35 925 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2022

Nr. 10 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 november 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 26 oktober 2021 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 11 november 2021 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

1

Kunt u een totaaloverzicht geven van alle uitgaven op het gebied van onderwijs binnen de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en dit uitsplitsen naar beleidsartikel en kanaal?

Bijgevoegd een overzicht van de totale begrote uitgaven aan onderwijs in 2022 op hoofdstuk 17.

Totaal onderwijs

Budget 2022 EUR (mln)

Artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

 

Nexus onderwijs en werk

11,30

Artikel 2.1 Voedselzekerheid (Kennis en capaciteitsopbouw o.g.v. voedselzekerheid)

 

Internationaal hoger onderwijsprogramma’s.

15,00

Artikel 3.4 Onderwijs

69,55

Waarvan:

 

Global Partnership for Education

10,00

Internationaal hogeronderwijsprogramma’s

48,25

Overig, waaronder Generation Unlimited

11,30

Artikel 4.1 Humanitaire Hulp

 

Education Cannot Wait

1,00

Artikel 4.2 Opvang in de regio

 

Uitbreiding en verbetering van onderwijsvoorzieningen voor vluchtelingen en gastgemeenschappen

Ca. 27,40

Totaal

124,25

Naast het genoemde bedrag onder artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden voor onderwijs, wordt een gelijk bedrag aan middelen voor jeugdwerkgelegenheid in een geïntegreerde aanpak ingezet om de aansluiting tussen onderwijs en werk te bevorderen.

Het genoemde bedrag onder artikel 4.2 Opvang in de regio betreft een raming van de bijdragen aan partners van het Prospects programma (waaronder UNICEF) voor onderwijs. Naast bovengenoemde bedragen ontvangt een aantal VN-organisaties (zoals UNICEF, UNHCR, en CERF) en multilaterale ontwikkelingsbanken een niet-geoormerkte algemene bijdrage die ook deels aan onderwijs wordt besteed.

In zijn algemeenheid kunnen in andere activiteiten of programma’s die Nederland ondersteunt onderwijs- of trainingsactiviteiten zijn opgenomen. De hiermee gemoeide bedragen zijn niet te specificeren.

2

Hoeveel is extra uitgetrokken voor onderwijs, specifiek bedoeld om de gevolgen van de COVID-19 crisis op te vangen? Via welke kanalen loopt dit? Worden hiervoor bedragen in 2022 en verder voor gereserveerd?

Hoeveel is extra uitgetrokken voor onderwijs, specifiek bedoeld om de gevolgen van de COVID-19 crisis op te vangen? Via welke kanalen loopt dit? Worden hiervoor bedragen in 2022 en verder voor gereserveerd?

Nederland steunde Education Cannot Wait (ECW) in 2020 met een extra bijdrage van EUR 6 miljoen voor COVID-19 gerelateerde onderwijsactiviteiten.

Het Orange Knowledge Programme is met een kalenderjaar verlengd tot en met 31 december 2023 en opgehoogd met EUR 16,6 miljoen programmamiddelen om onder andere bursalen en onderwijsinstellingen te accommoderen na opgelopen vertragingen door de COVID-19-crisis.

3

Kunt u een overzicht geven van de programma's en budgetten uit de begroting voor 2022 die gericht zijn op de armste en meest kwetsbare landen?

Zie het antwoord op vraag 16.

4

Wat is het Nederlandse percentage Official Development Assistance (ODA) in 2022?

De netto ODA prestatie zal in 2022 naar verwachting uitkomen op 0,53% van het BNI. Dit is terug te vinden in bijlage 6 van de HGIS-nota.

5

Welk percentage van de gelden in de begroting worden besteed via internationale organisaties en welk percentage via non-gouvernementele organisaties?

Bij de inzet van de middelen op de BHOS-begroting wordt niet gestuurd op kanalen. Het ministerie kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Achteraf is duidelijk via welk kanaal is gefinancierd.

Onderstaande tabel toont de verdeling van de ODA-uitgaven per kanaal voor 2020. De bedragen zijn afgerond op miljoenen Euro’s:

 

2020

 

Kanaal

Realisatie

Percentage

Overheden in partnerlanden

68

1,4%

Overheden van derde landen («delegated- cooperation»)

26

0,5%

Nederlandse overheid1

193

4,1%

Maatschappelijke organisaties

857

18,0%

Publiek private samenwerking en netwerken

125

2,6%

Multilaterale instellingen

1.970

41,5%

Onderzoeksinstellingen

162

3,4%

Bedrijven

247

5,2%

Overig

3

0,1%

Subtotaal kanalen

3.651

76,8%

Toerekeningen inclusief apparaatsuitgaven, schuldkwijtschelding Somalië en ODA buiten de HGIS

1.100

23,2%

Totaal generaal

4.751

100,0%

X Noot
1

Onder ODA-uitgaven via het Nederlandse overheidskanaal worden de uitgaven verstaan die verstrekt worden aan onderdelen van de overheid zoals voor uitvoeringskosten van programma’s die via RVO lopen, het Climate Investor One programma via FMO en het Kadaster. Daarnaast omvat deze post ook de uitgaven welke ontstaan als gevolg van koersverliezen op ODA-uitgaven waarvan de verplichting is aangegaan in buitenlandse valuta. In de regel is dit de USD.

6

Waarom heeft u er voor gekozen om voor 2022 fors meer verplichtingen aan te gaan ten opzichte van eerdere jaren (2,1 miljard euro meer dan in 2021)?

Het verplichtingen budget in 2022 valt hoofdzakelijk hoger uit dan in 2021 op artikelen 3, 4 en 5 aangezien de meerjarige verplichtingen voor de jaarlijkse contributies aan een groot aantal VN-organisaties opnieuw worden aangegaan in 2022 (bijvoorbeeld UNFPA, UNHCR, UNDP en UNICEF).

7

Kunt u een nieuwe overzichtstabel geven met de mutaties in de verplichtingen ten opzichte van de tabel die bij de Voorjaarsnota in antwoord op vragen van de Kamer is toegezonden?

Onderstaande tabel geeft de verplichtingenmutaties per beleids(sub)artikel (bedragen x EUR 1.000) ten opzichte van de tabel die bij de Voorjaarsnota in antwoord op vragen van de Kamer is toegezonden.

 

Verplichtingenmutaties ten opzichte van de Eerste suppletoire begroting 2021 (x EUR 1,000)

2021

2022

2023

2024

2025

 

Totaal

92.350

273.000

0

0

0

1

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

18.000

40.000

0

0

0

 

1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, inclusief MVO

0

2.000

0

0

0

 

2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie

0

0

0

0

0

 

3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

18.000

38.000

0

0

0

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

23.000

45.000

0

0

0

 

1 Voedselzekerheid

0

0

0

0

0

 

2 Water

0

0

0

0

0

 

3 Klimaat

23.000

45.000

0

0

0

3

Sociale vooruitgang

25.000

100.000

0

0

0

 

1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids

25.000

100.000

0

0

0

 

2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid

0

0

0

0

0

 

3 Maatschappelijk middenveld

0

0

0

0

0

 

4 Onderwijs

0

0

0

0

0

4

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

27.000

68.000

0

0

0

 

1 Humanitaire Hulp

17.000

68.000

0

0

0

 

2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

10.000

0

0

0

0

 

3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

0

0

0

0

0

5

Multilaterale samenwerking en overige inzet

– 650

20.000

0

0

0

 

1 Multilaterale samenwerking

0

0

0

0

0

 

2 Overig armoedebeleid

– 650

20.000

0

0

0

 

4 Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen

0

0

0

0

0

8

Kunt u inzicht bieden in de corona-gerelateerde uitgaven die in de begroting voor 2022 zijn opgenomen?

In de BHOS-begroting zijn verschillende uitgaven gerelateerd aan de COVID-19 pandemie. Onderstaande tabel geeft de uitgaven aan programma’s die specifiek gericht zijn op bestrijding van de COVID-pandemie:

Artikel

Maatregel (COVID-specifiek)

Uitgaven (EUR x 1 miljoen)

3

Global Funds to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM)

10

3

COVAX

20

3

Global Financing Facility (GFF)

20

3

WHO Strategic Preparedness and Response Plan

20

 

Totaal

70

Buiten deze specifieke programma’s is de bestrijding van de verschillende secundaire effecten van de wereldwijde COVID-crisis ook van invloed op andere reguliere activiteiten binnen de BHOS begroting. De omvang van COVID-gerelateerde uitgaven is dan ook groter dan alleen bovenstaande COVID-specifieke uitgaven. Zie ook het antwoord op vraag 2.

9

Kunt u inzicht bieden in de klimaat-gerelateerde uitgaven (klimaatfinanciering) die in de begroting voor 2022 zijn opgenomen?

De verwachting is dat Nederland in 2.022 EUR 660 miljoen aan publieke klimaatfinanciering realiseert met klimaat-gerelateerde uitgaven. Daarnaast wordt naar schatting EUR 640 miljoen aan private klimaatfinanciering gemobiliseerd met behulp van publieke middelen.

Bijlage 7 van de HGIS Nota 2022 geeft inzicht in de Nederlandse publieke en gemobiliseerde private klimaatfinanciering, inclusief een tabel die per beleidsartikel de omvang en het percentage van de klimaat-gerelateerde uitgaven voor 2022 specificeert. NB: In deze tabel staat ook het bedrag van EUR 660 miljoen aan publieke klimaatfinanciering terwijl in de lopende tekst door een typefout abusievelijk EUR 620 miljoen wordt genoemd.

10

Kunt u aangeven hoeveel er is begroot ten behoeve van handelsbevordering?

Het totale bedrag, zoals begroot onder artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bedraagt EUR 86.665.000. Dit is tevens terug te vinden in Tabel 9 van hoofdstuk XVII (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) van de Rijksbegroting.

11

Kunt u feitelijk inzichtelijk maken hoe de uitgaven ter bestrijding van de impact van COVID-19 in 2022 zullen bijdragen aan het bestrijden van geweld tegen meisjes en vrouwen?

In de nieuwe programma’s binnen het kader Versterking Maatschappelijk Middenveld die zijn gestart op 1 januari 2021 is zoveel mogelijk rekening gehouden met veranderde omstandigheden en behoeftes door COVID-19. In overleg kunnen extra aanpassingen worden doorgevoerd, bijvoorbeeld de organisatie van online in plaats van fysieke trainingen of de ontwikkeling en implementatie van meer activiteiten specifiek gericht op het bestrijden van geweld tegen meisjes en vrouwen.

Daarnaast is ongeoormerkte financiering gegeven aan Dutch Relief Alliance, Central Emergency Response Fund, Country Based Pooled Funds, ICRC/Rode Kruis. Deze organisaties hebben in hun COVID response ook activiteiten ondersteund die bijdragen aan het voorkomen van geweld tegen vrouwen. Precieze uitgaven en bijdragen hieraan kunnen echter niet worden vastgesteld aangezien Nederland deze humanitaire organisaties ongeoormerkt financiert.

12

Wat is de bijdrage uit deze begroting aan organisaties van de Verenigde Naties (VN)? Welk deel daarvan is vrijwillig? Kunt u een overzicht verschaffen in de vorm van een tabel?

Zie de beantwoording op vraag 14.

13

Welk bedrag is in 2022 beschikbaar voor zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties?

Het Nederlandse SDG 5 fonds is met 510 miljoen Euro (2021–2025) het grootste fonds voor zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties ter wereld. Daarnaast financiert Nederland vrouwenrechtenorganisaties indirect, bijvoorbeeld als alliantiepartner bij de partnerschappen voor Versterking Maatschappelijk Middenveld of via intermediaire organisaties. Deze indirecte bijdragen worden niet geregistreerd. Welke organisaties middelen ontvangen, en voor welk bedrag, is terug te vinden op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl

14

Kunt u een overzicht geven van de (voorziene) Nederlandse bijdragen aan multilaterale organisaties in 2021 en 2022, uitgesplitst naar verplichte en vrijwillige bijdragen?

Bij het budgetteren van de middelen op de BHOS-begroting wordt niet gestuurd op kanalen. BHOS kiest bij implementatie van een activiteit de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Een overzicht van Nederlandse bijdragen aan multilaterale organisaties voor 2021 en 2022 is hierdoor incompleet. Ook registreert BHOS niet intra-comptabel welke bijdragen verplichte of vrijwillige bijdragen betreffen.

Het is mogelijk om de realisatie voor 2020 en de kasraming voor 2021 van de Nederlandse bijdragen aan multilaterale organisaties weer te geven. De kasramingen van bijdragen in 2021 kunnen nog wijzigen. Voor uitvoeringsjaar 2022 is het niet mogelijk om een betrouwbare raming te geven, omdat deze nog aan te veel verandering onderhevig is.

Achteraf is wel duidelijk via welk kanaal is gefinancierd. Deze gegevens over de steun aan multilaterale organisaties worden na afloop van het begrotingsjaar bij publicatie van het jaarverslag gepubliceerd op de website: www.NLontwikkelingssamenwerking.nl.

De realisaties van de bijdragen aan multilaterale organisaties en de kasramingen zoals vastgelegd in de BHOS-begroting vindt u in onderstaande tabel:

 

Uitvoeringsjaar

 

2020

2021

Uitvoerende organisatie naam

Realisatie (x 1.000) in EUR

Kasraming (x 1.000) in EUR

(Ilo) International Labour Office

39,582

34,323

Advisory Centre On WTO Law

460

466

African Development Bank

100,760

79,617

African Union Commission

1,157

1,099

Asian Development Bank

9,459

10,302

Common Fund For Commodities – CFC

668

 

EBRD – European Bank For Reconstruction And Development

185

6,300

European Forest Institute (Efi)

1,000

 

FAO – Food And Agriculture Organization

18,473

22,781

Gavi Alliance Secretariat

19,759

100,000

GCERF Global Community Engagement and Resilience Fund

2,456

1,294

Global Agriculture & Food Security Program GAFSP

3,102

3,723

Global Fund To Fight Aids, Tuberculosis And Malaria

42,279

52,000

GLOBAL GREEN GROWTH INSTITUTE

 

224

Green Climate Fund – Gcf

21,800

 

Ibrd-International Bank For Reconstructi On And Dev

77,579

13,797

IDA-Multilateral Debt Relief Initiative

29,200

34,000

Imf (Int. Monetary Fund)

30,924

16,113

Int. Tribunal For The Law Of The Sea (It Los)

187

161

International Energy Agency

430

300

International Finance Corporation

15,600

60,170

International Fund For Agricultural Deve Lop.(Ifad)

28,250

31,225

International Seabed Authority

118

115

INTERNATIONAL TRADE CENTRE

2,170

2,113

Irena – International Renewable Energy A Gency

301

255

Osce/Ovse

90

 

Sahel And West Africa Club (Swac)

200

200

The Gavi Fund

24,708

 

The World Bank

224,795

241,075

Un Habitat

2,154

1,725

UN WOMEN

9,608

7,519

Unaids

30,502

20,629

Unccd

100

100

Uncdf

 

4,394

Unctad

2,753

2,401

Undesa

 

507

UNDP

155,675

137,080

UNDPA

1,250

 

Unep

10,786

10,298

Unesco

5,060

14,087

Unfccc – Un Climate Change Secretariat

398

421

Unfpa – United Nations Population Fund

63,995

78,791

UNHCR

83,158

56,351

UNICEF

133,547

131,587

Unido – United Nations Industrial Development Org.

1,308

1,531

United Nations

381

73

United Nations Foundation

3,115

2,958

United Nations Office On Drugs And Crime

1,686

1,533

United Nations Secretariat

2,023

1,920

Unocha (Office Coordination Of Humanitar Ian Aff)

127,521

98,787

UNOPS United Nations Office for Project Services

4,913

6,855

UNRWA – United Nations Relief And Works Agency

19,000

13,000

WFP – World Food Programme

60,899

44,525

WHO/WHP – World Health Organization

34,589

22,332

World Bank Institute

1,780

2,150

World Vegatable Center HQ

901

822

WTO (World Trade Organization)

6,600

6,696

Totaal

1,459,395

1,380,723

15

Op welke manier zijn kinderen en kinderrechten ondergebracht in de begroting?

Het kabinet zet ODA-middelen voor een groot deel in in de armste landen en regio’s van de wereld. De programma’s die daar gefinancierd worden, steunen marginale en kansarme groepen, waartoe ook kinderen behoren. Meer specifiek zet het kabinet vanuit de BHOS begroting in op het tegengaan van kinderarbeid (artikel 1.1), voedselzekerheid aan kinderen (artikel 2.1), vaccins voor kinderen via Gavi en het tegengaan van kinderprostitutie en kindhuwelijken (artikel 3.1), toegang tot onderwijs via o.a. GPE en ECW (artikel 3.4) en onderwijs aan vluchtelingen-kinderen (art 4.2).

16

Kunt u een overzicht geven van de uitgaven aan landen op basis van categorisering naar inkomen (lage inkomenslanden, lage middeninkomenslanden, hoge middeninkomenslanden, hoge inkomenslanden) voor 2022, voor zover uitgaven per land gespecificeerd kunnen worden?

Geplande ODA uitgaven binnen de BHOS begroting op basis van categorisering naar inkomen (in EUR)

Lage inkomenslanden (gedelegeerd budget)

 

Afghanistan

30.000.000

Burkina Faso

28.500.000

Burundi

27.700.000

Democratische Republiek Congo

800.000

Ethiopië

83.000.000

Jemen

20.150.000

Mali

42.800.000

Mozambique

16.600.000

Niger

28.200.000

Oeganda

39.000.000

Rwanda

4.880.000

Soedan

6.250.000

Somalië

14.500.000

Zuid-Soedan

28.395.000

Totaal lage inkomenslanden

370.775.000

Lage middeninkomenslanden (gedelegeerd budget)

 

Bangladesh

25.000.000

Benin

20.250.000

Egypte

9.600.000

Ghana

4.600.000

Indonesië

2.233.000

Kenia

6.850.000

Nigeria

4.200.000

Palestijnse gebieden (West Bank en Gaza)

18.700.000

Senegal

1.000.000

Tunesië

11.500.000

Totaal lage middeninkomenslanden

103.933.000

Hoge middeninkomenslanden (gedelegeerd budget)

 

Irak

2.000.000

Jordanië

14.250.000

Libanon

6.000.000

Suriname

21.283.000

Totaal hoge middeninkomenslanden

43.533.000

Regionale programma’s (gedelegeerd budget)

 

Grote Meren regio

32.200.000

Zuidelijk Afrika

10.000.000

Hoorn van Afrika

2.000.000

Totaal regionale programma’s

44.200.000

Inzet in regio’s vanuit centrale budgetten

 

Focusregio Sahel

115.115.000

Focusregio Hoorn van Afrika

206.669.000

Focusregio Midden-Oosten & Noord-Afrika

158.861.000

Overig Afrika

219.754.000

Overig Azië

137.890.000

17

Kan per sector worden toegelicht hoeveel Nederlandse ondernemers verdiend hebben aan vrijhandelsverdragen? Kan het uitgesplitst worden per handelsverdrag en per sector?

Het CBS maakt de verdiensten aan export en de werkgelegenheid die de internationale handel in goederen en diensten oplevert voor Nederland inzichtelijk, zoals recent in de publicatie Nederland Handelsland 2021.1 Ook heeft het CBS in enkele internationaliseringsmonitors aandacht besteed aan niet-tarifaire maatregelen (IM 2021-III) en importtarieven en handelsakkoorden (IM 2020-IV).

Het is niet mogelijk om per handelsverdrag en per sector te kwantificeren hoe ondernemers profiteren van een handelsakkoord. Veel bedrijven handelen niet direct met partners buiten de EU, maar vormen een schakel in een waardeketen, bijvoorbeeld als toeleverancier van onderdelen. Zo kunnen ondernemers indirect voordeel hebben van de markttoegang voor goederen, diensten of aanbestedingen die een handelsakkoord oplevert, of handelsbelemmeringen die worden weggenomen. Ook is het lastig om de voordelen die het wegnemen van niet-tarifaire handelsbelemmeringen biedt per verdrag en per sector te kwantificeren.

De afgelopen jaren maakt de Europese Commissie wel steeds inzichtelijker in hoeverre handelsakkoorden benut worden door ondernemers (de zogenaamde benuttingsgraad van tariefpreferenties). Zo heeft de Commissie op 27 oktober 2021 een rapport uitgebracht over de implementatie en handhaving van afspraken in handelsakkoorden. Dit rapport bevat data over de benutting van tariefpreferenties door ondernemers per lidstaat en per productgroep. Deze informatie is voor een aantal handelsakkoorden beschikbaar voor de jaren 2018, 2019 en 2020.2 Ook bevat dit rapport gedetailleerde informatie over markttoegangsproblemen met handelspartners van de EU en de ingezette acties om deze te adresseren.

18

Kan worden toegelicht hoeveel de export naar Canada is toegenomen sinds de voorlopige inwerkingtreding van het Vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) en hoeveel daaraan verdient is door Nederlandse bedrijven? Kan specifiek worden toegelicht hoeveel Nederlandse boeren verdient hebben aan CETA?

De voorlopige toepassing van delen van CETA is op 21 september 2017 ingegaan. De handel tussen Nederland en Canada is sindsdien sterk toegenomen. In 2016, het laatste volledige jaar voordat CETA voorlopig toegepast werd, bedroeg de totale uitvoer vanuit Nederland naar Canada EUR 3,1 miljard (afgerond). In 2019 steeg de totale uitvoer naar EUR 4,3 miljard – een stijging van ruim 38%. Echter, door Covid-19 is de internationale handel sterk afgenomen. De voorlopige cijfers voor 2020 laten zien dat de totale uitvoer iets minder dan EUR 3,3 miljard bedroeg.3 De uitvoer van landbouwproducten naar Canada steeg met 20% in de periode 2016 tot 2020.4

Vanaf het moment van voorlopige toepassing heeft Canada op 98% van de Europese producten de invoerrechten afgeschaft. Als gevolg daarvan hebben Nederlandse exporteurs in 2020 bijna EUR 13 miljoen bespaard aan tarieven op goederen die onder CETA geëxporteerd werden. In 2018 was dit nog rond de EUR 10 miljoen.5

Het is niet direct te zeggen hoeveel bedrijven als gevolg van toegenomen export en tariefbesparingen meer verdiend hebben sinds de voorlopige toepassing van CETA. Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven, is het niet eenvoudig de voordelen van een handelsakkoord per sector te kwantificeren.

19

Kunt u toelichten of er programma's zijn gepauzeerd of zijn afgebroken vanwege conflict? En zo ja, kunt u aangeven welke programma's dat zijn en in welke landen, en daarbij onderscheid maken tussen humanitaire hulp en structurele hulp?

Door het conflict in Ethiopië is een korting toegepast op financiering voor Tigray voor de nationale programma’s die door de overheid worden uitgevoerd in die regio. Deze programma’s zijn op dit moment ook niet operationeel in Tigray. Daarnaast zijn de programma’s die Nederland financiert via ngo’s in Tigray, noord Amhara en West Afar op dit moment stilgelegd vanwege het conflict. Humanitaire hulp is opgeschaald.

Niet primair het conflict, maar de machtsovername van de Taliban in Afghanistan was aanleiding om alle Nederlandse OS-steun aan niet-gouvernementele en internationale organisaties in Afghanistan tijdelijk op te schorten. Het kabinet is momenteel met partnerorganisaties in gesprek over mogelijkheden om de Afghaanse bevolking te blijven steunen en de voorwaarden waaronder die steun kan plaatsvinden. Hierover vindt ook afstemming met gelijkgezinde donoren plaats. Het kabinet zal de Kamer hierover per brief informeren voorafgaand aan de begrotingsbehandeling BHOS. Financiering voor humanitaire hulp ten behoeve van de Afghanen is niet gepauzeerd of stopgezet, maar geïntensiveerd.

20

Wat is de totale gecombineerde bijdrage van Nederland aan de Wereldbank?

De bijdrage van Nederland wordt onderverdeeld in directe bijdragen aan onderdelen van de Wereldbankgroep en bijdragen aan Trust Funds die de Wereldbank namens de aandeelhouders beheert. Naast de betalingen aan de Wereldbankgroep in 2022 heeft Nederland sinds de oprichting herhaalde malen bijgedragen aan de kapitaalbasis (paid-in kapitaal) van de onderdelen van de Wereldbankgroep.

De totale geraamde bijdrage van Nederland via de begrotingen van BHOS en Financiën aan onderdelen van de Wereldbankgroep voor 2022 bedraagt tenminste EUR 420.389.942. Dit bedrag bestaat uit een bijdragen EUR 268.110.00 voor de financiering van de International Development Association en verder uit bijdragen aan diverse Trust Funds van de Wereldbank. Zoals bij vraag 14 toegelicht wordt bij de inzet van de middelen op de BHOS-begroting niet gestuurd op kanalen. BHOS kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Dat betekent dat pas achteraf bepaald kan worden welke bedragen via deze Trust Funds lopen. Op dit moment zijn nog niet alle gegevens van activiteiten voor 2021 en 2022 die via Trust Funds van de Wereldbank lopen, volledig beschikbaar in de administratie. Zie voor verdere toelichting vraag 14.

21

Waardoor wordt de daling in het ODA-percentage van 2020 naar 2021 veroorzaakt?

In 2020 waren er, als gevolg van de COVID-pandemie, tegenvallende economische vooruitzichten. Hierdoor zou het ODA-budget meerjarig sterk afnemen. Het kabinet heeft in de zomer van 2020 incidenteel generale middelen vrijgemaakt om deze daling te dekken. Daarnaast is in 2.020 EUR 40 miljoen uit latere jaren toegevoegd via een kasschuif. Deze extra ODA-middelen hebben in 2020 een eenmalige stijging van de ODA-prestatie in 2020 tot gevolg.

In 2021 is er geen sprake van extra ODA-middelen, waardoor het ODA-percentage in 2021 lager is dan in 2020.

22

Kunt u toelichten tot welk jaar de structurele korting van 1,46 miljard euro doorloopt? Betekent dit dat het percentage ODA structureel onder 0,7% blijft?

De maatregelen van kabinet Rutte II tellen inderdaad structureel op tot een bedrag van EUR 1,462 miljard per jaar. Gezien het structurele karakter is er geen jaar waarop dit eindigt. Zolang dit zo blijft zal het ODA-percentage onder de 0,7% blijven.

23

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, ter bestrijding van COVID-19? Welke landen, organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?

In de begroting is een nieuwe bijdrage aan de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) gereserveerd van 70 mln EUR. Financiering wordt voorzien langs de volgende kanalen:

miljoen EUR

2022

COVAX

20

Global Financing Facility (GFF)

20

Global Funds to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM)

10

WHO, Strategic Preparedness and Response Plan

20

Totaal ACT-A

70

De Nederlandse bijdragen zijn ongeoormerkt. De ontvangende organisaties bepalen op basis van behoeften in welke landen de bijdrage wordt ingezet.

De bijdrage aan COVAX wordt ingezet voor COVID-19 vaccins in 92 lage en lage middeninkomenslanden. De bijdragen aan GFF, GFATM en WHO worden gebruikt voor gereedheid voor de respons op COVID en versterking gezondheidssystemen.

De nieuwe bijdragen aan GFF en GFATM zijn reeds in 2021 gecommitteerd, de nieuwe bijdragen aan COVAX en WHO zijn voor 2022 opgenomen als verplichtingen.

24

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor internationale klimaatfinanciering? Welke landen, organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?

De voor 2022 geraamde uitgave aan publieke klimaatfinanciering is EUR 660 miljoen. Een raming voor nieuwe verplichtingen is niet gemaakt.

In Bijlage 7 van de HGIS Nota 2022 wordt op hoofdlijnen inzicht verschaft in de activiteiten en (klimaat)fondsen waaraan wordt bijgedragen. Voor een gedetailleerd overzicht van de publieke klimaatfinanciering, inclusief informatie over ontvangende landen, organisaties en projecten, verwijs ik graag naar het openbare online klimaatdashboard.

Het betreft in alle gevallen ODA financiering.

25

Welk bedrag wordt er met de begrote publieke klimaatfinanciering aan private klimaatfinanciering gemobiliseerd? Hoe is dit berekend?

Met publieke middelen wordt naar schatting EUR 640 miljoen aan private klimaatfinanciering gemobiliseerd. Vanwege de aanmerkelijke jaarlijkse schommelingen in gemobiliseerde private klimaatfinanciering is een gemiddelde over 4 jaar als basis voor de inschatting van de gemobiliseerde private klimaatfinanciering voor 2022 gebruikt. Zie bijlage 7 van de HGIS Nota 2022 voor aanvullende toelichting.

26

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de Palestijnse Gebieden? Welke organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?

Het decentrale programma van de Nederlandse Vertegenwoordiging bij de Palestijnse Autoriteit in Ramallah is gericht op de prioriteitsgebieden rechtstaat/justitie/veiligheid (2022 budget EUR 6.200.000), toegang tot land, water en energie (2022 budget EUR 10.500.000) en private sector ontwikkeling (2022 budget EUR 2 miljoen). Daarnaast steunt de Vertegenwoordiging organisaties die zich inzetten voor verzoening tussen Palestijnen en Israëliërs (EUR 1 miljoen per jaar uit het rechtstaat/justitie/veiligheid budget), en steunt Nederland verschillende mensenrechtenorganisaties (2022 budget EUR 2 miljoen vanuit het mensenrechtenfonds). Nederland steunt een aantal Palestijnse organisaties rechtstreeks en een groot deel van het programma wordt uitgevoerd door de VN, FAO en de Wereld Bank. Zij werken op hun beurt samen met een breed scala aan Israëlische en Palestijnse organisaties. Voor een overzicht van de Nederlandse ODA steun aan de Palestijnse gebieden verwijst het kabinet naar www.nlontwikkelingssamenwerking.nl. Indien nieuwe programma’s gestart worden in 2022 zullen die op deze site gepubliceerd worden, met uitzondering van projecten die als vertrouwelijk worden geïdentificeerd.

27

Kunt u toelichten of het programma «Minder, beter en flexibeler», om fragmentatie van beleid tegen te gaan, op koers ligt en of de doelstelling van een kwart minder activiteiten in 2022 ook bereikt gaat worden?

In de afgelopen twee jaar zijn er grote stappen gezet binnen het programma «Minder, beter, flexibeler». Het tegengaan van fragmentatie was één van de doelstellingen. Ook kwaliteitsverbetering door investering in monitoring, evaluatie en leren (MEL), versterking van de expertise op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, en versterking van de expertise met betrekking tot het uitvoeren van tenders waren onderdeel van het «Minder, beter en flexibeler» programma. Vergroten van de impact van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is het uiteindelijke doel.

De vermindering van het aantal activiteiten vordert gestaag. Zoals het nu lijkt zal de 25% niet helemaal gehaald worden op 1 januari 2022 en zullen we uitkomen op een vermindering van 20–23%. De additionele activiteiten in het kader van de COVID-19 pandemie zijn hier deels debet aan. Het streefpercentage zal later in 2022 wel gehaald worden.

28

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina/Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP)?

Er zijn geen uitgaven of verplichtingen aan het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina/Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP).

29

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA)?

Gezien het belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet voornemens de jaarlijkse bijdrage ook in 2022 voort te zetten. De jaarlijkse algemene vrijwillige bijdrage aan UNRWA die in de BHOS-begroting is opgenomen bedraagt EUR 13.000.000. Indien er aanleiding is voor aanvullende bijdragen aan UNRWA, zoals in de afgelopen jaren het geval was, dan zal het kabinet een afweging making op basis van het humanitair imperatief.

30

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de Palestijns-Arabische organisaties als de Union of Agricultural Work Committees (UAWC), het Health Work Committee (HWC), Al-Haq, Defense for Children Palestine, en Kanaän?

Voor geen van deze organisaties zijn bedragen begroot. Voor eventuele financiering aan UAWC geldt, zoals ook geschreven in de beantwoording Kamervragen d.d. 20 juli 2020 met kenmerk 2020D30210 en 2020D30213, dat dit mede afhangt van de uitkomst van het externe onderzoek.

31

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, dat richting landen die lid zijn van de Organisation of Islamic Cooperation (OIC/OCI) gaat? Welke landen, organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?

Nederland heeft geen financieringsrelatie met of via de Organisation of Islamic Cooperation (OIC). Een aantal van de 57 lidstaten van de OIC is ook ontvanger van Nederlandse ontwikkelingssteun. Het betreft een aantal landen in de MENA-regio, Sahel en de Hoorn van Afrika (m.u.v. Kenia, Zuid-Soedan en Ethiopië), Afghanistan, Bangladesh, Benin en Mozambique. De uitsplitsing per regio en per land is opgenomen in de HGIS-nota (bijlage 5). Lopende projecten zijn terug te vinden via de OS-portals https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.

32

Wat is het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – dat, in het kader van de versterking van het maatschappelijk middenveld, in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor organisaties met activiteiten binnen Nederland?

De financiering in het kader van versterking van het maatschappelijk middenveld is gericht op activiteiten van maatschappelijke organisaties buiten Nederland. Het totaalbudget van alle programma’s onder beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld bedraagt EUR 1,456 miljard voor 2021–2025 (ODA) Een gedeelte binnen deze financiering gaat naar het beïnvloeden van het maatschappelijk debat internationaal, dus ook in Nederland, waar aandacht wordt gevraagd voor mondiale vraagstukken zoals verwoord in de duurzame ontwikkelingsdoelen. Dit zijn onderwerpen als klimaat, SRGR, vrouwenrechten, consumptie en voeding. Een exacte uitsplitsing naar uitgaven en verplichtingen voor Nederland specifiek is niet te maken.

33

Hoe ziet de top 10 van landen, organisaties en projecten eruit die het meeste ontwikkelingsgeld zullen ontvangen? Kunt u dat schematisch weergeven?

De top tien voor de BHOS begroting van 2022 kan niet gegeven worden, omdat die cijfers nog niet bekend zijn. Hieronder treft u de top tien van landen, organisaties en projecten, van de in 2020 gerealiseerde ODA uitgaven op de BHOS-begroting. Voor de landen gaat het om de directe uitgaven (d.w.z. alle uitgaven via aan ambassades gedelegeerd budget en landenspecifieke uitgaven uit centrale programma’s) in deze landen. Dit overzicht is exclusief andere grote ODA-uitgaven die op andere begrotingen staan zoals uitgaven voor eerstejaars asielopvang in Nederland (via de begroting van JenV en OCW) en uitgaven aan de Wereldbank vanaf de begroting van Financiën.

Landen

  • 1. Ethiopië

  • 2. Mozambique

  • 3. Afghanistan

  • 4. Benin

  • 5. Zuid-Soedan

  • 6. Oeganda

  • 7. Jemen

  • 8. Bangladesh

  • 9. Burundi

  • 10. Rwanda

Projecten

  • 1. The World Bank

  • 2. RVO

  • 3. UNDP

  • 4. UNICEF

  • 5. Unocha (UN Office for Coordination Of Humanitarian Affairs)

  • 6. African Development Bank

  • 7. UNHCR

  • 8. Ibrd-International Bank For Reconstruction and Development

  • 9. Unfpa – United Nations Population Fund

  • 10. WFP – World Food Programme

Projecten

  • 1. Central Emergency Response Fund 2019–2021 (Unocha)

  • 2. Bijdrage WFP 2019–2021 (WFP – World Food Programme)

  • 3. DSO Contributie Global Fund (GFATM)

  • 4. Global Partnership for Education 2018–2023 (IBRD-International Bank For Reconstruction and Development)

  • 5. Bijdrage ICRC 2019–2021 (International Committee of the Red Cross – ICRC)

  • 6. DDE ORIO (RVO.NL)

  • 7. Uitvoeringskosten RVO voor DDE opdracht (RVO.NL

  • 8. Bijdrage UNICEF 2019–2021 (UNICEF)

  • 9. Bijdrage UNHCR 2019–2021 (UNHCR)

  • 10. Bijdrage UNFPA 2019-2021 (UNFPA)

34

Wanneer de begrotingen en jaarverslagen van de afgelopen jaren aan de ene kant, en HGIS-nota’s aan de andere kant, naast elkaar worden gelegd lijken de cijfers, voor wat betreft het BuHa-OS-budget, niet altijd met elkaar in overeenstemming. Wat is hiervan de oorzaak?

Er zit geen verschil tussen de cijfers in de HGIS-nota’s en HGIS-jaarverslagen enerzijds en de BHOS begrotingen en jaarverslagen anderzijds. De totaalcijfers van BHOS dienen vergeleken te worden met de bruto (ODA en non-ODA) cijfers voor BHOS in de bijlagen van de HGIS-nota’s en HGIS-jaarverslagen.

35

Kunt u een overzicht sinds 2010 verschaffen van het begrote en gerealiseerde totale ontwikkelingshulpbudget alsmede van het begrote en gerealiseerde totale horizontale ODA-budget en hoeveel procent van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) dit is?

Jaar

ontwerpbegroting

ODA % van BNI

Realisatie

ODA % van BNI

2010

4.711

0,80

4.877

0,81

2011

5.047

0,81

4.686

0,75

2012

4.424

0,70

4.375

0,71

2013

4.340

0,68

4.225

0,67

2014

3.715

0,59

4.316

0,64

2015

3.709

0,57

5.246

0,75

2016

4.226

0,57

4.657

0,65

2017

4.010

0,56

4.492

0,61

2018

4.148

0,54

4.833

0,62

2019

4.809

0,58

4.741

0,59

2020

4.486

0,53

4.751

0,59

2021

4.540

0,55

   

2022

4.807

0,53

   

2023

5.086

0,55

   

2024

5.266

0,55

   

2025

5.493

0,56

   

2026

5.703

0,56

   

36

Waar op de begroting wordt geld gereserveerd voor klimaatschade? Hoeveel reserveert de regering hier in 2022 voor?

Nederland verleent steun aan organisaties als OCHA en het Rode Kruis voor effectieve inzet bij klimaat gerelateerde noodsituaties. Er is geen speciaal geld gereserveerd voor klimaatschade.

37

Hoeveel subsidies zijn er in 2020 in totaal besteed aan landbouw in ontwikkelingslanden? Kunt u een overzicht geven, per land, van de diverse projecten en programma’s, uitgesplitst naar akkerbouw, veeteelt en tuinbouw, inclusief de daarbij behorende bedragen?

De ondersteuning van landbouw in ontwikkelingslanden werd in 2020 gefinancierd vanuit de artikelen voedselzekerheid (2.1) en private sector-ontwikkelingen (1.3). De betreffende middelen werden geheel besteed aan het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige producenten (m/v) op een manier die ecologisch houdbaar en (klimaat)schokbestendig is en die de lokale voedselzekerheid verbetert.

In 2020 is EUR 65,9 miljoen van het centrale voedselzekerheidsbudget besteed aan landbouwontwikkeling, door te investeren in bijvoorbeeld digitale diensten zoals weersvooruitzichten, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten en nieuwe of verbeterde toegang tot markten. Vanuit private sector ontwikkeling is in 2020 circa EUR 50 miljoen aan landbouwontwikkeling besteed. Deze financiering richtte zich voornamelijk op het verstrekken van leningen, technische assistentie en advies aan agri-entrepreneurs.

Van het voedselzekerheidsbudget dat via de ambassades in 2020 werd uitgegeven is landbouw het belangrijkste onderdeel, naast voeding en duurzaam landgebruik. Per land worden de bestedingen van de totale uitgaven op artikel 2.1 (voedselzekerheid) geadministreerd en op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl gepubliceerd, samen met de details van de verschillende projecten. Er wordt daarbij geen uitsplitsing gemaakt naar genoemde sub-sectoren akkerbouw, veeteelt of tuinbouw, aangezien het beleid gericht is op ontwikkeling van de kleinschalige voedselproductie in het algemeen en niet op specifieke sectoren daarbinnen.

38

Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van import- en exportcijfers uit en naar Brazilië sinds het bereiken van het politiek akkoord over het handelsverdrag tussen de EU en de Mercosur-landen, uitgesplitst naar sector?

In 2019 kondigden de Europese Commissie en de Mercosur-landen aan overeenstemming te hebben bereikt over het handelsgedeelte van een mogelijk EU-Mercosur associatieakkoord. Er zijn echter nog geen teksten aangeboden aan de Raad voor besluitvorming. Er is derhalve momenteel geen sprake van een in werking getreden of voorlopig toegepast bilateraal handelsakkoord tussen de EU en Mercosur.

Volgens het CBS bedroeg de Nederlandse export naar Brazilië in 2.019 EUR 2,73 mld en de import uit Brazilië EUR 3,83 mld. In 2020 was dat resp. EUR 2,18 mld en EUR 3,93 mld.

De website van RVO voorziet in een uitsplitsing naar sectoren voor 2019. Deze is te vinden via de website van de RVO: https://www.rvo.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/landenoverzicht/brazilie/handel-nederland-brazilie

Gegevens over de uitvoerwaarde per sector zijn over 2020 beschikbaar via de website van het CBS: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83926NED/table?dl=4109Dover Gegevens over de invoerwaarde 2020 zijn nog niet door het CBS gepubliceerd.

39

Welke handelsmissies zijn er gepland voor 2022, zowel uitgaand als ontvangend, en welke sectoren zullen er bij deze missies vertegenwoordigd zijn?

Voor 2022 wordt in overleg met het Nederlandse bedrijfsleven en met het Nederlandse ambassadenetwerk een missiekalender opgesteld. Deze is op dit moment nog in ontwikkeling. Als richtsnoer geldt daarbij dat circa één grote, door een bewindspersoon geleide handelsmissie per maand mogelijk is (waarbij deze in de regel dienen te passen binnen een meerjarige, strategische inzet van publieke en private partners) en daarnaast een aantal kleinere handelsmissies. Het meest actuele overzicht van de voorgenomen economische missies is online te vinden op www.rvo.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/netwerken-en-contacten/handelsmissie. Deze kalender is op dit moment gevuld tot en met januari 2022. In de komende maanden zal deze kalender verder ingevuld worden en meer duidelijk verschaffen over de missies in 2022.

Inkomende, buitenlandse handelsmissies worden in de regel door het organiserende land gepland en uitgevoerd en normaliter pas enkele weken van tevoren door hen bekendgemaakt.

40

Hoeveel ontwikkelingsgeld is er gereserveerd voor het verstrekken van kunstmest aan boeren in ontwikkelingslanden? Welk bedrag is hieraan uitgegeven in 2020?

In de BHOS-begroting worden geen middelen gereserveerd voor het verstrekken van kunstmest aan boeren in ontwikkelingslanden. In 2020 hebben voor dat specifieke doel geen uitgaven plaatsgevonden. Wel werkten diverse programma’s aan verbeterd, geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer in het kader van de inzet op duurzame landbouw- en ketenontwikkeling.

41

Welk percentage van de soja-import is bestemd voor humane consumptie en welk deel voor veevoer?

De door Nederland geïmporteerde soja beslaat verschillende productcategorieën. Van de hele sojabonen wordt tahoe, tempeh of sojamelk gemaakt die direct voor humane consumptie zijn bestemd. Het grootste deel van de sojaboon wordt echter geperst, wat sojaschroot, sojaolie en sojahullen oplevert. Het eiwitrijke sojaschroot – ook wel sojameel genoemd – is een belangrijke grondstof voor diervoeders. Daarmee wordt vlees, eieren en zuivel geproduceerd. Sojameel en sojaolie worden ook verwerkt in levensmiddelen. Recente gegevens over welk deel van de Nederlandse soja-import bestemd is voor humane consumptie en welk deel voor diervoeders zijn er niet. Op basis van gegevens van de Nationale Eiwitstrategie zou in 2017, 93% van de door Nederland geïmporteerde plantaardige eiwitten (dat is overwegend soja) in diervoeders verwerkt zijn en het overige deel bestemd zijn voor (directe) humane consumptie.

42

Hoeveel geld is er sinds de totstandkoming van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-convenanten besteed aan de onderhandeling, voorbereiding, uitvoering en ondersteuning van deze convenanten?

Uit de Begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is via de Sociaal Economische Raad en het Initiatief Duurzame Handel (IDH) van begin 2016 tot nu 20,7 miljoen euro bijgedragen aan de totstandkoming en uitvoering van de IMVO-convenanten.

Aanvullend ondersteunt het ministerie ook maatschappelijke organisaties voor hun rol bij de totstandkoming en uitvoering van de IMVO-convenanten. Van begin 2016 tot nu is hiervoor 5,3 miljoen euro uitgegeven.

43

Kunt u een overzicht geven van alle uit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gefinancierde instrumenten voor het bedrijfsleven (subsidies, garanties, leningen en andere) met daarbij de toegekende (ODA en non-ODA) bedragen per instrument?

In 2022 is het volgende begroot voor instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven (subsidies, garanties, leningen en andere):

Naam

Instrument

ODA/non ODA

Budget

Internationaal Ondernemen

Subsidies

non ODA

10.000.000

Internationaal Ondernemen

Opdrachten

non ODA

11.566.000

Dutch Trade and Investment Fund

Opdrachten

non ODA

450.000

Dutch Trade and Investment Fund

Garanties

non ODA

1.500.000

Dutch Trade and Investment Fund

Subsidies

non ODA

4.499.000

Versterking concurrentiepositie NL

 

non ODA

6.502.000

BTW Invest Internationaal

 

non ODA

3.000.000

RVO Uitvoeringskosten

 

non ODA

43.148.000

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Subsidies

ODA

11.750.000

Uitvoeringskosten RVO MVO

 

ODA

1.000.000

       

Financiële sector

Subsidies

ODA

2.600.000

Financiële sector

Opdrachten

ODA

1.650.000

Infrastructuur

Subsidies

ODA

10.000.000

Infrastructuur

Bijdragen

ODA

21.000.000

Dutch Good Growth Fund onderdeel 1

Subsidies

ODA

20.000.000

Duurzame productie

Subsidies

ODA

29.870.000

Totaal

   

178.535.000

De genoemde ODA-programma’s zijn ongebonden van aard en primair gericht op ontwikkelingsimpact in de doellanden, maar staan ook open voor Nederlandse bedrijven.

44

Kunt u toelichten hoe het komt dat de stand van de verplichtingen (3,67 miljard euro) bij de begroting hoger is dan de stand van de uitgaven (3,26 miljard euro)? Waarom ontbreekt een heldere toelichting hierop? En wat is een heldere toelichting hierop?

Verplichtingen worden meestal aangegaan voor meerjarige bijdragen. Dit kan van jaar tot jaar resulteren in een schommeling in de stand van het verplichtingenbudget. Meerdere grote meerjarige bijdragen waarvoor in een bepaald jaar een verplichting wordt aangegaan, kunnen leiden tot een hogere stand van de verplichtingen in dat jaar dan de stand van de uitgaven. Voor een verdere toelichting waarom het verwachte verplichtingenbudget in 2022 hoger uitvalt dan in 2021 zie het antwoord op vraag 6.

45

Kunt u een nieuwe overzichtstabel geven met de mutaties in de verplichtingen ten opzichte van de tabel die bij de Voorjaarsnota in antwoord op vragen van de Kamer is toegezonden?

Zie het antwoord op vraag 7.

46

Waarom is de stand van de verplichtingen in de begroting voor 2022 fors hoger dan in 2021?

Zie het antwoord op vraag 6.

Verplichtingen worden meestal aangegaan voor meerjarige bijdragen. Dit kan van jaar tot jaar resulteren in een schommeling in de stand van het verplichtingenbudget. Meerdere grote meerjarige bijdragen waarvoor in een bepaald jaar een verplichting wordt aangegaan, kunnen leiden tot een hogere stand van de verplichtingen in dat jaar dan de stand van de uitgaven.

47

Waarom is de stand van verplichting bij de begroting 2022 hoger dan de stand van de uitgaven? Welke nieuwe verplichtingen zijn opgenomen sinds de Voorjaarsnota?

Verplichtingen worden meestal aangegaan voor meerjarige bijdragen. Dit kan van jaar tot jaar resulteren in een schommeling in de stand van het verplichtingenbudget. Meerdere grote meerjarige bijdragen waarvoor in een bepaald jaar een verplichting wordt aangegaan, kunnen leiden tot een hogere stand van de verplichtingen in dat jaar dan de stand van de uitgaven.

Zie ook de tabel in het antwoord op vraag 7 voor een overzicht van de nieuwe verplichtingen sinds de Voorjaarsnota.

48

Klopt het dat de begrote verplichtingen voor 2022, ten opzichte van de begrote verplichtingen voor 2021, met ruim (3,67054 – 1,573325 =) € 2,1 miljard is toegenomen?

Ja dat klopt. Het verplichtingenbudget voor 2021 is in de BHOS begroting 2021 begroot op EUR 1,573 miljard. Het verplichtingenbudget voor 2022 is in de BHOS begroting 2022 begroot op EUR 3,671 miljard. In de voorjaarsnota is het begrote verplichtingen budget voor 2021 inmiddels verhoogd naar EUR 2,418 miljard.

49

Hoe ziet het besluitvormingsproces eruit met betrekking tot het aangaan en uitbreiden van eventuele nieuwe verplichtingen?

Het ministerie hanteert voor iedere activiteit waarvoor financiering wordt aangevraagd, waaronder subsidies, een standaard beleidsuitvoeringsproces. Bij het beoordelings- en toekenningsproces van nieuwe en het uitbreiden van bestaande verplichtingen zijn meerdere medewerkers betrokken. Een financieringsaanvraag wordt volgens een standaardprocedure getoetst. Hierbij wordt vooraf vastgesteld in hoeverre deze past binnen de beleidskaders die het ministerie heeft en of er budget beschikbaar is voor financiering. Daarnaast wordt beoordeeld of een aanvrager beheersmatig de activiteiten kan verrichten. Naast deze analyses worden risico’s ingeschat ten aanzien van de omgeving waarin de activiteiten worden uitgevoerd, de aard van de activiteit, fraude en integriteit. De uitkomsten van de risicoanalyses kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan de financiering of voor het niet toekennen van financiering.

Specifiek voor subsidies geldt dat er individuele aanvragen kunnen worden ingediend maar ook dat een aanvrager kan deelnemen aan een subsidietender. Vanaf EUR 500.000 vindt een subsidietender plaats, met redenen omkleed kan hiervan worden afgeweken.

De beleidsmatige, financiële en beheersmatige toetsing en het oordeel hierbij bepalen uiteindelijk of een aanvraag voor een activiteit wordt gehonoreerd en welke vereisten aan de financiering worden gesteld.

50

Worden besluiten over het aangaan en het uitbreiden van bestaande, dan wel nieuwe verplichtingen, voorgelegd aan de ministerraad?

Nee. Met de door de ministerraad goedgekeurde begroting wordt het mandaat afgegeven voor het aangaan en uitbreiden van bestaande dan wel nieuwe verplichtingen. Zie voor het besluitvormingsproces ook het antwoord op vraag 49.

51

Op welke wijze wordt de Kamer over het aangaan en het uitbreiden van bestaande, dan wel nieuwe verplichtingen, geïnformeerd?

Over het aangaan dan wel het uitbreiden van verplichten wordt de Kamer geïnformeerd op de daarvoor geëigende momenten met de daarvoor bestemde begrotingsstukken (Voorjaarsnota, Najaarsnota, Ontwerpbegroting, Decemberbrief en het Jaarverslag).

Zie voor het besluitvormingsproces ook het antwoord op vraag 49.

52

Op welke landen, welke organisaties en projecten zien deze verplichtingen? Ten aanzien van welke landen, organisaties en projecten nemen de verplichtingen toe?

Zie het antwoord op vraag 6.

Het verplichtingenbudget in 2022 valt vooral hoger uit dan in 2021 op artikelen 3, 4 en 5 vanwege de meerjarige verplichtingen voor de jaarlijkse contributies aan een groot aantal VN-organisaties opnieuw worden aangegaan in 2022 (bijvoorbeeld UNFPA, UNHCR, UNDP en UNICEF). Deze VN-contributies worden niet op landenniveau geoormerkt.

53

Gaat u in het kader van het meer prioriteit geven aan het versterken van gezondheidssystemen ook werken aan een geïntegreerde strategie op het gebied van mondiale gezondheidszorg?

De COVID-19 pandemie laat zien dat een sterke en veerkrachtige gezondheidssector de basis is voor goede respons op onvoorziene gezondheidscrises. Daarom blijft Nederland inzetten op versterking van gezondheidssystemen, door steun te geven aan mondiale fondsen maar ook via landenprogramma’s, waar de grootste impact wordt behaald. Hierbij leggen we nadruk op goede toegang voor vrouwen, meisjes en gemarginaliseerde groepen tot basisgezondheidzorg en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Met het oog op een betere coherentie vraagt Nederland ook aandacht voor het versterken van de onderlinge afstemming en samenwerking op landenniveau tussen overheden, mondiale fondsen en maatschappelijke organisaties. De Nederlandse rol en meerwaarde zal nader worden uitgewerkt op basis van het verwachte advies van de Adviesraad Internationale Zaken ter zake.

54

Welke maatregelen c.q. subsidieregelingen voor internationaal opererende mkb’s en start-ups zijn in 2022 ten opzichte van 2021 nieuw, danwel qua financiële omvang toegenomen?

Er is sprake van een beleidsarme begroting vanwege de demissionaire status van het kabinet. Eventuele wijziging t.a.v. handelsinstrumentarium zullen onder een nieuw kabinet tot stand komen.

Dit geldt bijvoorbeeld voor de start van de opvolger van de huidige Starters International Business (SIB) regeling. Tot de komst van deze regeling zal de huidige SIB-regeling worden voortgezet. Ook vindt in 2022 een evaluatie van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) instrument plaats, op basis waarvan zal worden bezien of aanpassingen in dit instrument benodigd zijn.

Wel zullen in 2022 twee Bilaterale Innovatiesamenwerking (BIS) pilots worden gefinancierd. Dit betreft projecten waarmee innovatieve Nederlandse technologie door middel van praktijk-experimenten in «Fieldlabs» in samenwerking met lokale partijen in het doelland verder wordt ontwikkeld, getest en/of gevalideerd met het doel deze technologie op de doelmarkt te introduceren. De pilots zullen zich richten op het thema automatisering in de fruitteelt en in de kassenteelt in de Verenigde Staten.

Ook zullen in 2022 verschillende instrumenten binnen het handelsinstrumentarium qua financiële omvang toenemen. Zo zal het Partners International Business (PIB) instrument wegens grote vraag ingezet worden op 12 te ontwikkelen convenanten in 2022 i.p.v. 8 convenanten in 2021. Ook zullen in 2022 drie nieuwe meerjarige programma’s onder het Strategische Meerjarige Marktbewerking (SMM) instrument worden ontwikkeld.

Waar nodig en mogelijk zullen gedurende het jaar aanpassingen plaatsvinden in het instrumentarium om zo goed mogelijk internationaal opererende MKB ondernemingen, startups en scale-ups te kunnen ondersteunen.

55

Wat is in het licht van de geschetste negatieve impact van de pandemie de status quo op het gebied van het behalen van de Sustainable Development Goals (SDG) Is er een plan om de opgelopen achterstand weer bij te trekken?

De Secretaris-Generaal van de VN concludeerde in zijn jaarlijkse voortgangsrapport dat de wereld verder verwijderd is van het behalen van SDG’s 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 11 en 16 dan voor de COVID-19 pandemie. Daarom vindt het kabinet het belangrijk om acties ten behoeve van het behalen van de SDG’s te versnellen en te versterken. Sinds het uitbreken van de pandemie heeft Nederland daarom internationaal ingezet op het terugdringen van de negatieve effecten ervan op humanitair, medisch en sociaaleconomisch gebied (Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden: Kamerstuk 33625-293, reactie kabinet op advies AIV over wereldwijde aanpak COVID-19: Kamerstuk 33652-320, impact COVID-19 pandemie op conflictrisico’s: Kamerstuk 34952-133).

Voor 2022 zet het kabinet in op een eerlijker verdeling van vaccins, en op duurzaam, inclusief en groen herstel (tijdens en) na de COVID-19 crisis. Nederland blijft daarbij klimaatprojecten financieren in de armste en meest kwetsbare landen, onder andere via internationale fondsen zoals het Groene Klimaatfonds (GCF) en via het nationale klimaatfonds (DFCD). Ook zet Nederland in op schuldhoudbaarheid en het tegengaan van toenemende ongelijkheid onder meer middels versterking van de positie van jongeren, meisjes en vrouwen. In Europees verband loopt de COVID-19 respons onder andere via de Team Europe benadering, waarbij EUR 28,4 mrd is uitgetrokken voor mitigatie van sociaaleconomische gevolgen van de pandemie.

Op nationaal niveau kon Nederland de COVID-19 crisis relatief goed opvangen, mede dankzij een sterke economische uitgangspositie. Maar ook hier zijn kwetsbare groepen en sectoren geraakt. Gezien het belang van het bereiken van de SDG’s, ook voor Nederland, biedt de start van een nieuw kabinet een goed moment om het Plan van Aanpak voor de nationale implementatie van de SDG’s uit 2016 te actualiseren.

56

In welke programma’s voor Seksuele en Reproductieve Rechten en Gezondheid (SRGR), gendergelijkheid en empowerment voor vrouwen en meisjes is er nadrukkelijk aandacht voor inclusie van vrouwen en meisjes met een beperking? Hoeveel procent is dat van het totale budget op dit thema?

Het kabinet zet ODA-middelen voor een groot deel in in een aantal van de armste landen en regio’s in de wereld. In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan marginale en kansarme burgers een belangrijke doelstelling. Hierbij wordt niet systematisch gemonitord op specifieke subdoelgroepen. Wel zijn er concrete voorbeelden van SRGR en gendergelijkheid programma’s die zich, onder andere met Nederlandse financiering, nadrukkelijk inzetten voor gendergelijkheid en SRGR van mensen met een beperking.

Het programma «AWESOME» wordt onder Power of Women Partnerschappen gefinancierd, met Womenkind Worldwide, International Federation of Women Lawyers (Kenya)- FIDA-Kenya, Women Challenged to Challenge (WCC), Siiqqee Women’s Development Association (SWDA), Ethiopian Women with Disabilities National Association (EWDNA), Foundation for Women in Democracy (FOWODE) en National Union of Women with Disabilities of Uganda (UWDU). Dit programma richt zich op de versterking van vrouwenbewegingen, zodat deze inclusiever en minder gefragmenteerd een sterkere stem vormen om sociale normen en beleid dat hen raakt te beïnvloeden.

International Planned Parenthood Federation (IPPF), een INGO die wordt gefinancierd uit het SRGR budget, onderneemt specifieke initiatieven gericht op SRGR van mensen met een beperking. Zo zet de Federatie in op het versterken van de kennis van haar lid-organisaties over hoe deze doelgroep te effectiever te bereiken, en zijn er verschillende lid-organisaties die nadrukkelijk inzetten op het verbeteren van toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten en informatie voor deze groep.

57

Kunt u aangeven of er naast de inzet op het beschikbaar maken van vaccins, diagnostiek en beschermende middelen (supply) ook ingezet wordt op het verhogen van vaccinatiebereidheid (demand)?

Om aanspraak te maken op COVAX vaccins moeten landen een nationaal vaccinatieplan indienen. Daarin moet onder meer een communicatiestrategie zijn opgenomen om vaccinatiebereidheid te vergroten. De WHO stelt technische ondersteuning beschikbaar voor de Low and Lower Middle Income Countries bij het opstellen van hun vaccinatieplan.

58

Wat is de gerealiseerde en geplande Nederlandse bijdrage aan het internationaal coördinatiemechanisme Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) en het vaccinprogramma COVAX?

miljoen EUR

Gerealiseerd 2020–21

Gepland 2022

Totaal

COVAX (vaccins)

70

20

90

GFF (HSS)

20

20

40

Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria

17

10

27

WHO, SRPR

10

20

30

FIND (testen)

5

0

5

CEPI (R&D), non-ODA van VWS

50

50

Totaal ACT-A

172

70

242

59

Welk budget vloeit naar welke organisaties binnen de strategische partnerschappen onder het vorig jaar gelanceerde SDG 5 fonds, dat moet bijdragen aan de doelen van de Generation Equality Forum Actie coalitie van Feminist Movements and Leadership (2021–2026)?

Het budget voor 2022 is EUR 288.945.163.

Alle programma’s binnen het SDG5 fonds dragen bij aan de doelen geformuleerd voor de Actie coalitie van Feminist Movements and Leaderhip, met name doelen 1,2 & 3 van de coalitie UNW – GAP Report – EN.pdf (generationequality.org). De programma’s Leading from the South en Power of Women zijn specifiek gericht op investeringen in door vrouwen geleide, Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties. Ook binnen Women Peace and Security (WPS) neemt het werk met onder andere vrouwelijke mensenrechtenactivisten een aanzienlijke plek in.

60

Kunt u een appreciatie geven over de te leveren vaccins via het COVAX-vaccinprogramma? Ligt Nederland op koers om voldoende vaccins te leveren?

Nederland heeft toegezegd 27 miljoen vaccins te doneren, waarvan 21 miljoen aan COVAX. De verantwoordelijkheid voor de leverantie van deze vaccins ligt bij VWS. In een brief van 3 november jl. informeert VWS uw kamer dat de eerste levering van AstraZeneca vaccins rechtstreeks aan COVAX plaatsvond in de laatste week van oktober. De komende weken zal het aantal te leveren vaccins verder oplopen. Het tempo van de donaties aan Covax is afhankelijk van de productie en leveringen vanuit de fabriek.

Nederland heeft donatiemandaten getekend voor AstraZeneca en BioNTech/Pfizer vaccins, waarmee Nederland verklaart dat de faciliterende lidstaten alle vaccins waar Nederland dit jaar nog recht op heeft, aan Covax mag doneren. In totaal gaat dat om ruim 10 miljoen doses. Naar verwachting worden de Nederlandse donatiemandaten voor Janssen en Moderna op zeer korte termijn getekend.

61

Welke acties zijn voorzien in 2022 om een solidaire verdeling van vaccins dichterbij te brengen? Past het tijdelijk opschorten van het TRIPS-verdrag («waiver») met betrekking tot vaccins in deze strategie?

Nederland zal in 2022 nog eens EUR 20 miljoen lastens de BHOS begroting aan COVAX doneren, bovenop de reeds gedoneerde EUR 70 miljoen. COVAX verwacht in maart 2022 een miljard vaccins te hebben geleverd aan 92 lage en lage middeninkomenslanden, hetgeen 30% vaccinatie dekkingsgraad moet bewerkstelligen. Voor 2022 beoogt COVAX in lijn met de WHO doelstelling een wereldwijde dekkingsgraad van 70% te behalen.

Het kabinet heeft er binnen de EU op aangedrongen dat deze zich constructief opstelt wat betreft een beperkt waiver-voorstel gericht op coronavaccins. Op 13 en 14 oktober jl. vond de meest recente bijeenkomst van de TRIPS-Raad plaats. Hierin werd de discussie over intellectueel eigendom omtrent COVID-19-vaccins vervolgd, op basis van de voorstellen van India en Zuid-Afrika enerzijds, en de Europese Unie anderzijds. Het kabinet is positief gestemd.

62

In welke programma’s voor Versterking Maatschappelijk Middenveld is er nadrukkelijk aandacht voor inclusie van mensen met een beperking? Hoeveel procent is dat van het totale budget op dit thema?

De programma’s die geselecteerd zijn onder de partnerschapen van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) hebben in de probleemanalyse van hun programmavoorstel expliciet aandacht besteed aan dimensies van ongelijkheid en discriminatie en aan de consequenties van de beoogde interventies, ook voor mensen met een beperking.

De volgende drie programma’s hebben specifiek mensen met een beperking als doelgroep:

Het programma VOICE richt zich ten principale op inclusie van de meest achtergestelde groepen, dus ook mensen met een beperking.

Het programma «We are able!» met Stichting ZOA, SeeYou Foundation, Leprazending Nederland en het African Disability Forum richt zich specifiek op het versterken van de stem van mensen met een beperking in het krijgen van toegang tot land en water om zo in hun voedselzekerheid te voorzien.

Ook richt het programma «AWESOME», met Womenkind Worldwide, International Federation of Women Lawyers (Kenya)- FIDA-Kenya, Women Challenged to Challenge (WCC), Siiqqee Women’s Development Association (SWDA), Ethiopian Women with Disabilities National Association (EWDNA), Foundation for Women in Democracy (FOWODE) en National Union of Women with Disabilities of Uganda (UWDU), zich op de versterking van vrouwenbewegingen, zodat deze inclusiever en minder gefragmenteerd een sterkere stem vormen om sociale normen en beleid dat hen raakt te beïnvloeden.

De totaalbudgetten van deze drie programma’s beslaan samen 5,6% van het totale budget Versterking Maatschappelijk Middenveld.

63

Kunt u een toelichting geven op de verhouding tussen de concrete middelen voor vrouwen en meisjesrechten en de wereldwijde pushbacks tegen vrouwenrechten en SRGR?

Het kabinet maakt zich hard voor vrouwenrechten, gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) door zowel financiële steun aan programma’s en INGO’s als door stille en luide diplomatie op landen, EU en internationaal niveau. Financiële steun en diplomatie gaan hand in hand en versterken elkaar. Het kabinet zet stevig in op het in stand houden of versterken van staande internationale afspraken bij de VN en de EU. Dit is essentieel om op landenniveau, door uitvoering van programma’s en bilaterale diplomatie, voortgang te boeken op deze thema’s. Recent agendeerde Nederland in dat kader een resolutie over kind- en gedwongen huwelijken in de Mensenrechtenraad die uiteindelijk, ook door gerichte actie via het postennet, op brede wereldwijde steun kon rekenen en nu op landenniveau geïmplementeerd moet gaan worden.

64

Hoe oordeelt u over de toegankelijkheid van internationale fora zoals het Generation Equality Forum (GEF) en de Commission on the Status of Women (CSW), voor (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties en activisten die normaal moeilijk toegang hebben tot dergelijke fora?

Door de COVID-19 pandemie vond het Generation Equality Forum (GEF) in hybride vorm plaats, met het merendeel van de bijna 50,000 deelnemers online. Dit had als voordeel dat (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties en activisten die anders niet fysiek hadden kunnen deelnemen in Frankrijk en Mexico, nu wel online konden deelnemen. Tegelijkertijd waren er uitdagingen wat betreft zinvolle betrokkenheid van alle belanghebbenden, met name jongeren, niet-Engelstaligen en mensen met een beperking.

Dankzij het virtuele karakter van de CSW in 2021, was er dit jaar een zeer brede betrokkenheid vanuit het maatschappelijk middenveld in het CSW proces. Tegelijkertijd bleven er uitdagingen bestaan rondom de participatie van het maatschappelijk middenveld. Bijvoorbeeld doordat niet alle vertegenwoordigers die deel uitmaakten van een CSW regeringsdelegatie toegang kregen tot de online onderhandelingsruimte vanwege de beperkingen aan het virtuele onderhandelingsplatform.

De CSW is een forum waarbij de inbreng van het maatschappelijk middenveld altijd van belang is. Nederland staat achter het actiever betrekken van (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties en activisten. Dit is ook het streven van UN Women. Een vertegenwoordiger uit het maatschappelijk middenveld maakt deel uit van de Nederlandse delegatie.

65

Via welke programma’s wordt er geïnvesteerd in onderwijs en werk voor jongeren met een beperking? Hoeveel procent is dat van het totale budget op dit thema?

Nederland steunt de programma’s van Education Cannot Wait en het Global Partnership for Education, die zich richten op de meest kwetsbaren, waaronder kinderen of jongeren met een beperking. Ook het bilaterale Nexus Skills and Jobs programma biedt ruimte voor steun aan jongeren met een beperking. Mensen met een beperking vormen echter geen aparte doelgroep in dit beleid. Daardoor is het niet mogelijk om een percentage te verbinden aan het totale budget dat ten goede komt aan deze groep.

66

Kunt u aangeven hoeveel er komend jaar in totaal aan Education Cannot Wait (ECW) wordt bijgedragen?

Nederland steunt Education Cannot Wait (ECW) in 2022 met EUR 1 miljoen.

67

Kunt u een appreciatie geven over het nieuwe Pact voor Asiel en Migratie en de rol van de Europese Commissie hierin?

De Commissievoorstellen inzake het nieuwe Pact voor Asiel bieden een alomvattend raamwerk voor het EU migratie- en asielbeleid op zowel de interne als externe dimensie. Nederland ziet de migratievoorstellen als een basis om te werken aan een versterkt Europees migratie- en asielbeleid.

Conform de inzet in het BNC-fiche (22 112, nr. 2955) zet Nederland in op geïntensiveerde samenwerking met belangrijke landen van herkomst, transit en opvang, via een brede, partnerschapsgerichte en op maat gemaakte aanpak, bouwend op de voortgang van de afgelopen jaren. De Europese Raad heeft in juni de Europese Commissie verzocht om concrete acties en tastbare steun voor prioritaire landen te versterken en in het najaar van 2021 te komen tot Actieplannen. Inmiddels heeft de Commissie een achttal Actieplannen opgesteld. Deze aanpak is wederom besproken tijdens de Europese Raad van 21 en 22 oktober. Nederland waardeert de stappen van de Europese Commissie tot dusver en zal blijven aandringen op verdere concretisering van deze landenspecifieke aanpak met concrete doelen waarbij effectief gebruik wordt gemaakt van relevante instrumenten.

68

Hoe ziet de rol van de Jongerenadviescommissie er concreet uit, en hoe is deze samengesteld? In hoeverre worden de adviezen van de commissie daadwerkelijk overgenomen in het beleid? Zijn er al voorbeelden van gegeven adviezen en de wijze waarop daarmee is omgegaan?

De Jongerenadviescommissie gaat op 22 november officieel van start en zal functioneren als platform voor dialoog en samenwerking tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en internationale jongeren. Met deze commissie geeft het Kabinet invulling aan ambities vanuit de Youth At Heart strategie, om jongeren als leiders, partners en begunstigden meer en beter bij de totstandkoming, uitvoering en monitoring van beleid te betrekken. De Nationale Jeugdraad (NJR) coördineert de commissie gedurende een pilotperiode van 20 maanden.

De commissie zal adviseren in het uitvoeren van de jongerenstrategie en breder beleid dat betrekking heeft op jongeren, en doet daartoe gerichte aanbevelingen. Ook biedt de commissie gelegenheid aan leden om (nieuwe) onderwerpen op de agenda te zetten. De onderwerpen waarover advies of dialoog plaatsvindt bestrijken de BHOS-agenda.

Het kan voorkomen dat beleidsadviezen om bepaalde redenen niet of slechts gedeeltelijk overgenomen worden. De leden worden op de hoogte gehouden van de wijze waarop opvolging wordt gegeven aan advies of dialoog. Betekenisvolle participatie kenmerkt zich door transparantie over gemaakte keuzes.

69

Wat zijn de belangrijkste bevindingen van de tussentijdse evaluatie van het Prospects programma? Welke lessen van de COVID-19 pandemie gaan worden meegenomen in de toekomstige programmering?

De tussentijdse review van het Prospects programma zal naar verwachting in het voorjaar van 2022 worden opgeleverd. Derhalve zijn bevindingen en lessen t.b.v. toekomstige programmering op dit moment nog niet bekend.

De COVID-19 pandemie duurt nog voort; een belangrijke les is het belang en de potentie van digitalisering. Nederland zet daarom in het resterende deel van het Prospects Partnerschap – naast online onderwijs – in het bijzonder in op promotie, inclusie en bescherming van vluchtelingen in de digitale economie. Het doel daarbij is om de arbeidsomstandigheden van gedwongen ontheemden en hun gastgemeenschappen op digitale arbeidsplatforms te verbeteren en de bijbehorende digitale risico's te verminderen.

70

In welke onderwijsprogramma’s is er aandacht voor inclusie van kinderen en/of jongeren met een beperking? Hoe krijgt die inclusie vorm en hoe wordt dit gemonitord?

Het kabinet zet ODA-middelen voor een groot deel in in een aantal van de armste landen en regio’s in de wereld. In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan marginale en kansarme burgers een belangrijke doelstelling. Hierbij wordt niet systematisch gemonitord op specifieke subdoelgroepen. Wel zijn er concrete voorbeelden van onderwijs programma’s die zich, onder andere met Nederlandse financiering, nadrukkelijk inzetten voor mensen met een beperking. Nederland steunt de programma’s van Education Cannot Wait (ECW) en het Global Partnership for Education (GPE), die zich richten op de meest kwetsbaren, waaronder kinderen of jongeren met een beperking. ECW paste bijvoorbeeld in Oeganda een innovatieve benadering toe waardoor kinderen met een beperking, dankzij hulpmiddelen, toch toegang hadden tot regulier onderwijs. GPE steunt onderwijsplannen van meerdere landen, waarin expliciet aandacht is voor kinderen met een beperking (www.globalpartnership.org/results/education-data-highlights). Dat gebeurt bijvoorbeeld via opleiding van leerkrachten of het toegankelijker maken van scholen. Ook geeft het GPE Strategisch Plan 2021–2025 prioriteit aan inclusie van kinderen en jongeren met een beperking in lokale datasystemen voor onderwijs.

71

Is er aandacht voor inclusie van mensen met een beperking in noodhulp? Zo ja, op welke manier en in welke programma’s?

Binnen humanitaire hulp is er uiteraard ook aandacht voor het helpen van mensen met een handicap. Zo heeft de Inter-Agency Standing Committee (IASC), waarin de humanitaire organisaties van de VN en andere internationale noodhulporganisaties samenwerken, hiervoor een richtlijn ontwikkeld. Humanitaire hulp richt zich per definitie op de meest marginale en kansarme burgers in nood. In welke mate specifieke (sub)doelgroepen daarbij bereikt worden, wordt niet systematisch cijfermatig gemonitord, onder andere omdat dit uitvoerende organisaties een zeer grote extra administratieve last zou bezorgen.

72

In hoeverre zijn jongeren vrij eigen thema’s op te pakken, te organiseren en vragen te stellen, ook indien zij contrair zijn aan de agenda en prioriteiten? Welke (niet-financiële) steun is er voor de jongeren beschikbaar en welke middelen hebben de jongeren tot hun eigen beschikking?

De Jongerenadviescommissie biedt een podium voor advies of dialoog op beleidsonderwerpen die ofwel door het ministerie aangedragen worden ofwel door leden van de commissie. Het staat deze jongeren vrij om thema’s aan te dragen. Criteria voor besluit of een onderwerp zijn dat het onderwerp een BHOS-beleid, strategie of programma betreft met directe relevantie voor jongeren; en dat het geschikt moet zijn voor het participatieproces waarbij onderdelen als timing, mogelijkheid voor informatiedeling of geografische afbakening van belang zijn. De jongeren worden begeleid door de NJR.

73

Wat wordt bedoeld met «vernieuwing» van Nederlandse bijdragen aan de VN, de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Rode Kruis? Wat zijn hiervan de financiële en programma-inhoudelijke consequenties?

In 2022 worden nieuwe meerjarige subsidieovereenkomsten gesloten met het Nederlandse Rode Kruis (NRK) en de DRA, binnen de geldende begrotingskaders. Vanaf 2022 zal voor beide organisaties worden gewerkt met zgn. blokallocaties. Dat betekent dat de organisaties meerjarige subsidies ontvangen die aan de hand van meerjarige strategieën en geconsolideerde jaarplannen worden ingezet. Voorts stellen het NRK en de DRA zelf, in afstemming met het ministerie, beoordelingsmechanismen op voor onderliggende activiteiten.

74

Kunt u een appreciatie geven over de koppeling tussen «rechtvaardige en vreedzame samenlevingen» en de koppeling met SDG 16? Hoeveel geld wil het kabinet per subdoel begroten? En hoe worden deze gelden vervolgens besteed?

De SDGs zijn de internationale leidraad voor het BHOS-beleid. SDG 16 (rechtvaardige, vreedzame en inclusieve samenlevingen) vormt de leidraad van de Nederlandse inzet ten behoeve van rechtvaardige en vreedzame samenlevingen. De Nederlandse inzet richt zich op het bevorderen van legitieme stabiliteit, waarbij burgers zich vertegenwoordigd en veilig voelen. Hierbij concentreert Nederland zich op het versterken van de weerbaarheid van mensen in fragiele gebieden, door bij te dragen aan een beter functionerende rechtsorde (o.a. toegang tot recht), het versterken van inclusieve vredes- en politieke processen (o.a. het versterken van democratische instellingen) en het bevorderen van legitieme stabiliteit (o.a. hervormen van de veiligheidssector en ontmijning van voormalige conflictgebieden).

Elk van deze thema’s dragen bij aan de bevordering van SDG16, en verwante SDGs, zoals SDG5.2 (geweld tegen vrouwen en meisjes) en SDG10.2 (sociale, economische en politieke inclusie). Nederland is ook actief om SDG16 internationaal te bevorderen met een door NL opgerichte internationale coalitie voor een mensgerichte benadering van toegang tot recht (zie vraag 211).

Het Kabinet hanteert geen specifieke begroting per subdoel van SDG16. In de begroting is de verdeling van middelen onder veiligheid en rechtstaatontwikkeling over de bovengenoemde thema’s zichtbaar. Deze middelen worden besteed via de instrumenten subsidies en bijdragen. Dit gebeurt deels vanuit centraal gefinancierde programma’s en deels vanuit decentraal gefinancierde programma’s van ambassades, in samenwerking met multilaterale en niet-gouvernementele organisaties.

75

Worden de ervaringen en lessen van Afghanistan meegenomen bij de invulling van de geïntegreerde inzet van ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en missies en operaties?

Zoals aan de Kamer toegezegd (Kamerbrief «Stand van zaken Afghanistan» d.d. 14 september 2021, Kamerstuk 2021D33279 en Kamerbrief «Stand van zaken Afghanistan» d.d. 11 oktober 2021, Kamerstuk 1708183576-83), stelt het kabinet een extern onafhankelijke onderzoek in naar het resultaat van twintig jaar Nederlandse inzet in Afghanistan. Daaronder valt vanzelfsprekend de geïntegreerde inzet. Lessen die hieruit voortkomen zullen met oog voor de context in acht worden genomen bij de invulling van geïntegreerde inzet elders.

76

Welke concrete acties zijn voor 2022 voorzien om betrokkenheid en zeggenschap van lokale spelers en getroffen gemeenschappen te vergroten? Met welke actoren werkt u hierop samen?

De betrokkenheid en zeggenschap van door armoede en crises getroffen gemeenschappen, vluchtelingen, intern ontheemden en migranten is van groot belang in al onze programmering. Dit gebeurt onder andere doordat Nederlandse OS- partners intensief samen werken met lokaal maatschappelijk middenveld, lokale leiders, vrouwenorganisaties, jeugdbewegingen of andere legitieme vertegenwoordigers van de gemeenschap en legitieme (nationale en lokale) overheden. Nederland werkt vanuit een mensgerichte benadering, die uitgaat van de perspectieven van de lokale bevolking op zaken als veiligheid en rechtvaardigheid, gekoppeld aan een accurate duiding van de lokale politiek – economische context, welke gezamenlijk de basis zijn voor een zo duurzaam mogelijke ontwikkelingsgerichte aanpak.

In 2022 zijn vanuit deze «lokaliseringsaanpak», gericht op het versterken van de veerkracht en weerbaarheid van de getroffen gemeenschappen, onder meer de volgende concrete acties voorzien:

  • Het zo direct mogelijk financieren van lokale spelers via nieuwe of bestaande modaliteiten, waarbij op landenniveau met alle relevante stakeholders, inclusief directe doelgroepen, een duidelijke probleemstelling wordt geformuleerd en een daarop toegesneden programma wordt ontworpen;

  • In Somalië is de Nederlandse meerjarige programmering gericht op herstel van vertrouwen tussen overheid en bevolking en legitieme stabiliteit. Er zijn voor de uitvoering meerdere consortia van «ngo’s geselecteerd, die werken aan toegang tot recht, transitional justice en inclusief bestuur. De programma’s zijn lokaal getoetst en geworteld. Er wordt uitgegaan van een probleemgedreven aanpak, die iteratief wordt bijgesteld om optimaal om te gaan met politieke, maatschappelijke en andere lokale ontwikkelingen en uitdagingen. De programma’s zijn zodanig opgezet dat ze in deze fragiele context snel kunnen reageren als de politieke realiteit wijzigt en er met maximale participatie en instemming van de betrokken bevolking een nieuwe conflictanalyse of aanpak moet worden geïdentificeerd. Centraal staan het opbouwen van vertrouwensrelaties en open communicatielijnen waardoor alle data en informatie voor alle betrokkenen toegankelijk zijn.

  • Er wordt een nieuw project opgezet om de beschermingssituatie van vluchtelingen te monitoren via directe online feedback van vluchtelingen en real-time data-vergaring.

Richting de VN, Wereldbank en de EU bepleit Nederland het uitvoeren van gezamenlijke conflictanalyses door en met lokale experts en organisaties.

77

Ziet u een rol voor Internationale Organisatie voor Migratie Nederland – zo mogelijk in samenwerking met UNHCR Nederland – in het informeren van het Nederlandse publiek over de brede relatie tussen migratie en ontwikkeling, inclusief opvang in de regio versus opvang in Europa, en de rol van ODA in het tegengaan van gedwongen migratie en ontheemding?

De Internationale Organisatie voor Migratie en de VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR hebben een zelfstandig mandaat voor het helpen en assisteren van migranten, ontheemden (IOM) en vluchtelingen (UNHCR). Onderdeel van dit mandaat is ook de pleitbezorging voor de bescherming en assistentie aan deze groepen, alsook het belichten van de vele facetten van het veld waarin zij werken, zoals de relatie tussen migratie en ontwikkeling. Het creëren en behouden van maatschappelijk draagvlak is daar een onderdeel van. Zij doen dit door middel van brede publiekscampagnes, gekoppeld aan een goed georganiseerde website in het Nederlands, en – zoals bij UNHCR – het inzetten van bekende personen als ambassadeur van hun organisatie.

78

Kunt u aangeven in hoeverre de inzet voor de COVID-19 respons via de VN en andere multilaterale kanalen ten goede komt aan lokale hulporganisaties?

De bij ACT-A betrokken partners zoals WHO en GFATM werken op landenniveau veel samen met lokale NGO’s met name waar het gaat om inzet op gemeenschapsniveau, zoals voor outreach activiteiten en voorlichtingscampagnes. Dat geldt in mindere mate ook voor de Global Financing Facility (GFF) die zich richt op geïntegreerde ondersteuning van het nationale gezondheid systeem, waarbij bijvoorbeeld het nationale laboratorium en regulering van medische middelen en diensten relevant zijn.

In de meeste ontvangende landen is UNICEF verantwoordelijk voor de distributie van gedoneerde COVAX vaccins. Lokaal werkt UNICEF samen met hulporganisaties die zorgverleners trainen om vaccins veilig te zetten en om via campagnes mogelijke zorgen weg te nemen en de vaccinatiebereidheid te vergroten.

79

Hoe veel budget is er binnen de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gereserveerd voor SDG16.10?

Binnen de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt niet specifiek per SDG target budget gereserveerd. Verschillende onderdelen van begrotingsartikelen zijn hierop van toepassing, waardoor een exact bedrag niet te geven is.

80

Kunt u duiding geven over «internationale klimaatactie» waarbij wordt ingezet op gebieden waar Nederland het grootste verschil kan maken, zoals Afrika en Azië? Waarom niet op Europa waar we onderdeel van zijn, of Zuid Amerika en in het bijzonder Brazilië?

Voor een beschrijving van de Nederlandse inzet op internationale klimaatactie verwijs ik u naar de kamerbrief Voortgang mondiale klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31793–199; 28 mei 2021). In Azië bevinden zich grote uitstoters van broeikasgassen en opkomende economieën met toekomstige uitstoot. Nederland kan vooral een verschil maken in landen waar al intensief mee wordt samengewerkt. Zo werkt Nederland met diverse economische prioriteitsmarkten zoals China, Japan, Zuid-Korea en ASEAN-5 actief samen op het terrein van klimaat. Verder zijn in Afrika veel opkomende economieën met toekomstige uitstoot en is bovendien de noodzaak van klimaatadaptatie groot. De inzet ziet wat betreft ontbossing ook op het Amazonegebied inclusief Brazilië. Binnen Europa is Nederland ook actief. Zo heeft Nederland in de EU succesvol gepleit voor een hoge klimaatambitie van 55% emissiereductie in 2030 en samen met andere EU lidstaten wordt de komende jaren gewerkt aan de uitvoering van de green deal.

81

Kunt u toelichten wat er bedoeld wordt met extra aandacht aan arme en kwetsbare groepen, in het bijzonder vrouwen, en op welke manieren aan deze groepen aandacht zal worden besteed tijdens de Commission on the Status of Women (CSW) in 2022?

Tijdens de onderhandelingen over de slotverklaring van CSW probeert Nederland, samen met gelijkgezinde landen, een focus te leggen op intersectionaliteit. Deze aanpak legt nadruk op de rechten van vrouwen in al hun diversiteit. Intersectionaliteit gaat over de notie dat individuen in een samenleving discriminatie en onderdrukking ondervinden op grond van een veelvoud van factoren.

Intersectionaliteit is het idee dat verschillende delen van identiteit, zoals geslacht, gender identiteit en expressie, seksuele oriëntatie, etniciteit, klasse, religie, gezondheid, onderwijsniveau, en nog veel meer, elkaar beïnvloeden. Dat betekent dat het in een analyse van ongelijkheden niet slechts moet gaan over vrouwen en meisjes maar dat er ook oog moet bestaan voor de verschillen binnen die groepen.

82

Bent u voornemens om de vertegenwoordiger van het Nederlandse maatschappelijk middenveld systematisch onderdeel te laten zijn van de overheidsdelegatie gedurende de Commission on the Status of Women (CSW) in 2022 en de voorbereidingen daarop?

Sinds 2018 is een vertegenwoordiger uit het maatschappelijk middenveld steeds onderdeel geweest van de delegatie. De ervaringen daarmee zijn zeer positief. Daarom wordt deze aanpak gecontinueerd.

Zoals gebruikelijk staan het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de aanloop naar en tijdens de CSW nauw in contact met het maatschappelijk middenveld om inbreng op te halen voor de onderhandelingen over de CSW slotverklaring.

83

Wat is de inzet van het kabinet tijdens Commission on the Status of Women (CSW) in 2022 met betrekking tot het creëren van ruimte voor maatschappelijke organisaties en individuele activisten om betekenisvol te participeren en te spreken in panels en andere bijeenkomsten?

Het kabinet blijft zich inspannen voor de betekenisvolle deelname en participatie van maatschappelijke organisaties en individuele activisten bij de CSW. Zo onderhoudt de Permanente Vertegenwoordiging (PV) van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties (VN) in New York in aanloop naar de CSW van 2022 nauw contact met Bureauleden van de CSW over het vergroten van de ruimte voor de betekenisvolle participatie van het maatschappelijk middenveld. Dit gebeurt op basis van aanbevelingen die zijn geformuleerd door het maatschappelijk middenveld in Nederland (waaronder de organisaties WO=MEN en Atria).

Daarnaast zal Nederland het maatschappelijk middenveld – net als voorgaande jaren – vanaf een vroeg stadium betrekken bij de organisatie van side-events en panel discussies rondom de CSW 2022. Tot slot roept Nederland andere landen ook op om het maatschappelijk middenveld te betrekken in de voorbereidingen van de CSW.

84

Bent u bereid zich in te zetten voor het transparanter maken van de onderhandelingen over de Agreed Conclusions tijdens de Commission on the Status of Women (CSW) in 2022?

Ja. Zie ook de antwoorden op de vragen 82 en 83.

85

Kunt u aangeven in hoeverre en voor hoeveel er grants zijn verstrekt en zullen worden verstrekt aan lokale organisaties op gemeenschapsniveau en aan maatschappelijke organisaties ten behoeve van inclusieve duurzame bottom-up klimaatadaptatie-initiatieven op lokaal initiatief en in lokaal beheer (gemeenschapsniveau)?

Subsidies voor klimaatadaptatie lopen hoofdzakelijk via programma’s van multilaterale en internationaal en nationaal werkende organisaties. Daarin staat een inclusieve en vraag gestuurde benadering centraal en worden lokale organisaties en gemeenschappen nauw betrokken. Daarnaast financiert Nederland partnerschappen onder het Power of Voices subsidiekader die versterking van lokale maatschappelijke organisaties beogen die pleiten voor klimaatrechtvaardigheid en door lokale gemeenschappen geleide adaptatie.

86

Hoe zorgen de projecten binnen het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) ervoor dat de middelen ook ten goede komen aan klimaatadaptatie en overlevingsstrategieën van de meest kwetsbare gemeenschappen en de meest kwetsbare gemeenschapsleden?

Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) heeft als doel om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij hun strijd tegen (de gevolgen van) klimaatverandering. Een van de voorwaarden van het DFCD is dat de projecten waarin het investeert ook een ontwikkelingsimpact hebben op een kwetsbare groep. Deze voorwaarde is onderdeel van de assessmentcriteria waarmee projecten worden beoordeeld voordat ze in aanmerking komen voor financiering vanuit het fonds.

87

Is er informatie beschikbaar over of en hoe middelen worden besteed voor gender doelstellingen en het vanaf het begin betrekken van vrouwen bij DFCD initiatieven? Wat is de gender impact tot op heden?

Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) heeft als doel om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij hun strijd tegen (de gevolgen van) klimaatverandering. Gender wordt als doorsnijdend thema meegenomen bij projecten van het DFCD, maar heeft geen eigen doelstellingen. Over de genderimpact en de betrokkenheid van vrouwen bij DFCD initiatieven kan op dit moment nog weinig gezegd worden: de projecten die tot nu toe door het fonds zijn gecommitteerd zijn pas net van start gegaan.

88

Heeft u reeds inzichten in aanvullende financiering (leveraging) vanuit de private sector ter aanvulling van initiële € 160 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het budget van de overheid voor het DFCD?

Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) mobiliseerde in 2020 voor bijna EUR 12 miljoen aan private financiering binnen projecten. De verwachting is dat dit bedrag zal toenemen over de komende jaren wanneer meer projecten worden gecommitteerd en private financiers in het fonds stappen.

89

Wat is de verwachting van de hoogte van de middelen voor het DFCD die in de projecten blijven op basis van de uitstaande leningen en revolverende fondsen aan het eind van de periode van vier jaar? Hoe zullen deze middelen daarna beheerd worden?

Het is de verwachting dat alle subsidiemiddelen gecommitteerd zijn binnen een half jaar na de laatste subsidieuitkering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De inkomsten van projecten worden gebruikt voor nieuwe klimaatrelevante projecten. Het fonds revolveert niet voor 100% en zal daarmee in de tijd afnemen. De fondsmanager blijft de middelen beheren en weer uitzetten tot 2037.

90

Kent het DFCD een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie en zullen daarin sociale criteria, waaronder gender en bescherming en veerkracht van de allerarmsten, worden meegenomen?

Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) kent iedere 5 jaar een tussenevaluatie en aan het einde van de looptijd van het fonds in 2037 zal een eindevaluatie plaats vinden. In de evaluaties worden ook sociale criteria meegenomen met nog nader te bepalen subcategorieën.

91

Welk deel van de klimaatfinanciering is additioneel aan het ODA-budget?

De Nederlandse publieke klimaatfinanciering wordt geheel uit ODA gefinancierd.

92

Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de verdeling tussen mitigatie en adaptatie is voor deze financieringsstroom via de multilaterale instellingen?

Van de geoormerkte financieringsstroom via multilaterale instellingen gaat 70% naar adaptatie en 30% naar mitigatie. De verdeling tussen adaptatie en mitigatie is niet bekend bij de ongeoormerkte financieringsstroom via multilaterale instellingen.

93

Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de verdeling tussen mitigatie en adaptatie is voor de private klimaatfinanciering?

Voor de private klimaatfinanciering kan die verdeling op dit moment nog niet worden gemaakt omdat de gegevens van met name de multilaterale ontwikkelingsbanken op fonds- of programma-niveau beschikbaar worden gesteld (zie ook antwoord op vraag 94).

94

Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de landenverdeling van private klimaatfinanciering eruit ziet?

Van de private klimaatfinanciering die door de multilaterale ontwikkelingsbanken wordt gemobiliseerd (ongeveer de helft van de alle gemobiliseerde private klimaatfinanciering), kan op dit moment niet worden gespecificeerd in welke landen dit wordt uitgegeven omdat de gegevens op fonds- of programma-niveau beschikbaar worden gesteld. Een fonds of programma ondersteunt meestal diverse landen. De multilaterale ontwikkelingsbanken en de OESO werken sinds 2020 samen om de uitwisseling van informatie op landenniveau te verbeteren.

Van het deel van de bilaterale financiering, bijvoorbeeld via DFCD, waarvoor wel op landenniveau kan worden gespecificeerd, gaat het grootste deel naar lage inkomenslanden en lage middeninkomenslanden in Afrika en Azië. Een zeer beperkt deel gaat naar Zuid-Amerikaanse landen.

95

Welk deel van de private klimaatfinanciering gaat naar de minst ontwikkelde landen?

Zie antwoord op vraag 94.

96

Is er aandacht voor inclusie van mensen met een beperking in voedselzekerheid, water en klimaatbeleid? Zo ja, op welke manier en in welke programma’s?

Het kabinet zet conform de BHOS nota «Investeren in Perspectief» de ODA-middelen voor een groot deel in in een aantal van de armste landen en regio’s in de wereld. In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan gemarginaliseerde en kansarme burgers een belangrijke doelstelling.

97

Integreert u gezonde voeding, schoon water en goede sanitaire voorzieningen in de internationale aanpak van de bestrijding van COVID-19?

Ja, gezonde voeding, schoon water en goede sanitaire voorzieningen maken integraal onderdeel uit van de activiteiten die worden gefinancierd voor de bestrijding van COVID-19. Bijvoorbeeld het door Nederland mede ondersteunde Global Alliance for Improved Nutrition programma Keeping Food Markets Working integreert gezonde voeding in de internationale aanpak van de bestrijding van COVID-19. Binnen WASH programma’s is naast het verbeteren van toegang tot drinkwater en sanitatie voorlichting gegeven op gebied van hygiëne ter bestrijding van COVID-19. Twee organisaties, te weten UNICEF en het WASH SDG Consortium, hebben met extra financiële ondersteuning van Nederland persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekt aan gezondheidswerkers en extra water- en sanitaire voorzieningen aangelegd in publieke ruimten, scholen en gezondheidscentra.

98

Op welke manier(en) wordt publiek ontwikkelingsgeld als hefboom gebruikt voor private en andere vormen van financiering, waardoor het financieringstekort voor SDG 6 (schoon water en sanitatie) afneemt?

Nederland financiert en ondersteunt een aantal organisaties dat zich specifiek bezighoudt met het mobiliseren van privaat kapitaal om de financing and service gap van SDG6 te verkleinen. Organisaties als Aqua for All en WASTE dragen daaraan bij door technische assistentie te geven voor de opschaling van lokale waterbedrijven, zodat die bedrijven grotere investeringen kunnen aantrekken van lokale financieringsinstellingen. Daarnaast werken deze organisaties ook aan het versterken van de aanbodzijde, door met garanties, «de-risking» en «first/second loss» structuren meer private en institutionele investeerders aan te trekken voor de watersector.

Door deze innovatieve organisaties te ondersteunen wordt publiek ontwikkelingsgeld als hefboom gebruikt om het financieringstekort voor SDG6 te verkleinen. Tot nu toe is een hefboomratio van minimaal 1 op 3 bereikt: voor elke euro geïnvesteerd, is 3 euro privaat kapitaal gemobiliseerd.

99

Hoe beoordeelt u de resultaten van de 5e Europese Unie (EU) – Afrikaanse Unie (AU) top? Is de verwachting dat de 6e EU-AU top op de door Nederland gemarkeerde prioriteiten stevige afspraken gaat opleveren? Waar liggen met name de gevoeligheden tussen de EU en de AU?

De 5e AU-EU top in 2017 in Abidjan heeft een aantal belangrijke resultaten opgeleverd voor het EU-Afrika partnerschap. Zo werden in de gezamenlijke verklaring gedeelde prioriteiten voor het partnerschap in de daaropvolgende jaren vastgelegd (investeren in mensen; vrede, veiligheid en goed bestuur; migratie en mobiliteit; en het mobiliseren van investeringen) en legde de top de basis voor een Memorandum of Understanding on Peace, Security and Governance. Ook werd tijdens deze top een AU-EU-VN Taskforce opgericht, naar aanleiding van de schrijnende situatie in Libië.

Het kabinet vindt met name afspraken op het gebied van klimaat, banen, landbouw en voedselzekerheid, irreguliere migratie en veiligheid, antiterrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit van belang. Het is de verwachting dat tijdens de 6e EU-AU top verdere opvolging wordt gegeven aan eerder vastgestelde gemeenschappelijke prioriteiten (zoals banen en investeringen, migratie en vrede en veiligheid) en ook werk wordt gemaakt van aanvullende gedeelde belangen (zoals klimaat en groene transitie). Hiervoor werd tijdens de AU-EU ministeriële op 26 oktober jl. in Kigali een goede basis gelegd, zoals blijkt uit de gezamenlijke verklaring van de ministeriële (20211026-au-eu-fam-meeting_joint-communiqué.pdf (Europa.eu)).

Gevoeligheden binnen het EU-AU partnerschap liggen met name op het gebied van herstel na COVID-19, en de toegang tot coronavaccins, schuldenproblematiek, klimaatbeleid en -financiering en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Nederland moedigt de EU aan om met name op deze onderwerpen in aanloop naar de Top aanvullende outreach richting de AU en diens lidstaten te doen en draagt hier zelf ook aan bij.

100

Kunt u aangeven welk bedrag van het EU-instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) naar het European Fund for Sustainable Development+ (ESDF+) gaat? Op welke wijze wordt dit toebedeeld?

Met het European Fund for Sustainable Development + (EFSD+) worden ontwikkelingsbanken gestimuleerd om investeringen te doen in impactvolle projecten door een deel van het risico te dragen. De Europese Commissie streeft er naar met het EFSD+ maximaal EUR 53,4 miljard aan garanties te verstrekken. Voor de dekking van deze garanties zal maximaal EUR 10 miljard aan financiële middelen uit het NDICI apart gezet worden.

Het uiteindelijke totale bedrag aan EFSD+-middelen vanuit NDICI zal afhankelijk zijn van de goedgekeurde programmavoorstellen, de invulling van de hiervoor benodigde garanties en de daarbij te dekken financiële risico’s. Het zogenoemde «voorzieningspercentage», het deel van garantie dat de Europese Commissie opzij moet zetten om de risico’s te kunnen dekken, wisselt per programma en ligt tussen de 9% en 50%.

In principe volgt het EFSD+ de programmeringscyclus van het NDICI, waaronder op de regionale verdeling van de middelen. Daarnaast worden in de Strategische Board van het EFSD+ de politieke en thematische prioriteiten die zijn vastgelegd in de NDICI-verordening verder uitgewerkt. De concrete programmavoorstellen zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de EU-lidstaten via de operationele raden (boards) van regionale investeringsplatforms.

101

Kunt u een overzicht geven van het budget dat gereserveerd is voor het tegengaan van Kinderarbeid en wat daarbinnen voor onderwijs is gereserveerd?

In de periode 2018–2024 is EUR 93,4 miljoen beschikbaar voor het tegengaan van kinderarbeid. Dit bedrag gaat naar het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (EUR 35 miljoen), het ACCEL-programma van de ILO (EUR 23,5 miljoen) en het programma Work: No Child’s Business (EUR 34,9 miljoen). Voor 2022 is in totaal EUR 7 miljoen begroot voor deze programma’s.

Een onderverdeling voor de inzet op onderwijs is niet mogelijk omdat genoemde programma’s zich op een integrale aanpak van kinderarbeid richten.

102

Heeft u rekening gehouden met de invoering van de Wet Zorgplicht Kinderarbeid in het budget voor aanpak mondiale ketenverduurzaming?

In de begroting is rekening gehouden met de invoering van IMVO-wetgeving, hetzij de Wet Zorgplicht Kinderarbeid, hetzij een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Het is op dit moment echter nog lastig in te schatten welke kosten precies wanneer gemoeid zullen zijn met invoering van wetgeving. Het kabinet heeft in de IMVO-beleidsnota aangegeven in te zullen zetten op de totstandkoming van IMVO-wetgeving, bij voorkeur op EU-niveau. Het kabinet verwacht dat de Europese Commissie dit jaar nog een wetgevend voorstel publiceert, waarin de reikwijdte, eisen en het toezicht worden gespecificeerd. Bij de reservering van middelen op de begroting is inschatting van de kosten gemaakt die gemoeid zijn met het inrichten van toezicht Deze inschatting is grofmazig en gebaseerd op de kosten van het reeds ingerichte toezicht op de EU Conflictmineralenverordening.

103

Is er voor 2022 en daarna al budget gereserveerd voor de invoering van wetgeving voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, bijvoorbeeld om het toezicht te financieren?

Ja, er zijn meerjarig middelen gereserveerd voor de invoering van IMVO-wetgeving (zie ook het antwoord op vraag 102). In 2022 is EUR 1.950.000 gereserveerd voor wetgeving. Van 2023 tot en met 2025 is er jaarlijks EUR 3.900.000 gereserveerd. Dit zijn middelen die bovenop de bestaande middelen voor het IMVO-beleid komen, zoals de middelen voor sectorale samenwerking en Internationale Sociale Voorwaarden (ISV).

104

Hoeveel geld is in 2022 gereserveerd voor de campagne StartenmetdeOESO-richtlijnen.nl?

In de periode 2020–2021 heeft het ministerie een campagne uitgevoerd om bedrijven te stimuleren om met de OESO-richtlijnen aan de slag te gaan. Het ministerie maakte voor de periode 2020–2021 budget vrij voor verschillende campagneactiviteiten, zoals een telefonisch benadering, een campagnewebsite en een webinar. Er is geen nieuwe campagne voorzien voor de periode 2022–2023 en dus ook geen budget gereserveerd.

105

Hoe worden bedrijven die met financiering van de Nederlandse overheid actief zijn in het buitenland gehouden aan richtlijnen voor toegankelijkheid voor mensen met een beperking?

De overheid verwacht van alle bedrijven in Nederland dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als bedrijven aanspraak willen maken op financiering voor internationaal ondernemen, moeten zij laten zien dat zij de OESO-richtlijnen naleven. Deze richtlijnen schrijven onder meer voor dat ondernemingen zich in hun activiteiten laten leiden door het principe van gelijkheid van arbeidskansen en gelijke behandeling. Hierbij dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen medewerkers op grond van een handicap. Voorts zijn bedrijven gehouden aan de lokale wet- en regelgeving op het gebied van toegankelijkheid voor mensen met een beperking.

106

Is er een bepaald percentage binnen het Innovatiefonds specifiek gereserveerd voor Nederlandse vrouwelijke onderneemsters en lokale vrouwelijke onderneemsters? Hoe groot is dit aandeel?

De innovatiemiddelen worden besteed via een spoor voor Nederlandse ondernemers en een spoor voor lokale ondernemers. Er is geen specifieke reservering voor vrouwelijke ondernemers. Vrouwelijke ondernemers worden expliciet gestimuleerd deel te nemen en de sporen worden gendersensitief aangestuurd. Binnen het lokale spoor moet minimaal 40 procent van de deelnemers vrouw zijn.

107

Welk bedrag is beschikbaar voor de ondersteuning van de bestaande IMVO-convenanten in 2022 en 2023? Is er ook financiering beschikbaar voor de ondersteuning van nieuwe initiatieven voor sectorale samenwerking?

Voor de ondersteuning van de lopende convenanten, convenanten in onderhandeling en nieuwe sectorale samenwerking (in ontwikkeling) is in 2022 en 2023 jaarlijks een budget van 2,3 miljoen euro beschikbaar.

Via het FVO is voor 2022 en 2023 reeds 2,1 miljoen euro toegekend aan maatschappelijke organisaties voor hun rol bij de uitvoering van de IMVO-convenanten. Naast deze toekenning is er in 2022 nog 450.000 euro beschikbaar voor aanvragen door maatschappelijke organisaties.

108

Is er financiële ruimte in 2022 om de toepassing van de Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) in het inkoopbeleid van de rijksoverheid te verbeteren? Zo ja, in welke begroting?

Momenteel werken BZK, BZ en SZW gezamenlijk aan een uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden (ISV). Hierin wordt eerder aangekondigd beleid op het gebied van ISV, vertaald in concrete acties die zorgen voor een betere toepassing van ISV in het inkoopbeleid van het Rijk. De dekking voor deze acties zal worden gevonden in de begrotingen van BZK en BHOS; hiermee is reeds rekening gehouden. Daarnaast is er budget gereserveerd voor de uitvoering van het Nationaal Plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2021–2025, gecoördineerd door het Ministerie van IenW. Het stimuleren van de toepassing van ISV door medeoverheden maakt hier onderdeel van uit. Op de begrotingen van BHOS en SZW is hiervoor een bijdrage van gemiddeld 240.000 per jaar gereserveerd.

109

Hoeveel ambassades (en welke) zullen in 2022 de IMVO-richtlijnen voor het postennet uitvoeren?

In 2019 zijn naar aanleiding van de motie Diks/Van den Hul (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 34) de IMVO-richtlijnen voor het postennet uitgebreid en geactualiseerd. De geüpdatete richtlijnen zijn verspreid onder alle posten. In februari 2021 is ook aan de kamer gerapporteerd over het gebruik van de richtlijnen door de posten.

De actieve inzet van de posten is in belangrijke mate vraaggestuurd en hangt in grote mate af van de activiteit en de behoeften van het Nederlandse bedrijfsleven in het land in kwestie. De ondersteuning van de posten bij het toepassen van de IMVO-richtlijnen voor de posten wordt voortgezet langs de ingeslagen weg. Steeds vaker nemen posten het initiatief om evenementen op het gebied van IMVO te organiseren. Zij worden hierbij ondersteund door het departement in Den Haag. De posten leveren een belangrijke bijdrage bij het uitvoering geven aan ons beleid buiten Nederland en beide partijen weten elkaar steeds beter te vinden.

110

Worden er bij de beoordeling van financieringsaanvragen van bedrijven criteria of richtlijnen gebruikt die de naleving van de rechten van mensen met een handicap waarborgen (namelijk toegankelijkheid van diensten en goederen en inclusief werkgeverschap)? Zo ja, welke criteria of richtlijnen zijn dat en hoe worden deze toegepast?

Zie antwoord op vraag 105.

111

Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven worden door de Nederlandse ambassade begeleid bij het vervullen van hun IMVO verantwoordelijkheden in Saudi Arabië? In welke sectoren werken deze bedrijven? Hoeveel van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven?

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de Nederlandse ambassade in Saoedi-Arabië.

Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.

In 2020 deden bedrijven ongeveer 400 keer een beroep op de economische dienstverlening van de ambassade in Saoedi-Arabië. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren: energie, infrastructuur, land- en tuinbouw, gezondheidszorg, entertainment, creatieve industrie en in mindere mate afval- en watermanagement.

De ambassade in Riyad zet zich primair in voor het MKB. Het merendeel van de vragen komt dan ook van het MKB.

112

Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven worden door de Nederlandse ambassade begeleid bij het vervullen van hun IMVO verantwoordelijkheden in China? In welke sectoren werken deze bedrijven? Hoeveel van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven?

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de ambassade, consulaten-generaal en NBSO’s in China.

Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.

In 2020 deden bedrijven circa 1900 keer een beroep op de economische dienstverlening van het economisch postennetwerk. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren: textiel, energie, chemie, ICT en landbouw. Het postennet zet zich primair in voor het MKB. Het merendeel van de vragen komt dan ook van het MKB. Specifiek op het gebied van IMVO ziet het postennet dat in het laatste jaar steeds vaker wordt gevraagd om gericht advies door MKB-bedrijven. Daarnaast zijn in het laatste jaar de volgende concrete evenementen georganiseerd in groepsverband, vanwege COVID vaak digitaal:

  • I.s.m. VNO-NCW:

    • o Voorlichting voor bedrijven die nieuw zijn op de Chinese markt.

    • o Voorlichting voor bedrijven met eerdere ervaring op de Chinese markt.

  • Besloten sessie over IMVO in China binnen de textielsector.

  • IMVO meegenomen in de China Business Week, georganiseerd door RVO.

  • Opstellen van China-specifieke e-learning binnen de International Business Academy (door RVO, in opdracht van BZ).

  • Samenwerking met relevante partners in China ter versterking van IMVO

113

Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven worden door de Nederlandse ambassade begeleid bij het vervullen van hun IMVO verantwoordelijkheden in Rusland? In welke sectoren werken deze bedrijven? Hoeveel van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven?

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de Nederlandse ambassade en het consulaat-generaal in Rusland.

Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.

In het afgelopen jaar deden bedrijven ruim 800 keer een beroep op de economische dienstverlening van genoemde posten. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren: landbouw, energie, duurzaamheid, transport, maritiem en gezondheidszorg. Hierbij ging het onder andere om het identificeren van commerciële kansen en mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven, het geven van voorlichting en advies over de Russische markt en zakenpartners, het organiseren van (regionale) missies, seminars en beursdeelnames en het bij elkaar brengen van netwerken. De ondersteunde bedrijven betroffen voornamelijk Nederlandse MKB-bedrijven.

114

Op welke manier is invulling gegeven aan het IMVO-beleid ten aanzien van de handel met Qatar? In hoeverre beperken de restricties op het gebied van vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering de mogelijkheid van bedrijven om effectieve gepaste zorgvuldigheid toe te passen?

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de ambassade in Qatar.

Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.

In 2020 deden meer dan 150 bedrijven een beroep op de economische dienstverlening van de ambassade in Qatar. Vragen kwamen het vaakst voor in de volgende sectoren: water, energie, voedsel, gezondheidszorg en sport. De ambassade zet zich primair in voor het MKB. Het merendeel van de vragen komt dan ook van het MKB.

Restricties op het gebied van vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering kunnen het lastiger maken voor bedrijven om effectieve gepaste zorgvuldigheid toe te passen. Juist daarom is het belangrijk om Nederlandse bedrijven te wijzen op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO, en in gesprek te gaan over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. In Qatar doet de ambassade dit actief met in Qatar gevestigde Nederlandse bedrijven en met bedrijven die interesse tonen in zaken doen in Qatar, bijvoorbeeld tijdens een speciale ronde tafel. Hierbij worden ook internationale organisaties betrokken, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie.

115

Wat is het mandaat en de werkwijze van het «steunpunt IMVO», en wat is de betrokkenheid hierbij vanuit andere ministeries?

Bij de totstandkoming van de beleidsnota van het kabinet («Van voorlichten tot verplichten»), waarin het besluit staat om een IMVO steunpunt op te richten, zijn relevante ministeries uiteraard betrokken geweest. Momenteel wordt gewerkt aan het verstrekken van een opdracht om het steunpunt in te richten bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Dit agentschap is goed bekend bij de beoogde doelgroep en heeft ook nu al een rol in het uitvoeren van delen van het IMVO-beleid van de rijksoverheid. Momenteel wordt in samenwerking met RVO de werkwijze van het steunpunt verder uitgewerkt.

Het steunpunt zal de informatie en hulpmiddelen die al beschikbaar zijn voor gepaste zorgvuldigheid ontsluiten, aangevuld met benodigde dienstverlening die nu nog niet beschikbaar is. Dit is de beoogde werkwijze van het steunpunt.

Hierbij zullen relevante ministeries worden betrokken, evenals organisaties reeds actief op het gebied van het bevorderen van IMVO.

116

Kunt u, gezien de oplopende vertraging zowel in de Nederlandse IMVO beleidsontwikkelingen, als in het EU-traject om te komen tot een gepaste zorgvuldigheidsverplichting, concreet maken wanneer een afweging wordt gemaakt over de mogelijkheid over te gaan tot nationale dwingende maatregelen?

In de beantwoording van de feitelijke vragen inzake het Jaarverslag en Slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020 (Kamerstuk 35 830 XVII, nr. 10) heeft het kabinet in overweging gegeven om de balans over de effectiviteit en uitvoerbaarheid van het Europese wetgevende initiatief op te maken nadat het Commissievoorstel is gepubliceerd. Ook de posities van het Europees Parlement en de lidstaten zijn voor deze weging van belang. Op 5 november jl. deelde het kabinet de bouwstenen voor IMVO-wetgeving met uw Kamer. Deze bouwstenen zijn primair bedoeld voor de beïnvloeding van IMVO-regelgeving op EU-niveau. Mocht een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees niet tijdig van de grond komen, dan liggen de bouwstenen klaar voor de invoering van nationale, dwingende maatregelen. Mijn voorganger heeft in het WGO Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 aangegeven dat, als zou blijken dat het Europese, wetgevende voorstel niet tijdig van de grond komt, de beslissing over nationale IMVO-wetgeving bij een nieuw kabinet ligt.

117

Kunt u aangeven op welke wijze vrouwenrechten en gendergelijkheid worden meegenomen binnen de huidige IMVO-beleidsontwikkelingen, te noemen de bouwstenen voor wetgeving, de herziening van het Nationaal Actie Plan Bedrijfsleven en Mensenrechten en de nieuwe kaders voor sectorale samenwerking?

Om bedrijven te helpen ontwikkelde de vrouwenrechtenorganisatie Women Win in opdracht van het kabinet concrete handvatten om gender mee te nemen in gepaste zorgvuldigheid. Deze handvatten worden online en openbaar aangeboden via het Gender-Responsive Due Diligence Platform dat in consultatie met relevante stakeholders tot stand gekomen. Het platform werd gelanceerd op 8 maart 2021, internationale vrouwendag. Het kabinet onderzoekt momenteel hoe deze handvatten het best kunnen worden opgenomen in het toekomstige IMVO-steunpunt. Het instrument voor sectorale samenwerking onder het nieuwe IMVO-beleid is nog niet gereed. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 1 oktober 2021 (Kamerstuk 2021Z17011) wordt uw Kamer geïnformeerd zodra er meer duidelijkheid is over het tijdspad van de uitwerking van dit instrument.

De bouwstenen voor IMVO-wetgeving zijn op 5 november jl. met uw Kamer gedeeld. Het kabinet zal zich, voor wat betreft de gepaste zorgvuldigheid, baseren op internationale standaarden zoals de OESO-richtlijnen en de UNGP’s. Dit houdt in dat gender onderdeel is van de risicoanalyse die bedrijven dienen uit te voeren.

Het Nationaal Actie Plan Bedrijfsleven en Mensenrechten (NAP) is nog in ontwikkeling, en zal waar relevant aandacht besteden aan gendergelijkheid en vrouwenrechten in lijn met het (nieuwe) IMVO en ketenverduurzamingsbeleid.

118

Welke termijn hanteert het kabinet voor het van de grond komen van EU verplichting op IMVO-standaarden en gepaste zorgvuldigheid voor bedrijven? Vanaf wanneer is het kabinet bereid om over te gaan tot nationale bindende wetgeving?

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 116, heeft het kabinet in de beantwoording van de feitelijke vragen inzake het Jaarverslag en Slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020 (Kamerstuk 35 830 XVII, nr. 10) in overweging gegeven om de balans over de effectiviteit en uitvoerbaarheid van het Europese wetgevende initiatief op te maken nadat het Commissievoorstel is gepubliceerd. Ook de posities van het Europees Parlement en de lidstaten zijn voor deze weging van belang. Mijn voorganger heeft in het WGO Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 aangegeven dat, als zou blijken dat een Europees voorstel niet tijdig van de grond komt, de beslissing over nationale IMVO-wetgeving bij een nieuw kabinet ligt.

119

Wanneer verwacht u, ook in het licht van de opkomst van China, het resultaat van onderzoek(en) naar economische veiligheid, strategische afhankelijkheden in waardenketens, en het behoud van toegang tot strategische goederen en diensten?

  • Het onderzoeken van economische veiligheid, strategische afhankelijkheden in waardeketens en het behoud van toegang tot strategische goederen en diensten is een doorlopend proces, waarbij voortdurend nieuwe inzichten opgedaan worden. Zowel op nationaal als EU-niveau is hier al geruime tijd aandacht voor.

  • Zo is reeds onderzoek uitgevoerd naar de positie van Nederland in belangrijke waardeketens.6 Daarnaast is onderzoek gedaan naar grondstoffen7 en naar specifieke sectoren, zoals de voedselsector.8 Ook de Nederlandse import- en exportafhankelijkheid van China, Rusland en de Verenigde Staten is onderzocht.9

  • In de motie Alkaya-Weverling (Kamerstukken II 2020–2021, 35 570 XVII, nr. 26) heeft de Tweede Kamer de regering verzocht om «een onderzoek in te stellen naar strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in Nederland, en daarbij te kijken hoe die in nationaal of Europees verband gemitigeerd kunnen worden». De Kamer zal over de uitvoering van deze motie voor het kerstreces door middel van een Kamerbrief geïnformeerd worden.

  • Bij verder onderzoek spelen verschillende vakdepartementen een rol. Zo werkt VWS aan de structurele weerbaarheid en leveringszekerheid van medische producten en de aanpak van geneesmiddelentekorten. Daarnaast heeft de SER dit jaar een advies uitgebracht over reshoring.10

  • Op EU-niveau heeft de Europese Commissie dit voorjaar een onderzoek gepubliceerd naar strategische afhankelijkheden van de EU van derde landen.11 De Europese Commissie heeft al bij de publicatie van de geüpdatete Industriestrategie12 aangekondigd met verder onderzoek te komen om afhankelijkheden in ecosystemen in kaart te brengen.

120

Welke administratieve drempels in geval van laag-risico export van bepaalde goederen worden er verlaagd? Wat betekent «laag risico-export» en kunt u een definitie geven van alle door u gehanteerde risiconiveaus? Om welke goederen gaat dit?

Exporteurs kunnen onder de herziene dual-use-verordening (EU 2021/821) gebruik maken van twee nieuwe Uniale algemene vergunningen waarbij slechts eenmalige registratie is vereist. Dat betekent in de praktijk dat er geen individuele toetsing per transactie meer plaatsvindt en exporteurs dus zonder vertraging en met vermindering van administratieve lasten de bedoelde goederen kunnen exporteren naar bepaalde bestemmingen. De goederen die in de Uniale algemene vergunning zijn opgenomen betreffen hoofdzakelijk ICT-middelen als videoconferencing-apparatuur en harde schijven met een bepaalde mate van versleuteling (encryptie). Apparatuur voorzien van encryptie, is noodzakelijk voor het realiseren van een beveiligde ICT-infrastructuur. Vanwege de encryptiemogelijkheden worden deze producten nog steeds beschouwd als militair relevant, maar ze bevatten geen offensieve mogelijkheden, zoals het digitaal binnendringen van netwerken of het monitoren van mensen. Deze goederen worden in grote hoeveelheden geëxporteerd en het risico op misbruik is beperkt.

Om te bepalen of iets als laag-risico-transactie kan worden gekwalificeerd worden verschillende factoren in onderlinge samenhang bezien, zoals de aard van het goed of de dienst, het opgegeven eindgebruik, het land van bestemming, de exporteur en de eindgebruiker. Gezien de verschillende combinaties van deze factoren is er geen eenduidige definitie van hoog- of laagrisico. Echter, bij laag risico-transacties kan concreet gedacht worden aan de export van dual-use-producten naar exportcontroleregimepartners, zoals derde landen die dezelfde waarden als de EU onderschrijven ten aanzien van dit onderwerp, bijvoorbeeld Noorwegen.

121

Hoe gaat u zich inzetten voor het toezicht op technologie met potentiële cybersurveillance toepassingen die het risico van mensenrechtenschendingen met zich meebrengen?

De concrete toepassing van de bepaling over producten voor cybersurveillance in de verordening vraagt om verdere uitwerking, onder meer voor wat het afbakenen van de reikwijdte van het begrip cybersurveillancetechnologie betreft en van de mensenrechten die daarmee (potentieel) geschonden kunnen worden.

De afweging voor het opleggen van een vergunningplicht voor de uitvoer van producten voor cybersurveillance die niet op de controlelijst staan zal steeds per geval moeten worden gemaakt aan de hand van een duidelijk en voorspelbaar afwegingskader dat nog in ontwikkeling is. Dit kader is nu in ontwikkeling, allereerst echter moet de reikwijdte van het begrip cybersurveillance nader worden ingevuld. De invulling van dat begrip is een nationale bevoegdheid, maar voor een uniforme toepassing van de bepaling zal zoveel mogelijk afstemming worden gezocht met andere lidstaten. Nederland pakt de ontwikkeling van het afwegingskader met prioriteit op; voorzien is dat dit medio 2022 gereed hebben.

Het kabinet zal zich met prioriteit inspannen voor een doeltreffende uitvoering van de bepaling over cybersurveillanceproducten. De Europese Commissie heeft een expertgroep in het leven geroepen, de «Surveillance Technology Expert Group» (STEG), die zich specifiek richt op het operationaliseren van de bepaling over producten voor cybersurveillance. Nederland neemt daaraan actief deel. In de STEG werkt Nederland nauw samen met andere EU-lidstaten en de Europese Commissie aan richtsnoeren over de concrete toepassing van de cybersurveillancebepaling. Een eerste versie van de richtsnoeren is voorzien in het eerste kwartaal van 2022.

Nederland heeft voorts het onderzoeksrapport over nieuwe cybersurveillancetechnologieën en het risico op hun bijdrage aan mensenrechtenschendingen, dat op verzoek van het kabinet is opgesteld door het Instituut voor Informatierecht (IViR) van de Universiteit van Amsterdam, gedeeld met de Europese Commissie en lidstaten ten behoeve van de Europese gedachtenvorming hierover. Op verzoek van Nederland is dat rapport in Brussel besproken in de Raadswerkgroep dual-use van 25 oktober jl.

122

Met welke derde landen zal de EU in 2022 de onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden voortzetten?

In de voortgangsrapportage handelsakkoorden van oktober 2021 wordt een toelichting gegeven met betrekking tot alle onderhandelingen over nieuwe en te moderniseren handelsakkoorden. Deze rapportage is op 29 oktober jl. naar de Kamer gestuurd.

123

Behoort Israël, ook in het kader van de aangenomen motie-Van der Staaij (Kamerstuk 35 570, nr. 30), tot de «derde landen» waarmee de EU de onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden voortzet?

Israël behoort niet tot de derde landen waarmee de EU momenteel onderhandelt over modernisering van de handelsrelatie. Nederland heeft wel – in lijn met de motie Van der Staaij – in Brussel steun uitgesproken voor het organiseren van een Associatieraad tussen de EU en Israël in het kader van het bestaande EU- Israël Associatie Akkoord. Nederland staat daarover in nauw contact met EDEO, de Commissie en gelijkgestemde EU-lidstaten, en heeft ook concrete suggesties gedaan om de gelederen binnen de EU te sluiten. Hoewel het nog steeds actief op de Brusselse agenda staat, is er tot op heden binnen de EU nog geen overeenstemming gevonden over de organisatie van de EU- Israël Associatieraad. Nederland zal zich hiervoor blijven inzetten.

124

Kunt u een appreciatie geven over «excellente dienstverlening voor het mkb en start-ups»? Klopt het werkelijk dat de genomen steunmaatregelen vanwege de COVID-19-crisis in 2022 kunnen worden voortgezet? Hoe kan hier sprake van zijn nu het kabinet heeft aangekondigd dat de meeste steunmaatregelen zullen stoppen?

Excellente dienstverlening is een van de vier actielijnen onder de handelsagenda van het kabinet. Daarbij wordt ingezet op ondersteuning van de internationale ambities van het MKB en startups, met specifieke aandacht voor vrouwelijk ondernemerschap. Excellent geeft uitdrukking aan de inzet van Buitenlandse Zaken en de RVO om Nederlandse ondernemers goed te ondersteunen. De kwaliteit van de dienstverlening wordt onder meer in kaart gebracht door middel van deelnemer enquêtes (handelsmissies) en door RVO uitgevoerd onderzoek naar tevredenheid over de RVO dienstverlening. Zo werden de (digitale) handelsmissies in 2020 door deelnemers beoordeeld met een gemiddeld cijfer van 7,6 en hebben de adviesproducten van RVO in 2020 een klantwaardering ontvangen van een 8.

De steunmaatregelen als gevolg van de COVID-pandemie betroffen in belangrijke mate extra inzet om ondernemers te helpen met acute vragen over de wereldwijde economische uitdagingen (helpdesk RVO, actuele landeninformatie, trouble shooting bij lokale problemen door ambassades). Deze steunmaatregelen faseren uit daar waar de economische situatie geleidelijk terugkeert naar een meer normale situatie. Zo zal per 1 januari 2022 de kickstartvoucher niet langer worden voortgezet binnen de SIB-regeling. Daarnaast is in het kader van de DTIF en DGGF financieringsregelingen coulance mogelijk indien ondernemers als gevolg van COVID in liquiditeitsproblemen geraken. Hiervan is beperkt gebruik gemaakt. Gezien de nog immer geldende onzekerheden in de wereldeconomie wordt instandhouding van deze coulancemogelijkheid voorlopig aangehouden. Deze maatregel heeft geen budgettaire gevolgen.

125

Kunt u een overzicht geven van de corona-gerelateerde uitgaven die in de begroting voor 2022 zijn opgenomen?

Zie beantwoording vraag 8.

126

Zijn de SDG streefwaarden, de indicatoren en de theories of change aangepast aan de gevolgen van de pandemie? Wat is de lange termijn prognose richting 2030 nu in tal van landen de SDG voortgang is gestagneerd of zelfs is teruggevallen?

De pandemie heeft invloed op de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking en de effecten ervan worden bij lopende projecten gemonitord. In sommige gevallen zijn doelstellingen en theories of change van projecten aangepast vanwege de veranderde situatie. Daarnaast zijn er projecten gestart specifiek gericht op het tegengaan van de nadelige gevolgen van de Covid pandemie, met eigen doelstellingen en streefwaarden. Deze inzet is cruciaal, gezien de prognose uit het jaarlijkse voortgangsrapport van de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN) waaruit blijkt dat we verder verwijderd zijn van het behalen van SDG’s 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 11 en 16 dan voor de COVID-19 pandemie.

De streefwaarden van de 17 BHOS-indicatoren in de begroting, die verwijzen naar de SDG’s, zijn niet aangepast omdat de ambities voor 2030 niet gewijzigd zijn.

127

Kunt u aangeven hoe fragmentatie op het terrein van ontwikkelingssamenwerking wordt tegengegaan in de huidige begroting?

Fragmentatie wordt tegengegaan binnen de verschillende thematische activiteitenportfolio’s van ontwikkelingssamenwerking, bij de selectie van activiteiten en bij de inrichting van financieringsinstrumenten. Dit is onderdeel van een verandertraject binnen het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking.

Zie ook het antwoord op vraag 27.

128

Hoe wordt de inclusie van mensen met een beperking gemonitord in het brede beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

Er wordt niet systematisch gemonitord op specifieke (sub)doelgroepen zoals mensen met een beperking. Het kabinet zet ODA-middelen aangevuld met bilaterale en multilaterale diplomatie voor een groot deel in in de armste landen en regio’s in de wereld. In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan en het bereiken van gemarginaliseerde en kwetsbare groepen een belangrijke doelstelling.

129

Hoe wordt het principe van «leave no one behind» (mate waarin de meest gemarginaliseerde groepen bereikt worden) gemonitord in het brede beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

Het kabinet zet ODA-middelen aangevuld met bilaterale en multilaterale diplomatie voor een groot deel in in een aantal van de armste landen en regio’s in de wereld. In de programma’s die daar gefinancierd worden is steun aan en het bereiken van gemarginaliseerde en kwetsbare groepen een belangrijke doelstelling. Monitoring vindt plaats binnen deze programma’s, aangevuld met bilaterale en multilaterale diplomatie. Er wordt echter niet systematisch gemonitord op specifieke (sub)doelgroepen.

130

Waarop is de streefwaarde gebaseerd van 10.000.000 boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen, in het kader van voedselzekerheid (artikel 2)?

De streefwaarde van 10.000.000 boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen is gebaseerd op het gemiddelde bereik van het voedselzekerheidsprogramma van de afgelopen jaren en op de aanname dat dit bereik in principe voldoet om het einddoel voor 2030 (met een impact niveau van 8 miljoen boeren met verdubbelde productiviteit en inkomen) te behalen.

131

Hoeveel is er in totaal in 2021 aan Nederlands handelsinstrumentarium uitgegeven? Hoeveel is er begroot voor 2022? Was het bedrag in 2021 voldoende? Klopt het dat de middelen voor handelsbevordering in mei 2021 al uitgeput waren? Hoe groot was het tekort in 2021?

De begroting voor handelsbevordering bedroeg in 2.021 EUR 98,0 mln. en is voor 2022 op EUR 86,7 mln. begroot.

In dit kalenderjaar is de behoefte van MKB-ondernemers aan overheidsondersteuning voor internationaal ondernemen sterk gegroeid, bij een qua omvang gelijkblijvend ondersteuningspakket. Hierdoor ontstaat in toenemende mate krapte bij het ondersteunen van het MKB. Het budget voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies (DHI) was bijvoorbeeld in mei 2021 al uitgeput; de regeling Starters International Business (SIB) was in juli 2021 reeds volledig uitgeput. In Q4 van het huidige jaar is het binnen de marges van de BHOS-begroting gelukt deze budgetten op te hogen met respectievelijk EUR 1,3 mln om zo aan de gestegen vraag zo goed mogelijk te voldoen.

132

Waarom is voor het resultaatgebied «bevorderen van internationaal ondernemerschap» geen streefwaarden opgenomen? Hoe wordt de doelmatigheid van dit beleid gemeten als er geen streefwaarden zijn opgenomen?

De indicatoren voor Buitenlandse Handel, zoals gepresenteerd in de Handelsagenda bij de nota «Investeren in Perspectief», geven informatie over het bereik van een aantal instrumenten en in hoeverre ondersteuning middels deze instrumenten gepaard gaat met exporttoename op de beoogde doelmarkten. Aangezien de exporttoename van vele externe – en omgevingsfactoren afhankelijk is, is de indicator niet bedoeld om in te zetten voor resultaatverantwoording en is aan deze indicator geen streefwaarde gekoppeld.

Zie methodologische notities en toelichting op de Theory of Change op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2019/05/15/indicatoren-buitenlandse-handel.

133

Hoeveel ondernemers verwacht de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in 2022 te begeleiden naar de internationale markt? Zijn dat er meer of minder dan in 2021?

Na een sterke toename van de belangstelling voor RVO-dienstverlening in 2020 is deze belangstelling in 2021 op een constant hoog niveau gebleven. In 2020 zijn door RVO 9.584 unieke bedrijven bereikt, in 2021 zijn dat er tot nu toe 7.420.

Naar verwachting zal door onzekerheden over het aantrekken van de wereldeconomie en de impact van ontwikkelingen rond corona op internationaal zakendoen ook in 2022 de vraag naar informatie, vraagbeantwoording en handelsondersteuning hoog blijven, zeker indien reisrestricties verdwijnen.

134

Gaat u vanaf 2021 gebruik maken van de «disability marker» in de rapportages aan de Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkelingen (OESO) over de Nederlandse ODA-uitgaven?

Nee. Aandacht voor gemarginaliseerde en kwetsbare groepen is ingebed in het Nederlandse BHOS-beleid.

135

Waarom worden de streefwaarden in het kader van artikel 3, «Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid» en «Rechten» nog vastgesteld in overleg met «partners», en om welke partners gaat het?

Onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld zijn strategische partnerschappen gevormd, specifiek onder de beleidsinstrumenten Power of Women en Women Peace and Security onder het SDG 5 fonds en vier strategische partnerschappen op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten onder het Power of Voices Fonds. Daarnaast maakt Leading from the South onderdeel uit van het SDG5 fonds. Alle programma’s hebben een looptijd van vijf jaar tussen 2021 en 2025. In het eerste implementatie jaar voeren de strategische partners binnen de partnerschappen een baseline studie uit om de baseline waarden en streefwaarden voor de indicatoren vast te stellen. Deze baseline studies zijn 1 november jl. ingediend bij het ministerie en worden op dit moment beoordeeld. De streefwaarden in de partner studies vormen de basis voor het vaststellen van de streefwaarden voor de indicatoren onder het beleidsartikel.

136

Wanneer worden de streefwaarden in het kader van artikel 3 («Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid» en «Rechten») vastgelegd, en zal de Kamer hierover nader worden geïnformeerd? Waarom is dit nog niet gebeurd?

Zie ook antwoord op vraag 135. De Kamer zal worden geïnformeerd wanneer de streefwaarden zijn vastgesteld begin 2022.

137

Kunt u aangeven waarom er geen streefwaarden zijn opgenomen voor «Vrouwenrechten en gendergelijkheid» (artikel 3) voor het jaar 2022 en voor de periode 2021–2025?

Zie antwoord vraag 135.

138

Hoe wordt er rekening gehouden met de barrières in toegang tot anticonceptie als gevolg van COVID-19 zodat de 5.1 miljoen extra gebruikers daadwerkelijk worden bereikt?

Door reisbeperkingen en sluiting van ziekenhuizen en klinieken hebben mensen vooral in ontwikkelingslanden minder toegang tot anticonceptie. Ook inkomensachteruitgang als gevolg van COVID-19 heeft een negatieve impact op de toegang tot anticonceptie.

Dit is een belangrijke reden waarom Nederland de bijdrage aan het UNFPA supplies programma en de Global Financing Facility (GFF) in 2022 heeft verhoogd. In hun respons op COVID-19 richten UNFPA en GFF zich onder meer op het continueren van zorg (voorlichting, alternatieve distributiekanalen en beschikbaarheid van beschermingsmiddelen voor gezondheidswerkers) en het beschikbaar stellen van anticonceptiemiddelen die langer werken of zelf toegediend kunnen worden. Daarnaast vindt, op basis van te verwachten tekorten, periodieke herverdeling tussen landen van beschikbare anticonceptiemiddelen plaats.

Ondanks deze inspanningen zal de streefwaarde van 5.1 miljoen extra gebruikers in 2025 waarschijnlijk niet gehaald worden. Ook al voor de COVID-19 pandemie werd duidelijk dat knelpunten, zowel gerelateerd aan het aanbod als aan de vraag, een ernstige belemmering vormen voor het bereiken van de streefwaarde. Het aanbod wordt beperkt door een geringe hoeveelheid (toegankelijke) distributiepunten en slecht functionerende binnenlandse distributiekanalen. Sociaal culturele aspecten beperken eveneens de vraag naar anticonceptiemiddelen. De pandemie bemoeilijkt het mitigeren van deze oorzaken.

139

Waarom is in de begroting voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking (artikel 4.2) in tegenstelling tot in het jaar 2021 geen bedrag van € 10 miljoen gereserveerd in 2022 en volgende jaren?

Het begrote bedrag voor «Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking» is in 2.022 EUR 15 mln. minder dan in 2021 omdat het begrote bedrag voor 2021 incidenteel is opgehoogd met in totaal EUR 15 mln. Dit betreft EUR 5 mln. naar aanleiding van amendement 35 570 XVII nr. 11 van het lid Bouali c.s. over opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio. Voorts gaat het om een eenmalige extra bijdrage van EUR 10 mln. in 2021 voor cash assistance via UNHCR aan zwaar getroffen vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon – in aanvulling op de lopende Prospects activiteiten in Libanon.

140

Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de dalingen in klimaatinvesteringen in 2023 en 2024? Wat zijn de te overziene consequenties van een daling in klimaatinvesteringen op lange termijn?

Gelet op het belang van klimaat(financiering) – mede in het licht van COP26 begin november 2021 – zijn deze zomer voor 2021 en 2022 extra middelen ter beschikking gesteld voor beleidsartikel 2.3 klimaat. Het is aan een volgend kabinet om besluiten te nemen over toekomstige bijdragen.

141

Wat zijn de effecten op de daadkracht en efficiëntie van het maatschappelijk middenveld in hun uitvoerende taak m.b.t. ontwikkelingssamenwerking van de daling in overheidssteun?

Van een daling van overheidssteun aan het maatschappelijk middenveld is in 2022 geen sprake. Zie ook antwoord op vraag 144.

142

Wat zijn naar verwachting de gevolgen van de discrepantie tussen het niet verhogen van gelden voor humanitaire hulp en de benodigde investeringen m.b.t. humanitaire hulp in Afghanistan en ten aanzien van de gevolgen van klimaatrampen?

De additionele humanitaire bijdrage aan de crisis in Afghanistan (van 23,5 miljoen euro, zie Kamerstuk 27 925, nr. 808) wordt in 2021 gefinancierd vanuit middelen die niet door de ambassade in Kabul besteed konden worden. De extra bijdrage voor Afghanistan gaat in 2021 dus niet ten koste van de humanitaire bijdragen aan andere crises.

Voornamelijk als gevolg van conflict, klimaat en (de economische impact van) Covid-19 zijn de wereldwijde humanitaire noden de afgelopen jaren verder toegenomen. Het gat tussen de humanitaire noden en de wereldwijd beschikbare financiering groeit. Voor 2022 zal het kabinet de beschikbare humanitaire gelden verdelen op basis van de wereldwijde noden. Het kabinet zal de Kamer hierover, zoals te doen gebruikelijk tijdens het eerste kwartaal van het nieuwe jaar, per brief informeren.

143

Wat zijn naar verwachting de gevolgen van de discrepantie tussen het niet verhogen van gelden voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking en de wensen van de regering om actiever in te zetten op opvang en bescherming in de regio van asielzoekers en vluchtelingen?

De Nederlandse inzet op opvang in de regio blijft onverminderd groot. Duurzame oplossingen vergen tijd en investering. Daarom zijn middelen voor programmering meerjarig gereserveerd. Ook in 2022 zal met door Nederland gefinancierde programma’s perspectief worden geboden aan vluchtelingen, intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen. Nederland draagt in vergelijking met andere landen reeds relatief veel bij aan opvang in de regio. Ook zet Nederland zich in om andere donoren hieraan bij te laten bijdragen.

144

Klopt het dat er op het maatschappelijk middenveld bezuinigd wordt in de begroting van 2022? Hoeveel? Waar gaat het bezuinigde geld naar toe?

Nee, dat klopt niet. Het begrotingsartikel 3.3 is lager in 2022, omdat EUR 20 miljoen euro per jaar voor de jaren 2021 t/m 2025 wordt overgeheveld naar artikel 3.1 SRGR en hiv/aids als bijdrage aan het SRGR-partnerschappen fonds onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld.

145

Klopt het dat voor de jaren 2021 en 2022 de groei van het BNI reeds is herverdeeld over de beleidsartikelen in de begroting? Is het juist dat de extra uitgaven in 2022 optellen tot een totaalbedrag van ongeveer € 218 miljoen? Zijn deze uitgaven volledig gedekt door de groei van het BNI?

Vanwege de geraamde BNI-groei nam het ODA-budget eveneens toe. Die middelen zijn voor 2021 en 2022 verdeeld vanaf het verdeelartikel 5.4 over de beleidsartikelen. Het totaal daarvan telt op tot EUR 216 miljoen. De beginstanden op het verdeelartikel 5.4 bij Voorjaarsnota maken het mogelijk in 2.021 EUR 93 miljoen en in 2.022 EUR 273 miljoen te herverdelen over de beleidsartikelen. Deze uitgaven zijn volledig gedekt door de geraamde BNI-groei.

Zie ook de beantwoording vraag 146.

146

Hoe verklaart u het verschil tussen de mutatie op artikel 5.4 van – € 56 miljoen euro terwijl het verschil tussen de stand op artikel 5.4 in 2022 van ongeveer € 16 miljoen is en de geraamde stand op dit artikel in de Voorjaarsnota 2021 € 130 miljoen bedraagt?

Bij Voorjaarsnota 2021 was er op verdeelartikel 5.4 een stijging van het ODA-budget met EUR 57 miljoen, als gevolg van naar boven bijgestelde economische ramingen (CEP 2021).

Naar aanleiding van de economische ramingen dit voorjaar (CEP) en de zomer (MEV) konden in de ontwerpbegroting 2022 middelen vanaf verdeelartikel 5.4 worden herverdeeld over de beleidsartikelen op de BHOS-begroting. De nieuwe stand op het verdeelartikel 5.4 komt hiermee op EUR 16,8 miljoen. Zie hieronder het verloop van de stand van het verdeelartikel 5.4

x miljoen EUR

2022

Stand verdeelartikel begroting 2021

73

Aanpassing raming eerste jaarsopvang asielzoekers

84

BNI mutatie CEP 2021

160

Reparatiekasschuif (gemeld in eerste suppletoire)

– 192

overig

6

Stand verdeelartikel 5.4 Voorjaarsnota

130

BNI mutatie MEV 2021

161

herverdeling va 5.4 begroting BHOS

– 273

overig

– 2

Stand verdeelartikel 5.4 begroting 2022

16,8

In de tabel komen afrondingsverschillen voor

147

Hoe groot is het verschil tussen de BNI-groei die in de begroting voor 2022 is gehanteerd ten opzichte van de raming van de BNI groei in de Voorjaarsnota 2021?

Het BNI voor 2022 werd bij Voorjaarsnota 2021 (CEP 2021) door het CPB geraamd op EUR 871,835 miljard. Het BNI voor 2022 wordt in de MEV die voor de ontwerpbegroting 2022 is gebruikt door het CPB geraamd op EUR 894,885 miljard. Zie voor het effect dat deze BNI-wijzigingen op het ODA-budget en daarmee verloop van het verdeelartikel 5.4 hadden vraag 146.

148

Waarom zijn er in 2022 geen middelen voor de opvang van vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon, in tegenstelling tot 2021?

Zie ook antwoord op vraag 139. De escalerende situatie en toenemende noden in Libanon baren ons grote zorgen. Libanon is een focusland en ontvangt vanuit de opvang in de regio budget jaarlijks de grootste bijdrage, zo ook in 2022. Nederland blijft meerjarig steun bieden aan de opvang van vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon, onder andere via het Prospects partnerschap. Tevens werkt Nederland in Libanon samen met ngo’s als Save the Children, ABAAD en Warchild. Deze samenwerking wordt in 2022 voortgezet met als doel om perspectief te blijven bieden aan Syrische vluchtelingen en kwetsbare Libanese gastgemeenschappen met een focus op toegang tot bescherming, onderwijs en werk.

149

Kunt u een overzicht geven van de middelen die vanuit het steunpakket voor de eerste snelle respons in het bestrijden van de COVID-19 pandemie tot dusverre zijn besteed aan de bestrijding van gender-gerelateerd geweld?

Vanuit dit steunpakket zijn geen specifieke middelen besteed aan de bestrijding van gender-gerelateerd geweld. Zoals aangegeven in de Kamerbrief «Nederlandse inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden» (kamerstuk 33 625–293) waren de bijdragen uit dit steunpakket van EUR 100 miljoen bedoeld voor preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire noden en de versterking van sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden. Deze steun is zo veel mogelijk verleend via reeds bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren. Nederland heeft daarbij consequent aandacht gevraagd voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen zoals vluchtelingen, ontheemden en irreguliere migranten.

150

Kunt u inzichtelijk maken hoe de uitgaven ter bestrijding van de impact van COVID-19 in 2022 bijdragen aan het bestrijden van de schaduwpandemie van geweld tegen meisjes en vrouwen? Welk aandeel hiervan gaat naar lokale maatschappelijke organisaties om hen te steunen in de strijd tegen gender-gerelateerd geweld?

Er zijn geen specifieke uitgaven ter bestrijding van de impact van COVID-19 voorzien voor 2022. In de nieuwe programma’s onder het kader versterking maatschappelijk middenveld die zijn gestart op 1 januari 2021 is zoveel mogelijk rekening gehouden in de programmering met veranderde omstandigheden en behoeftes door COVID-19. Dat betreft ook het SDG5 Fonds waaruit programma’s worden gefinancierd die zijn gericht op bestrijding van gender-gerelateerd geweld.

De specifieke jaarplannen en budgetten voor 2022 moeten nog worden afgestemd. In deze jaarplannen en ook tussentijds in overleg kunnen aanpassingen worden doorgevoerd gerelateerd aan COVID-19, bijvoorbeeld door meer in te zetten op de strijd tegen gender-gerelateerd geweld door lokale maatschappelijke organisaties.

Daarnaast is ongeoormerkte financiering gegeven aan Dutch Relief Alliance, Central Emergency Response Fund, Country Based Pooled Funds, ICRC/Rode Kruis. Deze organisaties hebben in hun COVID response ook activiteiten ondersteund die bijdragen aan het voorkomen van geweld tegen vrouwen. Precieze uitgaven en bijdragen hieraan kunnen echter niet worden vastgesteld aangezien Nederland deze humanitaire organisaties ongeoormerkte financiering geeft.

151

Hoe ziet het duurzame programma omtrent cash transfers er concreet uit?

Er zijn verschillende opties om het duurzame programma omtrent cash transfers vorm te geven. Deze verschillende opties worden verder onderzocht alvorens een definitieve afweging te maken.

152

Aangezien het BNI een meerjarige stijging laat zien, hoe verklaart u de negatieve groei van het netto ODA als percentage van het BNI in 2021 en 2022? Hoe verhoudt de maatregel Rutte II van € 1,46 miljard zich tot deze negatieve groei? Tot welk jaar loopt de structurele korting van € 1,46 miljard door? Betekent dit dat het percentage ODA structureel onder 0,7 percent blijft?

Naar huidige raming komt de ODA-prestatie in zowel 2021 als 2022 op 0,53%. De ODA-prestatie vormt een percentage van het BNI en kan dus gelijk blijven terwijl het ODA-budget stijgt of daalt. De maatregelen van kabinet Rutte II tellen inderdaad structureel op tot een bedrag van EUR 1,462 miljard per jaar. Gezien het structurele karakter is er geen jaar waarop dit eindigt. Zolang dit zo blijft zal het ODA-percentage onder de 0,7% blijven.

153

Kan worden uitgesplitst hoe de 16 miljoen euro niet-juridische verplichte uitgaven aan focus-regio’s besteed zal worden? Hoeveel gaat naar welk land in de regio, en hoe wordt de 16 miljoen euro verdeeld over sectoren?

De 16 miljoen euro voor niet-juridisch verplichte uitgaven wordt voor 100% procent besteed in de focus-regio’s volgens onderstaande verdeling:

Land

Sector

Budget

Tunesië

Nexus onderwijs jeugd werkgelegenheid

4.800.000

Palestijnse gebieden

Private sector ontwikkeling

2.250.000

Burkina Faso

Private sector ontwikkeling

5.000.000

Mali

Private sector ontwikkeling

2.950.000

Libanon

Nexus onderwijs jeugd werkgelegenheid

1.000.000

Totaal

 

16.000.000

154

Hoeveel van de onder artikel 1 opgenomen verplichtingen a € 550.199 gaat er naar de Palestijnse Gebieden? Welke organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?

Onderstaande tabel geeft aan wat van de totaal geraamde programma-uitgaven van EUR 550.199.000 onder Artikel 1 voorzien is aan uitgaven voor activiteiten in de Palestijnse Gebieden.

Naam activiteit

Uitvoerende organisatie

Budget

Opmerking

Gaza Sky Geeks

Mercy Corps

262.222

Werkgelegenheid voor jongeren

Decentralisation of Property Taks

VNG International B.V.

368.403

Verbeteren belasting systeem

Programming Their Future

Stichting Programming Their Future

30.180

Werkgelegenheid voor jongeren

TechStart

The World Bank

1.123.600

Werkgelegenheid voor jongeren

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling (ORIO)

RVO.NL

1.852.227

Ziekenhuis Hebron

Private Sector Development Apps

RVO.NL

65.160

Versterken lokale private sector

Dutch Good Growth Fund onderdeel 2

Price Waterhouse Coopers

844.142

Financiering lokale bedrijven

Totaal geraamde uitgaven

 

4.545.934

155

Op welke van de drie bestemmingen van de niet-juridische verplichte uitgaven in tabel 7 bent u voornemens de € 18.2 miljoen te halen? Kan een verdeling worden gegeven op het voorkomen van ondervoeding, vergroten van productiviteit in de landbouw en vergroten van weerbaarheid voor klimaat en de Nederlandse inzet voor de voedseltop eind 2021?

In het BHOS Jaarverslag over 2021 zal worden gerapporteerd over de verdeling van de uitgaven onder artikel 2.1, inclusief de 18,2 miljoen die als nog te verdelen middelen waren opgenomen in de begroting voor 2021. Van de in de begroting voor 2022 in tabel 5 vermelde niet-juridisch verplichte uitgaven onder artikel 2, van totaal Euro 39 miljoen, is Euro 29 miljoen bestemd voor Voedselzekerheid ten behoeve van de inzet via de ambassades voor vergroten van duurzame landbouwproductiviteit, klimaatweerbaarheid en voeding.

156

Wat omvat de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking?

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) is onderverdeeld in de belangrijkste beleidsthema’s van zowel buitenlandse handel als van ontwikkelingssamenwerking. Er is geen aparte SEA van ontwikkelingssamenwerking.

Bijlage 4 bij de begroting bevat een beschrijving van elk thema en de inzichtbehoefte die er voor dat thema bestaat. Op basis daarvan zijn onderzoeken en evaluaties geïdentificeerd die de gewenste inzichten moeten opleveren.

157

Waarom is er voor beleidsartikel 5 nog geen Strategische Evaluatieagenda opgesteld? Wanneer wordt deze verwacht? Betekent het ontbreken van een uitwerking in de SEA van beleidsartikel 5 dat er geen evaluaties zijn voorzien op dit artikel? Zo nee, welke evaluaties zijn er voorzien en wanneer worden die aan de Kamer aangeboden?

De SEA is ingericht naar beleidsthema’s, en niet naar beleidsartikelen zoals bij de evaluatieprogrammering voor de introductie van de SEA verplicht was. Het beleidsartikel 5 valt niet eenduidig samen met een van de beleidsthema’s. Wel heeft directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (IOB) een syntheseonderzoek naar de inzet van het multilaterale OS kanaal voorzien. Dit onderzoek zal onder andere de uitgaven onder beleidsartikel 5.1 omvatten en kan aanbevelingen bevatten die voor alle beleidsthema’s van belang zijn. De afronding van dit onderzoek wordt in 2024 of 2025 verwacht.

158

Worden alle in de Strategische Evaluatie Agenda genoemde onderzoeken en evaluaties aan de Kamer aangeboden? Zo nee, welke selectie wordt gemaakt en waarom?

Ja, alle onderzoeken die in de SEA worden genoemd worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

159

Is de kans aanwezig dat de International Finance Facility for Education (IFFEd) niet doorgaat? Zo ja, wordt het bedrag dat dan vrij komt besteed aan een ander onderwijsfonds?

IFFEd is nog volop in ontwikkeling. De Education Commission zoekt nog naar een Trustfundhouder en meer donoren. Mocht IFFEd niet tot stand komen, dan wordt bekeken hoe deze middelen zullen worden ingezet, bij voorkeur naar onderwijs.

160

Kunt u aangeven op welke wijze en op welke termijn de Kamer over de International Finance Facility for Education (IFFEd) wordt geïnformeerd?

De Secretaris Generaal van de Verenigde Naties heeft een Summit on Transforming Education voor het najaar 2022 aangekondigd. Op de agenda van deze top staat onder meer de operationalisering van IFFEd. De Kamer zal voorafgaand hieraan nader worden geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van IFFEd.

161

Hoeveel exportkredietverzekeringen (EKV’s) lopen er op dit moment nog die betrekking hebben op fossiele brandstoffen? Wanneer lopen deze EKV's af?

In aanvulling op de meetmethodiek groen heeft de Staatssecretaris van Financiën mede namens mij Atradius Dutch State Business (ADSB), de uitvoeringsorganisatie van de ekv, gevraagd om een methodiek te ontwikkelen om ook het aandeel fossiele transacties in de ekv-portefeuille inzichtelijk te maken. Gezamenlijk met een onafhankelijke consultant is de meetmethodiek fossiel ontwikkeld. De uitwerking en uitkomsten van deze methodiek zijn samen met ekv-monitor 2020 aan de Tweede Kamer aangebonden. In de ekv-monitor die op 9 juli jl. werd aangeboden waren er 108 polissen en dekkingstoezeggingen die als fossiel zijn geclassificeerd, wat neer komt op 17% van het aantal afgegeven polissen en dekkingstoezeggingen die fossiel-gerelateerd zijn. Uitgangspunt voor deze analyse is de totale verzekeringsportefeuille (t/m 31-12-2020) voor de ekv met een omvang van 18,8 miljard euro aan netto reëel obligo. De looptijden van deze transacties variëren van een aantal maanden tot meerdere jaren. Alle individuele transacties zijn gepubliceerd op de website van ADSB. Het Kabinet heeft uw Kamer op 8 november jl. geïnformeerd over de COP26-verklaring Aligning International Public Support for the Clean Energy Transition en de overwegingen van het Kabinet om deze te tekenen (Kamerstuk 2021D42180). Voor nieuwe fossiele transacties zal het conform de deze verklaring vanaf eind 2022 niet meer mogelijk zijn om ekv-dekking te krijgen behalve daar waar bijzondere uitzonderingsgronden van toepassing zijn.

162

Hoe gaat het kabinet uitvoerder Atradius controleren op het naleven van het klimaatakkoord van Parijs in investeringen onder het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en het Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE)?

De controle op het naleven van het Klimaatakkoord van Parijs bij uitvoerder Atradius vindt plaats op basis van een beoordeling van individuele projecten door Atradius en op basis van periodieke rapportages van Atradius aan het ministerie. De Kamerbrief «Internationaal financieren in perspectief: kansen pakken, resultaten boeken» (Kamerstuk 34 952, nr. 44), is daarbij leidend.

De uitvoering van het Development Related Infrastructure Vehicle (DRIVE) is belegd bij Invest International (Kamerstuk 35 529, nr. 22), die in opdracht van het Ministerie de regeling in overeenstemming moet brengen met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs. De controle op naleving vindt plaats op basis van jaarlijkse rapportages van Invest International.

163

Op welke manier wordt transparantie gegarandeerd en voorkomen dat Nederland als doorsluisland wordt gebruikt ten nadele van inkomsten in lage- en middeninkomenslanden?

Het kabinet heeft al diverse maatregelen genomen of aangekondigd om belastingontwijking tegen te gaan en te voorkomen dat Nederland als doorsluisland wordt gebruikt ten nadele van inkomsten in onder meer lage- en middeninkomenslanden:

  • Een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s (per 1 januari 2021) en de aangekondigde bronbelasting op dividenden (per 1 januari 2024) naar laagbelastende jurisdicties. Deze maatregelen verhinderen multinationals om (bijvoorbeeld) vanuit ontwikkelingslanden, via Nederland, geldstromen onbelast te laten neerslaan in laagbelastende jurisdicties.

  • Inzet op het opnemen van effectieve antimisbruikbepalingen in belastingverdragen, bilateraal dan wel via het MLI13, om oneigenlijk gebruik van de belastingverdragen tegen te gaan.

  • Actieve informatie-uitwisseling over zogenoemde dienstverleningslichamen die niet voldoen aan de Nederlandse substance-eisen. Hierdoor wordt het zogenoemde bronland (bijvoorbeeld een ontwikkelingsland) vaker op de hoogte gebracht van de substance van een bedrijf in Nederland, waardoor dat land beter kan beoordelen of het de voordelen van het belastingverdrag moet toekennen. Daarbij heeft het bronland de mogelijkheid om (aanvullende) informatie over een belastingplichtige uit te vragen. Nederland zal hier op basis van de bilaterale en multilaterale afspraken over zogenaamde gegevensuitwisseling op verzoek altijd gehoor aan geven.

  • Als vervolg op de Adviescommissie belastingheffing van multinationals heeft het kabinet in februari 2021 een commissie ingesteld om onderzoek te doen naar doorstroomvennootschappen. De commissie is gevraagd welke fiscale en niet-fiscale beleidsopties er zijn om ongewenst gebruik van doorstroomvennootschappen te bestrijden. De commissie brengt binnenkort advies uit.

164

Op welke wijze zorgt Nederland ervoor dat de belastingen betaald worden waar de werkelijke economische activiteit plaatsvindt?

Belastingontwijking kan ervoor zorgen dat belastingheffing niet in lijn is met de economische realiteit. Het tegengaan van belastingontwijking is een speerpunt van dit kabinet en Nederland heeft in dit kader zelf al vele maatregelen genomen of aangekondigd (zie ook het antwoord op vraag 163).

Daarnaast zijn in internationaal verband afspraken gemaakt over aanpassingen aan het internationale winstbelastingsysteem. Nederland heeft zich steeds een voorstander getoond van deze internationale samenwerking en actief bijgedragen aan deze discussies binnen het Inclusive Framework (IF) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze herziening gaat onder meer over een andere verdeling van winsten en heffingsrechten tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationale ondernemingen, waaronder digitale bedrijven. De herziening bestaat eruit dat landen waar een multinationale onderneming klanten of gebruikers heeft (zogeheten «marktlanden») meer winstbelasting kunnen heffen, ook indien de multinationale onderneming in dat land niet fysiek aanwezig is. Tijdens de vergadering van het IF op 8 oktober 2021 is het gelukt om met 136 landen overeenstemming te bereiken over de belangrijkste onderdelen van het akkoord en concrete afspraken te maken over de manier waarop landen de voorstellen in gaan voeren. Nederland zet erop in om deze afspraken zo snel mogelijk om te zetten in voorstellen voor EU-richtlijnen.

165

Welke concrete stappen onderneemt u om in EU-verband te komen tot een gezamenlijke juridische analyse en een EU- onderhandelingsmandaat inzake het VN-Verdrag «mensenrechten en bedrijfsleven»?

Het afgelopen jaar heeft Nederland, samen met gelijkgezinde lidstaten, in de EU-Raadswerkgroep Mensenrechten bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) meermaals aangedrongen op een gezamenlijke juridische analyse en een voorstel voor een EU-onderhandelingsmandaat voor een VN-verdrag bedrijfsleven en mensenrechten. Als gevolg hiervan is op 8 oktober jl. een expertbijeenkomst georganiseerd en heeft de EU in een verklaring tijdens de 7e sessie van de Open-Ended Intergovernmental Working Group on Transnational Cooperations (25 t/m 29 oktober jl.) opgeroepen om middels consensus te komen tot een constructief proces om een juridisch bindend instrument te ontwikkelen dat is gebaseerd op de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s).

166

Op welke wijze zet u zich in voor het borgen van vrouwenrechten en gendergelijkheid bij het bevorderen van internationale kaders voor IMVO?

Het kabinet onderschrijft dat aandacht nodig is voor gendergelijkheid en vrouwenrechten en besteedt hier specifieke aandacht aan in het IMVO-beleid. De basis van het IMVO-beleid zijn de OESO-richtlijnen en de UNGP’s. Beide instrumenten hebben handleidingen ontwikkeld voor bedrijven om met een genderlens gepaste zorgvuldigheid toe te passen en dus risico’s op het gebied van gender in kaart te brengen en te voorkomen of aan te pakken14. Dit is nodig, want we weten dat vrouwen en meisjes in waardenketens bijzondere risico’s ervaren en buitenproportioneel worden geraakt door algemene risico’s. Daarom is bij de consultaties over de IMVO-beleidsnota «Van Voorlichten tot verplichten» met handelspartners in productielanden specifiek aandacht besteed aan gender15. Daaruit bleek onder andere dat hoewel veel productielanden wel beleid hebben met betrekking tot bijvoorbeeld gender-based violence, de implementatie daarvan uitblijft. Ook zijn onderzoeken uitgevoerd naar het genderbeleid bij grote Nederlandse bedrijven, waarbij ook is gekeken naar het genderbeleid van bedrijven in hun waardenketens16. Mede uit deze consultatie en het onderzoek blijkt dat bedrijven nog moeite hebben met het betrekken van genderspecifieke risico’s in hun toepassing van gepaste zorgvuldigheid. Het meest recente onderzoek, uitgevoerd door Equileap, is gepubliceerd in oktober 2021 en hierin wordt aangegeven dat bedrijven vooruitgang boeken met het adresseren van genderrisico’s in hun keten17. Er blijft echter veel ruimte voor verbetering, zowel bij het opstellen van beleid als het monitoren hiervan. Tijdens de lancering van het rapport op 4 november jl. heeft het ministerie hier nogmaals aandacht voor gevraagd.

Om bedrijven te helpen ontwikkelde de vrouwenrechtenorganisatie Women Win in opdracht van het kabinet concrete handvatten om gender mee te nemen in gepaste zorgvuldigheid. Deze handvatten worden online en openbaar aangeboden via het Gender-Responsive Due Diligence Platform dat in consultatie met relevante stakeholders tot stand gekomen. Het platform werd gelanceerd op 8 maart 2021, internationale vrouwendag. Women Win verzorgt workshops over het platform voor het bedrijfsleven en andere relevante organisaties, zoals de SER.Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe casussen, in samenwerking met bedrijven, om het platform aan te vullen. Het kabinet onderzoekt momenteel hoe deze handvatten het best kunnen worden opgenomen in het toekomstige IMVO-steunpunt.

167

Hoe zorgt u in de strategische aansturing van de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) ervoor dat FMO een structurele genderlens in haar beleid verankert?

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken voert structureel een beleidsdialoog met FMO over de wijze waarop FMO haar bijdrage aan financiële inclusie en het verminderen van ongelijkheid verder kan optimaliseren, ook specifiek in relatie tot gender.

FMO werkt aan het toepassen van een genderlens binnen haar activiteiten en verzamelt reeds genderindicatoren voor haar investeringen. Zo zet FMO in op het verschaffen van toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers via lokale financiële instellingen en stimuleert FMO genderdiversiteit binnen lokale bedrijven (voornamelijk de bedrijven waar FMO aandeelhouder van is). Ook heeft FMO binnen haar investeringen aandacht voor de producten en diensten die met name vrouwelijke consumenten ten goede komen, is gendergelijkheid een onderdeel van FMO’s technische assistentie programma’s en worden nadrukkelijk vrouwen en mannen uit lokale gemeenschappen betrokken bij investeringen.

168

Welke stappen onderneemt u in samenwerking met FMO om ervoor te zorgen dat lokale gemeenschappen en activisten misstanden daadwerkelijk kunnen aankaarten en deze signalen ook effectief worden opgevolgd?

Voor het kunnen aankaarten van (vermeende) misstanden is het onafhankelijke klachtenmechanisme van FMO een belangrijk kanaal. Dit werd ook bevestigd door de recente evaluatie van FMO, die aanbevelingen deed om de bekendheid en toegankelijkheid van dit mechanisme te verbeteren. Ook deed de evaluatie aanbevelingen om lokale ngo’s en lokale gemeenschappen beter te betrekken bij investeringen van FMO. Dit kan ook bijdragen aan het effectiever aankaarten en opvolgen van signalen van vermeende misstanden. Zoals aangegeven in reactie op deze evaluatie (Kamerstuk 34 952, nr. 130) volgt FMO de aanbevelingen op en ziet het kabinet hierop toe.

169

Wordt er onder «verdere implementatie van de IMVO-convenanten» ook opvolging via sectorale samenwerkingen verstaan, voor convenanten die reeds zijn verstreken? Zo nee, is daar apart budget voor vrijgemaakt?

Hier wordt onder verstaan de bestaande meerjarige subsidies voor de ondersteuning van de lopende IMVO-convenanten en de IMVO-convenanten in onderhandeling. De financiering van sectorale samenwerking onder het nieuwe beleid valt hier niet onder. Zoals met uw Kamer gedeeld in de Kamerbrief van 1 oktober jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 376) is het nieuwe instrument voor sectorale samenwerking nog niet gereed. Voor de ondersteuning van sectorale samenwerking is een bedrag van 2,3 miljoen euro per jaar voorzien.

170

Wat verklaart de significante verhoging in uitgave aan het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK) voor 2022? Is dit nieuw geld, of niet-gespendeerd geld uit eerdere jaren? In dat laatste geval, kunt u dat verklaren?

Afgezien van jaarlijkse begrotingsaanpassingen als gevolg van de uitvoeringpraktijk van gecommitteerde projecten onder het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK), wordt het fonds in 2022 eenmalig opgehoogd met EUR 1 miljoen om meer aanvragen te kunnen honoreren en meer bedrijven te kunnen bereiken, nu dat kinderarbeid als gevolg van de COVID-19 pandemie helaas is toegenomen.

171

Heeft Invest International inmiddels IMVO-beleid vastgesteld en zo ja, kan dat openbaar gemaakt worden?

Invest International zal een IMVO beleid toepassen dat in lijn in met internationale standaarden. Dit proces is nu in de afrondende fase en zal na definitieve vaststelling door Invest International op de website worden geplaatst.

172

Aan welke SDG's gaat Invest International bijdragen? Hoe vertaalt dat zich in kritieke prestatie-indicatoren?

Invest International heeft twee primaire SDG’s geselecteerd: SDG 8 (Waardig werk en economische groei) en SDG 13 (Klimaatactie) en vertaald in de volgende KPI’s:

SDG 8

  • Directe waardige banen ondersteund – uitgesplitst naar geslacht

  • Indirecte waardige banen ondersteund

SDG 13

  • Absolute en vermeden broeikasgas emissies (mt. CO2eq/jaar)

  • Percentage groene transacties in de portefeuille

Daarnaast zal Invest International de kwalitatieve bijdrage bijhouden aan de volgende SDG’s: SDG 2 (Geen honger), SDG 3 (Goede gezondheid en welzijn), SDG 6 (Schoon water en sanitair), SDG 7 (Betaalbare en duurzame energie) en SDG 12 (Verantwoorde consumptie en productie).

173

Kunt u een tussenstand geven van de besteding van de SDG Partnerschapsfaciliteit (SDGP) tot op heden en de middelen die nog beschikbaar zijn?

De besteding van de SDG-Partnerschapsfaciliteit betreft per 27 oktober 2.021 EUR 10,2 miljoen. Op deze datum was nog EUR 49 miljoen beschikbaar voor besteding onder de lopende projecten.

174

Kunt u aangeven hoeveel van de SDGP-middelen zijn uitgekeerd aan maatschappelijke organisaties, Nederlandse/internationale bedrijven, bedrijven in de partnerlanden en overheden in de partnerlanden?

Tot op heden is binnen de SDG-Partnerschapsfaciliteit EUR 7,2 miljoen aan Nederlandse en internationale bedrijven uitgekeerd, EUR 45 duizend aan bedrijven in ontwikkelingslanden en EUR 2,4 miljoen aan maatschappelijke organisaties. Er zijn geen bedragen aan overheden in ontwikkelingslanden uitgekeerd.

175

Staat er wat betreft de SDG Partnerschapsfaciliteit een tussentijdse evaluatie gepland en is er een eindevaluatie?

Een tussentijdse evaluatie van de SDG-Partnerschapsfaciliteit staat gepland in 2023 en een eindevaluatie in 2027.

176

Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 2.2 «water» (categorieën «waterbeheer» en «drinkwater en sanitatie»)?

Zie antwoord op vraag 177.

177

Welke (inter)nationale organisaties worden met hoeveel budget gesteund in het kader van beleidsartikel 2.2 «water» (categorieën «waterbeheer» en «drinkwater en sanitatie»)?

In het begrotingsjaar 2022 wordt van de totale allocatie onder artikel 2.2 (Water), EUR 83.4 miljoen uitgegeven via de centrale budgetten.

Hiervan wordt 17 miljoen uitgegeven onder het subartikel Waterbeheer subsidies en EUR 20 miljoen onder het subartikel Waterbeheer bijdragen. Subsidies worden verstrekt onder anderen via RVO (Fonds Duurzaam Water, Dutch Risk Reduction programma) en aan organisaties als IHE Delft en de Unie van Waterschappen. Via «bijdragen» worden middelen verstrekt aan internationale organisaties als de OMVS, MEDRC, USAID en de Wereldbank.

Een bedrag van EUR 24.4 miljoen wordt uitgegeven onder het subartikel Drinkwater subsidies en EUR 20 miljoen onder Drinkwater bijdragen. Subsidies worden verstrekt onder anderen via RVO (Fonds Duurzaam Water) en aan organisaties als SIMAVI, het IRC, Aqua for All, Stichting Waste en het NWP. Via het instrument bijdragen worden middelen verstrekt aan internationale organisaties als UNICEF, UNOPS, de Luxemburgse Development Cooperation en de Europese Investeringsbank.

Van het waterbudget dat via de ambassades wordt uitgegeven is integraal waterbeheer het belangrijkste onderdeel, naast drinkwater & sanitatie. Per land worden de bestedingen van de totale uitgaven op artikel 2.2 (water) geadministreerd en in nlontwikkelingssamenwerking.nl worden details van de verschillende projecten gegeven. Hierbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar de sub-thema’s integraal waterbeheer en drinkwater & sanitatie.

178

Hoe vertaalt de wens om te investeren in het maatschappelijk middenveld zich naar concrete middelen in de begroting? Welke concrete middelen komen ten goede aan het versterken van het maatschappelijk middenveld?

In 2022 is onder artikel 3.3 specifiek een bedrag van EUR 198 miljoen gereserveerd voor het versterken van het maatschappelijk middenveld. Onder diverse andere begrotingsartikelen wordt daarnaast direct of indirect ingezet op versterking van het maatschappelijk middenveld, zoals onder artikel 3.1 SRGR en hiv/aids en artikel 3.2 Vrouwenrechten en Gendergelijkheid. Zie ook Kamerbrief 34952-117 van 15 oktober 2020 en Kamerbrief 34952-140 van 14 juli 2021.

179

Hoeveel middelen worden gereserveerd voor het «versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen»?

Onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld wordt specifiek het programma VOICE gefinancierd dat de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem geeft. Met name jongeren en ouderen, inheemse groepen en etnische minderheden, LHBTI-ers, mensen met een beperking en vrouwen en meisjes die te maken hebben met geweld en uitbuiting staan hierin centraal. Voor dit programma is jaarlijks EUR 12 miljoen gereserveerd, tot en met 2024.

180

Via welke kanalen (multilaterale organisaties / maatschappelijk middenveld) en op welke wijze zullen de middelen voor het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen worden besteed?

Omdat de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) leidraad zijn voor het BHOS-beleid en zich met name richten op de meest achtergestelde en gediscrimineerde groepen wordt via een groot aantal door Nederland ondersteunde bilaterale en multilaterale programma’s middelen aan de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen besteed. Zie ook vraag 179.

181

Kunt u nader toelichten hoe de bijzondere beleidsaandacht voor het belang van toegang tot gezondheid voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de samenwerking met internationale organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid, zich vertaalt naar daadwerkelijke investeringen voor het bereiken van kwetsbare bevolkingsgroepen? Rapporteren deze organisaties hierop?

In de samenwerkingsrelatie met internationale organisaties vraagt Nederland nadrukkelijk aandacht voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Zo wordt in beleidsoverleg met WHO, UNAIDS en UNFPA de positie van vrouwen en meisjes alsmede van key populations besproken. In hun jaarverslagen specificeren internationale organisaties resultaten voor verschillende bevolkingsgroepen. Daarbij wordt nu vooral een onderscheid gemaakt naar inkomensgroepen of geografische locatie. Aandacht voor kwetsbare groepen is een dwarsdoorsnijdend element in de activiteiten van internationale organisaties, maar het is niet mogelijk de aandacht voor dit thema in financiële termen uit te drukken.

182

Welk bedrag wordt in totaal besteed aan het mogelijk maken van abortussen in het buitenland, en via welke organisaties worden de beleidsdoelstellingen in dezen uitgevoerd?

Zie antwoord op vraag 183.

183

Hoeveel geld wordt besteed aan (non-gouvernementele) organisaties die via goede moeder- en kindzorg («maternal care») gericht zijn op preventie van abortussen?

Antwoord op 182 en 183

Keuzevrijheid, en dus de mogelijkheid om weloverwogen en goed geïnformeerde keuzes te kunnen maken over seksualiteit, en of, wanneer, en hoeveel kinderen te krijgen omvatten de kern van de Nederlandse internationale inzet voor SRGR, als onderdeel van het beleid voor BHOS. Het kabinet zet in op het hele spectrum van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en draagt in 2.022 EUR 529 miljoen bij aan het behalen van de vier resultaatgebieden zoals benoemd in de beleidsnota Investeren in perspectief. Het is niet mogelijk om de bedragen die naar de specifieke elementen van SRGR gaan uit te splitsen, omdat partners en organisaties zich veelal inzetten op meerdere aspecten van het brede SRGR spectrum.

184

Wanneer wordt een impactstudie over de resultaten van het Orange Knowledge Programme (OKP) openbaar gemaakt?

De werkzaamheden door Nuffic onder het contract voor het Orange Knowledge Programme zijn voorzien tot zomer 2023. Het programma (waaronder de impact) zal onafhankelijk worden geëvalueerd als alle eindrapportages ontvangen en beoordeeld zijn (in 2024). De resultaten van deze evaluatie zullen openbaar gemaakt worden.

185

Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 3.1, specifiek de categorie «SRGR en hiv/aids»?

Het overzicht van alle activiteiten die onder beleidsartikel 3.1 worden gefinancierd kunt u vinden op https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.

186

Kunt u de uitgaven uit de begrotingsregel «subsidies SRGR en hiv/aids» uitsplitsen voor 2022 en 2023?

Onder de begrotingsregel subsidies wordt via het SRGR partnerschappen programma gedurende de periode 2021–2025 zeven partnerschappen ondersteund, bestaande uit het Nederlands en zuidelijk maatschappelijk middenveld. Zie voor meer detail ook het antwoord op vraag 194.

In 2022 is voor de SRGR partnerschappen EUR 64,4mln EUR gereserveerd. In aanvulling hierop worden vanuit deze begrotingsregel ook de internationale NGO’s IPPF, IPAS, SRI en SAAF gesteund die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid, informatievoorziening en toegang tot SRGR dienstverlening.

Hiervoor is in 2.022 EUR 10,75 mln gereserveerd. Voor 2023 is respectievelijk EUR 64,4mln voor de SRGR partnerschappen en EUR 10,74mln voor de samenwerking met de INGO’s geraamd.

187

Wat is de stand van zaken van het ratificatieproces van het ILO Verdrag 190 Geweld en intimidatie in de wereld van werk, waarin specifieke aandacht is voor geweld tegen vrouwen en de impact van huiselijk geweld op werk?

De beleidsverantwoordelijkheid voor het ILO-verdrag nr. 190 betreffende geweld en intimidatie in de wereld van werk ligt bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Minister van SZW heeft aangegeven de goedkeuringsprocedure van het verdrag en eventuele bijbehorende beleidsmatige keuzes aan het volgende kabinet te laten, gegeven de demissionaire status van het huidige kabinet (Kamerstuk 29 427, nr. 121).

Inmiddels is er een voor EU-besluitvorming over dit verdrag relevante uitspraak in een zaak die aanhangig was bij het Europese Hof van Justitie (met betrekking tot een ander verdrag)18. Het voorzitterschap van de Europese Raad heeft bespreking van het Commissievoorstel in de Raad voor machtiging van de Unie tot ratificatie van het verdrag door de lidstaten tot op heden niet geagendeerd.

188

Wat houdt onder artikel 3.4 onderwijs, de subsidieregeling onderzoeksprogramma’s in? Aan wie komt dit ten goede? Hoe verhoudt zich dit tot de onderzoeksprogramma’s onder opdrachten?

Onder het kopje Subsidies Onderzoeksprogramma’s is de subsidie (EUR 6 miljoen; 2019–2022) aan het African Studies Centre te Leiden opgenomen voor het Knowledge platform on inclusive development policies (INCLUDE). Onder het kopje Opdrachten Onderzoeksprogramma’s is een bijdrage van EUR 4 miljoen (2023–2024) opgenomen voor het Onderzoeksprogramma «SDG interacties en beleidsinterventies in ontwikkelingslanden» dat uitgevoerd wordt in het kader van de nationale wetenschapsagenda. Dit onderzoeksprogramma wordt beheerd door NWO-Wotro Science for global development.

189

Welke (inter)nationale organisaties ontvangen welke bijdrage in het kader van beleidsartikel 3.1, specifiek de categorie «Vrouwenrechten en keuzevrijheid»?

Onder de begrotingsregel «vrouwenrechten en keuzevrijheid» in beleidsartikel 3.1 is de Nederlandse bijdrage aan de Global Financing Facility begroot (36 mln EUR). Dit omvat zowel de reguliere jaarlijkse bijdrage aan GFF van 16 mln EUR als de voorziene extra bijdrage van 20 mln EUR in het kader van de respons op COVID-19.

190

Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 3.2, specifiek de categorie «vrouwenrechten»?

Het overzicht van alle activiteiten die onder beleidsartikel 3.2 worden gefinancierd kunt u vinden op https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.

191

Welke (inter)nationale organisaties ontvangen welke bijdrage in het kader van beleidsartikel 3.2, specifiek de categorie «Vrouwenrechten»?

Het overzicht van alle activiteiten die onder beleidsartikel 3.2 worden gefinancierd kunt u vinden op https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.

192

Wat wordt er gefinancierd uit «Vrouwenrechten en keuzevrijheid» onder begrotingsregel 3.1? Kunt u deze bijdragen uitsplitsen?

Onder de begrotingsregel «vrouwenrechten en keuzevrijheid» in beleidsartikel 3.1 is de Nederlandse bijdrage aan de Global Financing Facility begroot (36 mln EUR). Dit omvat zowel de reguliere jaarlijkse bijdrage aan GFF van 16 mln EUR als de voorziene extra bijdrage van 20 mln EUR in het kader van de respons op COVID-19.

193

Welke zeven partnerschappen worden in 2021–2025 ondersteund via het SRGR-partnerschappen programma?

Zie antwoord vraag 194.

194

Hoeveel geld vloeit naar elk van de zeven partnerschappen binnen het SRGR-partnerschappen programma, en exact welk bedrag vloeit naar welke organisatie(s)?

Partnerschap

Lead

Totaal budget 2021–2025

Break Free

Plan

EUR 25.000.000,00

Love Alliance

Aidsfonds

EUR 62.903.700,00

Masarouna

Oxfam

EUR 51.761.487,84

Power to You(th)

AMREF

EUR 43.468.194,00

Right Here Right Now 2

Rutgers

EUR 57.460.365,00

We Lead

HIVOS

EUR 40.726.170,00

Make Way

WEMOS

EUR 27.379.331,00

Beschikkingen voor deze partnerschappen zijn verleend aan de penvoerders (leads), die namens het de partners in het consortium de enige contractpartner voor het ministerie is.

195

Kunt u bevestigen dat het Product Development Partnership (PDP) evaluatierapport voorafgaand aan de begrotingsbehandeling BuHa-OS en vergezeld van een appreciatie met de Tweede Kamer zal worden gedeeld?

Zoals op 12 oktober 2021 per brief (BZ DOC 1235421577-13) aan uw Kamer is gecommuniceerd, zal het evaluatierapport half november worden opgeleverd. Beoogd wordt dit rapport voorafgaand aan de begrotingsbehandeling BHOS en vergezeld van een appreciatie met de uw Kamer te delen.

196

Kunt u aangeven of het klopt dat het budget voor de PDP's voor 2022 circa € 3,6 miljoen lager ligt dan het huidige jaarlijkse niveau? Klopt het ook dat een tijdelijke verlaging of uitstel van funding de voortgang in de huidige PDP ontwikkeling onder druk zet? En zijn andere donorgelden geëigend om ter overbrugging aan te wenden?

Nee, dat klopt niet. In de BHOS begroting zijn binnen artikel 3.1 de benodigde middelen gereserveerd voor een nieuw subsidiekader, met een vergelijkbaar budget als voor het Fonds Product Development Partnerships III. Het subsidieplafond voor het nieuwe PDP kader wordt, mede op basis van het evaluatierapport, nog vastgesteld en kan naar verwachting in januari 2022 worden gepubliceerd.

Verwachting is dat een nieuw PDP kader vervolgens in juli 2022 van start zal gaan. Omdat de PDP’s door verschillende donoren worden gefinancierd, leidt dit naar verwachting niet tot vertraging of stopzetting van onderzoek en productontwikkeling.

197

Hoe stimuleert u de onderlinge samenwerking op landenniveau tussen de multilaterale gezondheidsorganisaties? Zijn er concrete voorbeelden van goede samenwerkingsvormen te delen in focuslanden van Nederland? Stimuleert u ook de samenwerking tussen de multilaterale gezondheidsorganisaties en internationale en lokale maatschappelijke organisaties?

Samenwerking tussen alle actoren vindt plaats in het kader van partnerdialoog op nationaal niveau, waar multilaterale organisaties ook een belangrijke rol spelen. Nederland neemt hier in focuslanden actief aan deel. Op deze manier wordt bijgedragen aan de doeltreffendheid van de hulp van alle actoren: bilaterale donoren, multilaterale organisaties, en maatschappelijke organisaties. Zo wordt bijvoorbeeld gezamenlijk gewerkt aan het integreren van het investeringspakket van de Global Financing Facility in de nationale gezondheidsstrategie, onder leiding van de overheid. In Ethiopië heeft onze ambassade het voortouw genomen bij de ontwikkeling van de Health Harmonization Manual, die uitleg geeft over procedures van de overheid ten aanzien van de gezondheidssector inclusief de coördinatie van alle actoren.

In Kenia draagt de ambassade bij aan het SDG Platform onder Kenia’s UNDCF (2018–2022) met als doel de coördinatie te verbeteren tussen de publieke en de private sector, de VN, het maatschappelijk middenveld en de wetenschap ten behoeve van een SDG(3) accelerator, afgestemd met de ontwikkelingsprioriteiten van de overheid.

In Burundi financiert de ambassade de komende jaren een geïntegreerd programma, dat geleid wordt door een diverse groep van multilaterale organisaties, (inter)nationale NGOs of lokale ondernemers. De coördinatie ligt bij een lokale NGO en jongeren spelen een actieve rol.

198

Kunnen er al tussentijdse bevindingen worden gedeeld van de evaluatie van de Publiek Private Partnerschappen? Zijn er middelen in de begroting gereserveerd voor de komende jaren om de Publiek Private Partnerschappen voort te zetten?

De IOB-evaluatie «Partners in ontwikkeling» waarin onder meer publiek-private partnerschappen aan bod komen, wordt op dit moment uitgevoerd. Tussentijdse bevindingen zijn niet beschikbaar.

Publiek-private partnerschappen worden via lopende programma’s zoals de Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid en de SDG-Partnerschapsfaciliteit gefinancierd. Voor deze programma’s zijn komende jaren middelen begroot.

199

Kunt u een overzicht geven van de aanvullende financiering aan internationale Non-Gouvermentele Organisaties (NGO’s(die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid, informatievoorziening en toegang tot SRGR dienstverlening? Welke NGO's betreft dit en wat is de focus van hun programmering?

De SRGR partnerschappen vormen het samenwerkingskader met het maatschappelijk middenveld. Dit fonds omvat 7 partnerschappen gericht op vergroten toegang tot SRGR en keuzevrijheid. In aanvulling hierop worden vanwege hun unieke meerwaarde op thema’s binnen het SRGR domein waarop Nederland zich profileert ten opzichte van andere donoren en als ondersteuning voor onze diplomatieke inzet op deze onderwerpen de volgende INGO’s meerjarig gefinancierd: IPAS, International Planned Parenthood Federation (IPPF), Sexual Rights Initiative (SRI) en het Safe Abortion Action Fund (SAAF). IPPF biedt geïntegreerde SRGR dienstverlening, heeft een sterke focus op jongeren en kwetsbare groepen en weet SRGR mondiaal op de agenda te zetten. IPAS en SAAF richten zich op toegang tot veilige abortus en pleitbezorging. SRI richt zich op internationale SRGR en gendergelijkheid-diplomatie.

200

Wat is het totale bedrag dat er voor Global Financial Facility (GFF) is begroot? Is deze totale bijdrage aan de GFF volledig ondergebracht in de begrotingsregel «Vrouwenrechten en keuzevrijheid»?

In 2022 is EUR 36 miljoen begroot voor de Global Financing Facility. Dit bedrag maakt deel uit van beleidsartikel 3.1 (Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids) en is terug te vinden onder Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties, regel Vrouwenrechten en keuzevrijheid. Dit omvat zowel de reguliere jaarlijkse bijdrage aan GFF van 16 mln EUR als de voorziene extra bijdrage van 20 mln EUR in het kader van de respons op COVID-19.

201

Kunt u aangeven via welke investeringen aan welke organisaties deze versterking van zorgsystemen vorm krijgt en onder welke begrotingsregel dat terug te vinden is?

Investering in zorgsystemen maken een integraal onderdeel uit van de bijdragen van Nederland aan de WHO, UNFPA, UNAIDS, UNICEF, GFATM, GAVI en GFF. Verder zet een aantal van de landenprogramma’s sterk in op investering in de nationale gezondheidsstrategieën en heeft een aantal door Nederland ondersteunde NGOs een actieve rol in de nationale beleidsdialoog over beleidsdoelen en -resultaten en in het integreren van innovatieve instrumenten en aanpak in het gezondheid systeem.

Deze bijdragen zijn terug te vinden onder de verschillende begrotingsregels van beleidsartikel 3.1 (Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids).

202

Heeft u een strategie om de doelstelling voor Nederland van $ 650 miljoen voor de Access to COVID-19 Tools Accelerator te bereiken in 2021? Wat is het financieringsplan voor 2022?

Nederland komt dicht bij de door ACT-A gehanteerde verdeelsleutel wanneer zowel de waarde van de financiële bijdrage aan ACT-A als de donatie in natura worden opgeteld. Nederland zal in 2022 een extra EUR 70 miljoen aan ACT-A bijdragen. Dit brengt de totale Nederlandse financiële bijdrage op EUR 242 miljoen, waarvan 197 mln EUR uit de BHOS begroting. Daarbovenop draagt Nederland via de VWS begroting bij aan COVAX met een donatie in natura van 21 miljoen vaccins. Omdat vaccinprijzen niet openbaar zijn wordt de bijdrage in de ACTA commitment tracker in vaccindoses aangegeven en niet in geld uitgedrukt.

203

Kunt u aangeven welke andere modellen worden verkend in 2022 om in te zetten op innovatieve financiering voor onderwijs, naast de International Finance Facility for Education (IFFEd)?

Naast IFFEd worden momenteel geen andere modellen voor innovatieve financieringsvormen voor onderwijs verkend.

204

Op welke manier wordt in 2022 besloten hoe de opvolger van het Orange Knowledge Programme (OKP) wordt ingericht en beter kan aansluiten bij investeringen in onderwijs, werk en jongeren?

Voor de opvolger van het OKP is een projectorganisatie ingericht voor het nieuwe programma voor Beroeps- en Hoger Onderwijs. Begin 2022 zullen externe consultaties plaatsvinden, waarna medio 2022 een samenhangend beeld geschetst wordt van het nieuwe programma.

De uitdagingen voor jongeren, in het bijzonder jonge vrouwen en kwetsbare groepen, in de toegang tot, het deelnemen aan en het succesvol afronden van beroepsonderwijs of hoger onderwijs, zijn expliciet onderdeel van het nieuwe programma. Dit sluit goed aan bij de huidige investeringen in onderwijs, werk en jongeren als verwoord in de Youth at Heart strategie.

205

Hoeveel calls zijn er tot nu toe uitgedaan ten behoeve van het Civic Space Fund en in welke landen? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid en op welke themagebieden? Is dit Civic Space Fund uitgesloten voor NGO’s en vakbonden die al op enige wijze direct of indirect financiering hebben ontvangen vanuit Nederland?

Ambassades in alle landen die in de BHOS-nota genoemd worden, komen in aanmerking voor het Civic Space Fund (CSF). Er zijn geen calls, maar deze ambassades kunnen jaarlijks in hun jaarplannen middelen aanvragen voor steun aan maatschappelijke organisaties in de landen waar zij geaccrediteerd zijn. Voor de Flex Optie van het CSF kunnen gedurende het jaar ook urgente activiteiten in alle landen op de OESO-DAC lijst worden ondersteund, bijvoorbeeld op gelijke rechten LHBTI, jongerenparticipatie, handel/verduurzaming waardeketens, klimaat adaptatie en mitigatie, veiligheid en rechtsorde, vrijheid van meningsuiting/persvrijheid en vrouwenrechten en gendergelijkheid. Maatschappelijke organisaties die al op enige wijze directe of indirecte Nederlandse financiering hebben ontvangen worden niet uitgesloten.

Voor 2021 was in totaal EUR 10 miljoen beschikbaar voor ambassades uit het Civic Space Fund (inclusief Flex Optie). Er is EUR 9.266.000 aangevraagd.Ook in 2022 zal EUR 10 miljoen voor het Civic Space Fund beschikbaar zijn.

206

Zijn er projecten die nadrukkelijk de inclusie en maatschappelijke ruimte van mensen met een beperking bevorderen die middelen uit het Civic Space Fund ontvangen? Welke projecten zijn dat?

Op dit moment worden er geen programma’s onder het Civic Space Fund gefinancierd, die nadrukkelijk en specifiek de inclusie en maatschappelijke ruimte van mensen met een beperking bevorderen.

207

Wat is het budget voor de Dutch Relief Alliance in 2022?

De Dutch Relief Alliance ontvangt jaarlijks EUR 60 mln. In 2022 ontvangt de DRA vanuit de positieve BNI ramingen een eenmalige optopping van EUR 10 mln. Hierdoor ontvangt de DRA in 2.022 EUR 70 mln.

208

Wat is het (geplande of voorziene) budget voor de Dutch Relief Alliance van 2023 t/m 2026?

De Dutch Relief Alliance ontvangt voor de jaren 2023 t/m 2026 vier keer EUR 60 mln., in totaal derhalve EUR 240 mln.

209

Zijn gezonde voeding, schoon water en goede sanitaire voorzieningen vaste indicatoren in de besteding van het noodhulpbudget?

Om noodhulp mogelijk te maken, financiert Nederland op voorspelbare wijze het werk van humanitaire VN-organisaties en -fondsen, van de internationale beweging van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan en van de Dutch Relief Alliance. Nederland kiest in dit verband expliciet voor meerjarige en flexibel in te zetten financiering teneinde daarmee zo goed mogelijk in te spelen op de lokale noden. Het leeuwendeel van het noodhulpbudget is daarom ook niet thematisch of geografisch opgeknipt of gekoppeld. De genoemde thema’s zijn derhalve geen vaste indicatoren in de besteding van het noodhulpbudget. In elke humanitaire respons is er overigens altijd uitgebreid aandacht voor deze thema’s. Coördinatie en uitvoering van de internationale noodhulpverlening vindt plaats via zogenoemde «clusters», geleid door één VN-organisatie. Het gaat om elf thema’s die samen het gehele spectrum van een humanitaire respons bestrijken. Er zijn specifieke clusters voor voeding en WASH, maar bijvoorbeeld ook voor medische zorg, onderdak en bescherming.

210

Welke kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties zullen bij de uitwerking van de interdepartementale implementatiestrategie op het gebied van Security Sector Reform worden betrokken?

We werken nauw samen met diverse kennisinstellingen en (internationale) maatschappelijke organisaties op het gebied van Security Sector Reform (SSR). Bij de operationalisering van de interdepartementale SSR-strategie wordt ook een beroep gedaan op externe expertise, waaronder van het Kennisplatform voor Veiligheid en Rechtsorde, het Instituut Clingendael en de Geneva Centre for Security Sector Governance (DCAF).

211

Welke landen, organisaties en experts maken deel uit van de nieuwe coalitie die mensgerichte toegang tot recht moet gaan bevorderen? Kunt u toelichten wat u bedoelt met «mensgerichte toegang tot recht»?

Een mensgerichte benadering van toegang tot recht gaat uit van de perspectieven van mensen op rechtvaardigheid. Het stelt de behoeften en noden van mensen centraal om hun juridische problemen op te lossen centraal. Op basis hiervan kan gerichte steun worden geboden aan bijvoorbeeld rechtsinstellingen op nationale en lokale niveaus en rechtshulp. Het is hiervoor belangrijk data (kwalitatieve en kwantitatieve) te verzamelen, op basis waarvan nieuwe en innovatieve, op maat gemaakte programma’s worden ontwikkeld of bestaande programma’s verbeterd worden. Voorbeelden van een mensgerichte benadering van toegang tot recht zijn: laagdrempelige toegang tot informatie, rechtshulp en juridisch advies, digitale (juridische) platformen en one-stop centers waar alle voorzieningen voor bijvoorbeeld slachtoffers van misbruik onder een dak zijn te vinden (onder andere rechtshulp, politie, psychische-sociale steun), waardoor slachtoffers niet op toegankelijker wijze hun recht kunnen halen.

De volgende vijftien landen maken momenteel deel uit van de nieuwe Justice Action Coalition: Canada, Duitsland, Frankrijk, Indonesië, Japan, Liberia, Libië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Saõ Tomé en Principe, Sierra Leone, Solomoneilanden, Zweden, en Zwitserland. Noorwegen en de Verenigde Staten (USAID) waren als waarnemers bij de vergadering en hebben nog niet besloten over deelname. De vorige regering van Afghanistan nam in april ook deel. De huidige regering van Afghanistan wordt niet voor vervolgbijeenkomsten en activiteiten uitgenodigd. Momenteel wordt gekeken naar mogelijke uitbreiding van het aantal deelnemende landen. De Pathfinders for Peaceful, Just and Inclusive Societies, de G7+ intergouvernementele groep van twintig door conflict getroffen landen en The Elders (een onafhankelijke groep mondiale leiders die samenwerken op vrede, rechtvaardigheid en mensenrechten) zijn samen met Nederland de trekkers van de coalitie.

De intergouvernementele organisaties IDLO, OECD, OGP, UNDP, VN en de Wereldbank zijn bij de vormgeving van het werk van de coalitie betrokken. Daarnaast zullen andere organisaties bijdragen aan de concrete activiteiten van de Justice Action Coalition, onder andere Cordaid, Hague Institute for the Innovation of Law (HiiL), Namati, ODI, UNODC, UN Women, en het World Justice Project.

212

Kunt u toelichten hoe de € 107 miljoen voor noodhulpprogramma’s (artikel 4.1) wordt verdeeld? Kunt u aangeven hoe dit budget wordt verdeeld over kwetsbare groepen waaronder kinderen in conflicten en meisjes?

De verdeling van de financiële middelen voor noodhulp wordt zoals gebruikelijk toegelicht in een separate Kamerbrief die uw Kamer begin 2022 toe zal gaan. Het genoemde bedrag komt grotendeels ten goede aan de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis, naast een aantal kleinere thematische bijdragen. Het leeuwendeel van het noodhulpbudget is niet thematisch of geografisch opgeknipt of gekoppeld. Derhalve is er geen specifieke verdeling over kwetsbare groepen. Helpen van kwetsbare mensen en groepen in nood staat bij humanitaire actie in elk geval voorop. Kwetsbaarheid kan daarbij per crisis verschillen. Dat is een voorname reden voor Nederland om de financiering aan humanitaire partners zo min mogelijk te oormerken.

213

Kunt u toelichten hoe de bijdragen (inter)nationale organisaties, migratie en ontwikkeling (artikel 4.2) wordt besteed? Kunt u aangeven hoeveel wordt toegewezen aan maatschappelijke organisaties werkzaam in de regio? Kunt u aangeven hoe dit budget wordt verdeeld over kwetsbare groepen waaronder vluchtelingenkinderen en met name meisjes?

Het budget van artikel 4.2 wordt besteed aan opvang in de regio, met als hoofddoel het bieden van perspectief aan vluchtelingen, intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen in regio’s van herkomst, door middel van het bieden toegang tot onderwijs, werk, voorzieningen en bescherming.

Verder wordt artikel 4.2 besteed aan migratiesamenwerking, met een focus op migratiemanagement en tegengaan van irreguliere migratie, bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie, tegengaan van mensensmokkel/-handel, bescherming van migranten, vluchtelingen en gastgemeenschappen en datacollectie en onderzoek.

De bijdragen aan internationale organisaties voor migratiesamenwerking worden met name besteed via het COMPASS-partnerschap met IOM (EUR 55 mln. in de periode 2021–2023) en voor Opvang in de Regio via het Prospects Partnerschap met UNHCR, UNICEF, ILO, IFC en de Wereldbank (EUR 500 mln. in de periode 2019–2023).

De internationale organisaties die financiering ontvangen vanuit dit budget, werken samen met maatschappelijke organisaties, die daarmee op indirecte wijze financiële steun ontvangen. Daarnaast wordt een deel van het budget op artikel 4.2 ingezet d.m.v. directe financiële steun aan (internationale en nationale/lokale) non-gouvernementele organisaties. Op basis van het Subsidiebeleidskader Migratie & Ontwikkeling 2019–2022 is dit EUR 35 mln. voor opvang in de regio en EUR 6 mln. voor migratiesamenwerking, in voorgenoemde periode.

Nederland stuurt vooraleerst op het behalen van de grootst mogelijke effectiviteit, alvorens het kanaal te kiezen. Alle programmering op artikel 4.2 wordt op effectiviteit geëvalueerd. Hierin wordt de kanaalkeuze meegenomen.

Alle programmering die via dit budget tot stand komt, is gericht op de kwetsbare groepen migranten, vluchtelingen, intern ontheemden en gastgemeenschappen. Vrouwen en jongeren krijgen hierbij bijzondere aandacht, zie ook Resultatenrapportage 2020. Vluchtelingenkinderen worden vooral via onderwijsprogramma’s bereikt.

214

Kunt u de daling van € 15 miljoen voor de opvang en bescherming in de regio en de migratiesamenwerking in de regio (artikel 4.2) toelichten?

Zie antwoord op vraag 139.

215

Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 4.1, specifiek de categorie «Noodhulpprogramma's»?

Nederland financiert humanitaire VN-organisaties en -fondsen en het Internationale Comité van het Rode Kruis met zogenaamde bijdragen onder beleidsartikel 4.1.

De subsidies in het kader van beleidsartikel 4.1 betreffen onder meer de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Nederlandse Rode Kruis (NRK), naast kleinere bijdragen voor capaciteitsversterking, research en innovatie via bijvoorbeeld Clingendael en Elrha. De verdeling van de financiële middelen voor noodhulp wordt zoals gebruikelijk toegelicht in een separate Kamerbrief die uw Kamer begin 2022 toe zal gaan.

Zie ook 212 en 216

216

Welke (inter)nationale organisaties ontvangen welke bijdrage in het kader van beleidsartikel 4.1, specifiek de categorie «Noodhulpprogramma's»?

Nederland steunt ook in 2022 drie categorieën noodhulporganisaties: VN-organisaties en -fondsen (het VN-bureau voor noodhulpcoördinatie OCHA, de door OCHA beheerde landenfondsen (Country Based Pooled Funds) en het algemene Noodhulpfonds CERF, het Wereldvoedselprogramma WFP, de VN vluchtelingenorganisatie UNHCR, het VN-Kinderfonds UNICEF, de Wereldgezondheidsorganisatie WHO en de hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA); de internationale beweging van het Rode Kruis/Rode Halve Maan; en de Dutch Relief Alliance, een samenwerkingsverband van Nederlandse hulporganisaties. De verdeling van de financiële middelen voor noodhulp wordt zoals gebruikelijk toegelicht in een separate Kamerbrief die uw Kamer begin 2022 toe zal gaan.

217

Welke organisaties worden met hoeveel geld gesubsidieerd in het kader van beleidsartikel 4.3 «Veiligheid en rechtsstaatsontwikkeling»?

In het onderstaande overzicht zijn de gerealiseerde financieringen van organisaties in 2020 weergegeven, omdat de geplande financiering voor 2022 en de gerealiseerde financiering voor 2021 nog niet beschikbaar zijn. Het betreft hier zowel gedecentraliseerde als centraal gefinancierde programma’s. Tevens zijn niet alle gefinancierde organisaties opgenomen vanwege vertrouwelijkheid. Indien gewenst kan ik u hierover vertrouwelijk informeren.

Organisatie

Financiële bijdrage (in Euro)

Accountability Lab

173.614

Agency for Technical Cooperation and Development

250.000

Afghan Independent Human Rights Commision

445.000

AGA KHAN FOUNDATION AFGHANISTAN

2.977.204

Asosiasi Lembaga Bantuan Hukum Apik

14.982

Association DEME-SO

1.660.664

Avocats Sans Frontieres Asbl

25.000

Berghof Foundation

111.200

Brigham and Women's Hospital Research Management

19.788

Center for civilians in conflict

2.636.124

Center for International Legal Cooperation

441.660

Clingendael

3.819.550

CNC SAHEL-BURKINA FASO

25.002

Coalition For Accountability & Integrity, Aman Ramallah

78.325

Community Based Sociotherapy Rwanda

1.001.228

DFID UK

6.004.969

European Institute Of Peace

1.468.432

FONAHD (Forum Des Organisations Nat. Humanitaires et Dev.) M

39.160

Fondation Festival Sur Le Niger

45.934

German Federal Ministry For Economic Cooperation And Development

2.500.000

Health Development Initiative

196.020

Holland House Hargeisa

11.570

Helvetas

1.424.383

Hague Institute for Innovation of Law

87.685

Impunity Watch

2.254.777

International Commission on Missing Persons

712.500

International Committee of the Red Cross

801.400

International Development Law Organization

3.611.386

Institute for Criminal Justice Reform

15.927

Institute For Democracy And Electoral Assistance

1.600.000

Institute for Security Studies

993.597

International Alert

1.554.000

International Center for Transitional Justice

5.021.482

International Crisis Group

2.690.097

International Peacebuilding Alliance – Interpeace

3.159.500

International Organization for Migration

891.386

Justice For All-Prison Fellowship Addis Abeba

360.000

Kituo Cha Sheria Nairobi

174.357

Mercy Corps Edinburgh

201.055

Ministry Of Finance, Planning And Economic Development Uganda

6.500.000

Ministry of Justice Rwanda

346.500

Musawa Ramallah

227.395

New York University 4

1.783.417

Nonviolent Peaceforce

2.461.189

Norwegian Refugee Council Oslo

885.974

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

90.000

Plaidoirie pour les sans voix

92.541

Playing for Peace Middle East

57.600

Pricewaterhousecoopers Jakarta

9.181

Radio La Benevolencija

589.829

RCN Justice Et Democratie

790.355

Royal Danish Embassy Kampala

2.000.000

Saferworld

3.277.717

Sana'a Center for Strategic Studies

409.400

Search For Common Ground Tunis

320.000

SNV Bamako

3.129.323

SJAC – SYRIA JUSTICE AND ACCOUNTABILITY CENTRE

221.525

Stichting Afrika-Studiecentrum

217.644

Stichting Akvo Amsterdam

125.887

Stichting Netherlands Institute for Multiparty Democracy

2.250.000

Stichting Red een Kind

1.037.265

Stichting Spark Amsterdam

221.386

Stichting T.M.C. Asser Instituut

5.145

Stichting Vredesbeweging Pax Nederland

2.516.972

Stichting Woord En Daad Gorinchem

1.032.581

Stichting ZOA

2.521.108

Transparency International UK

1.377.985

Transparency International Berlin

1.800.000

The Independent Commision for Human Rights Palestine

963.174

The Legal Aid Forum

181.893

Uganda Women's Network UWONET

74.849

United Nations Habitat Kabul

2.154.346

United Nations Development Programme

64.987.427

United Nations Department of Political & Peacebuilding Affairs

1.250.000

United Nations Office On Drugs And Crime Wenen

146.774

University of South Carolina

40.000

Van Vollenhoven Instituut

317.884

VNG International

7.006.231

WFP – World Food Programme

3.547.863

World Bank

4.605.750

World Bank IBRD Kabul

20.000.000

Yayasan Penanggulangan Krisis Internasional

15.264

218

Kunt u aangeven welk gedeelte per budgetlijnen subsidies, opdrachten en bijdragen aan internationale organisaties (3.3) direct ten goede zal komen aan lokale organisaties?

Ongeveer 11 procent van het totale budget van artikel 4.3 kwam in 2020 direct ten goede aan lokale organisaties. Hierbij is niet het percentage inbegrepen dat door tussenkomst van internationale partners, en dus indirect, ten goede kwam aan lokale organisaties.

219

Zullen er in 2022 en verder bijdrages worden gegeven aan UNICEF ten behoeve van humanitaire hulp en zo ja, wat is de hoogte van deze bijdrages?

De uitgangspunten met betrekking tot het financieren van partnerorganisaties in het kader van het beleid voor humanitaire hulp en diplomatie zoals vastgelegd in de nota «Mensen Eerst!» blijven gelden. In lijn daarmee worden momenteel de arrangementen met de VN-partners waaronder UNICEF voor 2022 en verder bezien. Hierover volgt begin 2022 een separate brief aan uw Kamer.

220

Hoe groot zijn de voorziene bijdragen aan het Peace and Statebuilding Fund van de Wereldbank en het Peace Building Fund van de Verenigde

Naties voor 2022?

De voorziene bijdragen zijn 4 mln. EUR voor het State and Peacebuilding Fund van de Wereldbank en 20 mln. EUR voor het VN Peacebuilding Fund.

221

Met welke prioritaire herkomst- transit- en opvanglanden beoogt u brede migratie partnerschappen af te sluiten? Hoe staan deze landen daar tegenover? Wat zijn, per land, hun specifieke wensen?

Nederland werkt zowel bilateraal als in EU-verband aan het intensiveren van de samenwerking met landen van herkomst, transit en opvang, waarbij, vanwege de grotere slagkracht, de samenwerking via de EU de voorkeur verdient.

Zoals in de voortgangsrapportage integrale migratieagenda d.d. 11 januari 2021 is aangegeven19, richt het Nederlandse beleid zich vooral op landen in de Mena-regio, sub-Sahara Afrika en de Hoorn van Afrika.

Versterkte samenwerking met derde landen maakt een belangrijk onderdeel uit van het EU Pact voor Asiel en Migratie. De EU heeft recent een achttal actieplannen voor verschillende prioritaire landen opgesteld. De bilaterale en EU- aanpak verschilt per land, gebaseerd op de reeds opgebouwde samenwerking, dialoog en de dynamiek in de samenwerking met het betreffende land. De recent gedeelde EU-plannen worden de komende tijd verder geoperationaliseerd in samenwerking met zowel Lidstaten als deze partnerlanden.

222

Klopt het dat er geen indicatoren ontwikkeld zijn op het versterken van het maatschappelijke middenveld, buiten de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid om?

Nee, dat klopt niet. Naast het resultatenkader vrouwenrechten en gendergelijkheid omvatten ook het resultatenkader van Versterking Maatschappelijk Middenveld en het Resultatenkader van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) indicatoren die de versterking van het maatschappelijk middenveld meten. Voor SRGR is dit een nieuwe memorie van toelichting indicator waarop jaarlijks naar de Kamer zal worden gerapporteerd.

223

Wat is het budget voor het accountability fonds? Wat zijn de ervaringen van de ambassades inzake het direct financieren van lokale organisaties? Kan er ook een acountability fonds opgezet worden – gekanaliseerd via het ministerie bijvoorbeeld – dat lokale humanitaire organisaties direct financiert?

Het Accountability Fonds heet per 1 januari 2021 het «Civic Space Fund». Dit fonds heeft een budget van 10 miljoen euro per jaar en wordt besteed via de ambassades aan lokale maatschappelijke organisaties. De ervaringen van de ambassades zijn goed, contact met het lokaal maatschappelijk middenveld is waardevol om o.a. op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in een land en door middel van de steun aan bepaalde organisaties kan een ambassade laten zien wat Nederland belangrijk vindt.

Er is geen aanleiding om een vergelijkbaar fonds voor humanitaire hulp op te zetten. Inzet op lokalisatie van humanitaire hulp is reeds één van de Nederlandse humanitaire prioriteiten. Hier wordt op diverse manieren invulling aan gegeven. Zo spant Nederland zich in om, in multilaterale fora en in dialoog met humanitaire organisaties, het belang van lokalisatie te onderstrepen. Tevens wordt een aanzienlijk deel van het Nederlandse humanitaire budget aangewend voor financiering van humanitaire fondsen en organisaties, zoals de humanitaire VN-organisaties, Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging en Dutch Relief Alliance, die goed toegerust zijn en zowel expertise als capaciteit hebben om lokale humanitaire organisaties op principiële wijze te ondersteunen. Hierbij worden partners gestimuleerd om uitvoering te geven aan de Grand Bargain afspraken.

224

Wat is de reden voor de korting op gelden voor multilaterale samenwerking, specifiek op speciale multilaterale activiteiten en internationale financiële instellingen, multilaterale banken en fondsen? Welke economische en financiële consequenties heeft dit voor de ontwikkeling van derde landen die normaliter aanspraak maken op deze fondsen?

In 2020 is het instrument speciale multilaterale activiteiten tijdelijk opgehoogd in verband met een bijdrage aan het UN COVID-19 Response and Recovery Fund (RRTF) voor de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen. Daarnaast was er tot 2021 sprake van een hoger budget om de hervormingen van het VN-ontwikkelingssysteem te financieren.

Ten aanzien van de internationale financiële instellingen is er geen sprake van een korting, maar van een tijdelijke ophoging van uitgaven in 2020 en 2021 ten behoeve van de COVID-19 respons. Dit betreft onder andere de bijdragen aan het IMF Catastrophe Containment and Relief Trust en aan het subsidieaccount van het IMF Poverty Reduction and Growth Trust, zoals is toegelicht in de kamerbrief «Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden» van 14 april 2020 (kamerstuk 33 625 XVII, nr. 2), de «Kabinetsreactie op briefadvies nr. 34 Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19» van 10 juli 2020 (kamerstuk 33 625 XVII, nr. 320), in de eerste suppletoire begroting BHOS 2021 (kamerstuk 35 850 XVII, nr. 2) en in het verslag van de voorjaarsvergadering (kamerstuk 26 234, nr. 256). Vanaf 2022 is het budget voor de IFI’s verlaagd, als gevolg van de verrekening van de krimp van het ODA-budget in 2020. Deze verlaging is bij Miljoenennota 2020 opgevoerd en vervolgens in de tweede suppletoire begroting 2020 en eerste suppletoire begroting 2021 verder uitgewerkt.

De begroting voor multilaterale banken en fondsen betreffen langlopende aangegane verplichtingen die per jaar licht kunnen fluctueren. Deze fluctuaties in bijdragen hebben daarmee geen impact op de lopende verplichtingen en dus ook geen impact op derde landen.

225

Wat is de reden voor de daling van de multilaterale bijdrages aan UNICEF voor 2022–2024 ten opzichte van eerdere jaren?

Van 2022 tot 2024 is het budget met EUR 4.436.000,- verlaagd vanwege het aandeel in de dekking van de krimp van het ODA-budget door de economische gevolgen van de COVID-19 pandemie in 2020. Deze verlaging is bij Miljoenennota 2020 opgevoerd en vervolgens in de eerste suppletoire begroting 2021 verder uitgewerkt.

226

Kunt u een toelichting geven op de betekenis van het meerjarig geraamde saldo op het verdeelartikel 5.4?

De positieve bedragen op verdeelartikel 5.4 van de BHOS-begroting hangen samen met het feit dat het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor de ontwikkelingen van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de BHOS-begroting worden groei en krimp van het ODA-budget niet direct vertaald in OS-programmalijnen, maar verwerkt in verdeelartikel 5.4. Deze BNI-ruimte kan immers weer toe- of afnemen na correctie van de nieuwste BNI-raming. Daarnaast worden fluctuaties in de ODA-toerekening eerstejaars asielzoekers op het verdeelartikel 5.4 opgevangen.

Gedurende het begrotingsjaar worden de resterende middelen op artikel 5.4 binnen de BHOS-begroting herverdeeld. Informatie hierover ontvangt de Kamer in de desbetreffende begrotingsstukken. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is nu alleen budget herverdeeld voor de jaren 2021 en 2022.

227

Kan de Kamer het meerjarig saldo op het verdeelartikel aanwenden voor de dekking van (meerjarige) amendementen?

Zie hiervoor ook antwoord op vraag 226.

Het verdeelartikel 5.4 vormt de buffer van het ODA-budget waaruit fluctuaties in BNI en asieltoerekening moeten worden betaald. Daarom is het in het kader van behoedzaamheid en stabiliteit minder aangewezen het meerjarig saldo op dit verdeelartikel aan te wenden voor de dekking van amendementen. De meerjarige standen zijn immers mede afhankelijk van de ontwikkeling van het BNI en asielramingen.

228

Hoeveel ODA-middelen verwacht u in 2022 uit de begroting te zullen moeten uittrekken voor de eerstejaars opvang van asielzoekers?

De verwachte ODA-toerekening voor de opvang van eerstejaars asielzoekers is in ontwerpbegroting 2022 geraamd op EUR 345 miljoen. Zie ook vraag 231.

229

Correspondeert de structurele verlaging van 150 miljoen euro van het ODA-budget met actuele kwijtscheldingen van exportkredietschulden? Wanneer eindigt deze reeks?

Er is geen sprake van een structurele verlaging van 150 miljoen van het ODA-budget. Indien er sprake is van kwijtschelding van exportkredietschulden dan wordt dit onderdeel van de begroting van het Ministerie van Financiën en niet van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

230

Wordt het budget voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ingezet voor eerste jaarsopvang van asielzoekers? Waar vindt deze opvang plaats? Welke organisaties krijgen hier budget voor?

Ja, conform de OESO-DAC richtlijnen mogen de kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen aan ODA worden toegeschreven. In Nederland worden deze uitgaven op de begroting van het Ministerie Justitie en Veiligheid verwerkt als onderdeel van het ODA-budget.

Naast kosten voor de opvang door het COA worden deze middelen ook benut voor gemaakte kosten door OCW voor primair en voortgezet onderwijs, Stichting Nidos, Vluchtelingenwerk Nederland en de inzet van tolken en rechtsbijstand in het asielproces.

231

Verwacht u dat de toerekening voor de eerste jaarsopvang van asielzoekers nog hoger gaat worden over dit jaar en voor 2022? Kunt u dit toelichten?

Ja. Door de stijgende asielinstroom is het de verwachting dat de meerjarige toerekening voor eerstejaars asielzoekers hoger zal worden dan in de begroting opgenomen.

232

Voorziet de regering in twee jaar een significante vooruitgang met betrekking tot duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden? Hoe verhoudt zich dit tot de kortingen op investeringen hierin? Hoe verhoudt zich dit tot de ambities voor een EU-Afrika partnerschap? Wat is de meerwaarde van een eenmalige investering ten opzichte van structurele investeringen?

Het kabinet voorziet een toename van de klimaatresultaten door de extra investeringen. Zoals toegelicht in de begroting onder paragraaf 2.3 heeft het kabinet daarom extra bijdragen gedaan voor 2021 en 2022 aan een aantal fondsen en initiatieven ter ondersteuning bij het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, het helpen bij grootschalige inpassingen van hernieuwbare energie alsmede ter bestrijding van ontbossing. Binnen het EU-Afrika partnerschap bestaat ook aandacht voor duurzame ontwikkeling, landbouw, voedselzekerheid, water en klimaat. Zie hiertoe onder meer de kabinetsappreciatie van de EU mededeling «Towards a Comprehensive Strategy with Africa» van maart 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2148). Deze thema’s zullen naar verwachting ook aandacht krijgen tijdens de 6e EU-AU Top die voorzien is voor begin 2022. Er is derhalve geen sprake van een korting, maar van het aflopen van de tijdelijke ophoging van middelen – dit kabinet laat het aan een volgend kabinet om besluiten te nemen over de periode vanaf 2023.

233

Klopt het dat er een toename van € 19,5 miljoen is van de middelen op het verdeelartikel? Is dit bedrag juridisch verplicht? Kunt u een toelichting geven op de werkwijze, mogelijkheden en beperkingen van het toepassen van een verdeelartikel in de begroting?

Het bedrag van EUR 19,5 miljoen in 2021 op verdeelartikel 5.4 betreft geen toename maar de stand van het artikel. Dit bedrag is niet juridisch verplicht.

Zie ook het antwoord op vraag 226 & 227 voor een beschrijving van de werkwijze van verdeelartikel 5.4.

234

Hoe staat het met de uitvoering van motie Sjoerdsma/Van Ojik (35 570 V, nr. 40) over instrumenten van het buitenlandbeleid en de diplomatie in lijn brengen met de doelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs? Welke acties zijn ondernomen om deze motie uit te voeren?

In de kamerbrief Voortgang mondiale klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 199; 28 mei 2021) box 1 wordt de motie en de acties om deze motie uit te voeren besproken.

235

Hoe staat het met de uitvoering van motie Bouali/Alkaya (35 570 XVII, nr. 30) over het ondertekenen van het Charter Diversiteit bevorderen onder organisaties die subsidie ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Welke acties zijn ondernomen om deze motie uit te voeren?

De Nederlandse maatschappelijke organisaties die in 2021 subsidie hebben kregen hebben alle een brief ontvangen, waarin zij worden opgeroepen het Charter Diversiteit te ondertekenen. Deze oproep is herhaald in een nieuwsbrief voor de partners onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld.

Diversiteit en inclusie zullen ook belangrijke onderwerpen zijn in de jaarlijkse beleidsdialogen met de verschillende allianties onder beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Daarnaast heeft het Ministerie het thema ook aan de orde gesteld met brancheorganisatie Partos, die hierover voor haar leden een seminar heeft georganiseerd.

236

Hoe staat het met de uitvoering van motie Bouali c.s. (35 570 XVII, nr. 28) over EU-maatregelen tegen producten die bijdragen aan de ontbossing van de Amazone? Welke acties zijn ondernomen om deze motie uit te voeren?

Voor de uitvoering van motie Bouali verwijs ik u naar de kamerbrief Voortgang mondiale klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 199). De publicatie van het Commissievoorstel met regelgevende en niet-regelgevende maatregelen gericht op het tegengaan van ontbossing en bosdegradatie is voorzien op 17 november aanstaande, waarna het kabinet zijn positie ten aanzien van het voorstel zal bepalen.

237

Kunt u aangeven hoe voor de jaren 2022 en verder aan de motie Voordewind/Kuik (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 36) is voldaan, die vraagt om structurele financiering van de strijd tegen kinderprostitutie met 5 miljoen euro per jaar?

Onder het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie is per mei 2.021 EUR 5 miljoen financiering toegekend aan de Down to Zero-alliantie. Deze financiering loopt tot mei 2022.

Zoals per brief aan uw kamer gecommuniceerd op 9 april 2021 (33 625, nr. 328), wordt, alvorens te besluiten over voortzetting van financiering, een evaluatie uitgevoerd om inzicht te krijgen in de aansluiting van inzet op de bestrijding van seksuele exploitatie van kinderen bij het Nederlandse SRGR- en BHOS-beleid. Op basis hiervan wordt bepaald op welke wijze deze inzet voortgezet kan worden. Een besluit over voortzetting van de Nederlandse inzet op de bestrijding van seksuele exploitatie van kinderen wordt genomen voordat de huidige financiering afloopt. Zoals aangegeven tijdens het Wetgevingsoverleg van 24 juni 2021 is het tijdpad van genoemde evaluatie hierop gebaseerd.

238

Kunt u toelichten waar gerapporteerd is over malversaties? Hoe zien, conform de toezegging van 24 juni 2021, de mogelijkheden voor het opstellen van een afwegingskader voor het informeren over malversaties eruit?

In de bijlagen van de departementale jaarverslagen van BHOS en BZ worden alle bewezen gevallen van malversaties vermeld. Ook worden de totale aantallen gemelde vermoedens, niet-bewezen vermoedens en vermoedens die nog in onderzoek zijn vermeld. Dit is conform de afspraken met uw Kamer.

Met betrekking tot de toezegging aangaande het afwegingskader zal ik uw Kamer per brief separaat informeren vóór de aanstaande begrotingsbehandeling.

239

Kunt u een appreciatie geven van de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over het inzicht dat geboden wordt in de revolverende fondsen, in het bijzonder ten aanzien van Invest International en de verwachte prestaties en rendementen?

In het jaarverslag wordt (sinds 2019) een overzicht opgenomen van de bijdragen aan revolverende fondsen. In dit overzicht is de financiële informatie over de revolverende fondsen gestructureerd opgenomen en aangevuld met de looptijd van het fonds, beoogde mate van revolveerbaarheid en het jaar waarin het fonds naar verwachting wordt geëvalueerd. Op verzoek van de Kamer wordt dit met ingang van 2021 aangevuld met het beleidsartikel waaruit elk revolverend fonds wordt gefinancierd.

Specifiek ten aanzien van het revolverende karakter van het investeringskapitaal dat door Invest International wordt beheerd is de Kamer eerder geïnformeerd in de ontwerpbegroting betreffende de Machtigingswet m.b.t. de oprichting van Invest International (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 529, nr. 3) dat Invest International – opgericht op 1 oktober jl. – zich nog in de opbouwfase bevindt waardoor nog geen normrendement is vastgesteld. Na opbouw van de portefeuille zal in overleg met Invest International een normrendement worden vastgesteld, dat periodiek wordt herzien.

240

Wanneer ontvangt de Kamer, conform de toezegging gedaan in het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag van 24 juni 2021, nadere informatie over de wijze waarop in de begroting inzicht wordt geboden in de revolverende fondsen? Kunt u toelichten waarom dat inzicht nog niet geboden wordt bij de begroting voor 2022?

Nadere informatie op basis van de toezegging over revolverende fondsen vindt u in de Kamerbrief van 9 november 2021 (Kamerstuknummer 2021Z19791). Daarin wordt ook toegelicht waarom het overzicht van revolverende fondsen niet in de begroting staat.

241

Waarom ontbreekt in het subsidieoverzicht het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie? Ontbreken er nog meer subsidies en kunt u een compleet subsidieoverzicht aan de Kamer verstrekken?

Het subsidieoverzicht is compleet echter de subsidie stond onterecht gepresenteerd onder subsidieregeling BZ 2006. De vervaardiging van dit overzicht vraagt handmatige handelingen en dit betreft een registratiefout.

Voor het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie is één activiteit aangegaan met een financiële omvang van EUR 5 miljoen. Dit is een activiteit met Stichting Terre des Hommes waarvan in 2.021 EUR 2,5 miljoen is betaald. Voor 2022 is begroot dat het restant van EUR 2,5 miljoen wordt betaald.

242

Kunt u een toelichting geven op het strategische karakter van de in de begroting opgenomen strategische evaluatie agenda?

De Strategische Evaluatie Agenda beoogt een sterkere verbinding te realiseren tussen de evaluatieverplichtingen (gericht op het verleden) en de kennis- en inzichtbehoefte (gericht op de toekomst) bij beleidsdirecties in het ministerie. Hierdoor draagt de SEA bij aan het versterken van kennis-gedreven beleid. Bij de thema’s die voor SEA’s geselecteerd worden wordt dan ook gestreefd om evaluatieonderzoek systematischer te koppelen aan beleidsonderzoek dat uitgezet wordt via de kennispartners en adviesraden. Dit is nog in ontwikkeling, maar de verwachting is dat geleidelijk steeds strategischer keuzes worden gemaakt in de evaluatieagenda.

Voor de huidige SEA zijn de beleidsthema’s voor een deel gekoppeld aan de begrotingsartikelen, maar de verwachting is dat in de toekomst meer dwarsdoorsnijdende thema’s in de SEA worden opgenomen.

243

Welke conclusies trekt u uit de synthese studie «Opvang in de Regio (2021)» voor de Theory of Change Migratie en Ontwikkeling (2018)?

Onlangs heeft IOB besloten bovenstaande synthese studie niet uit te voeren. De lessen van evaluaties van multi-donorprogramma’s in de regio Syrië worden meegenomen in de IOB-evaluatie Opvang in de Regio Syrië, die de Kamer in 2022 ontvangt. Derhalve zijn er nog geen conclusies getrokken. Zie ook antwoord op vraag 69.


X Noot
3

Bron: CBS. Datum van raadpleging: 28 oktober 2021.

X Noot
4

«CBS Open data StatLine, productcategorieën 1–15 op 2-cijferig niveau geclassificeerd volgens het geharmoniseerd systeem (HS).

X Noot
6

Kamerstuk 29 826, nr. 124.

X Noot
7

TNO in opdracht van Ministerie van Economische Zaken, Materialen in de Nederlandse economie- Een kwetsbaarheidsanalyse, 2015. The Hague Center for Strategic Studies in opdracht van het China Kennisnetwerk, Securing Critical Materials for Critical Sectors, 2020.

X Noot
8

The Hague Center for Strategic Studies in opdracht van Ministerie van Economische Zaken, The Emerging Geopolitics of Food: A Strategic Response to Supply Risks of Critical Imports for the Dutch Agro-Food Sector, 2013.

X Noot
9

Centraal Bureau voor Statistiek, De Nederlandse import- en exportafhankelijkheid van China, Rusland en de Verenigde Staten, 2020.

X Noot
10

Sociaaleconomische Raad, Reshoring, 2021.

X Noot
11

Europese Commissie, Commission Staff Working document Strategic Dependencies and capacities, SWD (2021) 352 final.

X Noot
12

Kamerstuk 22 112, nr. 3134.

X Noot
13

Het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving. Zie Trb. 2017, 86, en Trb. 2017, 194 (rectificatie (Trb. 2019, 63).

X Noot
14

De UN Working Group on Business and Human Rights ontwikkelde de «Gender Dimensions of the Guiding Principles on Business and Human Rights». De OESO Due Diligence Handreiking geeft duidelijk aan hoe bedrijven vrouwen- en meisjesrechten kunnen integreren in het toepassen van hun gepaste zorgvuldigheid, en in welke situaties dit extra aandacht verdient.

X Noot
18

Zaak 1/19, verzoek Europees Parlement om advies krachtens artikel 218(11) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Naar boven