14 Leraren

Aan de orde is het VAO Leraren (AO d.d. 11/10).

De voorzitter:

We gaan moedig verder. Een hartelijk woord van welkom aan minister Slob, die is aangeschoven. De heer Koolmees heeft ons verlaten. Aan de orde is het VAO Leraren. We hebben negen deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks. Zij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd. Het woord is aan haar.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb een paar moties, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen met een tweede opleiding in de richting gezondheidszorg of onderwijs het instellingscollegegeld moeten betalen;

overwegende dat de hoge kosten van het instellingscollegegeld een grote drempel zijn om leraar te worden of in de zorg te werken;

constaterende dat er een lerarentekort is en ook in de zorg forse tekorten zijn;

overwegende dat veel mensen een diploma in de gezondheidszorg of het onderwijs hebben, maar niet in deze sectoren werken;

verzoekt de regering om mensen die niet in de gezondheidszorg of het onderwijs werken maar daarin wel gediplomeerd zijn het wettelijke collegegeld te laten betalen voor een tweede opleiding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 322 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een lerarentekort is en deze tekorten alleen maar toenemen;

overwegende dat het inzetten op zijinstromers een van de belangrijkste maatregelen van het kabinet is;

constaterende dat er vanuit de onderuitputting van de lerarenbeurs eenmalig geld wordt uitgetrokken voor de zijinstroomsubsidie om aan de toegenomen vraag te voldoen;

constaterende dat het aantal zijinstromers naar verwachting zal toenemen en dit vooral aangemoedigd moet worden;

verzoekt de regering een structurele oplossing te vinden zodat er voldoende middelen beschikbaar blijven voor de zijinstroomsubsidie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Hul en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 323 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit cijfers van het CBS blijkt dat schoolbesturen in het primair onderwijs in 2012 165 miljoen uitgaven aan personeel dat niet in loondienst is en dit bedrag in 2016 steeg naar 320 miljoen euro;

constaterende dat deze bedragen veelal gaan naar personeel dat wordt ingehuurd via uitzendbureaus en interim-managers;

verzoekt de regering om inzichtelijk te maken hoeveel geld schoolbesturen nu uitgeven aan personeel dat niet in loondienst is en dit uit te splitsen naar personeel en bestuurders zoals interim-managers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 324 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Commissie Leraren elf jaar geleden constateerde dat er "geen dag te verliezen is" en investeringen in de leerkracht van het grootste belang zijn, gezien het naderende tekort;

constaterende dat ondanks deze waarschuwing te weinig is gedaan om het beroep van leraar aantrekkelijk te maken en voldoende leraren te behouden;

constaterende dat het lerarentekort is ontstaan omdat de overheid telkens te laat is met het nemen van de juiste maatregelen;

overwegende dat we moeten leren van het verleden;

verzoekt de regering een langetermijnvisie te ontwikkelen om het beroep van leraar aantrekkelijk te houden, zekerheid te bieden aan het onderwijs en te zorgen voor voldoende leraren in de toekomst en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 325 (27923).

Dan de heer Kwint van de fractie van de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. Laten we maar meteen beginnen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onderwijs gebukt gaat onder een groot lerarentekort en leraren hun werk moeten verrichten onder forse werkdruk;

overwegende dat het voor de kwaliteit van hun werk belangrijk is dat onderwijsbestuurders in aanraking blijven komen met de dagelijkse onderwijspraktijk in de klas;

verzoekt de regering in nauw overleg met schoolbestuurders en leraren te komen tot een plan waarin onderwijsbestuurders minimaal één dag per week ofwel lesgeven, ofwel — indien ze geen onderwijsbevoegdheid hebben — in de klas aanwezig zijn om de docent te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 326 (27923).

De heer Kwint (SP):

Van harte aanbevolen die motie, trouwens. Dan de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uitzendbureaus rijk worden, met dank aan het lerarentekort, door tegen zeer hoge kosten leraren aan scholen met een tekort aan te bieden;

overwegende dat hierdoor onnodig miljoenen aan belastinggeld in de zakken van private ondernemingen verdwijnen;

overwegende dat de oplossing voor dit probleem niet enkel bij de scholen neergelegd kan worden, aangezien die zo goed en zo kwaad als het gaat gewoon proberen een docent voor de klas te krijgen;

verzoekt de regering spoedig afspraken te maken met schoolbesturen om het gebruik van uitzendbureaus tot een absoluut noodzakelijk minimum te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 327 (27923).

De heer Kwint (SP):

De geoefende luisteraar hoorde de stuitende redelijkheid van het dictum in die laatste motie.

De voorzitter:

De zeer geoefende luisteraar. Mevrouw Van den Hul van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Het VAO Leraren hadden we volgens mij ook drie uur kunnen maken in plaats van een half uur, want heel veel mensen hebben hier heel veel over te zeggen. Ik zal mij nu beperken tot één motie, want we gaan zo meteen uitgebreid met elkaar in gesprek over de Onderwijsbegroting. Deze motie dien ik in samen met collega Westerveld. Deze sluit aan op het plan dat wij eerder hebben gepresenteerd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alleen al in het primair onderwijs 31.000 mensen een bevoegdheid hebben, maar niet voor de klas staan;

constaterende dat scholen vanwege het lerarentekort onder andere leerlingen naar huis sturen, ouders voor de groep zetten en schoolweken verkorten;

overwegende dat de hele samenleving belang heeft bij goed onderwijs en goed opgeleide leraren;

verzoekt de regering om een pact te sluiten met gemeenten en (grote) bedrijven waarbij mensen uit deze organisaties met een bevoegdheid de kans krijgen om in te springen bij scholen waar de nood hoog is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 328 (27923).

Dan de heer Bruins van de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank beide ministers voor de uitgebreide beantwoording tijdens het AO. Er is nog één kwestie over die wat mij betreft aandacht behoeft en die heb ik vervat in een motie, die als volgt klinkt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor sommige pabo-studenten de landelijke kennisbasistoets rekenen een struikelblok is, soms zelfs tot na het afronden van hun opleiding;

constaterende dat de pabo's verantwoordelijk zijn om, als onderdeel van het curriculum, de studenten goed voor te bereiden op de rekentoets;

constaterende dat de website 10voordeleraar.nl de belangrijkste informatiebron is over de kennistoetsen die door het hbo worden aangeboden en een hulpbron voor studenten die hun opleiding (op de rekentoets na) hebben afgerond;

constaterende dat voor de rekentoets de hoeveelheid oefenmateriaal op 10voordeleraar.nl niet alleen zeer beperkt is maar dat de getoonde oefenopgaven bovendien al ten minste sinds 2013 niet meer zijn veranderd, noch aangevuld noch geactualiseerd;

verzoekt de regering er bij de pabo's op aan te dringen dat de hoeveelheid oefenmateriaal voor de rekentoets op 10voordeleraar.nl zo snel mogelijk sterk wordt uitgebreid en daarna regelmatig wordt geactualiseerd met behulp van nieuw toetsmateriaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 329 (27923).

De heer Rog van het CDA.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter, dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet in de aanpak van het lerarentekort investeert in een regionale aanpak, waarbij actieplannen worden gerealiseerd om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen;

constaterende dat schoolbesturen zich in toenemende mate inlaten met dure commerciële bureaus die tegen hoge bemiddelingskosten leerkrachten aanbieden, waardoor veel geld voor onderwijs niet terechtkomt in de klas;

verzoekt de regering de partijen betrokken bij de regionale actieplannen, concrete afspraken te laten maken waarbij het gebruik van commerciële uitzend- en bemiddelingsbureaus met hoge bemiddelingskosten wordt tegengegaan en de Kamer in het voorjaar van 2019 over de uitkomsten daarvan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 330 (27923).

Er is nog een korte vraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ten eerste: welkom aan het front, meneer Rog. Mooi dat u erbij bent. Wat is precies het verschil met de vraag om spoedig afspraken te maken met de schoolbesturen om het gebruik van uitzendbureaus tot een absoluut noodzakelijk minimum te beperken?

De heer Rog (CDA):

We hebben volgens mij een debat gehad. In het algemeen overleg heb ik aangekondigd met een dergelijke motie te komen. Ik heb overigens in dat debat met de SP ook een interruptiedebatje gevoerd dat ging over een punt dat de SP daar inbracht, namelijk dat zij het percentage leraren vast wil stellen. Ik heb dit punt opgebracht en dat heb ik gevat in een motie.

De voorzitter:

Heel goed. Kort afrondend, puntig.

De heer Kwint (SP):

Mijn vraag was gewoon wat het verschil was.

De heer Rog (CDA):

Dat gaan we horen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Bisschop van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik beperk mij tot het indienen van een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het professioneel statuut voor leraren niet los gezien kan worden van de manier waarop de overheid de kwaliteit van leraren wil waarborgen;

constaterende dat bij de invoering van het professioneel statuut is besloten in het schooljaar 2017-2018 niet actief te handhaven en dat keuzes inzake een hernieuwde inzet op bekwaamheidsonderhoud van onderop nog niet bekend zijn;

verzoekt de regering het besluit te continueren om niet actief in te zetten op naleving van de verplichtingen inzake het professioneel statuut,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 331 (27923).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, nu kan ik mij voorstellen dat sommige collega's enigszins geschokt en verdoofd in de bank zitten doordat nota bene vanuit de SGP wordt opgeroepen om iets te gedogen, niet te handhaven, maar voor de duidelijkheid — we komen er bij de behandeling van de begroting nog nader op terug — zeg ik erbij dat het gaat om een grondige herziening, heroverweging van hoe we de bekwaamheidseisen richting docenten eens echt vorm gaan geven. En dan moeten we niet hapsnap alvast wat dingen gaan doen. Dat is de achtergrond ervan.

De voorzitter:

Nou, dat maakt de schok niet minder, hoor. De mensen zitten nog steeds verdoofd in de bankjes.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zie het, maar ik ben altijd bereid tot pastorale bijstand.

De voorzitter:

Dat siert u. De heer Azarkan van DENK is de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, voorzitter, de schok is bij mij ook nog enorm over dat voorstel van collega Bisschop van de SGP, maar ik zal de emotie onderdrukken en snel mijn moties voorlezen. Ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het Europese rapport "Study on the Diversity within the Teaching Profession with Particular Focus on Migrant and/or Minority Background" blijkt dat leraren met een migratieachtergrond ondervertegenwoordigd zijn in het onderwijs, ook in Nederland;

constaterende dat het rapport de volgende aanbevelingen geeft:

  • -besteed meer aandacht aan diversiteit, met gericht beleid en initiatieven;

  • -zet een reeks van verschillende maatregelen in, zoals bewustwording, financiële ondersteuning, netwerken (ontwikkelen) en mentoring;

  • -monitor en evalueer beleid en initiatieven goed, om de succesfactoren te achterhalen;

verzoekt de regering de diversiteit van het onderwijspersoneel te (blijven) stimuleren, en daarbij rekening te houden met de aanbevelingen uit het rapport "Study on the Diversity within the Teaching Profession",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 332 (27923).

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, afrondend de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens Frank Cörvers, hoogleraar in Tilburg, en andere onderzoekers, "scholen met veel kinderen met een migratieachtergrond nog meer last hebben van het lerarentekort";

verzoekt de regering te bezien of er extra maatregelen zijn voor scholen die bovengemiddeld door het lerarentekort worden getroffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 333 (27923).

De heer Azarkan was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Hartelijk dank. Ik schors voor zo'n drie minuutjes.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan minister Slob.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Kamer voor de inbreng bij dit VAO en bij het mooie overleg dat we een aantal weken geleden hebben gehad over dit belangwekkende onderwerp.

De moties op de stukken nrs. 322, 329 en 332 zullen door mijn collega Van Engelshoven worden beantwoord. Ik zal zelf de andere moties voor mijn rekening nemen.

Dat betekent dat ik begin bij de motie op stuk nr. 323 van mevrouw Westerveld, mevrouw Van den Hul en de heer Kwint over een structurele oplossing voor de zijinstroomsubsidie. Ik heb bij het algemeen overleg duidelijk gemaakt dat we dat in ieder geval voor 2019 in de begroting geregeld hebben. Ik heb ook aangegeven dat het ons streven is om in alle aanvragen te kunnen voorzien. Dat hebben we inmiddels ook gedaan voor 2018. Er leek eventjes een hiccup — om het maar even zo te zeggen — te ontstaan, maar de toezegging is al gedaan dat mijn inzet voor de toekomst uiteraard is om dat gewoon te doen. Maar dat betekent wel dat je het per begroting moet regelen. Wij gaan deze dagen over de begroting van 2019 spreken. Daarvoor hebben we het gedaan. En ik doe de toezegging dat we dat richting de volgende begrotingen ook zullen gaan doen. Dat heb ik in feite ook al aan u toegezegd, dus in die zin is deze motie overbodig. Het komt pas aan de orde als we ook echt over de inbedding van de financiële afspraken praten.

De voorzitter:

Dus ontraden?

Minister Slob:

Ik ontraad inderdaad de motie op stuk nr. 323. Maar nogmaals, in het onderwerp wordt voorzien. Dat hoeft niet meer per motie.

Dan de motie op stuk nr. 324, die de regering verzoekt om inzichtelijk te maken hoeveel geld er nu naar schoolbesturen gaat en wat ze uitgeven aan personeel. Het oordeel over die motie laat ik aan de Kamer, omdat we ermee bezig zijn om daar wat meer grip op te krijgen. We hebben nu nog de cijfers van 2016. Op basis van de jaarverslagen zullen we naar ik hoop in de komende tijd de actualisatie van de cijfers krijgen. Er is overigens best wel wat onderscheid tussen de sectoren als het gaat om de toename, want de toename in het p.o. van 2015 naar 2016 was maar 0,1%. Maar goed, wie weet wat het nu is, want er is natuurlijk wel wat gebeurd in de afgelopen jaren. Maar dan hebben we alleen nog maar percentages en weten we niet precies wat er in die percentages verpakt zit. Dat kunnen ook ICT'ers zijn die zijn ingehuurd voor een klus of iets dergelijks. We gaan dus proberen om daar wat meer greep op te krijgen. Dat is best ingewikkeld, ook met het oog op de privacywetgeving. Ik zal u daarover rapporteren op het moment dat die cijfers bekend zijn. Maar deze motie kan ik dan oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 325 van de leden Westerveld en Van den Hul gaat over het ontwikkelen van een langetermijnvisie om het beroep van leraar aantrekkelijk te houden. Dat is onderdeel van de huidige plannen die, zoals u weet, ook langjarig zijn. Dit is een van de aspecten die daarin wordt meegenomen. Ik zou u willen vragen om deze motie aan te houden. U krijgt van mij over drie, vier weken de nieuwe voortgangsrapportage. Daarin zal ik nog eens wat uitvoeriger opschrijven wat we op dat punt gewoon doen, want dat is best een heel breed pakket aan maatregelen. Er gebeurt daar wat, er gebeurt hier wat. Dan gaan we het even wat compacter bij elkaar brengen en kunt u opnieuw beoordelen of dat voldoende is of dat er nog een kop bovenop moet worden gezet. Ik zeg er wel bij: als die kop die erbovenop wordt gezet geld kost, dan moeten we daar ook een dekking voor vinden. En daar bent u dan ook voor aan zet.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Prima, dan houden we de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (27923, nr. 325) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Slob:

Voorzitter. We hebben in het algemeen overleg al uitvoerig gesproken over de inhoud van de motie op stuk nr. 326. Die ontraad ik. Ik ga dat niet van bovenaf opleggen. Als schoolbestuurders het in de rede vinden liggen om voor de klas te gaan staan, dan is het aan hen om die keuze te maken. Soms doen ze dat ook in het kader van het lerarentekort. Maar ik wil geen missive van bovenaf om dat verplicht een dag in de week of zo te gaan doen. Dus deze motie ontraad ik.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 327 gaat over het maken van afspraken over de inhuur via uitzendbureaus en dergelijke. Ik heb al een paar keer aangegeven dat ik deze ontwikkeling zelf ook ongewenst vind, maar dat het uiteindelijk wel aan het bevoegd gezag is om daar keuzes in te maken. Het moet in de arbeidsmarktregio's gebeuren. Daar zit een tekort, daar heb je de scholen, daar worden bij wijze van spreken soms ook scholen tegen elkaar uitgespeeld of worden leerkrachten in een positie gebracht waarbij sprake is van ongewenste situaties. Ik ben bereid om via de raden — wat ik al eerder heb gedaan — maar ook in de arbeidsmarktregio's, waar men ook steeds meer die samenwerking zoekt, heel nadrukkelijk te vragen om daar met elkaar afspraken over te maken. Ik kom daar straks bij de motie van de heer Rog ook nog even apart op terug. Ik denk dat het maken van goede afspraken en elkaar daar ook aan houden de enige goede remedie is tegen deze ontwikkeling. Maar uiteindelijk moet het wel op die plek gebeuren. Dus als ik die motie zo mag verstaan, dan geef ik haar oordeel Kamer. Als u vindt dat ik dat allemaal van bovenaf moet gaan doen, dan ontraad ik de motie. Want dat werkt op deze manier ook niet. In de regio's, daar is de samenwerking, daar moet men elkaar opzoeken. En daar moet men ook in het kader van de aanpak van het lerarentekort afspraken met elkaar maken, waar dit ook een onderdeel van kan zijn.

De voorzitter:

Ik wil eerst even de heer Kwint horen, want hij is de indiener van de motie.

De heer Kwint (SP):

Van bovenaf opleggen hoeft niet. Ik heb expliciet in de motie gezet: in gesprek te gaan en samen afspraken te maken. Dat moet fysiek nu eenmaal in de regio gebeuren. Uiteraard. Maar mag ik er dan wel van uitgaan dat het ministerie daar dan zelf ook een rol in neemt om ervoor te zorgen dat die gesprekken plaatsvinden en dat er uiteindelijk ook iets uit voortkomt? Dan kunnen wij vervolgens beoordelen of wij dat goed genoeg vinden.

Minister Slob:

Het moet wel in die regio's gebeuren. Wij zitten niet aan al die tafels. Dat is onmogelijk en dat is onze plek ook niet. Maar wat wij wel kunnen doen, is bevorderen dat dit soort onderwerpen daar wel besproken wordt en dat er afspraken gemaakt worden. Uiteraard zullen wij dan ook volgen of dat gebeurt. Ik roep iedereen in het onderwijs op, ook de schoolleiders, om die route te bewandelen, omdat ik denk dat het het meest effectief is als je dat gewoon gezamenlijk doet. Maar geen verbod van bovenaf. Dat kan ook niet, ook arbeidsrechtelijk niet. Maar wel bevorderen dat dit niet een omvang krijgt die we met elkaar ongewenst vinden. Dat woord heb ik in dit verband al eerder gebruikt.

De voorzitter:

En daarmee is de motie ontraden, neem ik aan.

Minister Slob:

Nee, de motie is niet ontraden. Als ik de motie zo mag uitleggen, is die wat mij betreft oordeel Kamer.

De voorzitter:

U vraagt om een uitleg. Daar moet de heer Kwint het dan wel even mee eens zijn.

De heer Kwint (SP):

Volgens mij is dat wat er staat, met uitzondering van die toevoeging van de regio's. En dat lijkt mij ook prima, want dat zal regionaal moeten gebeuren. Dat is dus prima.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de motie oordeel Kamer krijgt.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb één vraag. We hebben het in het AO vrij uitgebreid gehad over detacheringsbureaus en uitzendbureaus. We hebben toen aangegeven dat wij het van belang vinden dat ze een belangrijke rol hebben in het van buiten het onderwijs naar het onderwijs toe halen van mensen. Kan dat ook onderdeel zijn van de afspraken die u wilt gaan maken op regionaal niveau? Volgens mij is dat een van de allerbelangrijkste redenen waarom die bureaus er wél kunnen zijn.

Minister Slob:

Ja. Ik heb ook aangegeven dat er omstandigheden kunnen zijn waarin men daar een beroep op doet. Dat heeft volgens mij ook niemand ontkend, ik dacht ook de heer Kwint niet. Het is dus niet zo dat deze mensen allemaal met foute dingen bezig zijn. Maar je ziet wel een dynamiek ontstaan, ook met de recruiters en de wijze waarop zij docenten soms benaderen, waarvan wij zeggen: op deze manier zou je dat niet met elkaar moeten willen. Dan is het belangrijk dat de scholen zelf gewoon goede afspraken met elkaar maken hoe ze omgaan met dit fenomeen. Daar kunnen inderdaad situaties tussen zitten waarin het zelfs heel logisch is dat je daar even op terugvalt, bijvoorbeeld in een noodsituatie.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 328 gaat over het sluiten van een pact met gemeenten en bedrijven om mensen een kans te geven om bij te springen in scholen waar de nood hoog is. Het woordje "grote" staat tussen haakjes voor het woord "bedrijven"; dat begrijp ik van de PvdA. Als er wordt bijgesprongen, moet dat uiteraard met inachtneming van de kwaliteitseisen die eraan gesteld moeten worden. Maar ook hier geldt dat het in de regio's moet gebeuren. Dat is niet een of ander mantra van mij, maar dat is de plek waar men weet waar het bedrijfsleven zit, waar men de verbindingen kan leggen en waar men afspraken kan maken. Als ik deze motie, net zoals we dat bij de andere motie deden, zo mag uitleggen dat we bevorderen dat in de arbeidsmarktregio's, die steeds beter gaan werken, hierover afspraken worden gemaakt met het bedrijfsleven, laat ik haar aan het oordeel van de Kamer. Ik zie u knikken, dus dan ga ik ervan uit dat deze uitleg wordt geaccepteerd.

De voorzitter:

Dat is dan bij dezen vastgesteld.

Minister Slob:

Voorzitter. De heer Rog heeft ook een motie ingediend over de commerciële uitzend- en bemiddelingsbureaus. Ik geef daarop eigenlijk hetzelfde antwoord dat ik net aan de heer Kwint gaf. Het is belangrijk dat daarover in de regio's afspraken worden gemaakt, zeker ook de regio's die gaan gebruikmaken van de subsidieregeling die we gaan openstellen om nog wat extra ondersteuning te geven. Dan zullen we hun ook vragen afspraken te maken over allerlei onderwerpen, bijvoorbeeld over hoe ze omgaan met zijinstroom. Hoe gaat men proberen de zogenaamde stille reserve in de regio te benaderen, misschien in samenwerking met UWV? Ook daarbij past dat men met elkaar afspraken maakt over hoe men omgaat met de bemiddelingsbureaus. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer, met deze uitleg.

De motie op stuk nr. 331 is ingediend door de heer Bisschop en gaat over het professioneel statuut. Ik stuiterde ook even wat omhoog over dat gedogen en zo, want zo ken ik de SGP inderdaad niet. Het is dus goed dat u er nog even wat uitleg bij gaf. U weet dat we in afwachting zijn van het rapport van de heer Rinnooy Kan. Dat zal binnen nu en een paar weken verschijnen. Ik zal daar dan uiteraard een beleidsreactie op geven waarin staat hoe ik verderga. We zullen dan opnieuw met elkaar gaan spreken, ook over het professioneel statuut. Ik vraag u de motie nog even aan te houden tot we daarover verder spreken. Dit kan wat mij betreft dan onderdeel zijn van de besprekingen. Ik zal in mijn beleidsreactie dan ook ingaan op hoe om te gaan met het professioneel statuut. Deze motie is nu dus wat voorbarig, maar als u haar aanhoudt, hebt u haar alvast klaarliggen. Dat scheelt straks misschien weer werk.

De voorzitter:

Fijn dat u meedenkt met de Kamerleden, maar ik moet het wel even bevestigd zien of horen van de heer Bisschop. Begrijp ik het goed dat de motie-Bisschop op stuk nr. 331 wordt aangehouden? O, hij gaat erover nadenken. De spanning wordt tot het maximum opgevoerd!

De heer Bisschop (SGP):

Juist; u begrijpt het helemaal, voorzitter. Ik denk er even over na en ik laat het nog weten.

De voorzitter:

Heel goed. Dan wil ik wel een oordeel hebben voor als de motie gewoon in stemming komt.

Minister Slob:

Dan geef ik het oordeel "ontraden". Mocht de heer Bisschop haar aanhouden, dan zien we dat uiteraard vanzelf.

De voorzitter:

Even een cliffhangertje van de SGP.

Minister Slob:

Ja, voorzitter, we wachten het vol spanning af.

De motie op stuk nr. 333 van de heer Azarkan vind ik eigenlijk overbodig, want de aanpak van het lerarentekort vindt met name plaats in die regio's waar het tekort het zwaarst wordt gevoeld. Inderdaad zijn er soms ook bepaalde scholen die er extra last van hebben. Die regio's kunnen nu een beroep gaan doen op de middelen die extra beschikbaar worden gesteld. Hier zijn we dus al volop mee bezig. Terecht dat u er nog aandacht voor vraagt, maar dat hoeft niet meer met deze motie. In die zin is zij overbodig.

De heer Azarkan (DENK):

Ik volg de route-Bisschop, dus ik denk er nog even over na. Ik zal de cijfers checken en er daarna op terugkomen.

Minister Slob:

Prima. Tot zover mijn moties, voorzitter.

De voorzitter:

Dank aan minister Slob. Dan gaan we nu luisteren naar minister Van Engelshoven. Het woord is aan haar.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Nog een drietal moties, allereerst die van mevrouw Westerveld op stuk nr. 322 over het instellingscollegegeld voor de tweede studie. Volgens mij voeren wij deze discussie ten derden male. Misschien heeft u gedacht "driemaal is scheepsrecht", maar ik ga 'm toch weer ontraden. Bij deze regeling is de opleiding leidend en niet het beroep. Voor mensen die een opleiding in de zorg hebben, gaan we niet de overstap naar het onderwijs subsidiëren. Het zijn beide tekortsectoren en het zou dan gek zijn om met schaarse publieke middelen die overstap te subsidiëren. Hier hangt ook een prijskaartje aan waarvoor we op dit moment ook geen dekking hebben. We kunnen deze discussie blijven voeren, maar ik blijf bij mijn oordeel.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De vorige keer was het argument van de minister dat ze niet wilde dat de zorgsector en de onderwijssector met elkaar zouden concurreren, omdat er in allebei de sectoren personeelstekorten zijn. Dat hebben wij met deze motie ondervangen. Met deze motie gaat het bijvoorbeeld om mensen die wel een opleiding in de zorg hebben gevolgd en die nu werken bij een bedrijf of bij een gemeente. Als die mensen nu als zijinstromer het onderwijs in willen ...

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag is dus of de minister het ermee eens is dat we met deze motie het voornaamste argument van de minister hebben ondervangen en of ze de motie toch oordeel Kamer wil geven.

Minister Van Engelshoven:

Nee, want hiermee is mijn belangrijkste bezwaar niet ondervangen. We blijven met de motie de concurrentie tussen zorg en onderwijs subsidiëren. Iemand die een goede zorgopleiding heeft gevolgd maar nu niet in de zorg aan het werk is, zou prima terug naar de zorg kunnen als zijinstromer. Eén ding willen wij niet. Wij willen geen publieke middelen inzetten om mensen van de ene kraptesector over te hevelen naar de andere kraptesector.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 329.

Minister Van Engelshoven:

De motie op stuk nr. 329 gaat over het oefenmateriaal op 10voordeleraar.nl. De heer Bruins heeft volstrekt gelijk dat het materiaal voor mensen die struikelen over rekenen en die willen oefenen, up-to-date moet zijn en goed moet aansluiten bij de kennisbasistoets. Deze motie krijgt oordeel Kamer.

Tot slot de motie op stuk nr. 332 van de heer Azarkan over diversiteit. Zoals ik in het AO al heb gezegd, gaat diversiteit voor de klas mij zeer aan het hart, of het nou gaat om mannen en vrouwen, waar de heer Bruins een punt van maakte, of om verschillende culturele achtergrond. Mensen die voor de klas staan moeten een afspiegeling van de samenleving vormen. Ik ben mij op dit moment aan het voorbereiden op gesprekken met lerarenopleidingen om dit thema met hen te bespreken: hoe kunnen zij ervoor zorgen dat voor de hele diversiteit van de samenleving de opleiding aantrekkelijk is? Deze motie ondersteunt dat en krijgt daarom oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen dinsdag over de moties. In dit VAO waren het er maar twaalf.

Ik schors voor enkele minuten en dan gaan wij beginnen aan de begroting OCW.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven