4. Gevolgen

De leden van de CDA-fractie vragen ook aandacht voor de positie van gemeenten. Welke rol en verantwoordelijkheid ziet de regering voor de gemeenten? In het bijzonder vragen deze leden op welke wijze de onderwijshuisvestingskosten te betalen door gemeenten en schoolbesturen vergoed worden door het Rijk.

Voorts vragen de leden van de fractie van het CDA wat de uitzondering voor Oekraïners betekent voor toekomstige andere groepen (massale) toestroom.

5. Toezicht en handhaving

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben vanuit de onderwijspraktijk vragen ontvangen over mogelijke strijdigheid van deze wet met de Wet op het onderwijstoezicht. Deze leden constateren dat de mensen werkzaam in de onderwijspraktijk graag beide wetten willen naleven. Is de regering met deze signalen bekend? Is er volgens de regering sprake van strijdigheden? Graag ontvangen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA van de regering een toelichting hierop.

6. Financiële gevolgen

De leden van de fractie van het CDA ondersteunen de aanpassingen met betrekking tot de maatwerkbekostiging Nieuwkomers Oekraïne. Deze leden vragen aan de regering op welke wijze deze maatwerkbekostiging gekoppeld is aan de nieuwe Oekraïners en aan andere ontheemden?

Ten slotte constateren de leden van de CDA-fractie dat in het wetsvoorstel wordt gesproken over bekostigde tijdelijke nevenvestigingen, in de optiek van deze leden zijnde de reguliere maatwerkbekostiging. In het onderhavige wetsvoorstel wordt niet verwezen naar de Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers VO3, waarbij scholen aanspraak kunnen maken op aanvullende bekostiging wanneer zij op een nieuwe locatie nieuwkomers opvangen. De leden van de fractie van het CDA vragen de regering nader toe te lichten op welke wijze de uitvoeringspraktijk te maken krijgt met een nieuwe regeling, terwijl er een vigerende regeling is. Kan de regering tot één regeling komen in plaats van weer een nieuwe regeling?

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag en ontvangt deze graag uiterlijk 24 juni 2022.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Verkerk

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 36 106, nr. 4, p. 10.

Naar boven