11 Begroting Economische Zaken en Klimaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2018, deel Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII), de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2018 ( 34775-XIII ).

(Zie vergadering van 6 december 2017.)

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, viceminister-president op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Aan de orde is de begroting Economische Zaken en Klimaat, onderdeel Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Een heel hartelijk welkom aan de minister. Het is uw termijn, u bent aan de beurt. U hebt vijf blokjes. Misschien is het goed om dat even te delen met de leden. De minister begint met een inleiding. Daarna volgen: landbouw, natuur, voedselkwaliteit en regio. Dan weet u waarmee u rekening heeft te houden. Ik wil voorstellen om vijf interrupties per fractie toe te staan. Laten we een poging doen om de minister enigszins ongestoord haar inleiding te laten houden, zodat we een goede start hebben. Het woord is aan de minister.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Dank u wel, leden van de Kamercommissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heb gehoord dat die commissie opnieuw is ingesteld. Het is een eer om hier te staan als minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Landbouw, natuur en voedselkwaliteit zijn drie thema's die soms met elkaar in conflict lijken, maar ik geloof dat alle drie de punten in balans en in samenhang met elkaar bekeken een toekomst hebben. Tegelijkertijd komt er veel op ons af: klimaatdoelen, de groeiende wereldbevolking en daarmee ook de roep om voldoende duurzaam en veilig voedsel, maar ook toenemende concurrentie uit andere landen en onze natuur, die moet blijven floreren maar ook onder druk staat.

De komende jaren zullen wij, kabinet, Kamer en eigenlijk ook de hele samenleving, nog vaak met elkaar spreken over dilemma's, verschillen en tegenstellingen. Ik hoop dat we in al die gesprekken onthouden dat niet elk verschil een tegenstelling hoeft te zijn en dat er soms ook valse dilemma's zijn. Natuur en boeren worden vaak tegenover elkaar gezet. Maar mijn overtuiging is dat een boer niet zonder natuur kan. Als je bedenkt dat het merendeel van Nederland uit landbouwgrond bestaat, kan de natuur ook niet zonder de boer. We hebben allemaal belang bij een sterke agrarische sector, veilig en betrouwbaar voedsel, een rijke natuur en een vitaal platteland. Dus hebben we ook allemaal een verantwoordelijkheid. Die hebben wij als kabinet, u als Kamer, als overheid, als bedrijf, als organisatie, als consument. We moeten samen veranderen en er daarbij ook samen op vooruitgaan.

Ik wil in mijn inleiding graag ingaan op de thema's "eerlijke en verantwoorde landbouw", "samenwerken aan natuur", "voedsel voor iedereen" en "regio en vitaal platteland". Allereerst de landbouw. Mevrouw Ouwehand begon met een naar ik meen Chinese tekst. Ik meen dat zij heeft aangegeven dat ze eerder een Bijbeltekst had gebruikt, maar dat dat niet zo goed was gegaan. Ik heb een tekst gevonden die ik wel passend vond bij het onderwerp landbouw. Die wil ik graag voordragen. "Het voordeel van het aardrijk is voor ons allen. De koning zelfs wordt van het veld gediend." De Bijbelvaste mensen onder ons zullen ongetwijfeld horen dat dit uit Prediker 5:8 komt. Ik vind het een heel mooie uitspraak. Het heeft een aantal elementen in zich die ook van toepassing zijn op landbouw. Wij mogen allemaal genieten van de opbrengst van het land. Maar ook de koning wordt gediend door het land — niet het land in de zin van volk, maar de opbrengst van het land. Dus zelfs de koning is afhankelijk van wat daar gebeurt. Wij zijn allen afhankelijk van wat er gebeurt in de landbouw, van hoeveel voedsel er wordt geproduceerd maar ook van de manier waarop. Daarbij zijn we afhankelijk van omstandigheden zoals het weer. Die twee elementen — het is voor ons allen, maar we zijn er ook afhankelijk van — zorgen voor een stukje nederigheid bij ons in dit dossier.

Voorzitter. Bij de landbouw heb ik oog voor zowel het economische als het maatschappelijke belang van landbouw. De waarde van het agrarische product overstijgt de marktwaarde. Meer dan de helft van Nederland bestaat uit landbouwgrond. Onze veehouders, vissers, akkerbouwers en tuinbouwers geven letterlijk vorm aan ons land en onze zee. Zij hebben een medeverantwoordelijkheid bij het ervoor zorgen dat de aarde en de zee, waarvan wij de vruchten plukken, niet uitgeput raakt. In sommige kringen noemen we dat "rentmeesterschap". In het algemeen noemen we dat "de aarde op een mooie manier doorgeven aan de komende generaties". Aan die verantwoordelijkheid zal ik werken, maar ik zal ook de sector daarop aanspreken als dat nodig is.

Onlangs was ik bij een bedrijf in Friesland, bij een melkveehouder. Hij had het bedrijf overgenomen van zijn ouders. Hij had 200 stuks vee, maar hij had ook oog voor de natuur. Hij deed aan natuurinclusieve landbouw en innovatie. Ik ontmoette op die boerderij ook zijn ouders en de benjamins van de familie. Dat geeft al aan dat een boerderij meer is dan alleen een bedrijf. Het is vaak ook iets van de hele familie. Maar hij kreeg ook een goede prijs voor zijn product. Hij vertelde mij dat hij dat besefte en dat hij daar dankbaar voor was, want het was niet altijd vanzelfsprekend. De agrarische sector staat onder druk. Consumenten willen een scherp geprijsd product van hoge kwaliteit, dat altijd beschikbaar is in de winkel en graag ook nog duurzaam geproduceerd is. Dat heeft ook een prijs.

Boeren willen vrij kunnen ondernemen en ze willen het liefst dat hun kinderen ooit het stokje ondernemen, maar het grote aantal regels benauwt hen. Ze staan voor dag en dauw op om met hart en ziel mooie producten te maken, maar ze krijgen vaak een te lage prijs. Juist de mensen die zo belangrijk zijn voor ons welzijn en onze welvaart moeten een eerlijke boterham kunnen verdienen. De waarde van voedsel en de waardigheid van de mensen die dit maken, moeten dichter bij elkaar komen te liggen. Ik weet dat de sector heel divers is. Alleen al de landbouw bestaat uit vele veehouders, akkerbouwers en tuinders, en uit kleine en grote bedrijven. Maar ze hebben één gemene deler: 90% bestaat uit familiebedrijven. Daarom was ik ook blij dat ik afgelopen week kon aankondigen dat er een jongeboerenfonds komt. Ik streef ernaar dat het fonds in de eerste helft van 2018 operationeel zal zijn. 75 miljoen euro wordt besteed aan de komende generaties. Dat geld wordt besteed aan het makkelijker maken van overnamen, aan het investeren in innovatie, oftewel aan het versterken van het gezond boerenverstand met moderne hightech.

Ook bij de vissers is innovatie belangrijk. Neem het vlaggenschip van innovatie en duurzaamheid, de pulskor. Daarover worden verhitte discussies gevoerd in Brussel. De temperatuur van de discussies zal met de aankomende brexit nog hoger oplopen. Debatten over vragen als "van wie is de Noordzee?", "waar mogen onze vissers komen?" en "hoeveel mogen ze vissen?" zijn complex omdat zeeën in meerdere landen een kustlijn hebben.

Voor de landbouw in Nederland is het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid natuurlijk van groot belang. De kaders daarvan worden de komende jaren opnieuw vastgesteld. De Europese Commissie heeft afgelopen woensdag haar mededeling daarover gepresenteerd. Ik zie gelukkig al veel aanknopingspunten voor de zaken die ik zojuist genoemd heb.

Daarom ben ik blij dat ik in Brussel onze belangen kan behartigen, maar ook hier in Den Haag tijdens de ministerraad en figuurlijk gezien in Parijs, gezien de klimaatdoelen waaraan ook de agrarische sector meewerkt. Ik ben blij dat ik op het gebied van de landbouw de link kan zijn tussen aan de ene kant Brussel, Parijs, Den Haag, en aan de andere kant Warstiens, Renswoude, IJmuiden. Vanuit dit soort locaties wordt eten geproduceerd dat over de hele wereld geconsumeerd wordt. Nederland is de tweede landbouwexporteur ter wereld. Een steeds groter aandeel van de export bestaat uit kennis en innovatie. Daarmee kunnen bijvoorbeeld boeren overal ter wereld genoeg en veilig voedsel verbouwen binnen de ecologische en sociale grenzen. Nederland draagt zo bij aan oplossingen voor het wereldvoedselvraagstuk.

Samenwerken staat ook centraal in mijn tweede hoofdlijn, natuur. Onze natuur is onmisbaar voor gezondheid, klimaat, waterbeheer en leefbaarheid. Denk aan de Wadden, de Veluwe, de duinen en de verschillende nationale parken. De Nederlandse delta is een knooppunt van internationale betekenis. Voor miljoenen vogels is onze delta een onmisbare schakel. Natuur is deel van onze identiteit en we moeten haar koesteren en beschermen. Dat vereist een verantwoorde en innovatieve omgang met ons natuurlijke kapitaal. Overheden, bedrijven, financiële instellingen en consumenten zijn zich er steeds meer van bewust dat zorgvuldig omgaan met onze natuur bepalend is voor een gezonde leefomgeving en onze economie. Op basis van het Natuurpact werken de provincies tot 2027 aan uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland met 80.000 hectare nieuwe natuur.

En neem de recente verklaring van Driebergen, waarnaar velen van u gisteren hebben verwezen. De wetenschap, de agrarische sector en natuurorganisaties hebben samen besloten om zich over de afnemende biodiversiteit te ontfermen en daarbij niet te wachten op de overheid. Sterker nog, de overheid was helemaal niet betrokken bij die gesprekken. Dat vind ik een mooi initiatief tussen partijen die elkaar zeker niet dagelijks spreken. Hulde voor degenen die het lef hadden om voorop te gaan.

Dat brengt mij bij mijn derde hoofdlijn: voedsel voor iedereen. De wereldbevolking groeit en vraagt om steeds meer veilig en duurzaam eten. We krijgen er helaas niet een extra aarde bij om te zorgen voor voldoende en voedzaam eten. Ook dit vraagstuk vraagt om balans, om dezelfde aarde met veel meer monden te voeden.

Nederland kan hier veel in betekenen, omdat we sterk ontwikkelde landbouwkennis in huis hebben. Over de hele wereld zijn er alumni van Wageningen University & Research te vinden. Overal vinden slimme technieken gretig aftrek, zoals energie-opwekkende kassen en melkrobots. Vier Nederlandse bedrijven denken momenteel mee over het creëren van honderdduizenden hectare landbouwgrond in de Egyptische woestijn. Zij helpen dus letterlijk mee bij het creëren van een oase in de woestijn.

Het voeden van de wereld begint ook bij ons thuis. Nog steeds groeien kinderen op zonder genoeg voedzaam eten. Bij de Voedselbank is vaak weinig verse groente en fruit beschikbaar, terwijl we tegelijkertijd heel veel voedsel verspillen. Dat is een schrijnende tegenstelling. Die tegenstelling wil ik ook terugdringen, want er is nog heel veel te winnen op dit vlak, zoals ik vorige week ook heb gezien bij de Verspillingsfabriek in Veghel, waar men voedselverspilling probeert tegen te gaan door er hoogwaardige andere producten van te maken. Laten we de echte waarde van voedsel weer gaan zien.

Ik ga me inzetten voor veilig, duurzaam, gezond en lekker voedsel voor iedereen, op een duurzame manier geproduceerd. Duurzaamheid betekent simpelweg dat het op zo'n manier wordt gemaakt dat we de bronnen waaruit geput wordt, niet uitputten.

Voorzitter. Dan de regio. Het kabinet heeft aansprekende ambities voor de samenwerking tussen Rijk en regio. Ik ben blij met de grote energie die ik nu al zie in de regio's om samen op te trekken met het Rijk rond regionale opgaven. Wat mij betreft is de slogan daarbij dat Den Haag niet gaat bepalen wat goed is voor de regio, maar dat de regio laat zien aan Den Haag wat zij nog nodig heeft.

Duurzaamheid betekent, samenvattend, dat we op zo'n manier met onze agrarische sector, met onze natuur en ons voedsel omgaan dat onze kinderen en kleinkinderen niet minder hebben dan wij, maar meer; meer natuur, genoeg en gezond eten voor iedereen, een sector die een goede prijs krijgt voor hard en eerlijk werk. We willen ernaartoe werken dat de komende generaties trots op ons kunnen zijn. Dat zal best moeilijke keuzes vragen, en ook pittige discussies, maar laten we daar nu mee beginnen, bij deze begrotingsbehandeling.

Voorzitter. Ik denk dat het hiermee tijd is geworden om over te gaan naar de concrete beantwoording van de vragen die door de Kamer aan mij zijn gesteld.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, voorzitter, want zo'n mooie inleiding vraagt ook erkenning van de Kamer, dus dank daarvoor. Ik wil het volgende aan de minister vragen. Haar verhaal spreekt iedereen aan, denk ik. Er zitten hier verschillende partijen in de Kamer en die denken allemaal: ja, dat klopt, boeren moeten meer verdienen, de waarde van voedsel en de waardigheid van de mensen die het produceren moeten dichter bij elkaar komen te liggen. Ik vond het heel mooi dat de minister dat zei. En de landbouw moet plaatsvinden binnen de grenzen van de ecosystemen, van wat de planeet ons te bieden heeft. Ik hoor al dat de VVD denkt "dus hoog efficiënt", terwijl andere partijen denken dat we af moeten van de hoge vleesproductie, van het gifgebruik, van het kunstmestgebruik. Ik wil de minister vragen om concreet te worden over dat dilemma. Want als we daarbij niet de keuzes maken die gemaakt moeten worden, dan blijven we tegenover elkaar staan.

Minister Schouten:

Of wij tegenover elkaar blijven staan, ligt ook aan onszelf en aan de houding die wij daarbij zelf aannemen. Als wij de grote keuzes van deze tijd aan willen gaan, moeten we juist met elkaar dat gesprek gaan voeren, maar moeten we ook naar elkaar durven luisteren. Ik hoop dat u heeft gehoord dat ik zojuist heb geprobeerd om dat aan te geven. Dan moeten we dit soort dilemma's niet alleen maar heel zwart-wit vanuit ons eigen schuttersputje aanvliegen. Dat is dus ook een vraag terug aan mevrouw Ouwehand, om inderdaad die brug te slaan naar andere manieren van produceren dan die welke zij misschien voorstaat. Want ik vind eigenlijk dat in de vraag van mevrouw Ouwehand misschien ook weer een klein beetje een vals dilemma besloten ligt, namelijk dat hoog efficiënt produceren meteen slecht is voor allerlei milieuzaken. Ik ken, helaas, ook kleinschaliger land- en akkerbouw die niet zo heel duurzaam is en die niet zo heel goed is voor de natuur. We kunnen dus heel vaak een soort beeld neerzetten van "dit is slecht en dat is goed". Ik ben nog maar zes weken minister, maar ik kan u vertellen dat ik juist in die zes weken meer dilemma's heb gezien dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Maar dat daagt mij ook uit om na te gaan hoe we er juist binnen al die verschillende soorten landbouw voor kunnen zorgen dat we wel de regels respecteren die we met elkaar afspreken — ik denk bijvoorbeeld aan ecologische randvoorwaarden — maar ons niet tegelijkertijd blindstaren op alleen maar de vormen die daarvoor worden gekozen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat ben ik zeer met de minister eens, maar ik denk wel dat in deze termijn de keuzes moeten worden gemaakt die nodig zijn. En dan vraag ik aan deze minister — dat heb ik in mijn eerste termijn ook gevraagd — of we voedsel nou primair zien als een mensenrecht of als handelswaar. Want daar zit al zo veel in besloten. Er zijn enorme discussies over de vraag welke vorm van landbouw nu de beste is en er zijn stapels rapporten. Er is één mensenrechtenperspectief, van de VN-rapporteur voor het recht op voedsel. Die rapporteur heeft naar al dat onderzoek gekeken. Hij komt tot de conclusie dat, als wij iedereen binnen de grenzen van deze planeet willen voeden, de hoge vleesconsumptie in het rijke Westen fors moet verminderen, dat intensieve landbouw op de lange termijn niet het antwoord is en dat we meer toe moeten naar een landbouw die niet zo afhankelijk is van een externe input — gif, kunstmest, noem maar op. Is dat voor deze minister een leidraad bij de manier waarop zij naar al die dilemma's gaat kijken of niet?

Minister Schouten:

Mevrouw Ouwehand begon met de vraag of voedsel een mensenrecht is of handelswaar. Ik zou bijna zeggen dat het misschien voor sommige boeren een handelswaar is en daardoor voor een ander een mensenrecht. Er zijn zo veel monden te voeden in deze wereld. Wij hebben gelukkig heel veel technieken ontwikkeld waardoor wij met ons kleine landje veel kunnen produceren. Dat gaat op ontzettend innovatieve manieren. Ik heb al voorbeelden van precisielandbouw gezien waar ik echt van onder de indruk ben. Die innovaties kunnen eraan bijdragen dat de productie hoger wordt terwijl dit niet meteen ten koste hoeft te gaan van onze ecologische randvoorwaarden waarbinnen dat gebeurt. Ik denk dat we juist moeten zoeken naar die balans: hoe kunnen wij met onze kennis, kunde en technieken ook een bijdrage leveren aan het voeden van de wereld, terwijl wij onszelf tegelijkertijd steeds blijven uitdagen om dat met respect voor onze omgeving en onze natuur te doen? Dat is niet altijd eenvoudig. Dat weet ik. Maar dat is denk ik de zoektocht die we met elkaar moeten aangaan. Ik zou graag willen dat we daarbij de kennis en kunde die we zelf hebben nog veel breder gaan inzetten. Dat heb ik nadrukkelijk ook in mijn inleiding aangegeven. Daarbij gaat het dus niet zozeer alleen om het produceren van producten, maar juist om het inzetten van onze kennis en dergelijke om zo nog meer te kunnen betekenen voor de wereld.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, ik heb net aangegeven dat ik van plan ben om per fractie vijf interrupties, in tweeën, toe te staan. De antwoorden van de minister zijn best uitgebreid en uitvoerig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik trek mij voor nu even terug, maar u ziet mij zo direct weer.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik pak het dan even op, want ik vind het een interessante discussie. Ik denk dat de minister terecht aangeeft dat er een valse tegenstelling bestaat tussen goede, duurzame landbouw en innovatieve landbouw. Als wij echt heel duurzame landbouw willen hebben, hebben we nog een heleboel extra innovatie nodig en moeten we zeker niet terug naar ot-en-sienboerderijtjes of wat dan ook. Maar ik wil de minister toch uitdagen om iets meer in te gaan op de volgende vraag. In de Nederlandse landbouw is de productie per hectare al ongeveer de allerhoogste die we in de wereld kennen. Op basis van onze analyses van het biodiversiteitsverlies weten we dat daar forse knelpunten zitten. Is de minister het mij eens dat de eerste uitdaging voor de Nederlandse landbouw niet zou moeten zijn om een nog verdere productieverhoging te realiseren, maar om de innovatie echt te richten op het in balans brengen van de Nederlandse landbouw met klimaat en biodiversiteit?

Minister Schouten:

Ik vertelde net over de boer in Friesland waar ik ben geweest. Deze boer is geen kleine boer. Hij heeft 200 stuks vee; dat is niet klein. Maar die boer was wel heel bijzonder in die zin, dat hij oog had voor de biodiversiteit. Er zijn overigens meer boeren die dat hebben, maar hij was er specifiek mee bezig. Hij gaf zijn visie op de landbouw: ik kan er een goede boterham aan verdienen, maar daar heb ik een zekere schaal voor nodig; tegelijkertijd zorg ik ervoor dat bijvoorbeeld allerlei planten en kruiden in de wei groeien, wat goed is voor de biodiversiteit, maar ook voor mijn koeien. Hij had het ook in zijn voer doorgevoerd en hij zag dat dit zijn dieren versterkte. Ik vind dat we misschien weleens te zeer vanuit bepaalde perspectieven kijken naar hoe landbouw is, want die boer kon die werelden juist heel goed met elkaar verenigen. Dat is waar ik op doel. Volgens mij is de uitdaging voor de komende tijd, voor de komende periode, dat we de zaken weer in evenwicht gaan brengen met elkaar. Daarbij is het niet zo dat je bedrijf per se een bepaalde omvang moet hebben of dat je daar een bepaalde keuze in zou moeten maken. De keuze is met name: kunnen wij de zaken met elkaar combineren? Dat is, denk ik, de zoektocht die we met elkaar moeten aangaan de komende periode.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is een wat complex antwoord. Ik probeer het goed te begrijpen. Volgens mij is de minister het eigenlijk wel met me eens. Het gaat er primair om de zaken met elkaar in balans te brengen; het gaat er niet primair om een nog hogere productie te realiseren. De minister schetste een voorbeeld. Ik ken ook voorbeelden van zeer innovatieve, zeer moderne en zeker niet al te kleinschalige bedrijven. De kunst van deze agrarische ondernemers is juist geweest dat zij kans hebben gezien om hun focus te verbreden van "hoe haal ik het onderste uit de kan qua productie?" naar "hoe kan ik mijn productie op een goede manier in evenwicht brengen met natuur en biodiversiteit en daar een goed verdienmodel bij krijgen?" Dat vind ik de echte, krachtige ondernemers, die vaak ook een heel behoorlijke boterham verdienen. Is de minister het met mij eens dat dat de richting zou moeten zijn en dat dat betekent dat we af moeten van die smalle benadering van productie-efficiëntie: hoe meer per hectare, hoe beter?

Minister Schouten:

Ik blijf proberen om het uit te leggen. Die boer produceert best veel. Die boer is geen kleine boer en is ook bezig om te kijken hoe hij zijn productie op peil kan houden. Alleen, hij kan dat op zo'n manier dat hij het combineert met andere waardes die hij belangrijk vindt. Ik vind dat wij als Kamer daar eerlijk in moeten zijn. Het zijn niet altijd tegenstellingen. Het gaat veel meer om de manier waarop we naar zaken kijken, waarbij we ook proberen om bijvoorbeeld maatschappelijke doelen te realiseren. Dat onderdeel neemt in de discussie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook een belangrijke plaats in. We werken op die manier, maar het is niet zo dat je daarmee per se helemaal afstand doet van het produceren. Die suggestie lijkt er bij de heer Grashoff wel in te zitten en dat probeer ik bij elkaar te brengen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Daar moeten we op een ander moment misschien nog maar eens over doorpraten, maar dat is nou bij uitstek níét wat ik duidelijk probeer te maken. Volgens mij staan we op dit gebied redelijk dicht bij elkaar in de buurt.

Minister Schouten:

Prima.

De voorzitter:

De minister vervolgt haar betoog. Ze begint nu — als het goed is — met het onderwerp landbouw.

Minister Schouten:

Dat klopt.

Voorzitter. Ik gaf net al aan dat ik zowel oog heb voor het economische als het maatschappelijke belang van de landbouw. Mijn ambitie is een landbouw die produceert met behoud van concurrentiekracht en met respect voor mens, dier, natuur en milieu. De landbouw staat voor de grote uitdaging om bij te dragen aan de omschakeling naar kringlooplandbouw en een circulaire economie, waarbij duurzame producten van hoge kwaliteit worden geleverd en er op duurzame wijze gebruikgemaakt wordt van energie en grondstoffen. De aandacht voor volksgezondheid, ecologie, bodem en dierenwelzijn moet integraal onderdeel zijn van deze omschakeling. Dat geldt zowel voor de plantaardige als voor de dierlijke sectoren. In de akker- en tuinbouw liggen er uitdagingen op het terrein van plantgezondheid, vergroening van de gewasbescherming en de klimaatopgave.

Als het gaat om de plantgezondheid is het kabinet groot voorstander van een systeembenadering. Daarbij is de volgorde: preventie, biologische bestrijding en als sluitstuk de inzet van gewasbeschermingsmiddelen. Dat is veilig voor mens en milieu. De glastuinbouw heeft laten zien geweldige vooruitgang te kunnen boeken met energiebesparing. Wij gaan op dat gebied de klimaatopgave dan ook volop aan.

In de veehouderij is de vraag hoe de verduurzaming kan worden versneld. Hierbij is de hele keten, inclusief de consument, aan zet. Je kunt niet altijd voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Boeren verdienen een eerlijke prijs voor het duurzaam produceren van ons voedsel. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor de sector.

De voorzitter:

De heer De Groot heeft een vraag.

De heer De Groot (D66):

De minister had het over gewasbescherming. Daarover heb ik gisteren een soort van ethisch uitgangspunt geformuleerd: waarom zouden we pesticiden gebruiken die alleen uit chemische middelen bestaan, als er effectieve en milieuveilige biologische middelen zijn? Ik hoor de minister die volgorde eigenlijk ook herhalen: eerst biologische middelen en, als het niet anders kan, ook chemie. Nu is het soms zo dat er perfecte biologische middelen zijn, maar dat er chemie op de markt komt, waarna de biologische middelen verdwijnen. Hoe staat de minister daartegenover?

Minister Schouten:

Ik vind het vooral belangrijk — dat hoor ik ook terug — dat de toelating van bijvoorbeeld biologische middelen wel wat versneld kan worden. Het is niet altijd zo dat die producten er al zijn. Ze zijn soms in ontwikkeling en moeten dan ook nog tot de markt toegelaten worden. Ik wil me ervoor inzetten om dat bijvoorbeeld te versnellen. Ik spreek ook veel landbouwers die zeggen: "Ik heb de chemische middelen ook nog wel nodig. Het is echter niet zo, dat ik daarmee begin. Voordat ik daarmee begin, zet ik heel veel andere stappen, juist om te voorkomen dat ik bij die chemische middelen uitkom." Om die middelen nu helemaal uit te sluiten, zou op dit moment te ver gaan. Daarom is natuurlijk ook nog de toelating van glyfosaat voor een aantal jaren geregeld. Ik heb ook al eerder in het debat aangegeven dat ik wel de ambitie heb om juist die stappen die daarvoor zitten, nog te verbeteren. Ik denk namelijk dat daarin een mogelijkheid zit om tegen de boeren zelf te zeggen dat er een alternatief is. Als dat er voldoende is, kun je ook andere stappen gaan zetten.

De heer De Groot (D66):

Ik ben het helemaal eens met deze redenering. Heel goed. Fijn dat de minister zich daarvoor inzet, maar soms is het ook andersom. Ik noem een heel concreet voorbeeld, dat ik even oplees. Fruitmot werd in de jaren negentig en begin jaren 2000 vooral bestreden met gebruik van het baculovirus en in circa 60% van het areaal in combinatie met een fruitmotferomoon. Vanaf 2012 zijn er nieuwe middelen toegelaten, namelijk Affirm en Coragen. In één jaar tijd is toen de markt voor het biologische alternatief verdwenen. Met andere woorden: er was een biologisch alternatief, dat effectief genoeg is. Toen werd er een chemisch middel op de markt toegelaten en vervolgens werd er eigenlijk teruggeroeid. Dat is de situatie die ik beschrijf. Ik heb meer van dit soort voorbeelden. Wat gaat de minister in zo'n situatie doen?

Minister Schouten:

Het gaat om de vraag of het middel dat toegelaten wordt, veilig is voor mens en milieu. Daar wordt ook op getoetst. De EFSA kijkt daarnaar. Dat is ook de wetenschappelijke toets waar wij naar kijken. Als we dat niet doen, wordt het heel ingewikkeld om te bepalen welke middelen we wel of niet zullen toestaan. Maar ik denk dat we gewoon ook kijken naar de ontwikkelingen in de gewasbeschermingsmiddelen. Ik kende deze concrete casus niet. We moeten met z'n allen, dus met de sector erbij, kijken wat we hiermee kunnen. Wat zijn de mogelijkheden op het gebied van alternatieven? Ik zou daarvoor al veel meer willen gaan doen op bijvoorbeeld het gebied van preventie. Ik denk dat daar ook nog een hele wereld te winnen is. Op dat gebied moeten al meer stappen worden gezet. Ik ga die gesprekken ook aan met de sector, om te kijken hoe we daar verder in kunnen gaan.

De heer De Groot (D66):

Maar dat kan dus betekenen dat je ...

De voorzitter:

Nee, nee, u gaat nu toch proberen om alle interrupties in drieën te doen. Ik ga nu dus even streng zijn.

Minister Schouten:

Ik wil aangeven dat als het toegelaten wordt, het natuurlijk wel getoetst is op de veiligheid voor mens en milieu. Dat is het kader waarin wij de zaken gaan beoordelen. Daarbij kijken we dus wel wat we bijvoorbeeld op het terrein van preventie al meer kunnen gaan doen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ga even op dit punt verder. Het is natuurlijk wel van belang dat de fabrikant uiteindelijk degene is die een biologisch of chemisch middel wel of niet in de markt houdt. Mijn punt gaat over de systeembenadering. We werken bij de gewasbescherming eigenlijk al jaren op die wijze. Ik hoor de minister net aangeven dat zij ook in de stappen voorafgaand aan zelfs de biologische middelen ruimte wil bieden. Nou, komt dat even goed uit! Ik heb nog een aangehouden motie over het eerder inzaaien van bijvoorbeeld vanggewassen. Er moet nu worden gewacht met vanggewassen tot 15 juli, maar bij een vroege oogst van bijvoorbeeld tulpenland zou je een vanggewas veel eerder kunnen inzetten om vervolgens als biologische aaltjesbestrijder zijn werk te laten doen. Dit is een specifiek voorbeeld. Daar hoeft de minister niet op in te gaan. Hoe kijkt de minister naar de mogelijkheid om in de wet- en regelgeving ook dit soort ruimte te bieden, zodat die boer en tuinder dat uiteindelijke medicijnkastje dat wel nodig is, zo min mogelijk hoeven aan te spreken?

Minister Schouten:

Als er andere mogelijkheden zijn, dan bekijken we die natuurlijk altijd. Ik weet dat er nog andere discussies achter dit specifieke voorbeeld schuilgaan. We hebben net een heel AO gehad over het actieprogramma rond de Nitraatrichtlijn. Daar zitten dus heel veel dilemma's in, die je ook in samenhang met elkaar moet bezien. Maar wij zijn altijd bereid om te kijken naar alternatieven als die ook het door ons beoogde doel dienen, binnen de randvoorwaarden die we ook elders moeten hanteren.

Mevrouw Lodders (VVD):

Volgens mij liggen daar heel veel kansen. We moeten inventariseren wat de belemmeringen zijn en op welke manier regels misschien iets meer ruimte kunnen krijgen, zodat we dat gebruik van biologische maar zeker ook chemische middelen tot een minimum beperken. Ik denk dat de sector daar vooral aan de lat zou moeten staan. Het medicijnkastje dat wij zelf als mens nodig hebben, hebben we natuurlijk uiteindelijk ook wel voor de planten nodig. Ik ben blij dat deze minister dat ook bevestigt.

Minister Schouten:

Ik ben altijd bereid om gesprekken aan te gaan op dit punt om te kijken wat er voor verbetering mogelijk is binnen de randvoorwaarden die wij elders ook stellen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik kom ook op het punt van de gewasbescherming. Ik ben blij te horen dat de minister echt wil inzetten op het verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, waaronder het bekende glyfosaat. Dat blijkt ook uit de schriftelijke beantwoording van de minister. Maar ik zou haar willen vragen of zij dit kan concretiseren. Dat hoeft niet nu ter plekke, maar zij zou bij wijze van spreken kunnen toezeggen dat zij daar nog eens een goede brief over aan ons richt. Als we dat willen, is het natuurlijk heel belangrijk dat we ook weten wat we aan het doen zijn, over welke middelen we spreken en welke doelen we ons stellen ten aanzien van het verminderen van het gebruik. Aan welke termijnen denkt de minister daarbij? Wat is haalbaar? Wat voor middelen, in de zin van geld, regelgeving en dergelijke, zouden we daarbij moeten inzetten? Op wat voor manier kunnen we ook de resultaten monitoren? Ik zou zeggen dat dit de normale ingrediënten van een plan van aanpak of een beleidsnotitie zijn. Zou de minister bereid zijn om dit op een redelijke termijn aan de Kamer te doen toekomen?

Minister Schouten:

Ik wil mij juist richten op het kijken welke stappen we nu in de praktijk kunnen zetten. Het heeft een beetje de sfeer van: we gaan dit nu in één keer even regelen; zo zorgen we dat het straks helemaal niet meer nodig is om chemische gewasbeschermingsmiddelen te hebben. Ik noem bijvoorbeeld de discussie over glyfosaat. Er is nu voor vijf jaar toegekend. In die periode wil ik kijken welke stappen we nog meer kunnen zetten in de sector. Maar als ik nu al ga zeggen "dit is het doel en we gaan het gelijk allemaal halen in die periode", dan ga ik vooruitlopen op innovaties die er mogelijk nog helemaal niet zijn. De heer Grashoff heeft van mij gehoord wat de inspanningsverplichting is. Daar wil ik gewoon mee aan de slag. Maar ik ga daar nu niet een heel plan van aanpak op zetten, omdat ik juist met de sector wil bekijken hoe we de innovaties die er al zijn, misschien beter kunnen inzetten. Mevrouw Lodders gaf aan dat daar wellicht mogelijkheden zijn. Tegelijkertijd wil ik horen aan welke alternatieven ook nog wordt gedacht. Dan gaat het om alternatieven die misschien nog helemaal niet in de markt staan, maar die we wel moeten versnellen. Dat is een proces dat ik nu inga. Ik ga nu nog niet vooruitlopen op wanneer wat allemaal moet gaan gebeuren.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Jammer. Ik denk dat het ook voor de minister zelf misschien niet zo'n heel verstandige keuze is, omdat we altijd discussie zullen blijven houden over de vragen: waar stonden we nou, waar staan we en waar gaan we naartoe? Dat is overal zo. Ik zou de minister in herinnering willen roepen dat een van de wel succesvolle programma's voor transitie in de landbouwsector het terugdringen van het gebruik van antibiotica was. Daar lag een heel concreet plan aan ten grondslag met hele concrete doelen, met percentages. Daarbij ging het om de vraag: in hoeveel jaar zou je welk doel willen bereiken? Het kan zijn dat je daarna constateert dat je slechts 90% van je doelen hebt bereikt, maar dan weet je in elk geval dat je dat bereikt hebt. Ik wil de minister best de tijd geven om samen met de sector te onderzoeken wat het nou is. Maar als je niets definieert en niets plant, dan hebben we straks, ben ik bang, een aanhoudende discussie waar we weinig mee opschieten.

Minister Schouten:

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat ik de discussie met de heer Grashoff de komende jaren nog wel blijf voeren op dit onderwerp. Hij kan mij dus steeds blijven bevragen op de inspanningen die op dit terrein worden gedaan. Ik pak die handschoen op. Ik ga daarmee aan de slag, samen met de sector. Dat gaan we op die manier doen en niet aan de hand van allerlei grote plannen, tijdpaden en dat soort zaken. Aan die inspanningen mag hij mij houden. Daar komen wij ongetwijfeld nog over te spreken met elkaar.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Schouten:

Voorzitter. Ik was geëindigd bij de eerlijke prijs voor boeren. Zoals ik al eerder zei, verdienen boeren een eerlijke prijs voor het duurzaam produceren van ons voedsel. De SP heeft gevraagd of bij een eerlijke prijs voor boeren niet een soort landbouwakkoord hoort, zodat de hele keten meedoet. Het landbouwakkoord is een punt van de PvdA, maar ik begreep dat de heer Futselaar vindt dat we wel een landbouwakkoord — ik zeg het in mijn eigen woorden — of een ketenakkoord of wat dan ook zouden moeten opstellen. Ik vind het belangrijk dat boeren een eerlijke prijs krijgen voor het produceren van ons voedsel. Inspanningen op het gebied van verduurzaming dienen ook terug te komen in de prijs die de boeren krijgen. De landbouw heeft ook zelf een verantwoordelijkheid op het gebied van duurzame ontwikkeling en klimaat. Ik moedig partijen in de keten van harte aan om hier afspraken over te maken. Dat kunnen zij zelf doen. Die afspraken moeten wel voldoende ambitie hebben en voldoen aan het mededingingskader. Daarvoor biedt het wetsvoorstel inzake ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven in de toekomst openingen. Dat wetsvoorstel gaat behandeld worden. Het ligt overigens aan u of dat behandeld gaat worden, maar ik neem aan dat het behandeld gaat worden.

Ik nodig de partijen uit om de komende tijd te verkennen hoe hier verder vorm aan zou kunnen worden gegeven. Boeren moeten meer dan nu het geval is krachten bundelen en samenwerken in de keten. Mijn verantwoordelijkheid daarbij is, te helpen zoeken naar de mogelijkheden om de samenwerking gestalte te geven.

Het CDA gaf aan dat een voedselscheidsrechter de oneerlijke handelspraktijken en verstoorde marktmacht in de voedselketen moet aanpakken en erop moet gaan toezien dat boeren en tuinders hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen. Dat ben ik met de heer Geurts eens. In het regeerakkoord staat dat de Autoriteit Consument en Markt, de ACM, erop gaat toezien dat boeren en tuinders hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid of dierenwelzijn. Daarnaast wil het kabinet dat er een speciaal team bij de ACM komt dat vermeende oneerlijke handelspraktijken en verstoorde marktmacht aanpakt. In dat verband wordt ook verkend of de ACM zo nodig extra specifieke bevoegdheden moet krijgen ten aanzien van geschillen met betrekking tot de gedragscode van eerlijke handelspraktijken. Op die manier proberen wij de positie van de boer in de keten aan te pakken. Daar gaan wij hard mee aan de slag.

De heer Futselaar (SP):

In het verlengde hiervan heb ik de volgende vraag. In een aantal landen om ons heen bestaat een verbod op het doorverkopen tegen een prijs lager dan de inkoopprijs. In België en Frankrijk bijvoorbeeld is dat vaak specifiek met het oog op de landbouw doorgevoerd. Ik heb in mijn bijdrage mijn ergernis uitgesproken over onder andere supermarkten die stunten met de melkprijzen. Ik heb gevraagd of u bereid bent — ik ben bescheiden — te onderzoeken of in Nederland iets soortgelijks zou kunnen gebeuren.

Minister Schouten:

Ik heb de vraag van de heer Futselaar gisteren inderdaad gehoord. Even heel precies: als dat betekent dat iets wordt doorverkocht onder de inkoopprijs, is de partij die dit verkoopt zichzelf aan het benadelen, neem ik aan. Waar gaat het dan precies om? Gaat het om de productieprijs? De supermarkt heeft al betaald voor het product en gaat dat dan voor een lagere prijs verkopen. Dat is een beetje aan de supermarkt. Het gaat mij erom dat wij de prijs niet naar beneden gaan drukken in de keten.

De heer Futselaar (SP):

Dat laatste vind ik ook heel mooi. Een probleem is dat wij weten dat supermarkten in de praktijk zich richten op een aantal basisproducten, waaronder melk, omdat zij weten dat mensen de prijzen vergelijken. Vervolgens maken zij winst op de diepvirespizza's die mensen ook in de supermarkt kopen. Dan zien zij er geen been in om voor een aantal specifieke producten, zoals melk, inderdaad onder de inkoopprijs te gaan zitten of steeds omlaag te gaan. Dat maakt voor hen niet zo veel uit, als er maar mensen komen om de andere, veel duurdere producten ook te kopen. Dat is een fenomeen dat voorkomt. Het stoort mij. Dat is ook de reden waarom supermarkten bijvoorbeeld met de melkprijs stunten, want een paar cent maakt natuurlijk niet zo heel veel uit, voor de supermarkt noch voor de consument. Maar het gevoel is dan: dit is de goedkoopste supermarkt. Ik zie daar wel een probleem, en mogelijk een oplossing.

Minister Schouten:

Dit is volgens mij een ander probleem. Een boer krijgt betaald wat zijn waar waard is. Dit is meer een kwestie waar de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over gaat. Dit heeft te maken met de vraag of partijen hun waar mogen verkopen onder de inkoopprijs. Ik zie geen mogelijkheden om dat nu te beperken, maar dat is volgens mij een discussie die u niet met mij moet voeren, maar meer met de staatssecretaris. Mij gaat het erom dat, als je gaat verbieden om dat te doen, je niet de druk naar beneden gaat krijgen richting de boer om het product maar goedkoper aan te gaan bieden. Daar zie ik juist wel een risico. Ik wil bezien hoe wij dat kunnen beperken. Als wij heel veel eisen stellen aan onze boeren op het terrein van duurzaamheid, milieu en ecologie, moet die boer daarvoor ook wel betaald kunnen worden, want anders zijn wij heel snel klaar in dit land.

De heer Geurts (CDA):

Ik zat net goed te luisteren naar het betoog van de minister en de minister gaf aan dat het kabinet gaat verkennen of de Autoriteit Consument & Markt, de ACM, een speciaal team voor de geschillenbeslechting in de agro-nutriketen gaat krijgen. Op pagina 44 van het regeerakkoord staat echter onder punt 3.4 letterlijk: De Autoriteit Consument & Markt (ACM) krijgt een speciaal team voor geschillenbeslechting in de agro-nutriketen. Dat even als aanvulling voor het verslag. Het kabinet gaat het dus niet onderzoeken want dat zou het tegen het beleid van het regeerakkoord ingaan. Er staat immers gewoon "krijgt".

Minister Schouten:

Ik heb aangegeven dat in het regeerakkoord staat dat de ACM erop gaat toezien dat boeren en tuinders een hogere prijs ontvangen, dat het kabinet wil dat er een speciaal team komt bij de ACM en dat ik daarnaast nog ga kijken of er extra specifieke bevoegdheden moeten gaan komen. Dat is eigenlijk een stap nog boven op wat er in het regeerakkoord is gezet. Ik denk dat ik de heer Geurts helemaal tegemoet ben gekomen. Ik wil ook samen met mijn collega van EZK bekijken hoe wij aan die passage in het regeerakkoord concreet invulling zullen gaan geven. Daarbij wil ik overigens ook echt luisteren naar de ideeën hierover in de sector. Ik zal de Kamer begin 2018 informeren over de nadere uitwerking van het regeerakkoord op dit punt.

De ChristenUnie vraagt of de regering initiatieven gaat ondersteunen die de verbinding tussen boer en burger versterken en hoe ik dit wil gaan oppakken. Ben ik verder bereid om initiatieven voor multifunctionele landbouw te ondersteunen? In het regeerakkoord heeft het kabinet aangegeven initiatieven die de verbinding tussen boer en burger versterken te stimuleren. Multifunctionele landbouw is bij uitstek een voorbeeld van een bedrijfsvorm die de verbinding tussen de boer en de burger en daarmee tussen stad en platteland versterkt. Een op de vijf boeren kiest inmiddels niet meer voor schaalvergroting maar voor verbreding in het verdienmodel, bijvoorbeeld in de vorm van zorg, directe verkoop en citylandbouw. Als eerste ga ik kijken in hoeverre ik de monitoring en de impact van de multifunctionele landbouw kan gaan voortzetten en uitbreiden met resultaten over korte ketens en citylandbouw. Ik doe dit ook graag in overleg met LTO. Met die resultaten wil ik in het eerste semester van 2018 bij de Kamer terugkomen, zodat we daar ook verder met elkaar kunnen spreken.

De PVV vraagt wat ik ga doen aan het ontbreken van een gelijk speelveld op de Europese markt en hoe het staat met de motie over een beter verdienmodel. Het is uiteraard aan het bedrijfsleven zelf om te kijken hoe nieuwe marktstrategieën en verdienmodellen ontwikkeld kunnen worden. De overheid helpt ondernemers en ketens daarbij door regels en voorwaarden te stellen die succesvolle innovaties voor verduurzaming vergemakkelijken. Het scheppen van goede voorwaarden is een continu proces. Sinds het aannemen van de door de heer Graus genoemde motie is bijvoorbeeld de beleidsregel Mededinging en duurzaamheid aangepast. Daardoor hebben ondernemers meer duidelijkheid over de mogelijkheden om duurzaamheidsafspraken te maken. Daarnaast is in het GLB de mogelijkheid voor producenten om zich te organiseren uitgebreid. De Kamer is over de uitvoering van die motie op 11 juli 2013 geïnformeerd.

Het wetsvoorstel Ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven — ik noemde het zojuist al — waarmee duurzaamheidsinitiatieven algemene gelding kunnen krijgen, is in 2017 in consultatie gebracht. Het voorstel zal naar verwachting in 2018 aan de Kamer worden aangeboden. Vanzelfsprekend zet ik mij ook op de Europese markt in voor een sterke concurrentiepositie voor de Nederlandse boeren. Dat betekent inzet op behoud van een gelijk speelveld en uniforme regeling, waaronder op het gebied van dierenwelzijn.

De heer Graus (PVV):

Dat laatste spreekt mij heel erg aan en dan vooral dat dierenwelzijn. Ik heb dat de afgelopen dagen wel een paar keer gemist. Ik erger me ook best wel aan "LNV", want dat zou eigenlijk "LNVD" moeten zijn en het liefst "DLNV". Ik weet hoe u erover denkt dat de dieren er eerder waren. Ik vind het heel jammer dat de dieren nooit genoemd worden bij zo'n ministerie, terwijl we wel bij ze mogen wonen.

Ik doelde natuurlijk op het ongelijke speelveld aangaande btw. Maar ik denk ook aan die verschrikkelijke aanlandplicht waar onze vissers mee te maken krijgen. Mevrouw de voorzitter, ik moet dat toelichten en daarvoor zal ik een tweede interruptie achterwege laten. Ik ben weleens naar interparlementaire conferenties geweest, als afgevaardigde namens de Staten-Generaal. Dan zie je daar allemaal mensen zitten, die helemaal niks met visserij te maken hebben. Het zijn geen visserijlanden, maar ze bemoeien zich wel met ons beleid. Toen wij het over visserij hadden, gingen zij buiten pizza's eten en potten bier drinken, en dan kwamen ze terug en gingen zich ermee bemoeien. Dat kan natuurlijk niet. Er is een volledig ongelijk spelveld voor onze vissersmannen, ook wat de btw betreft, maar ook qua verdienmodel. Daar wil ik ook een reactie op hebben. Wat gaat de minister doen om dat ten laste te brengen van de rijke en machtige retailers? Die pakken nu het grote geld. Wij leggen onze boeren dierenwelzijnsnormen op en onze boeren voldoen daaraan, maar ondertussen profiteren de retailers van het gewin en van de diervriendelijke producten. Ik vind dat die winst bij de boeren terecht moet komen.

Minister Schouten:

Dat laatste vind ik ook. Ik vind ook dat de boeren meer over mogen houden voor de duurzaamheidsinitiatieven die zij nemen. Daarom heb ik ook net aangegeven dat we met een concreet wetsvoorstel hierover gaan komen in 2018. Het ligt nu voor consultatie voor. Ik denk dat we op dat punt de heer Graus al wat meer bieden. Ik heb net ook al in antwoord op de heer Geurts aangegeven wat we bijvoorbeeld gaan doen met de Autoriteit Consument & Markt, dat we ook zorgen dat bedrijven en producenten zich kunnen organiseren om meer marktmacht te verkrijgen. Dat zijn juist allemaal onderdelen waar we invulling aan gaan geven. Begin 2018 zal ik de Kamer concreter informeren hoe we dat precies gaan vormgeven. Maar ik denk dat we juist heel erg stappen aan het zetten zijn om ervoor te zorgen dat een boer, waar wij best hoge eisen aan stellen met elkaar, dat ook moet kunnen terugzien in de prijs van zijn product.

Voorzitter, ik kom bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Vorige week heeft Commissaris Hogan de aftrap gegeven voor de besprekingen over het nieuwe GLB — sta me toe dat ik de afkorting gebruik op dit punt — met de presentatie van een mededeling voor het toekomstige GLB. Een belangrijk document, waarover ik de Kamer in januari een eerste appreciatie in de vorm van een BNC-fiche zal sturen. De SP heeft in dat kader gevraagd of Nederland bij het nieuwe GLB de verantwoordelijkheid aankan om eigen regels te stellen, en of ik mij wil inzetten voor echte vergroening in het nieuwe GLB, zowel in Brussel als bij de uitwerking hiervan in Nederland. Ik kan u zeggen dat de Europese Commissie inderdaad in haar mededeling voor het nieuwe GLB een keuze voor een nieuwe architectuur van het GLB heeft gemaakt, met daarbij een grotere verantwoordelijkheid voor lidstaten. Een keuze dus voor meer subsidiariteit; dat moet de heer Futselaar toch aanspreken. Gekozen is voor meer ruimte voor nationale invulling van het GLB door lidstaten, en dat is ook in lijn met wat het regeerakkoord wil. Er komt meer ruimte om in goede samenspraak met uw Kamer en met maatschappelijke partijen op verantwoorde wijze invulling te geven aan het GLB, op een manier die recht doet aan de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan. Verder wil ik de hervorming van het GLB benutten om verbetering te brengen in de vergroening.

De effectiviteit van het huidige vergroeningsbeleid laat nog te wensen over. Het rapport Feiten en cijfers vergroening GLB dat op 28 september jongstleden aan uw Kamer is gezonden, laat dat ook zien. Het is mijn inzet om het GLB doelgericht en effectief te laten bijdragen aan maatschappelijke opgaven en uitdagingen op het terrein van klimaat, natuur, milieu, biodiversiteit en landschap. D66 heeft ook gevraagd hoe het GLB kan bijdragen aan de transitie naar kringlooplandbouw. De Europese Commissie stelt in haar mededeling dat het toekomstige GLB meer zal moeten bijdragen aan maatschappelijke opgaven op het terrein van duurzaamheid, klimaat, natuur, milieu, biodiversiteit en landschap. Daarin passen ideeën hoe het GLB kan bijdragen aan het sluiten van kringlopen.

De ideeën van de Europese Commissie over verduurzaming ondersteun ik en kringlooplandbouw kan daar een onderdeel van zijn. Bij de invulling van het toekomstige GLB zal de discussie over kringlooplandbouw ook een plaats gaan krijgen.

De heer Moorlag (PvdA):

Dat klinkt goed. Je moet het GLB inzetten voor meer maatschappelijke doelen, onder meer vergroening en biodiversiteit. Dat is mij zeer uit het hart gegrepen. Maar goed, het GLB heeft twee functies. Het heeft een inkomenssteunfunctie en het heeft een functie ter realisering van die maatschappelijke doelen. Is de minister bereid om aan wat zij zegt de consequentie te verbinden dat er een verschuiving gaat plaatsvinden van directe inkomenssteun naar die maatschappelijke doelen?

Minister Schouten:

In het regeerakkoord staat, zoals u hebt kunnen lezen, dat Nederland zich ervoor zal inzetten om die meer te richten op de maatschappelijke doelen, op de vergoeding daarvan, dus dat is ook onze inzet in Europa.

De heer Moorlag (PvdA):

Daaruit begrijp ik dat er in het totale budget een verschuiving gaat plaatsvinden van rechtstreekse inkomenssteun naar die maatschappelijke doelen. Dat vind ik bemoedigend. Ik denk ook dat dat nodig is. Mijn tweede vraag is of de minister bereid is om ons een overzicht te geven van de effecten van die inkomenssteun. Er zijn nog weleens wat geluiden dat er inkomenssteun plaatsvindt in situaties waarin dat eigenlijk niet nodig is, omdat het bedrijf rendabel genoeg is. Mijn stelling is dat je alleen maar een medicijn moet toedienen als er een kwaal is. Is de minister bereid om aan te geven hoe de inkomenssteun verdeeld wordt over bedrijven en ondernemers? Kan zij aangeven hoe die precies landt en of die überhaupt wel nodig is, voor verschillende typen bedrijven?

Minister Schouten:

Ik weet niet of het daadwerkelijk zo gaat gebeuren. Ik dank de heer Moorlag ervoor dat hij zo veel vertrouwen heeft in onze onderhandelingscapaciteiten. We gaan natuurlijk wat betreft het GLB een groot onderhandelingscircuit in en we moeten kijken wat daar uiteindelijk het resultaat van is. Daar hebben veel lidstaten verschillende belangen, kan ik ook meedelen. Ik heb gezegd wat de inzet van Nederland is en dat is overeenkomstig wat wij daarover in het regeerakkoord met elkaar hebben afgesproken.

Dan de vraag of ik een overzicht wil geven van hoe die inkomenssteun eruit ziet en of die — dat is bijna een politieke vraag — op de goede plaats terechtkomt. Ik denk dat dat een gekke discussie is op het moment dat je gewoon randvoorwaarden afspreekt voor het verkrijgen van inkomenssteun. Die zitten voor een deel op de hectarepremie en voor een deel op de maatschappelijke doelen. Dat is de huidige systematiek ook. Als je dat de voorwaarden laat zijn voor het verkrijgen van die steun, moet je niet achteraf gaan zeggen dat je het toch te veel vindt. Dan ben je ook niet echt betrouwbaar als overheid.

Ik denk dat wij veel meer de discussie moeten gaan richten op de vraag waar wij nou willen dat die steun zich op richt. Ik heb net aangegeven dat we die wat het kabinet betreft veel meer richten op de realisatie van maatschappelijke doelen. We moeten kijken wat voor stappen we daar kunnen zetten in plaats van dat we, als we die doelen eenmaal hebben afgesproken, kijken of we het eigenlijk nog wel oké vinden zoals we die hebben afgesproken. Ik denk dat we dat van tevoren moeten bedenken.

Dan de toekomst van de landbouw. Willen we onze concurrentiepositie ook in de toekomst behouden, is het belangrijk dat we een stevige kennisbasis hebben die geworteld is in een moderne agrarische sector. Zonder sector geen kennis. De toekomst van onze agrarische sector is in handen van jonge boeren. Ik ben dan, zoals ik al aangaf, heel blij met het bedrijfsovernamefonds voor jonge boeren. Afgelopen zaterdag was ik bij het 40-jarig jubileum van het NAJK, de organisatie van de jonge boeren om ze zo maar te noemen. Ik heb daar met hen gesproken. Het waren stuk voor stuk bijzondere gesprekken. Die waren bijzonder in de zin dat de jongeren aangaven hoe graag zij in dat vak wilden, hoe graag zij in de landbouw, de veeteelt of de tuinderij een plek wilden krijgen, maar ook hoe ingewikkeld dat soms is. Dat zit hem op vele fronten. Hoe regel je dat bijvoorbeeld met familie? Hoe ga je zulke grote risico's aan? Hoe ga je dat allemaal concreet vormgeven? Daar waren ook jongeren die er uiteindelijk voor voor hadden gekozen om het niet te doen, omdat ze het risico te groot vonden of om andere redenen. Ik zag ook hoe veel impact het had op die jongeren dat zij het vak zo graag met hun hart en met hun ziel wilden uitvoeren, maar daar niet altijd de mogelijkheden voor zijn. Dan ben ik er trots op dat wij als kabinet net dat ene kleine zetje kunnen geven om op die manier die jongeren wel een kans te geven.

Daarbij komt ook dat de jongeren die ik daar gesproken heb allemaal, stuk voor stuk, ideeën hebben over innovatie, over hun bijdrage aan maatschappelijke doelen en over de manier waarop zij willen boeren. Dat zijn ook allemaal ideeën en innovaties die heel erg passen bij de discussies die wij hier vaak voeren en bij hoe wij graag willen dat landbouw uitgeoefend wordt. Dus ik denk dat het mes op deze manier juist aan twee kanten kan snijden. Wij geven jonge boeren, ook degenen die niet uit een familie van boeren komen, een kans om een boerderij te starten of over te nemen. En tegelijkertijd kunnen we op deze manier bijdragen aan maatschappelijke doelen en innovaties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hierover hebben we tijdens het debat over de regeringsverklaring ook vragen gesteld aan de minister-president. Want op zich vinden wij zo'n fonds voor jonge boeren een sympathiek voorstel uit het regeerakkoord. Maar wij vinden dat de taken waar de landbouw voor staat en de maatschappelijke opgaves zo groot zijn dat je niet zomaar 75 miljoen kan uitgeven zonder daar een voorwaarde aan te verbinden. Nu hoor ik de minister zeggen dat de jonge boeren die zij spreekt ideeën hebben over die maatschappelijke taken. Maar we moeten toch wel ook op de een of andere manier met elkaar vastleggen dat die 75 miljoen in elk geval niet wordt uitgegeven aan takken van landbouw of aan bedrijven waar nog hele grote uitdagingen liggen op het gebied van dierenwelzijn, natuur, het voldoen aan klimaateisen en noem alles maar op? Hoe ziet de minister dat voor zich?

Minister Schouten:

Ik ben nu bezig, ook met de jongeren samen, om te kijken hoe we invulling geven aan dat fonds en ook om te kijken waar hun vragen liggen en hun knelpunten vooral zitten. Daar moeten we bij kunnen aansluiten. Dat komt ook naar uw Kamer toe. Op dat moment kunnen we dus ook met elkaar discussiëren over hoe dat is vormgegeven. Ik wil dat zo snel mogelijk proberen te realiseren, maar het zal in de eerste helft van 2018 zijn dat die contouren ook hier naar de Kamer komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou, fijn. Dank voor die toezegging. Ik begrijp dus dat de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van dit fonds nog aan de Kamer worden voorgelegd. En ik begreep uit eerdere opmerkingen van de minister ook dat zij zeer genegen is om daar nadrukkelijk de maatschappelijke voorwaarden en de verbeteringen in mee te nemen op het gebied van bijvoorbeeld natuur, klimaat en dierenwelzijn. Zo begrijp ik de minister.

Minister Schouten:

Ik ben daarover met de jongeren in gesprek en ik heb van de jongeren zelf gehoord dat zij daar heel veel ideeën over hebben. Hoe we dat precies gaan uitwerken, ziet u begin 2018.

Dan de maatregelen ten aanzien van de veehouderij. In het regeerakkoord is een aantal belangrijke maatregelen opgenomen over de versnelling en de verduurzaming van de veehouderij, de warme sanering van de varkenshouderij en de aanpak van de problemen met de volksgezondheid en de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte en belaste gebieden. Meerdere leden, van de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, het CDA, de VVD en D66, hebben gevraagd naar de warme sanering van de varkenshouderij en hoe hier invulling aan gegeven gaat worden. En gaat dit gepaard met een afname van de varkensrechten?

Het kabinet investeert 200 miljoen in een warme sanering van de varkenshouderij in veedichte en belaste gebieden. Het is nu nog te vroeg om precies te zeggen hoe ik hier uitvoering aan ga geven. Ik ga op korte termijn in gesprek met het bedrijfsleven en de decentrale overheden, waaronder de Provincie Noord-Brabant, over hun ideeën over een goede besteding van deze gelden en de bereidheid om samen te werken. In dit overleg ga ik met de betreffende provincies ook in op de aanpak van de problemen met de volksgezondheid en met de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte en belaste gebieden. Dit is ook waar de VVD naar heeft gevraagd. Het gaat om de effecten op de volksgezondheid bij het wonen in een gebied met veel dieren en om de discussies over de uitstoot van stoffen, over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en over de stankoverlast die in sommige gebieden ervaren wordt.

Dit kabinet erkent dat er gebieden zijn waar de hoge veedichtheid tot gezondheidsrisico's en aantasting van de leefkwaliteit kan leiden. Dit leidt in toenemende mate tot maatschappelijke onrust in die gebieden. Dit is ook gebleken uit de onderzoeken Veehouderij en Gezondheid Omwonenden. Het vervolgonderzoek dat in het kader van VGO wordt uitgevoerd, bestaat uit een aantal deelonderzoeken en behelst onder andere een epidemiologische analyse van huisartsengegevens over de jaren 2014 tot 2016 in het VGO-gebied. Dat is een deel van Noord-Brabant en ook het noorden van Limburg. Met dit vervolgonderzoek wordt nagegaan of de eerder gevonden verbanden ook in deze jaren optreden. De verwachting is dat dit deelonderzoek medio 2018 kan worden afgerond.

Een van de aanbevelingen uit het laatste VGO-onderzoek is om deze analyse ook in andere gebieden uit te voeren om te zien of hetzelfde effect hier ook optreedt. Op dit moment wordt gekeken welke gebieden in andere provincies dan Noord-Brabant en Limburg voldoen aan de rondvoorwaarden voor een dergelijke analyse. Dit deelonderzoek kan naar verwachting medio 2019 worden afgerond.

De heer Futselaar (SP):

Ietsje terug, over de invulling van de warme sanering. De minister zegt daarvan: ik weet het nog niet, ik ga in gesprek. Dat kan ik allemaal begrijpen, maar iets van een termijn zou toch wel prettig zijn voor de Kamer. Hebben we het over het voorjaar, voor de zomer, nog in 2018? Ik gooi maar wat balletjes op, want dit is toch wel een heet hangijzer in deze Kamer.

Minister Schouten:

Dat snap ik, daar ben ik me zeer van bewust en ik vind het zelf ook een heet hangijzer. Ik kan dus aangeven dat ik de Kamer in de eerste helft van 2018 zal informeren over hoe we dit precies gaan doen. Dit onderdeel moet heel zorgvuldig worden vormgegeven en er zijn ook best wel wat partijen bij betrokken. Die wíl ik erbij betrekken, omdat ik denk dat het de vormgeving ten goede komt. Er zijn al gesprekken gaande. Ambtelijk zijn mensen er echt al druk mee aan de slag. Maar om het echt goed te kunnen vormgeven, hebben we ietwat tijd nodig. Mijn ambitie is echt om hiermee zo snel mogelijk naar de Kamer te komen, maar dan wil ik wel dat het een voldragen plan is. Dus geef me een klein beetje tijd.

Voorzitter. Ik was op het punt van de gezondheidsonderzoeken. Tegelijkertijd vindt er een onderzoek plaats naar de oorzaken van de verhoogde ziektedruk rond geitenhouderijen. Dat totale onderzoek kan naar verwachting in 2020 worden afgerond. De uitkomsten van het onderzoek naar de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen van omwonenden van agrarische percelen, dat wordt uitgevoerd door het RIVM, komt naar verwachting eind 2018 beschikbaar. De uitkomsten van het gezondheidsverkenningsonderzoek worden verwacht in het voorjaar van 2018. Er komen dus best veel onderzoeken uw kant op rondom dit punt.

GroenLinks en de SP vroegen mij of de varkens niet elders in Nederland weer terugkomen. Gaan we het probleem terugdringen of alleen verplaatsen? En worden lege stallen niet door geitenhouderijen gevuld? D66 heeft gevraagd hoe te voorkomen dat de sanering van de varkenshouderij een subsidie van de geitenhouderij wordt doordat stoppende varkensboeren geiten gaan houden in hun leeggekomen stallen, en of Noord-Brabant in de gelegenheid kan worden gesteld om een plan te maken waarbij bevoegdheden van provincies hieraan gelinkt kunnen worden. Het doel van de sanering van de varkenshouderij is het aanpakken van gezondheids- en leefomgevingsrisico's in gebieden met een zeer hoge veedichtheid. In het overleg met de decentrale overheden en de Coalitie Vitalisering Varkenshouderij zal ik ook benadrukken dat een effectieve aanpak en een efficiënte besteding van de beschikbare middelen betekent dat voor de problemen in de veedichte gebieden een duurzame, blijvende oplossing moet worden gevonden.

Daarbij zal zeker ook stilgestaan worden bij de bevoegdheden die de provincie en de gemeenten hebben op het terrein van ruimtelijke ordening en vanuit het omgevingsrecht, en hoe die bevoegdheden bij kunnen dragen aan het aanpakken van de problemen op het terrein van de volksgezondheid, de leefbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in relatie tot de veehouderij. De provincies en gemeenten hebben los van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de warme sanering nu al de bevoegdheid om te sturen op nieuwvestiging en uitbreiding van veehouderijbedrijven, waaronder nieuwe geitenhouderijen in oude varkensstallen. Vanuit die bevoegdheid geldt nu al in de provincies Noord-Brabant en Gelderland een tijdelijk moratorium op uitbreiding en nieuwvestiging van geitenhouderijen. Die mogelijkheden zijn er dus al.

De Partij voor de Dieren heeft gevraagd om hoeveel varkens het gaat bij de warme sanering en hoe het zover heeft kunnen komen dat de veestapel te groot is terwijl de vergunningen volledig in lijn waren met de milieurandvoorwaarden. Ondanks het beleid van de rijksoverheid om de veehouderij te verduurzamen en het ruimtelijkeordeningsbeleid van provincies en gemeenten is in bepaalde gebieden de veedichtheid toegenomen door verplaatsing en concentratie van veehouderijen. Weliswaar is de milieudruk per dier afgenomen door het overheidsbeleid in de afgelopen decennia, maar door de vergaande concentratie van de veehouderij in bepaalde gebieden blijven de milieudruk en de druk op de kwaliteit van de leefomgeving in deze gebieden onverminderd hoog.

De heer De Groot (D66):

Dank aan de minister voor de uitgebreide en zorgvuldige beantwoording van de vragen over de geitenhouderij. Ik begrijp dat er een moratorium is in Brabant en in Gelderland. Alleen, dit moratorium is tijdelijk. In hoeverre is de minister bereid om in dat overleg dat tijdelijke om te zetten, met inachtneming van de bevoegdheden van de provincies? Is er een mogelijkheid om te voorkomen dat we weer allerlei problemen creëren door hervestiging van de geitenhouderij in de door de overheid leeggekochte stallen?

Minister Schouten:

Ik begrijp de vraag van de heer De Groot. Alleen, het feit dat de provincies zelf al een besluit hebben genomen, geeft aan dat de decentrale overheden best die afweging zelf kunnen maken. Als ik tegen ze ga zeggen "dit is wat jullie moeten doen" ten aanzien van bevoegdheden die ze zelf hebben, gaan er wat zaken door elkaar. Als ze dat omgekeerd zouden doen bij ons, zouden wij ook zeggen: bedankt voor het advies, maar wij maken zelf onze afweging.

De heer De Groot (D66):

Dat begrijp ik en volgens mij is de minister ook veel diplomatieker dan dat. De vraag is: kunt u ter sprake brengen hoe dit vraagstuk gezamenlijk opgelost kan worden?

Minister Schouten:

We kunnen het ter sprake brengen, maar ik denk eigenlijk dat ik niet hoef te vertellen aan hen hoe zij moeten handelen. Ik denk dat zij prima in staat zijn om een eigen afweging te maken en dat zij dat nu ook al doen.

De voorzitter:

Meneer Moorlag, ook op dit punt?

De heer Moorlag (PvdA):

Ja, voorzitter. Heeft de minister kennisgenomen van het standpunt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten? Die heeft ons woordvoerders keurig een notitie gestuurd waarin zij zegt dat het instrumentarium voor de ruimtelijke ordening niet toereikend is om het gewenste maatschappelijke effect, namelijk het beheersbaar houden van de veehouderij, te realiseren. U heeft zo-even gezegd "we gaan kijken naar de Omgevingswet en het ro-instrumentarium", maar kunt u mij verzekeren dat u tegemoet wilt komen aan de wensen van de gemeenten om het instrumentarium, dat toch bij wet geregeld moet worden, te verbeteren, zodat gemeenten daadwerkelijk het comfort voelen dat ze kunnen sturen op de gewenste ontwikkelingen?

Minister Schouten:

Er vinden altijd gesprekken met de VNG plaats en we kijken altijd wat we kunnen doen als er problemen zijn. Rond de Omgevingswet zijn er fases die nog niet zijn afgerond. Zelf ben ik in gesprek met de provincie Noord-Brabant om te kijken hoe we de warme sanering kunnen vormgeven. We kijken waar de grootste problematiek zit, waar de knelpunten zitten en hoe we elkaar daarbij kunnen helpen.

De heer Moorlag (PvdA):

Mijn vraag is toch wat concreter: bent u bereid om gemeenten het instrumentarium te geven waar ze om vragen? Daarmee is niet gezegd dat ze het per se gaan gebruiken. Als je het in de gereedschapskist hebt zitten, bepaal je zelf of je het eruit haalt. Gemeenten stellen die vraag. Bent u bereid om gemeenten dat gereedschap te verstrekken in de Omgevingswet en de Wet ruimtelijke ordening?

Minister Schouten:

Volgens mij is dat een discussie die de gemeenten zelf voeren met ons, bijvoorbeeld rondom de Omgevingswet. Dus als ze dat willen, zou ik zeggen: breng dat in bij de discussies over de Omgevingswet. Collega's van mij voeren die discussies. Dus als gemeenten dat willen, kunnen ze dat volgens mij rechtstreeks inbrengen in de geëigende discussies die daarover plaatsvinden.

Ik kom bij het puntje ...

De voorzitter:

Er is nog een vraag, van de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Bij mij blijven twee dingen hangen. Eén. Ik heb het gevoel dat ze dit punt heeft afgesloten.

Minister Schouten:

Ja.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb nog steeds geen antwoord op de vraag of de minister duidelijk kan aangeven dat varkens die in Brabant verdwijnen, niet elders terugkomen. Daar heb ik volgens mij nog geen antwoord op gehoord. Kan de minister daarop alsnog helder antwoorden? Twee. Er moet een gezondheidsonderzoek plaatsvinden. De minister zegt dat zij dat nodig heeft om mogelijk tot maatregelen te komen ten aanzien van afstandscriteria en dat soort dingen, want daar heb je het dan over. Dat gaat nog tot 2020 duren. Betekent dit dat de minister het ermee eens is dat door provincies mogelijk tot en met 2020 zo'n moratorium gehandhaafd blijft, zodat zij niet in de tussentijd in de problemen komen met de rijksoverheid?

Minister Schouten:

Wij voeren die onderzoeken heel gedegen uit, zoals ook mag blijken uit het aantal onderzoeken. Ik heb net een heel rijtje opgenoemd. We hebben het VGO I- en het VGO II-rapport en de onderzoeken van het RIVM. We doen al die onderzoeken omdat we echt zoeken naar de oorzaken van de ervaren gezondheidsproblematiek. Ik zie ook dat dit best wat tijd in beslag neemt, maar in dit geval vind ik dat wel belangrijk omdat ik wil dat dit heel zorgvuldig wordt onderzocht. Er komen tussentijds al wel wat onderzoeken naar deze Kamer toe. We kunnen dan met elkaar kijken naar de uitkomsten van die onderzoeken en de betekenis daarvan. Ik geloof dus niet dat het tot 2020 moet duren voordat we die discussie met elkaar voeren. Er komen ondertussen al onderzoeken of deelonderzoeken naar uw Kamer toe.

De provincies hebben op dit punt zelf al een aantal keuzes gemaakt waarin zij, bijvoorbeeld ten aanzien van de geitenhouderij in Noord-Brabant en Gelderland, een eigen afweging hebben gemaakt. Dat is hun afweging. Daar treed ik voor de rest nu niet in, want dat is echt een besluit van de provincies zelf. Wat ik kan doen, is het uitvoeren van echt objectieve onderzoeken naar de relatie tussen de gezondheidsklachten die ervaren worden en de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen. Dat zijn we ook aan het doen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik had dat gecombineerd met de vraag of die varkens nou ergens terugkomen.

Minister Schouten:

Ik meen dat het de minister-president was die tijdens het debat over de regeringsverklaring zei: het is natuurlijk niet de bedoeling dat als er varkens in Brabant verdwijnen, ze in Gelderland weer terugkomen. Dat is ook de visie van het kabinet, maar we gaan samen met de sector en met andere betrokkenen zoals de provincies die ook een belangrijke speler zijn in deze discussie, bekijken hoe we dat precies gaan vormgeven. Ik ga uw Kamer daar nog over informeren.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dank. Dat is een helder antwoord.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. Bent u dan nu bij het blokje over natuur aangekomen?

Minister Schouten:

Nee, ik heb nog een blokje over dierenwelzijn en nog wat overige dingetjes. Zal ik gewoon proberen om tempo te maken, voorzitter?

De voorzitter:

Goed. Ja.

Minister Schouten:

Juist voor de heer Graus heb ik een heel specifiek blokje over dierenwelzijn gemaakt, omdat hij vond dat de dieren te weinig voorkwamen in de spreektekst. Ik probeer dat zo een beetje goed te maken.

Dierenwelzijn is ook stevig verankerd in het regeerakkoord, zoals de heer Graus mogelijk heeft gezien. Ik ga aan de slag met de daarin genoemde thema's zoals het voorkomen van stalbranden, het transport, de witte lijst van bonafide hondenhandelaren en de positieflijsten.

Ook wil ik ervoor zorgen dat Nederland zich met andere koplopers blijft inzetten voor een verbetering van het dierenwelzijn en een gelijk speelveld in Europa en daarbuiten. Bij handelsverdragen wordt niet getornd aan de Europese standaarden.

In het eerste kwartaal van 2018 zal ik uw Kamer ook informeren over de nadere uitwerking van mijn beleid op het gebied van dierenwelzijn. Ik zal daarbij de verbinding en de dialoog zoeken met verschillende partijen. Eenieder heeft hierin immers een rol te vervullen: de houder van de dieren, de partijen in de keten, de maatschappelijke organisaties en ook de consument die vlees koopt of een huisdier aanschaft.

Laat ik de heer Graus een aanbod doen. Ik hoorde hem ook spreken over het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling, dat onlangs is geopend. De heer Graus roemde, geloof ik, het feit dat het ook nog geopend was met een mooie speech door een ambtenaar van het ministerie. Dat was een mooie speech; dat klopt. Ik weet dat de heer Graus zich hier altijd zeer voor heeft ingezet. Om eerlijk te zijn, wil ik nog heel graag op werkbezoek bij het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling. Het is mij deze week nog niet gelukt om daarnaartoe te gaan. Ik zou de heer Graus eigenlijk willen vragen of hij met me wil meegaan. Ik wil hem vragen om samen naar het LED, zoals dat in de afkortingensfeer wordt genoemd, te gaan. We hebben daar dan ook de gelegenheid om het met elkaar te hebben over een mogelijke samenwerking tussen het LED en het Veterinair Forensisch Team.

De heer Graus (PVV):

Dat is een mooi aanbod en daar wil ik heel graag gebruik van maken. Daar ben ik de minister ook dankbaar voor. Ik wil ook niet rupsje-nooit-genoeg zijn, maar ik heb nog een aanvullende vraag. Dank dat u het Veterinair Forensisch Team erbij wil betrekken, dat vind ik heel fijn, maar het enige wat ik nog wil vragen, gaat over het project Blijf van mijn Dier, waarvoor mevrouw Ouwehand zich ook al een keer heeft ingezet. Dat heeft ook met huiselijk geweld te maken; dieren die in beslag worden genomen bij huiselijkgeweldsituaties. Dan komen de vrouwen vaak in een Blijf van m'n Lijfhuis terecht, maar de dieren worden vaak aan hun lot overgelaten. Is het mogelijk dat we die dan ook ...? Dan hebben we alles bij elkaar, als we dat kunnen combineren. Dat zou fijn zijn, want dat heeft ook allemaal met elkaar te maken. Het heeft allemaal met dierenmishandeling te maken. Dan betrekken we ook nog het deeltje huiselijk geweld en dieren erbij, als dat zou mogen.

Minister Schouten:

En dan daarmee ook allemaal op werkbezoek?

De heer Graus (PVV):

Ik heb begrepen dat ik samen met de minister naar het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling ga. En ook naar het VFT; dat zei de minister zelf.

Minister Schouten:

Ja; dat we met elkaar kunnen spreken over de mogelijke samenwerking.

De heer Graus (PVV):

Dat is prima. Dat bedoel ik. Oké, dan doen we dat zo. Dan betrek ik dat Blijf van mijn Dier-project er vanzelf bij, want dat hoort allemaal bij elkaar. Het is één keten, zeg maar. Dank voor het aanbod.

Minister Schouten:

We gaan een datum prikken, meneer Graus.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mevrouw de minister, via de voorzitter.

Minister Schouten:

Voorzitter. De PVV en de SP hebben gevraagd naar het stalbrandpreventieplan; hoe het met de aangekondigde maatregelen om stalbrand te voorkomen staat. De heer Graus heeft specifiek gevraagd naar de betrokkenheid van de heer Albert Weijman. Het kabinet wil het aantal stalbranden verminderen en zal hiertoe samen met de verzekeringsmaatschappijen en ketenkwaliteitssystemen voor 2019 afspraken maken over de bestrijding van knaagdieren door ondernemers en een periodieke elektrakeuring.

Op 30 augustus jongstleden heeft uw Kamer de evaluatie van het Actieplan stalbranden 2012-2016 en de voornemens voor het vervolg ontvangen. Daarin is onder andere toegezegd om op korte termijn een verkenning in gang te zetten naar de mogelijkheid om voor bestaande stallen in het Bouwbesluit aanvullende eisen op te nemen op het gebied van brandpreventie. Een dergelijk onderzoek vraagt tijd. Er moet gekeken worden naar juridische haalbaarheid, handhaafbaarheid en consequenties en kosten voor veehouders, alsook naar mogelijkheden voor een gefaseerde invoering. De resultaten van dat onderzoek zullen daardoor niet eerder beschikbaar zijn dan de tweede helft van 2018.

Aan de heer Graus: er is gesproken met de heer Weijman over knaagdierbestrijding ter voorkoming van kortsluiting in technische installaties. De uitkomst hiervan was dat in het kader van het actieplan een cursus plaagdierenbestrijding is ontwikkeld, waarin de ervaring van deze deskundigen is meegenomen. Moet ik het blokje even afmaken, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, nou, ik weet niet waar de interruptie van de heer De Groot over gaat.

De heer De Groot (D66):

Over stalbranden.

Minister Schouten:

Ik maak het heel even af, want het is nog een klein stukje. De PVV heeft nog specifiek gevraagd naar de proef Stable Safe. Over het systeem van Stable Safe is met uw Kamer al vaker gesproken, heb ik begrepen. Ook is in 2016 met uw Kamer besproken dat het systeem bruikbaar is bij paardenstallen, maar nog niet functioneel is bij varkensstallen. Het uitproberen van een dergelijk systeem is primair een aangelegenheid van private partijen. Tot op heden hebben geen houders aangeboden dit systeem te willen uitproberen. Ik zal dit opnieuw ter sprake brengen in mijn overleg met de partijen die nu het nieuwe actieplan opstellen.

De heer De Groot (D66):

Ik heb een vraag over stalbranden. Uw voorganger heeft extra maatregelen aangekondigd op basis van de motie van D66 en de Partij voor de Dieren, en dat was niet voor niets. Het is al enige tijd geleden dat we deze problematiek hebben opgepakt. We hebben afgelopen zomer een afschuwelijke zomer gehad, met heel veel stalbranden. Er zijn een aantal maatregelen genoemd: knaagdierbestrijding, elektrische keuringen. Ook verzekeringsmaatschappijen zijn deze zomer gekomen met voorstellen, waarvan zij nu al denken dat het effectief is. Ik heb ook zelf met ondernemers gesproken, die zeggen dat het is te voorkomen. Ik schrik eerlijk gezegd van uw opmerking dat het pas de tweede helft van 2019 is.

Minister Schouten:

Nee, nee, nee: vóór 2019.

De heer De Groot (D66):

2018. Nou, mijn verzoek is: alsjeblieft niet nog zo'n zomer. Kom hiermee zo snel mogelijk. Ik denk dat we nu genoeg weten om een begin te maken. Verzekeringsmaatschappijen zijn ook echt bereid om daarop stappen te nemen.

Minister Schouten:

Oké. Voorzitter, ik hoor wat de heer De Groot zegt. Ik zal een uiterste inspanning doen om het sneller te laten plaatsvinden. Zoals u hoort, kondig ik heel veel aan voor begin 2018. Er wordt heel hard gewerkt op het departement, maar ik zie er inderdaad ook wel het belang van in dat we hierbij snel stappen gaan nemen. We zullen het zo snel mogelijk doen. Ik kan nog niet precies aangeven wanneer dat is, maar ik heb de opmerking van de heer De Groot gehoord dat we hiermee echt snel aan de slag moeten gaan.

De heer Graus (PVV):

Ik had inderdaad begrepen dat dr. Weijman vorige week is gebeld en dat hij als knaagbranddeskundige hierbij betrokken is. Dank daarvoor. Na mijn inbreng van gisteravond schreef mij een meneer Abrahamse. Ik ken de beste heer nog niet persoonlijk, maar hij schreef mij dat in stallen heel veel knaagbranden ontstaan doordat in kabels bepaalde oliën worden verwerkt, ook visolie, om ze soepel te houden. Dat schijnt knaagdieren aan te trekken. Zou onderzocht kunnen worden of de heer Abrahamsen daar gelijk in heeft? Ik heb het niet van hem persoonlijk vernomen, maar per mail. Ik heb hem daarvoor bedankt. Mogelijk moeten wij dat wel meenemen, want die man zou een punt kunnen hebben. Ik weet dat Volkswagen ooit een keer een probleem had doordat kabels werden doorgebeten door marters. In die kabels zat een bepaalde zoetstof die voor marters aantrekkelijk was, waardoor Volkswagens vaak eerder de pineut waren dan andere auto's. Ik kan mij dat nog goed herinneren. Het zou dus zomaar kunnen dat de beste man gelijk heeft. Zou de minister dat mee kunnen nemen?

Het Stable Safe-systeem is nou juist door de brandweer en de uitvinders getest bij varkens. Ik heb in de Tweede Kamer een filmpje getoond waaruit blijkt dat varkens niet omkomen van de rook als zij een vluchtroute hebben. Want als je alleen een sprinkler hebt, dan komen ze nog om van de rook. Je moet ze kunnen laten wegrennen. Dat Stable Safe-systeem, dat ontstond door de aangenomen motie-Graus over het stalbrandpreventieplan, is juist getest en gemaakt voor varkens. Dat werkt op het onderdruksysteem van de voedersystemen van varkenshouders. Dat is ook gemaakt voor varkenshouders.

Minister Schouten:

Ik heb al aangegeven dat ik dit ook bij de partijen die het nieuwe actieplan opstellen nog een keer onder de aandacht zal brengen. Maar het is natuurlijk ook aan de private partijen zelf om daar gewoon invulling aan te gaan geven. Ik zal het nog een keer benadrukken.

Uw opmerking over de redenen voor het doorknagen van de leidingen of kabels is gehoord. Er is gewoon expertise bij de mensen die daar al mee bezig zijn en daarnaar kijken. Ik denk dat elke suggestie op dit punt gewoon ook welkom is.

De heer Futselaar (SP):

Ik ga ook in op stalbranden. Ik heb in mijn bijdrage de brief van uw voorganger geroemd. Dat heb ik niet veel gedaan met acties van de heer Van Dam. Een cynicus zou kunnen zeggen "die brief is makkelijk sturen als je weet dat je na een week niet meer hoeft uit te voeren", maar desalniettemin vind ik het niet uit te leggen dat het een jaar moet duren om te onderzoeken wat juridisch haalbaar is, zelfs al is het complex. Ik vind dat gewoon niet uit te leggen. Er is terecht door collega's gezegd dat het elke zomer — 2015, 2016, 2017 — erger is. Als wij in het voorjaar niet de middelen hebben om daadwerkelijk iets te doen, dan weten we dat we een vergelijkbare zomer ingaan. Ik wil niet een Kamerlid zijn dat alleen maar vraagt "wanneer gaat u dit doen?" en "wanneer gaat u dat doen?" Dit moet wel echt gebeuren nu. Wij moeten dit voor de zomer afgerond hebben.

Minister Schouten:

Ik heb al aangegeven dat wij ons best zullen doen om dat onderzoek zo snel mogelijk aan de Kamer te doen toekomen. Ik kan er niet zo heel veel aan doen dat het zo complex is. De brief van de voorganger was van de voorganger. Ik geef aan wat ik wil gaan doen en dat ik het zo snel mogelijk zal proberen te doen. Ook in het regeerakkoord onderkennen we echt het belang van de preventie van stalbranden. Daar zullen we onze aandacht dus gewoon op richten. Ik zal doen wat in mijn vermogen ligt. Dat is wat ik de heer Futselaar kan toezeggen. Het is geen onwil, laat ik het zo zeggen.

Voorzitter. Ik heb nog een stukje met overige vragen in het kader van de landbouw. Ik zal proberen om daar met wat tempo doorheen te gaan.

Dan het punt van het CDA over de geestelijke gezondheidzorg voor boeren en tuinders en de vraag om die een prominente plek te geven binnen de crisisaanpak in wetgeving die leidt tot ingrijpen in de agrarische bedrijfsvoering. De heer Geurts heeft gevraagd of ik bereid ben om hiervoor met een voorstel te komen. Rondom het voorstel van de heer Geurts kwamen er een aantal verhalen in de kranten over boeren die in verschillende situaties echt heel erg in de knel komen. Ik moet zeggen dat die verhalen mij aangrijpen. Het zijn vaak geen mensen die als eersten hun nood kunnen lenigen op het moment dat het heel erg zwaar is. De impact kan enorm zijn als je bedrijf geruimd wordt, als je het financieel niet meer kunt bolwerken. Misschien zit er ook wel schaamte achter, of is er sprake van een verantwoordelijkheidsgevoel naar de familie toe. Er zijn heel diverse oorzaken en ook heel diverse behoeften op dat punt.

Ik ben nagegaan hoe het nu bij een crisis gaat. Als er een crisis is, wat gebeurt er dan precies op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg? Ik heb begrepen dat de NVWA, als zij een crisis constateert, die signalen direct doorgeeft aan de gemeentelijke geneeskundige dienst, de GGD, en dat de GGD de taak heeft om passende psychosociale opvang en hulpverlening te verzorgen, in dit geval voor de betreffende veehouders en hun omgeving. Daardoor kan maatwerk geleverd worden, wat uiteraard medeafhankelijk is van de ernst van de problemen. De noodzaak daartoe en de behoefte daaraan kunnen ook op het niveau van de veiligheidsregio worden gesignaleerd. De hulp kan ook daar worden georganiseerd, waarbij ook diverse erfbetreders en brancheorganisaties een rol kunnen spelen. Met deze werkwijze zijn al nuttige ervaringen opgedaan bij onder andere de water- en hagelschade in Zuidoost-Nederland in 2016.

Ik hecht eraan dat er voldoende aandacht is voor de ondernemers die het moeilijk hebben. Ik heb een werkbezoek afgelegd in Renswoude, bij een bedrijf dat deels geraakt was door de fipronilcrisis. Ik heb daar gezien wat de impact van een crisissituatie kan zijn op een boer en zijn gezin. Ik zal erop toezien dat er in dergelijke situaties gelijk vanaf het begin aandacht is voor de ondernemer en zijn omgeving. We hebben vaak protocollen bij crises voor het in gang zetten van dat soort zaken. Als dit speelt, zal ik nagaan of de juiste stappen worden genomen om te zorgen dat er bekendheid met de ondersteuning is en dat de toegang tot de hulpverlening heel laagdrempelig wordt gemaakt. Die toezegging wil ik doen aan de heer Geurts. Op het moment dat er een crisis is, zal ik daar echt aandacht voor vragen.

De heer Geurts (CDA):

Ik dank de minister voor deze toezegging, maar het gaat wel een slagje dieper. Ik weet dat het op deze manier werkt. Alleen, je krijgt dan hulp aangeboden van mensen die daar niet voor toegerust zijn; laat ik het zo maar zeggen. De GGD snapt over het algemeen niet wat er op het boerenerf leeft en gebeurt. Daar zal een verdiepingsslag voor nodig zijn.

Ik had ook een vraag gesteld over wetgeving. Ik vraag via de voorzitter of de minister bereid is om daar ook in de wetgeving naar te kijken. We hebben bijvoorbeeld een paragraaf over administratieve lasten, wat overigens absoluut onvergelijkbaar hiermee is. Het is belangrijk dat de minister als wetgever en wij als medewetgevers daar oog en oor voor hebben.

Minister Schouten:

Zeker. Ik denk dat wij daarin een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Het is mooi dat de heer Geurts aangeeft dat we daar niet alleen vanuit het kabinet, maar ook vanuit de Kamer en de hele samenleving aandacht voor moeten hebben. Dat soort aspecten moeten we uiteraard gewoon meenemen in het debat. We moeten kijken hoe we daarvoor kunnen zorgen. De heer Geurts vraagt om meer gespecialiseerde hulpverlening, als ik het goed begrijp. Ik zit even te zoeken wat precies zijn vraag op dat punt is.

De heer Geurts (CDA):

Gespecialiseerde hulp, ja. De normale kanalen lopen via de GGD, maar die is totaal niet toegerust — laat ik het maar keihard zeggen — voor deze situaties. Ik wil niet de hele GGD diskwalificeren, maar in algemene zin snapt die niet hoe een agrarisch bedrijf in elkaar zit en wat daar tijdens zo'n crisis op afkomt. Er zijn, sporadisch, een aantal mensen die daar wel speciaal voor toegerust zijn en die dat snappen. Ik ben meer daarnaar op zoek, dat dat ingezet kan worden. Dat kan op dit moment niet.

Minister Schouten:

Dan zou ik moeten kijken waar het aan ligt dat die niet ingezet kunnen worden. Naar aanleiding van een aantal crises die — helaas! — hebben plaatsgevonden, heb ik begrepen dat er nu juist echt actief op gewezen wordt en dat er ook doorverwezen wordt naar geestelijke gezondheidszorg.

Op het moment dat er meer gespecialiseerde zorg voorhanden is en daar geen toegang toe is, kan ik kijken wat de knelpunten zijn. Die knelpunten zijn mij niet bekend, maar als die er zijn, wil ik wel kijken hoe die eventueel weggenomen kunnen worden.

De heer Geurts (CDA):

Ik dank de minister voor deze toezegging. Ook aan mijn kant zal ik even werken aan een verduidelijking en dan kunnen we daarna kijken hoe we er samen uitkomen. Volgens mij gaat dat met deze open houding van deze minister wel goedkomen.

Minister Schouten:

Ja.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij steunen dat er voor iedereen goede gezondheidszorg is, dus ook voor boeren die in de knel komen, maar ik krijg hier toch een beetje een raar gevoel bij. Er is ontzettend bezuinigd op de geestelijke gezondheidszorg. Iedereen heeft recht op de zorg die nodig is. Ik zou deze minister dus toch even willen vragen hoe we dat dan kunnen oplossen; en dan voor iedereen en niet alleen voor de boeren. Ik ben het hartstikke met de heer Geurts eens dat specifieke situaties specifieke zorg vragen. Ik wil dus dat het kabinet dat aanbiedt, maar hoe moeten we dat zien in het licht van de bezuinigingen en in het licht van al die discussies over de geestelijke gezondheidszorg die deze Kamer toch ook echt met het vorige kabinet heeft gevoerd? Mogen we verwachten dat die ambitie dan wat breder wordt getrokken en dat we reflecteren op die bezuinigingen op de geestelijke gezondheidszorg?

Minister Schouten:

De reflectie op de bezuinigingen op de geestelijke gezondheidszorg zult u ongetwijfeld ook doen met mijn collega van VWS, die daar verantwoordelijk voor is. Dit gaat om het specifieke punt van de toegang tot geestelijke gezondheidszorg bij crises. Ik heb aangegeven dat het in de huidige werkwijze al geborgd is. Ik denk dus niet dat er nu ineens een groter beslag wordt gelegd op wat daar al gebeurt. Tegelijkertijd vraagt de heer Geurts — althans dat denk ik; probeer ik in te vullen — om even te kijken naar de toegang tot een aantal gespecialiseerde mensen, want kennelijk zit daar een knelpunt. Ik ken de knelpunten niet, dus ik wil kijken of die knelpunten er zijn. Als de heer Geurts die kent, dan hoor ik ze graag. Ik geef aan dat ik wil kijken of dit onbekend is. Zo ja, dan zouden we naar die mensen kunnen verwijzen of kunnen aangeven dat die personen daar veel meer van afweten. Het lijkt me een kleine moeite om mensen in nood daarop te wijzen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voor de goede orde: daar zijn wij ook voor. Dat steunen wij dus, maar dit debat kan niet voorbijgaan zonder op te merken dat het toch ook díé partijen zijn geweest die hebben bezuinigd op de geestelijke gezondheidszorg. Het is van belang dat we zorgen dat de zorg op peil is in Nederland voor alle mensen die geestelijke gezondheidszorg nodig hebben.

Minister Schouten:

Dat zie ik als een constatering richting een aantal partijen. Dat is voor uw Kamer.

Voorzitter. Dan vraagt de ChristenUnie of ik uw Kamer voor de Voorjaarsnota wil informeren of ik bereid ben geld te reserveren voor de publiek-private financiering van innovatie op het boerenerf. Ondernemers kunnen in diverse programma's samenwerken aan innovaties, bijvoorbeeld binnen de topsector Agri&Food en de topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen. Dat geldt ook voor de innovaties die op het boerenerf nodig zijn om bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen. Binnenkort stuurt mijn collega-minister van EZK het Kennis- en Innovatiecontract voor 2018 en 2019 naar uw Kamer, met daarin de beschikbare budgetten voor publiek-private samenwerking in de beide topsectoren.

Ook in de tweede pijler van het GLB, het plattelandsontwikkelingsplan, is er ruimte om innovaties te stimuleren op het boerenerf. Dit onderdeel van het POP — ik gebruik alweer een afkorting; sorry — wordt uitgevoerd door de provincies, die hier de komende jaren openstellingen voor zullen organiseren.

In algemene zin is er in het regeerakkoord een aanzienlijk pakket extra middelen, namelijk 400 miljoen structureel, beschikbaar gemaakt voor onderzoek en innovatie ten behoeve van de grote maatschappelijke thema's, waaronder landbouw, voedsel en water. Met mijn collega's van OCW en EZK ben ik in gesprek over de wijze waarop deze impuls beschikbaar komt. Hierover zal uw Kamer ook geïnformeerd worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik bedank de minister voor dit antwoord. Ik heb met de vorige bewindspersoon al veel discussies gehad over innovatie op het boerenerf, omdat vaak verwezen wordt naar het topsectorenbeleid. Maar de ervaring is wel dat budgetten vanuit het topsectorenbeleid heel moeilijk op het boerenerf belanden. Ik noem de werkwijze van de FoodValley, ik noem het tegengaan van stikstof, de geïntegreerde gewasbescherming, waarvoor in Groningen pilots lopen. Dat zijn allerlei pilots die gewoon echt moeilijk aanspraak kunnen maken op die budgetten. Hoe kunnen we die kloof tussen het topsectorenbeleid en het boerenerf verkleinen?

Minister Schouten:

De thema's die mevrouw Dik-Faber noemt, zijn juist de thema's die ook in de agenda's van de topsectoren meegenomen worden. Ik denk dat het 'm dan misschien meer zit in de toepassing van de innovaties richting het boerenerf.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Innovatie vindt plaats van onderop. Er zijn initiatieven in Groningen, in de FoodValley en op andere plekken. Die boeren hebben goede ideeën en die boeren hebben daar steun voor nodig. Die initiatieven komen moeilijk door bij de topsectoren. Bij de provincie hebben ze inderdaad de POP-middelen, maar het is zo moeilijk om aan dat geld te komen. Het schijnt heel omslachtig te zijn. Heel veel boeren zien er maar gewoon van af, omdat het hele proces eigenlijk niet opweegt tegen de ondersteuning die ze krijgen. Dit is dus eigenlijk een noodkreet van de boeren. Ze zeggen: wij willen innoveren, help ons met publiek-private samenwerking, stel er budget voor beschikbaar en doe dat via andere wegen dan de POP en het topsectorenbeleid, want daar komen wij niet voor in aanmerking. Het is te hoog en te lastig bereikbaar.

De voorzitter:

Voordat u antwoord geeft, "POP" staat voor "Plattelandsontwikkelingsprogramma".

Minister Schouten:

Heel goed, voorzitter!

De maatschappelijke opgaven zoals mevrouw Dik-Faber die noemt, lopen deels ook mee in het programma dat ik heb genoemd. Ik begrijp alleen dat mevrouw Dik-Faber zegt dat er juist heel veel ideeën van onderop zijn en dat die ideeën eigenlijk onvoldoende doorkomen bij de wat meer geïnstitutionaliseerde kaders. Laat ik het zo zeggen. Ik wil wel toezeggen dat ik kan kijken of die toegang verbeterd kan worden. In het regeerakkoord zijn de innovatiemiddelen wel in die programma's neergeslagen. Ik denk dat mevrouw Dik-Faber dat ook heeft gezien. Er is nu dus geen ander potje voor innovatie, behalve de twee die ik genoemd heb: de topsectoren plus de POP-middelen. Het is dan meer een kwestie van: hoe kun je bevorderen dat decentrale of lokale initiatieven — laat ik het zo maar noemen — meer aangehaakt worden? Ik wil kijken wat daar de drempels zijn en wat de problemen daarmee zijn. Dat zeg ik dus toe.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan maak ik op dit punt ook even gebruik van een interruptie. In de schriftelijke beantwoording van de minister — waarvoor overigens dank — staat het antwoord op mijn vraag over het Agroloket. Daar heb ik vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling voor gepleit. Dat is recent opengegaan. Ik ben eerlijk gezegd bij toeval tegengekomen dat het open zou gaan. Ik denk dat het heel mooi aansluit bij het punt van mevrouw Dik-Faber. Enerzijds is het natuurlijk de toegang tot de innovatiegelden, maar anderzijds moeten we ook inzetten op het vermijden van regelgeving die innovatie belemmert of beperkt. Is de minister bereid om, als ze toch ook kijkt naar het punt van mevrouw Dik-Faber, dat Agroloket nog eens extra onder de aandacht te brengen, en dan niet alleen via de organisaties die boeren, tuinders en vissers vertegenwoordigen? Misschien kan de minister dat ook zelf actief doen.

Mijn tweede vraag sluit aan bij het verzoek van mevrouw Dik-Faber. Wil de minister dan ook eens kijken naar de instanties die zich bezighouden met innovaties en innovatiegelden voor pilots? Dan bedoel ik bijvoorbeeld een TacRav-commissie die beoordeelt of een duurzame vloer wel of niet in aanmerking komt voor een pilotfase. Ik denk dat daar erg veel ruimte zit.

Minister Schouten:

Ik hoor in deze Kamer de breder gedragen wens dat het inzichtelijk is hoe partijen aanspraak kunnen maken op innovatiemiddelen, hoe ze misschien kunnen aanhaken bij de grotere structuren die er bestaan en hoe daar bekendheid aan kan worden gegeven. Ik zal daarnaar gaan kijken. Ik zal u ook informeren over wat daar de mogelijkheden voor zijn.

Mevrouw Lodders (VVD):

Graag. Kan dan op korte termijn het Agroloket dat geopend is, ook extra onder de aandacht worden gebracht? Ik heb gezien dat deze minister erg goed bezig is op social media met het promoten van haar werk. Ik vraag haar om ook dat soort regelingen te promoten. Ik denk dat dat waardevol kan zijn.

Minister Schouten:

Ik zal eens kijken of we daar op social media een bericht over kunnen plaatsen. Maar ik hecht er ook aan om de vertegenwoordigende organisaties wat informatie te doen toekomen. Die hebben natuurlijk echt breed bereik richting hun leden. Op social media kunnen wij altijd aandacht vragen voor het initiatief van het Agroloket.

Voorzitter. GroenLinks vraagt nog naar de landbouwefficiencybenadering en of ik bereid ben op dat punt concrete stappen te zetten. Ik deel het standpunt dat landbouwefficiency in enge zin, eenzijdig opgevat als het streven naar zo hoog mogelijke productie tegen zo laag mogelijke kosten — daar hadden we net een discussie over — geen duurzaam perspectief biedt voor de landbouw, noch in Nederland, noch mondiaal. Ik wil werken aan het verbinden van economische, ecologische en andere maatschappelijke waarden. Daar wil ik vervolgens ook een concrete invulling aan geven, voortbouwend op het regeerakkoord, met de landbouw die voedsel produceert met respect voor zijn omgeving.

Dat was het blokje "landbouw", voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Ik zie nog een aantal vragen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Mijn vraag gaat niet over het laatste punt. Ik ben tevreden met het antwoord van de minister daarover. Ik zie de verdere discussies graag tegemoet. Ik heb nog wel een vraag over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Het begint op een aanvaring te lijken, zou ik bijna zeggen. Ik zou de minister nog eens willen vragen of zij, zich nog eens verplaatsend in de positie van een Kamerlid, kan beseffen — misschien heeft zij ondertussen ook meer informatie — wat er in het afgelopen halfjaar is gebeurd. Er is uiteindelijk nooit een plan aan ons toegestuurd. Daar kan zij niet heel veel aan doen, want het is voor een belangrijk deel de keuze geweest van haar voorganger, maar er is ook nooit een concept van het zesde actieprogramma naar de Kamer gestuurd. Misschien kan de minister zich toch nog eens realiseren wat het betekent als je zo'n briefje krijgt nadat je een halfjaar bezig bent geweest om een plan naar de Kamer te krijgen. Dat heeft mij echt geraakt.

Mijn tweede vraag is: kan de minister mij duidelijk maken wat de zin ervan is als wij na het kerstreces hierover gaan spreken? Als het een gedane zaak is en er niets meer zou kunnen veranderen aan een plan dat eenmaal bij de Europese Commissie is ingediend, vraag ik mij af wat wij dan aan het doen zijn.

Minister Schouten:

De heer Grashoff zegt dat hij nooit een conceptprogramma heeft gezien. Volgens mij hebben we dat juist besproken met elkaar. Dat conceptprogramma heeft hier in de Kamer ...

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, één ding ...

De voorzitter:

Meneer Grashoff, ik zie wat u doet. U gebruikt één interruptie voor twee totaal verschillende, weliswaar concrete vragen. Ik zou graag de minister nu het antwoord willen laten geven. Dan heeft u nog een heel korte mogelijkheid voor een tweede deel van uw interruptie.

Minister Schouten:

Ik wil het proces wel even schetsen. Ik ga niet precies aangeven wat de overwegingen van mijn voorganger zijn geweest, want dat weet ik niet. Maar zo'n conceptactieprogramma wordt met allerlei partijen vastgesteld. Dat zijn intensieve discussies. Het is ook een dik pakket. Er zit veel in. Daar is de Commissie voor de m.e.r. bij betrokken. Er zijn verschillende partijen. Er zijn zienswijzen. Dus dat is een continu proces, waarin je de discussie aan het voeren bent over de manier waarop je invulling geeft aan de Nitraatrichtlijn met het zesde actieprogramma. Sterker nog, dat proces vindt tot en met nu plaats. Dat document wordt nog steeds bekeken, ook omdat er allerlei zienswijzen zijn binnengekomen die wij nog aan het verwerken zijn. Het is dus niet zo dat wij iets aan het achterhouden zijn; het is gewoon nog niet definitief. Dat is het proces waar wij nu in zitten.

Ik geef ook maar aan dat het niet zo is dat er bij het vijfde actieprogramma per se allerlei inbrengen vanuit de Kamer zijn geweest. Wij hebben de Kamer continu geïnformeerd over waar wij mee bezig waren. Dat hebben wij nu ook gedaan. Wij hebben daar ook met elkaar over gesproken. Ik heb gezegd dat er verschillende keuzes onder liggen en dat wij die zienswijzen verwerken, maar ook dat het steeds een proces is in de trant van: als we maar niet door de bodem zakken. Want als we door de bodem zakken, hebben wij een probleem in Brussel rondom de derogatie.

Wil dat dan zeggen dat de Kamer er niets van kan vinden? Jawel, dat kan, maar ik kan u één ding verzekeren: ik denk dat wij de dag voor kerst klaar zijn. Dan sturen wij het naar Europa. Daar moet men het namelijk voor het einde van het jaar hebben. De Kamer kan dan in januari met mij over dat plan praten. Tijdens het AO heb ik volgens mij al aangegeven dat dit een samenhangend geheel aan maatregelen is met allerlei partijen, waarbij wij steeds de balans zoeken, om ervoor te zorgen dat wij wel aan de Nitraatrichtlijn gaan voldoen. Wij willen vooral ook bezien wat de beste set van maatregelen is. De Kamer kan daar van alles van vinden, maar ik ga steeds wel dit teruggeven: als er iets in veranderd wordt aan de ene kant, betekent dat ook weer iets aan de andere kant. Anders is de balans in dat geheel weg. De Kamer kan dus gewoon in januari met mij over dat plan praten, maar wij moeten vóór 1 januari laten zien wat ons plan is. Daar zijn wij nu keihard mee aan het werk. Dat is de fase waarin we nu zitten. Daar is helemaal geen onwil of wat dan ook bij.

De voorzitter:

De heer Grashoff, kort in tweede termijn.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik probeer het zo kort mogelijk te houden. Een paar dingen. Wij hebben het plan niet toegestuurd gekregen. Als mensen hier achter mij sissen dat het wél zo is, daag ik hen uit om het Kamerstuk te noemen waar het bij zit. Het is er niet. Sterker nog, wij hebben een eindeloos aantal brieven gehad, maar niet het plan. De voorganger van deze minister heeft zelfs expliciet in een van die brieven aangegeven dat hij niet voornemens was een concept naar de Kamer te sturen en dat hij het alleen over het definitieve plan wilde hebben met de Kamer. Dan moet ik het volgende vaststellen. Er is een deadline van 31 december 2017. Wij zijn al vanaf vóór de zomer bezig. Toen stond er al een AO gepland over het actieplan dat er toen niet was en dat wij toen hebben opgeschoven. Dan kan ik niet anders dan de conclusie trekken dat er echt een groot planningsprobleem is binnen het departement, waar deze minister nu de zure vruchten van plukt. Maar het zou zo niet behoren te zijn. Er dient rekening te worden gehouden met parlementaire behandeling als het parlement dat wenst. En natuurlijk niet als de Kamer dat twee dagen van tevoren aangeeft, maar wel als de Kamer het een halfjaar van tevoren aangeeft.

De voorzitter:

Dank. Mijnheer Grashoff, uw standpunt is helder.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Tot slot nog ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Grashoff, ik vind het eigenlijk niet netjes. Ik ben heel ruiterlijk geweest aan het begin van dit debat: vijf interrupties. U bent een van de weinige leden die elke interruptie gebruiken voor twee totaal verschillende vragen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is niet waar, voorzitter. Dit gaat gewoon over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Daar gaat mijn vraag over. Ik heb nog geen concreet antwoord gekregen op de vraag of het nu daadwerkelijk zo is dat, als wij het er in januari nog over hebben, dit nog iets aan de werkelijkheid kan veranderen.

Minister Schouten:

Ik heb steeds gezegd: u kunt nog steeds iets aan de werkelijkheid veranderen. Ik zeg alleen dat wij dan wel ervoor moeten zorgen dat de boel in balans blijft. Wij gaan met een plan naar Europa toe en zeggen: dit is onze invulling om te komen tot de realisatie van de Nitraatrichtlijn. Uw Kamer kan daar van alles van vinden. Uw Kamer kan het hele plan wegsturen. Dan hebben wij een ander probleem. Dus het is geen onwil, maar het is zo dat dit voor ons de manier is waarop wij aan een en ander invulling geven. Europa vraagt: hoe is de invulling? Die geven wij op dat moment. Het proces duurt zo lang omdat wij het heel zorgvuldig met alle partijen willen doen. Dan doen wij dat en dan is het weer niet goed, want dan duurt het weer te lang. Ik zit een beetje klem. Ik probeer de Kamer alles te geven wat ik heb. Er is nog niets definitief, want wij zijn de zienswijzen nog aan het doorvoeren die zijn binnengekomen. Op het moment dat het er ligt, kan de Kamer er gewoon over spreken.

De voorzitter:

De heer Futselaar. Ik heb zomaar het vermoeden dat u doorgaat op hetzelfde punt.

De heer Futselaar (SP):

Dat klopt, voorzitter, want ik deel de ergernis van de heer Grashoff.

Het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn is een politiek document. Er staat een serie maatregelen in. Ik sta achter sommige, maar met andere heb ik moeite. Ik heb dat ook aangegeven in het AO, toen we probeerden te praten over het conceptrapport, dat ik inderdaad ook ergens van internet had geplukt om er iets over te kunnen zeggen. En ja, we kunnen er in januari over praten, maar we weten precies wat er dan gaat gebeuren. Dan gaat de minister waarschijnlijk terecht zeggen: "Alles wat we nu wijzigen, brengt de derogatie in gevaar. Weet wat u doet, Kamer. Als u nu iets aanpast, dan komt de derogatie in gevaar." En vervolgens worden wij als Kamer monddood gemaakt op dit programma. Dit is geen manier om om te gaan met de Kamer. Ik kan dat de minister persoonlijk niet kwalijk nemen, maar het ambt wel.

Minister Schouten:

Voorzitter, ik kan u één ding vertellen: ik kan de heer Futselaar nu al vertellen dat hij de derogatie in gevaar zou kunnen brengen als hij er dingen in gaat wijzigen. Want dat is de balans! Ik heb ook tijdens het algemeen overleg aangegeven dat het niet zo is dat de marges om daaraan allerlei dingen te wijzigen oneindig zijn. Ik zal die boodschap nu al aan de heer Futselaar vertellen. Dat heb ik ook tijdens het AO gedaan en ik zal dat ook doen als hij in januari vraagt om hierover met elkaar te spreken.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, ik wil toch even een persoonlijk feit maken. De heer Grashoff had het over sissen. Daar was geen enkele sprake van. Ik gaf hardop aan dat we dat rapport, in ieder geval de nota, gewoon hebben besproken in het AO, omdat we het allemaal hadden gedownload van internet. Daar stond het namelijk gewoon gepubliceerd.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, ik had een ander punt, maar ik moet hier toch ook iets op zeggen. Zo werkt het niet! Het is een conceptprogramma en we konden dat natuurlijk downloaden van internet. Maar voordat het definitieve programma aangeboden wordt aan de Europese Commissie, moet de Kamer er gewoon over kunnen spreken. En dat weet de heer Geurts heel goed.

Voorzitter, nou ben ik van mijn à propos en mijn eigen vraag vergeten. Het is toch wat! Nee, ik heb 'm weer: de warme sanering van de varkenshouderij. We hebben er bij het debat over de regeringsverklaring vragen over gesteld. We doen dat nu ook weer, net als GroenLinks en de SP. Bij het debat over de regeringsverklaring hebben we een motie ingediend die de regering vraagt om de dierrechten die gemoeid zijn met die warme sanering, daadwerkelijk uit de markt te nemen. Het antwoord van de minister-president was: ja, dat is wel in de lijn van hoe we het zien als kabinet. De minister zegt nu ook dat het in lijn is met hoe het kabinet het ziet, maar zou zij toch een nieuw oordeel over die motie kunnen geven? We begrijpen dat dat de bedoeling is, maar we zouden dat ook graag afspreken met elkaar.

Minister Schouten:

Volgens mij heeft de minister-president tijdens het debat over de regeringsverklaring aangegeven dat de motie beter aangehouden kon worden, omdat er nog een discussie gaat plaatsvinden over hoe we die regeling gaan invoeren. We zijn net van start gegaan. We zijn hard aan het werk, maar we moeten in die discussie nog echt een slag maken. Ik zou dus precies hetzelfde oordeel geven als de minister-president.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat vinden we nou weer jammer. Maar goed, we houden de motie weer even aan.

Voorzitter, mijn tweede vraag gaat over een vraag van mij die deels schriftelijk is beantwoord. Ik kan honderdduizend vragen stellen over dierenwelzijn in de veehouderij, maar ik dacht het nu te concentreren in één belangrijk punt, die enorme sterftecijfers bij de bokjes, de biggetjes en de kalfjes. Ik heb de minister gevraagd wat zij acceptabel vindt. Zij doet schriftelijk wat al haar voorgangers ook hebben gedaan: ik ben in overleg met de sector en die maken een plan. We moeten hier toch met elkaar kunnen vaststellen en overeenstemming kunnen bereiken over wat we wel of niet acceptabel vinden? Daar moet toch een norm voor komen? Is de minister bereid om, zo niet vandaag dan toch in een brief, zelf na te denken over waar zij wil uitkomen met al die plannen die de sector aan het maken is?

Minister Schouten:

Ik vind het belangrijkst dat in deze discussie juist de sector zelf zegt: we moeten hiermee aan de slag. Ik zie ook dat dat gebeurt. In de schriftelijke beantwoording heb ik daarvan ook al voorbeelden gegeven. We kunnen hier allerlei normen gaan vaststellen, maar als er dan in de praktijk niets gebeurt, is het in mijn ogen een gemiste kans. Ik gebruik dan liever al mijn energie om de sector zelf te laten beseffen dat ze hier echt stappen moet gaan zetten. Dat gebeurt en wij zijn dan ook in overleg om te kijken wat er voor verbeteringen mogelijk zijn om die sterfte wel te verminderen. De plannen die er nu zijn en wat er straks in de praktijk gaat gebeuren, vind ik juist mooie voorbeelden van hoe we dit vraagstuk kunnen aanpakken op een manier die ook gedragen wordt. Dit regelen we namelijk niet even vanuit Den Haag met een norm. Dit regelen we met commitment van de sector, die zelf ook zegt: dit kan zo niet, we moeten hier wat dingen in gaan veranderen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, mag ik nog een halve interruptie doen?

De voorzitter:

U kijkt er heel lief bij ...

Minister Schouten:

Dat kan ze heel goed!

De voorzitter:

... maar u zit wel aan uw max. Een gevaarlijke opmerking, realiseer ik mij, in deze tijden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik beloof dat ik mij de rest van het debat zal gedragen. Of niet.

Voorzitter, mijn vraag aan de minister is of zij zich realiseert dat, indien de overheid geen helderheid schetst over wat zij wel of niet moreel verantwoord vindt en waar het echt op uit moet komen, waar de veehouderij aan moet gaan voldoen, de druk op het dierenwelzijn en de discussie daarover, waarvan ook deze minister zegt, evenals een aantal partijen in deze Kamer, dat het een beetje voelt alsof de boeren in een hoek worden gezet ...

De voorzitter:

Iets korter, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

U heeft gelijk. Realiseert zij zich dat je die discussie daarmee niet beslecht? Als je geen concrete resultaten in de toekomst voorspelt en ook gaat halen, dan maakt dat de discussie over dierenwelzijn niet zachter. Realiseert de minister zich dat?

Minister Schouten:

Ja, maar realiseert mevrouw Ouwehand zich — zo geef ik de vraag terug — dat wij hier met elkaar allerlei normen kunnen gaan afspreken, maar als die niet gedragen worden vanuit de sector, als we daarvan niet met elkaar het gevoel hebben dat dát de stappen zijn die we echt moeten gaan zetten, dan kunnen wij heel stoer zeggen dat we een norm hebben gezet, maar die verandert in de praktijk niet zo veel. Ik pak het liever van onderaf aan. Dan kunnen we ook met elkaar draagvlak organiseren voor de maatregelen die genomen moeten worden.

Mevrouw Lodders (VVD):

Volgens mij was de minister aan het einde van het blokje "landbouw" gekomen.

Minister Schouten:

Ja.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan heb ik nog een vraag. Die sluit eigenlijk aan bij dat draagvlak. Ik ben mijn betoog in eerste termijn begonnen over wederzijds begrip en respect voor onze boeren, tuinders en vissers. Zij staan namelijk voor een belangrijke opgave, ook als het gaat om allerlei doelstellingen op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en milieu. Ik heb voorgesteld om het initiatief te nemen voor een "week van de boer". Ik heb gelezen dat dat voorstel de minister zeer aanspreekt. Dat doet mij deugd. Daar wil ik haar voor bedanken. Alleen lees ik vervolgens dat ze het eigenlijk wil koppelen aan het verbeteren van de agrifoodweek die we al kennen. Maar dat is nu juist mijn punt, voorzitter: die week is er al en de boeren, tuinders en vissers voelen zich eigenlijk onvoldoende gehoord. Zeker als ik het programma zie, snap ik dat ook wel. Dus mijn vraag is toch aan de minister om daarin een stapje extra te zetten.

Minister Schouten:

Het spreekt mij aan vanwege, zoals mevrouw Lodders ook aangeeft, het wederzijdse begrip, maar ook het imago van de sector. Ik vind het heel erg belangrijk dat we daar invulling aan kunnen geven. Soms heersen beelden die helemaal niet kloppen. Dan vergroot je het draagvlak als je laat zien wat er in de praktijk echt gebeurt. Daarom spreekt dat voorstel van mevrouw Lodders mij aan, maar ik zoek tegelijkertijd naar iets wat daar niet nog een keer bovenop komt, waardoor de animo om het te doen misschien wel minder kan gaan worden. Ik probeer een beetje te zoeken of we die agrifoodweek misschien wat meer op het erf zelf kunnen laten plaatsvinden, laat ik het zo zeggen. Is het misschien een mogelijkheid om het doel van mevrouw Lodders te realiseren als we daar wat verandering in aanbrengen? Dan krijgt het meer de invulling van: laat zien wat er echt gebeurt in de praktijk.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik weet dat de minister ook een financiële bijdrage levert aan die week die al bestaat. Ik denk dat verschillende initiatieven die hier staan, heel waardevol zijn. Niet alleen die week, maar ook andere initiatieven vanuit het bedrijfsleven. Dus ik daag de minister uit om daar toch nog eens goed over na te denken. Dat boerenerf is belangrijk. Daar hebben afgelopen week een aantal activiteiten plaatsgevonden, maar nogmaals, dat is niet het gevoelen van de sector. Daarmee tillen we dat respect en het wederzijds begrip niet op een hoger niveau. Ik daag de minister uit om daarover na te denken. Ik denk daar zelf ook graag in mee, maar ik denk dat er ook heel veel individuele boeren zijn die daar ideeën over hebben. Als ik kijk naar hoe mijn mailbox is volgelopen en ook naar de reacties op social media, zie ik dat er heel veel ideeën leven in de praktijk. Dus die oproep doe ik bij dezen.

Minister Schouten:

Ik neem die uitdaging graag aan. Maar ik leg die ook gelijk even terug, want ik hoor dan ook graag die ideeën die bij mevrouw Lodders binnenkomen. Ik denk dat dat de kracht is. Ik kan wel allerlei ideeën hebben, maar juist de mensen die er zelf mee bezig zijn kunnen mij, misschien via mevrouw Lodders, wat ideeën aan de hand doen. Dan wil ik kijken hoe we die erin kunnen meenemen. Mevrouw Lodders vroeg of we daar misschien bij de Floriade een presentatie van kunnen laten zien. Ik heb in de schriftelijke beantwoording aangegeven — dat wil ik hier graag herhalen — dat wij uiteraard bereid zijn om daar echt iets neer te zetten op dat punt.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik pak die uitdaging aan.

Minister Schouten:

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de minister. We zijn aangekomen bij het onderdeel "natuur". Ik kijk naar de klok. Kunnen de leden nog één blokje aan tot we gaan schorsen?

Minister Schouten:

Het derde blokje is "voedsel voor iedereen", voorzitter. Dat is wel heel toepasselijk.

De voorzitter:

Exact. Dan doen we nog natuur en dan schorsen voor het blokje erna. Heel goed.

Minister Schouten:

Zeker. "Het samen werken aan natuur", heet mijn tweede blokje. Dat is ook een van mijn motto's, zoals ik al in de inleiding heb aangegeven. De natuur moeten we zien als het kloppend hart, de longen, de ruggengraat van alle Nederlanders. Het zijn vitale onderdelen. Want natuur is de bron van schone lucht, van schoon drinkwater en van voedzaam voedsel. Het is de bron van alles wat leeft. Natuur is meer dan een plek waar je even kunt ontsnappen aan ons drukke bestaan. Daarom is het verstandig om de natuur te beschermen, zo zeg ik ook in de richting van mevrouw Ouwehand.

De natuur is ook de omgeving van veel boeren en, zoals ik al eerder zei, een boer kan niet zonder de natuur. Als je bedenkt dat meer dan de helft van Nederland uit landbouwgrond bestaat, kan de natuur ook niet zonder de boer. Boeren en natuur worden vaak tegenover elkaar gezet en ik wil me er juist voor inzetten dat er ook natuurinclusieve landbouw kan plaatsvinden en dat de verbinding wordt gelegd. Ik wil dat samen met de provincies doen. De verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid op land ligt tenslotte bij de provincies.

De natuur is niet alleen belangrijk voor de boeren. De natuur leeft bij heel veel Nederlanders. Dat zie ook aan de enorme inzet van vrijwilligers die zich inzetten voor het behoud en het verbeteren van de natuur. De heer Geurts vroeg er al naar en ik ga daar ook graag op in. Zeker vandaag, want vandaag is de Dag van de Vrijwilliger. Ik wil ook hierbij alle vrijwilligers in het algemeen en tijdens dit debat de vrijwilligers die zich inzetten voor de natuur in het bijzonder hartelijk bedanken voor al hun inzet. De groene vrijwilligers leveren met hun werk voor terreinbeherende organisaties immers een belangrijke bijdrage aan het onderhoud van ons landschap en agrarische collectieven aan het weidevogelbeheer. Deze vrijwilligers spelen al jaren een belangrijke rol bij het verzamelen van natuurinformatie. Dat geeft mij de gelegenheid om trends te kunnen volgen, desgewenst beleid aan te passen en te rapporteren aan uw Kamer, de EU en internationale verdragsorganisaties. Dat wil ik ook zo houden. Niet alleen vanwege de informatie zelf, maar ook omdat dit een goede manier is om veel Nederlanders betrokken te houden bij de natuur. In maart van dit jaar hebben groene vrijwilligersorganisaties, de provincies en het toenmalige ministerie van Economische Zaken een manifest genaamd De kracht van de groene vrijwilliger ondertekend. Daarmee slaan we de handen ineen om de ondersteuning van groene vrijwilligers toekomstbestendig te maken. De uitwerking van het manifest is in volle gang.

De suggestie die D66 heeft gedaan om samen met ondernemers, kennisinstellingen en anderen te komen tot een green deal kringlooplandbouw pas hierbij. Ik deel het belang van het meer sluitend maken van de kringlopen voor een duurzame ontwikkeling van de landbouw. Indien samenwerkingsverbanden van ondernemers of individuele ondernemers goede en vernieuwende voorstellen hebben voor verbetering van wetgeving, eventueel in de vorm van een green deal, kunnen zij zich bij mij melden en zal ik bezien of we de knelpunten weg kunnen nemen. Dit past ook binnen de aanpak van het rijksbrede programma Circulaire Economie, waarin specifiek aandacht is voor het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving die innovatie en verduurzaming in de weg staat. De transitieagenda Biomassa en Voedsel, die in januari zal worden opgeleverd, gaat hier ook op in.

De natuur en de biodiversiteit staan wereldwijd onder druk. In een klein land als Nederland met veel inwoners is de natuur altijd kwetsbaar. Zo zijn er in Nederland minder insecten, minder bodemdieren in de Noordzee en minder boerenlandvogels. Tegelijkertijd zijn er ook lichtpuntjes. Het Planbureau voor de Leefomgeving meldt dat de biodiversiteit op het land en in de Rijndelta herstelt. Dat komt door beleidsmaatregelen gericht op meer en betere natuur, meldt het Planbureau. Dat geeft hoop, maar van achteroverleunen kan geen sprake zijn. Er is een betere balans nodig tussen landbouw, voedselproductie, visserij en natuur. Want een sterke natuur met voldoende soortenrijkdom heeft ook de veerkracht om de opgaven rond de energietransitie en de klimaatverandering te realiseren, bijvoorbeeld door CO2-opslag, of door consequenties van klimaatverandering op te vangen door bijvoorbeeld wateropslag bij regenoverlast.

Er moet nog veel gebeuren om ons te verzekeren van sterke en rijke natuur, morgen en vele generaties later. En de bereidheid om daaraan te werken is er. Denk aan de verklaring van Driebergen, die ik nu noem maar die u gisteren ook al breed noemde. En denk aan de pulskor, die zachter met de zeebodem omgaat en waardoor minder brandstof wordt verbruikt.

De heer Grashoff vroeg of ik bereid ben een plan te maken voor het CO2-reductiedoel. Want in het regeerakkoord wordt een klimaatambitie voor de land- en tuinbouwsector geduid. Men zou er indicatief 3,5 megaton aan CO2-equivalenten emissies moeten reduceren. Ik bereid mij voor op het klimaat- en energieakkoord waarin het CO2-reductiedoel voor landbouw, natuur en voedsel nader uitgewerkt wordt. Op zeer korte termijn zal de minister van EZK als coördinerend minister voor klimaat uw Kamer nader informeren over de aanpak en planning van het klimaat- en energieakkoord. Daarbij zal ook worden ingegaan op de betrokkenheid van de Tweede Kamer.

De PvdA vroeg of ik mij zou willen inzetten om de landbouwsector en natuurorganisaties te bewegen tot een nationaal akkoord natuur en landbouw. Zoals ik net al aangaf, zijn natuur en landbouw aan elkaar verbonden. Daarom heeft het overbruggen van tegenstellingen tussen natuur en landbouw hoge prioriteit. Er zijn gelukkig ook al veel ontwikkelingen gaande op dit terrein, zoals het feit dat er in het regeerakkoord extra middelen zijn vrijgemaakt, namelijk de middelen die worden geïnvesteerd in agrarisch natuurbeheer ten behoeve van weidevolgels, en in het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Als helder is welke stappen er gezet kunnen worden met deze en andere ontwikkelingen, kunnen we bezien of een nationaal akkoord toegevoegde waarde heeft.

De VVD heeft gevraagd op welke wijze ik de 275 miljoen uit het regeerakkoord voor investeringen in water en natuur ga inzetten.

De voorzitter:

De heer Moorlag heeft een vraag.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Ik ben van nature een optimist. Een van mijn levensmotto's is: het leven is prachtig, als je maar de goede kant uit kijkt. Ik merk dat de minister dat ook doet, want ze noemde aan het begin van dit debat een Fries natuurinclusief bedrijf waar ze was geweest. Ja, als je die kant op kijkt, word je gewoon blij. Maar om zo ver te komen dat zo'n bedrijf niet de uitzondering is in de sector, maar dat dit maatstaf wordt, is het toch nodig dat met een gevoel van urgentie partijen bij elkaar gebracht gaan worden om te komen tot een groot en samenhangend akkoord? Ik zie hier in dit debat dat we bezig zijn om over heel veel punten geïsoleerd te spreken. En vaak worden de verschillen uitvergroot. Het zou mij een lief ding waard zijn als de minister met gevoel van urgentie partijen bij elkaar brengt en toch streeft naar zo'n akkoord, en dat zij niet met het antwoord komt dat zij dat "wil gaan bezien".

Minister Schouten:

Een akkoord is nooit een doel op zichzelf. Bij een akkoord moet het erom gaan dat je echt met de partijen overeenstemming krijgt over welke richting je uit wilt gaan. Ik voer nu ook al gesprekken met de diverse partijen. Dat doe ik niet alleen omdat ik dat wil, maar bijvoorbeeld ook omdat zelfs bijvoorbeeld LTO aangeeft: wij moeten ook door om ons aan te passen aan de ontwikkelingen die tot ons komen en waarin we als sector uitdagingen hebben. Wellicht heeft de heer Moorlag dat ook gehoord. LTO zegt: daar willen wij gewoon ook mee aan de slag. Dus er worden ook al stappen gezet door de organisaties zelf. Wij zijn zelf ook al bezig met het initiëren van plannen. Ik heb net al een aantal zaken genoemd. Ik wil eerst eens kijken hoe dat nu gaat lopen. Ik ben er niet op voorhand van overtuigd dat we een landbouwakkoord moeten gaan sluiten, waarbij heel veel tijd gaat zitten in allerlei discussies met elkaar of het nou linksom, rechtsom, zo of zo moet. Laten we gewoon de energie die er al is, goed gaan aanwenden. Als de heer Moorlag het dan toch niet voldoende vindt, dan kunnen we kijken wat er nog meer voor nodig is om de landbouw echt klaar te laten zijn voor de toekomstige ontwikkelingen.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik heb hier eerder deze week ook in de media een standpunt over ingenomen. Een radiostation wilde daar een item over maken en heeft allerlei organisaties gebeld. De uitzending werd afgeblazen omdat ze geen tegenstander konden vinden.

Minister Schouten:

Ja, maar dan hoeven we ook geen akkoord te hebben, meneer Moorlag, want dan weet iedereen kennelijk al wat-ie moet doen!

De heer Moorlag (PvdA):

Nee, nee, geen tegenstander van het sluiten van zo'n akkoord. Mijn oproep aan de minister is: grijp het momentum en heb het urgentie- en probleembesef om naar analogie van het energieakkoord te komen tot een landbouw- en natuurakkoord. Is de minister bereid om dat toe te zeggen?

Minister Schouten:

Ik heb geprobeerd aan te geven dat ik de intenties van de heer Moorlag goed begrijp en dat die ook grotendeels overlappen met mijn eigen intenties. Ik herken best wel wat van het betoog van de heer Moorlag in wat ik zojuist hier heb uitgesproken. Maar ik wil gewoon eerst de energie die er nu al is, goed gaan aanwenden. Dat doe ik niet alleen. Het zou te veel eer zijn als ik dat naar me toe zou trekken, want juist partijen zelf zijn al bezig om te zien wat nodig is om verder te komen. Daar wil ik nu gewoon eerst ruimte aan geven. Of we daar later nog een groot akkoord voor nodig hebben, weet ik niet. Ik vind het echt te vroeg om dat nu toe te zeggen. Maar ik wil mijn energie nu inzetten op alles wat al gebeurt, in plaats van nu nog heel veel dingen gaan opzetten, waar we nog veel discussies over moeten gaan krijgen.

Voorzitter. De VVD had vragen gesteld over de 275 miljoen uit het regeerakkoord voor investeringen in water en natuur. Met deze 275 miljoen kan een stevige impuls worden gegeven die de natuur- en waterkwaliteit blijvend verbetert. Deze doelen hangen nauw met elkaar samen, omdat de natuur groot belang heeft bij goede waterkwaliteit. Samen met mijn collega van IenW werk ik aan de invulling hiervan. Wij denken hierbij aan het stimuleren dat medicijnresten en andere stoffen niet in het drinkwater terechtkomen, het terugdringen van bemesting op de omgeving, het samenwerken met boeren voor de verbetering van de natuurkwaliteit en het geven van een impuls aan de natuur- en waterkwaliteit van grote wateren. Wij zullen uw Kamer binnenkort informeren over de plannen die wij samen op dit punt zullen ontwikkelen. Ik weet niet precies wat de collega van IenW hierover heeft gezegd tijdens het WGO Water; ik weet dat zij hier ook op is bevraagd. Maar dit hoeft niet al te lang te duren. Dus ik denk dat de Kamer hierover zeker in het eerste kwartaal van 2018 kan worden geïnformeerd.

De SGP vroeg of ik een deel van deze middelen wil inzetten voor het meefinancieren van aangepast veldbeheer ten behoeve van de veenweidegebieden. Een integrale aanpak voor de veenweidegebieden om de veenafbraak tot staan te brengen en zo de CO2-uitstoot te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren door aangepast beheer, spreekt mij bijzonder aan. Hierbij zijn ook kansen om de natuur, bijvoorbeeld de weidevogels, te versterken. Als vanuit de regio concrete plannen komen voor investeringen in een dergelijke aanpak, dan juich ik dat toe. Mogelijke cofinanciering vanuit de investeringen van het kabinet in de natuur- en waterkwaliteit en regionale opgaven zal ik dan ook bezien. Het is nu echter nog te vroeg om concrete toezeggingen te doen, maar u proeft mijn positieve grondhouding.

Voorzitter, dan de weidevogels. Ook dat onderwerp leeft breed in deze Kamer. Ik werk nauw samen met de provincies bij de bescherming van weidevogels. Dat onderwerp heeft terecht de aandacht van uw Kamer. Zo heeft de heer Grashoff een initiatiefnota hierover geschreven en heeft mevrouw Dik-Faber hier een motie over ingediend. De heer Grashoff vroeg welk uitgangspunt ik hierbij hanteer. Mijn eerste doel is dat de populatie weidevogels stabiel wordt. Ik wil de 40 miljoen die is overgeheveld van de eerste naar de tweede pijler inzetten voor weide- en akkervogelbeheer. Hierover heb ik in lijn met de motie van mevrouw Dik-Faber afspraken gemaakt met de provincies.

De heer Grashoff heeft gevraagd of de middelen ook al in 2018 kunnen worden ingezet. Hij gaf aan dat de financiering weliswaar in 2020 is, maar dat je daarvoor al plannen kunt indienen. Ik ben dat nagegaan en ik kan toezeggen dat in 2018 kan worden gestart met zowel extra beheer en inrichting als met experimenten voor weide- en akkervogels. Dat gaat dus lukken.

Daarnaast financier ik verbeterplannen bij agrarische collectieven. Zo wil ik boeren meer ruimte geven om weide- en akkervogels te beschermen. Het maken van afspraken met de provincies is belangrijk, want zij hebben de verantwoordelijkheid om invulling te geven aan dit beleid. Ik kies er hierbij niet voor om deze doelstellingen dwingend op te leggen aan provincies, grondeigenaren en gebruikers, zoals de heer Grashoff voorstelt in zijn initiatiefnota. Bij gedecentraliseerd beleid past een dergelijke verhouding tussen Rijk en provincies namelijk niet. Om resultaat te behalen is in mijn ogen een aanpak gericht op samenwerking met ondernemers veel kansrijker. Overigens onderken ik wel het belang van nationale afstemming. Daarom heb ik het initiatief genomen om een nationaal platform voor boerenlandvogels te financieren.

De overheid investeert dus, maar ook wetenschappers, natuurbeschermers en landbouworganisaties nemen hun verantwoordelijkheid, en dat waardeer ik. Naar aanleiding van de uitkomsten van een Duits onderzoek naar de ontwikkeling van insectenpopulaties, hebben zij het initiatief genomen om te komen tot een gezamenlijk Deltaplan Biodiversiteitsherstel. GroenLinks, D66 en de ChristenUnie hebben terecht aandacht voor dit initiatief gevraagd. Ik kan uiteraard niet vooruitlopen op de inhoud van dat plan, maar ik ga graag met de initiatiefnemers in gesprek. Vanuit een inhoudelijke betrokkenheid zal ik bezien of ik de totstandkoming van het deltaplan op enige manier kan faciliteren.

Voorzitter, dit was mijn blokje "natuur".

De voorzitter:

Er zijn nog vragen. De heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel voor het welwillende tegemoet treden van het deltaplan. Ik heb in dat verband een vraag gesteld over een eventuele extra monitoring. Uit de hoorzitting die wij hier in de Kamer hebben georganiseerd bleek dat Nederland kleine gaten heeft in de monitoring van bodemdiversiteit en van kleine insecten. Behoort dat ook tot het "welwillend faciliteren" of wat u ook zei?

Minister Schouten:

Dit is een heel specifiek punt. Dat zou ik even moeten nagaan. Ik kan hier in tweede termijn op terugkomen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen over weidevogels en voor haar toezegging over de inzet van middelen vanaf 2018. Daar ben ik erg blij mee; heel goed. Daarnaast geeft de minister aan dat het haar doel is om de populatie te stabiliseren. Nu ligt er een WUR-rapport met een heel duidelijke scenariostudie. "Stabiliseren" is een beetje een ingewikkeld woord, want op welk niveau dan? Is dat op het huidige niveau of is dat op een niveau dat iets hoger ligt dan het huidige of op de helft ervan? Dat is wel een heel relevant dingetje, denk ik.

Minister Schouten:

"Stabiliseren" wil zeggen dat het in ieder geval niet naar beneden gaat. Dat bedoel ik met "stabiliseren".

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dan gaat het dus om zo'n 30.000 broedparen, want dat is het op dit moment ongeveer. Als dat het antwoord voor dit moment is, dan kan ik daar voor nu mee uit de voeten.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de klok en ik stel voor om tot 20.00 uur te schorsen.

De vergadering wordt van 19.14 uur tot 20.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat ik de minister het woord geef voor het laatste deel van haar beantwoording, heeft de heer Grashoff een vraag.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, ik zou u willen vragen of u nog een extra interruptie zou willen toestaan, een zesde.

De voorzitter:

In uw geval had ik die vraag ook wel verwacht, want u was inderdaad door uw interrupties heen. Laat ik coulant zijn. Voor de blokjes over voedselkwaliteit en regio krijgt u van mij nog één interruptie.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dank.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Schouten:

Wat een aardige voorzitter hebben we vanavond.

Voorzitter. We hebben net allemaal lekker kunnen eten, en ik kom nu ook aan bij het blokje "voedsel voor iedereen". Ik heb het in mijn inleiding al aangegeven: ik ga me inzetten voor veilig, betaalbaar, gezond en lekker voedsel voor iedereen, op een duurzame manier geproduceerd. Dat is een opgave die nationaal speelt, maar ook Europees en mondiaal. Nationaal en Europees streef ik naar een voedselconsumptie en -productie die meer bijdragen aan gezondheid, klimaat, natuur en verdienvermogen. Ik zie veel voorbeelden van maatschappelijke initiatieven, zoals stadslandbouw en de verkoop van streekproducten. Ook dit draagt bij aan een betere waardering van voedsel. Aan die energie en kracht in de samenleving wil ik de inzet vanuit de overheid graag verbinden. De versterking van de veerkracht kan ook gezocht worden in nieuwe vormen van landbouw. Korte ketens als boer-burgerinitiatieven of stadslandbouw brengen de productie van voedsel dichter bij de consument.

U hoort het vaak wanneer het gaat over voedsel: de wereldbevolking groeit sterk en daarmee het aantal monden dat gevoed moet worden. In 2050 zijn er minstens 10 miljard mensen, die gemiddeld welvarender zijn en nog meer in grote steden zullen wonen. Waar komt het eten dan vandaan? Hoe is ons menu samengesteld? En wie zal dit het best kunnen produceren? Tegelijkertijd brengen de gevolgen van klimaatverandering de mondiale landbouwproductie in gevaar. Steeds vaker krijgen productiegebieden te maken met extremen weeromstandigheden als droogte, overstromingen en tropische stormen. Het is aan ons allen om samen oplossingen te vinden.

De Nederlandse agri- en foodsector is met zijn onderscheidende kennis, technologie en hoogwaardige producten bij uitstek in staat om bij te dragen aan een duurzame en veilige voedselzekerheid voor de groeiende wereldbevolking. Als Nederland mogen we ook trots zijn op wat we op het gebied van techniek en innovatie hebben te bieden, ook aan de rest van de wereld. Niet alleen onze goederen, maar ook onze kennis is van hoge exportwaarde en draagt bij aan maatschappelijke opgaven. Ik wil me inzetten om de export van onze toonaangevende kennis en technologie te stimuleren en om de samenwerking met andere landen op agrogebied verder te versterken.

Ik hoop een aantal van leden van uw Kamer in 2018 te zien bij de internationale Grüne Woche in Berlijn. Ik heb er al veel verhalen over gehoord en ik ben blij dat dit zelf nog eens mag gaan meemaken. Hier zit echter niet alleen een economische kans in. Er ligt ook een verantwoordelijkheid om ons druk te maken om de ongelijkheid en de beschikbaarheid van gezond, betaalbaar en lekker voedsel in andere landen. Het is mooi als export van kennis en innovatie aansluit bij maatschappelijke opgaven. Ik zal op dit punt ook samenwerking zoeken met mijn collega, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Kaag.

Met mijn inzet richt ik mij ook op het uitdragen van het Nederlandse agro- en natuurbeleid. Het gaat dan om zaken als markttoegang, marktbehoud, een verdere versterking van de marktpositie en duurzaam, lekker en veilig voedsel dat voor iedereen toegankelijk is.

Ik kom bij het blokje over voedselveiligheid. Je moet er als consument op kunnen vertrouwen dat wat op de markt komt en in de supermarkt ligt veilig is. Elk risico voor de veiligheid van ons voedsel — fripronil, vogelgriep, we hebben het helaas recent allemaal nog meegemaakt — slaat een deuk in het imago van de sector, ook als maar enkelen blaam treft of als er sprake is van pure pech. Er zijn veel initiatieven: korte ketens en ketens die een eerlijke prijs rekenen voor het al dan niet duurzaam geproduceerde product, het tegengaan van voedselverspilling en het stimuleren van meer duurzame productie en consumptie zoals bij de Green Protein Alliance. En met de voedselketen bedoel ik: iedereen, van primaire producent, ketenpartijen zoals levensmiddelenindustrie en retail, tot uiteindelijk de consument. Ook de consument heeft hier een rol. We besteden slechts een klein deel van ons inkomen aan voedsel, terwijl voedsel van enorme waarde is.

Een voorbeeld van een goed initiatief in de regio dat in het regeerakkoord met name is genoemd, is de FoodValley. Ik heb dat gisteren ook al meerdere keren langs horen komen. Met die regio wil het kabinet stappen zetten en samen met andere regio's leren hoe we naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem kunnen toewerken.

De SP heeft gevraagd hoe ik tegen de relatie tussen betaalbaar voedsel en een duurzame keten aankijk en of ik bereid ben om te kijken naar de mogelijkheid van een verbod op de verkoop van basisproducten, zoals melk, onder de inkoopprijs. Ik heb net al aangegeven aan de heer Futselaar hoe ik daartegen aankijk.

De discussie over de marktpositie en de eerlijke prijs voor voedsel moeten we zowel nationaal voeren alsook in Europees verband. In het kader van de herziening van het GLB zal de positie van de boer in de keten versterkt moeten worden, goeddeels volgens de aanbevelingen van de Agricultural Markets Task Force, die onder leiding van de heer Veerman stond. Ik geloof in meer samenwerking tussen boeren en tuinders; dat op die manier hun marktpositie versterkt kan worden, ook in onderhandelingen met supermarkten.

De ChristenUnie heeft gevraagd of ik een voedselagenda wil opstellen. Zoals u weet, heeft het vorige kabinet op basis van het WRR-advies Naar een voedselbeleid een voedselagenda opgesteld en uitgevoerd. Voor specifieke ambities en doelen van deze agenda zijn op de Voedseltop begin dit jaar afspraken gemaakt met een groot aantal partijen uit de verschillende schakels van de keten. Ik wil hierop de komende jaren graag verder bouwen.

Ik ben in antwoord op de vraag van D66 over voedselbeleid en preventie graag bereid om het gesprek met mijn collega Blokhuis aan te gaan, om te kijken hoe het voedselbeleid en het beleid ten aanzien van preventie aan elkaar kunnen worden gekoppeld, met name ten behoeve van kinderen die in armoede leven. We delen de verantwoordelijkheid voor gezonde en duurzame voedselproductie en -consumptie. Daar hoort onder andere bij dat gegeten wordt volgens de Schijf van Vijf en dat consumptie van fruit en groente bevorderd wordt en bereikbaar is voor iedereen.

Mevrouw Dik-Faber heeft daarnaast aandacht gevraagd voor het tegengaan van voedselverspilling, een van de Sustainable Development Goals en een onderwerp waarover in het regeerakkoord is opgenomen dat er waar nodig meer ruimte geboden moet worden aan supermarkten en horeca om overschotten aan voedselbanken te doneren. Er bestaat sinds 2014 een samenwerkingsovereenkomst tussen de Vereniging van Nederlandse Voedselbanken en de Alliantie Verduurzaming Voedsel rond het verbindende thema: tegengaan van voedselverspilling. Diverse belemmeringen die door bedrijven worden ervaren, zijn reeds opgelost. In aanvulling op de bestaande afspraken zal ik nagaan of er behoefte is aan meer ruimte en of dit ook juridisch en praktisch te realiseren valt. Tevens zal ik samen met de voedselbanken en de Alliantie nagaan in hoeverre men op lokaal niveau voldoende bekend is met de landelijk gemaakte afspraken, welke belemmeringen men daar ervaart en welke soort oplossingen aan de orde zijn. Op die manier proberen we ook te stimuleren dat wat we met elkaar willen, namelijk het tegengaan van voedselverspilling, daadwerkelijk in de praktijk op lokaal niveau kan gebeuren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik dank de minister hartelijk voor haar warme belangstelling om voedselverspilling tegen te gaan. Mijn concrete vraag is wanneer de Kamer daarover geïnformeerd wordt. Ik had nog een vraag over het volgende punt, maar dat doe ik dan wel in de tweede helft van de interruptie.

Minister Schouten:

Ik heb net al tegen de ambtenaren gezegd dat we begin 2018 heel veel gaan opleveren, maar ik zal heel snel het gesprek gaan zoeken met de Vereniging van Nederlandse Voedselbanken en de Alliantie, zodat we ook met hen samen kunnen gaan kijken wat de zaken zijn die we nog moeten gaan oppakken. Tegelijkertijd hebben we ook zaken die op Europees niveau spelen. Vorige week ben ik bij de Verspillingsfabriek geweest in Veghel. Mevrouw Dik-Faber kent deze Verspillingsfabriek ongetwijfeld; een heel mooi initiatief.

Daar heb ik ook gesproken met de Eurocommissaris, de heer Andriukaitis, bijvoorbeeld over de "ten minste houdbaar tot"-aspecten. Mensen zien het op koffie, rijst en zelfs water staan: ten minste houdbaar tot. Ik heb aan de Eurocommissaris een mand met producten aangeboden om te laten zien dat die producten allemaal zo'n datum hebben. Daardoor is het alsof ze na die datum niet meer houdbaar zijn, maar je kunt je twijfels hebben of dat wel zo is. Sterker nog, heel veel producten zijn nog langer houdbaar. Dan is het meer een advies op dat moment. Ik ga dat dus op verschillende niveaus doen. Aan de ene kant doe ik dat echt lokaal: hoe kunnen we die voedselverspilling ook lokaal meer tegengaan door de ketens meer op elkaar aan te laten sluiten? Aan de andere kant willen we er echt op een meer fundamenteler niveau, op Europees niveau, voor zorgen dat we zaken die kunnen leiden tot voedselverspilling zo veel mogelijk gaan beperken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat doet mij deugd. Voorzitter, de tweede helft van mijn interruptie wil ik graag gebruiken voor het voorgaande punt, de Voedselagenda. Die is voor mijn fractie belangrijk. Er lag inderdaad een voedselagenda van het vorige kabinet, op basis van het WRR-rapport. Ik stel vast dat wij dat rapport eigenlijk nog nooit in de Kamer hebben besproken. Dat moet nog altijd een keer gebeuren. Ik kan mij voorstellen dat deze minister er ook wel behoefte aan heeft om te kijken waar zij bij deze Voedselagenda haar eigen accenten wil leggen. Wij hebben het zojuist gehad over voedselverspilling. Ik kan mij voorstellen dat die een plek krijgt, maar er zijn ook nieuwe maatschappelijke vraagstukken die de laatste tijd met meer urgentie naar voren komen, zoals het tegengaan van klimaatverandering. De minister zei "ik ga door met de bestaande Voedselagenda", maar mijn concrete vraag is of er niet ergens een tandje bij moet of dat een ander accent gelegd moet worden. Wat is haar inkleuring van die agenda?

Minister Schouten:

Ik heb al aangegeven dat ik niet alleen dat doe wat er al ligt. Ik zeg dat ik daar graag op wil voortbouwen. Dat geeft al aan dat ik daar weer verdere stappen in wil gaan zetten. Laat ik het zo doen. Ik heb al aangegeven dat ik natuurlijk ook gesprekken aanga en zal kijken welke belemmeringen, knelpunten en dat soort aspecten er nog zijn. Ik wil toezeggen dat ik een brief aan de Kamer zal sturen waarin ik aan de ene kant aangeef welke knelpunten en belemmeringen er mogelijk nog zijn, om er zo voor te zorgen dat bijvoorbeeld voedsel van de supermarkten bij voedselbanken of dergelijke terug kan komen. Ik ga daarin ook een wat breder doorkijkje geven naar de initiatieven die wij op dit punt nog meer willen gaan ontwikkelen. Dat gaan we gewoon in één brief naar de Kamer sturen.

De voorzitter:

Eigenlijk doen we interrupties in tweeën.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mag ik dan een volgende interruptie plegen?

De voorzitter:

Een volgende interruptie? Altijd. Natuurlijk.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Excuses, voorzitter. Ik ben ontzettend blij dat de minister ons gaat informeren over het tegengaan van voedselverspilling, maar er lag ook een voedselagenda van het vorige kabinet. Die Voedselagenda wil de minister verder uitbouwen. Daarin gaat het volgens mij over voedselverspilling, maar ook over heel veel andere zaken. Welke accenten wil de minister zelf daarbij gaan leggen? Dan denk ik niet alleen aan voedselverspilling, maar bijvoorbeeld ook aan de klimaatvraagstukken die er liggen et cetera et cetera. De Voedselagenda is een agenda die breder is dan alleen het tegengaan van voedselverspilling. Ik ben benieuwd naar de accenten van de minister.

Minister Schouten:

Het is inderdaad niet zo dat ik alleen over voedselverspilling spreek. Ik bedoelde dat ik in die brief een wat breder doorkijkje zou geven naar wat wij op dit thema verder willen gaan doen. Aan de ene kant ligt er een WRR-rapport, waar natuurlijk al de nodige zaken in staan. Daar bouw ik op voort, maar ik wil graag toezeggen dat ik in een brief die naar de Kamer gaat een breder doorkijkje ga geven naar wat wij op het terrein van voedsel allemaal zullen gaan oppakken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank voor deze toezegging. Ik doe eigenlijk een uitnodiging aan onszelf, aan de Kamer, om dat WRR-rapport ook een keer met elkaar te gaan bespreken. Want dat is nog nooit gebeurd. Ik denk dat ik daar maar een voorstel voor ga doen in de procedurevergadering.

Minister Schouten:

De Kamer gaat over haar eigen agenda. Ik zie dat altijd met vreugde tegemoet, zoals u zich kunt voorstellen.

De voorzitter:

Zo is het.

Minister Schouten:

Voorzitter. De PvdA vroeg nog of ik leiding wilde gaan geven aan de verandering naar een groener productie van voedsel. Zoals ik net al aangaf, speelt Nederland mondiaal een belangrijke rol in de ontwikkeling van kennis en innovatie gericht op het realiseren van voldoende voedsel en biomassa voor andere doelen. Ik wil een bijdrage leveren om ervoor te zorgen dat iedereen over voldoende en gezonde voeding kan beschikken, terwijl er tegelijkertijd ruimte is om groene grondstoffen te produceren die fossiele grondstoffen kunnen vervangen. We moeten zuiniger en slimmer omgaan met onze grondstoffen, producten en diensten. Ik zet me ervoor in om samen met de sector te werken aan een transitie naar een meer circulaire economie. In deze transitie kunnen en willen veel partijen een rol spelen: bedrijven, overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en vele andere. Het grondstoffenakkoord markeert het startpunt om samen aan de slag te gaan. Begin 2018 zal ik in dit kader de Transitieagenda Biomassa en Voedsel presenteren.

Voorzitter. Ik kom op mijn laatste blokje: regio.

De voorzitter:

Er zijn geen vragen meer over het vorige blokje. O, daar komt mevrouw Ouwehand, die ongetwijfeld ook een extra interruptie wil. U zat eigenlijk ook al aan uw max van vijf, dus hierbij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Toen ik in de wandelgangen liep, hoorde ik dat we er eentje bij hadden gekregen. Dank u.

Omvat de transitieagenda waar de minister over spreekt ook concrete plannen voor het terugdringen van de consumptie van dierlijke eiwitten?

Minister Schouten:

Die transitieagenda is breed en gaat ook over de plantaardige kant, maar het doel van het terugdringen an sich? Het gaat meer om het stimuleren van de consumptie van plantaardige eiwitten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Oké, dat laatste is natuurlijk goed, maar uit de analyses van wat een in alle opzichten gezond en houdbaar voedselpatroon is, blijkt dat we in het rijke Westen gewoon te veel eiwitten consumeren, met name te veel dierlijke eiwitten. Het advies is om de eiwitinname sowieso terug te brengen en voor wat er dan over is, moeten we van dierlijk naar plantaardig. Staat dat op het netvlies bij de minister? Is zij van plan om dat mee te nemen in die transitieagenda, of moeten we andere kanalen zoeken als we haar op deze punten zouden willen aansporen? Want dat willen we graag, zoals de minister wel voelt.

Minister Schouten:

Ik merk helemaal waar mevrouw Ouwehand mij toe wil stimuleren. Laat ik het zo zeggen: de transitieagenda komt op een redelijke termijn naar de Kamer toe. In dat kader kunnen we dan echt breder spreken over dit thema.

Voorzitter. Dan het punt van de regio. Zoals ik al aangaf, heeft het kabinet aansprekende ambities voor de samenwerking tussen Rijk en regio. Net als de woordvoerders van onder andere de ChristenUnie, de PvdA, het CDA en de SGP hebben aangegeven, zie ik kansen om stappen vooruit te maken in regionale opgaven in de komende periode en daarmee bij te dragen aan bijvoorbeeld de regionale economie, werkgelegenheid en leefbaarheid. Ruimte voor regionaal maatwerk is daarbij belangrijk. Stedelijke gebieden zijn anders dan het platteland en de opgaven op de BES-eilanden verschillen van die in de FoodValley. In samenwerking met de regio worden beleidsdoelen van het Rijk sneller en effectiever gerealiseerd. Ik draag graag bij aan een goede samenwerking in en met de regio's.

In het regeerakkoord is meerjarig een totaalbedrag van 950 miljoen euro voor regionale opgaven opgenomen. Ik wil een toegankelijk instrument, dat aansluit bij de opgaven en kansen in de regio en bij het regionaal DNA. We willen geen onnodige bureaucratie creëren. Ik voer hierop de regie, in overleg met de minister van BZK. De inzet is breed en raakt veel departementen, waaronder mijn eigen departement. Ik prijs mij gelukkig met de grote energie die ik nu al in de regio bespeur om samen met het Rijk op te trekken voor de regionale opgaven. Ik heb al vele uitnodigingen en brieven mogen ontvangen uit alle hoeken van het land. Het spreekt voor zich dat ik hier nu nog niet veel kan zeggen over de invulling van dit budget. Met de betrokken ministeries wordt een afwegingskader opgesteld met criteria voor de invulling en aanwending van de 950 miljoen en de regionale deals. Hierin zitten criteria als de aansluiting van nationale opgaven en regionale doelen, cofinanciering en publiek-private samenwerking. Het gaat om opgaven die de draagkracht van de regio te boven gaan. We willen in principe geen gaten vullen in beleidsbudgetten van vakdepartementen. Ik kan wel al zeggen dat een deel zal worden ingezet voor de zes opgaven die in het regeerakkoord zijn benoemd, te weten: de nucleaire problematiek, de BES-eilanden, Eindhoven, Rotterdam-Zuid, ESTEC en Zeeland. Dat is een bonte verzameling van onderwerpen. Deze opgaven werken we met prioriteit uit en voeren we uit in partnerschap met deze regio's.

Het kabinet heeft besloten dat een substantieel deel van het budget zal worden ingezet voor andere regionale deals. Dat sluit ook aan op de wensen die bij ons zijn neergelegd door organisaties zoals VNO-NCW, de G32, de K6-krimpregio's, de P10-plattelandsgemeenten, IPO en VNG. Ik wil graag kijken naar mogelijkheden om andere financieringsstromen te koppelen aan deze bijdragen, bijvoorbeeld de stromen vanuit Invest-NL, EU-middelen of vakdepartementale beleidsmiddelen.

Met regionale deals kunnen we een structurelere beweging in gang zetten. Dat vraagt ook om resultaatgerichte, samenhangende afspraken met de betrokken partijen, die nadrukkelijk breder zijn dan alleen afspraken over financiële middelen. Ik zal uw Kamer per brief nader informeren over de invulling van het budget voor de regionale opgaven, de regionale deals en de zes prioritaire opgaven. Daarbij zal ik ook ingaan op de gestelde criteria en de procedure om tot selectie van initiatieven te komen.

De heer Geurts noemde hierbij een aantal concrete suggesties. Hij sprak over het belang van het behoud van de oude ambachten voor onze cultuurhistorie. Verder deed hij het voorstel om de afzet van puin goedkoper te maken, door dit te gebruiken voor infrastructuur in de buurt. Daarnaast pleitte hij voor het realiseren van het World Food Center in de FoodValley.

Het kabinet wil de middelen voor regionale opgaven voor een deel inzetten voor regionale deals. Die deals moeten aansluiten bij de opgaven die in de regio spelen, waarbij we verbindingen leggen met onze nationale opgaven. Dat gaat dus bottom-up, aansluitend op de regionale wensen. Hoewel ik de concrete suggesties van de heren Geurts en Bisschop voor de regionale envelop waardeer, is het wat vroeg om hier in detail op in te gaan. Zoals gezegd, kom ik met een brief over de kaders en de criteria. Daarna zie ik de voorstellen vanuit de regio met belangstelling tegemoet. Voorts deel ik de hoop die het CDA uitsprak met betrekking tot de realisatie van het World Food Centre. Vanuit mijn departement is er ook betrokkenheid bij dit initiatief.

Mocht er met betrekking tot de andere opgaven zoals de heren Geurts en Bisschop die noemden, vanuit de regio's behoefte zijn om die initiatieven op te brengen, dan kunnen die dus ingediend worden. Dat kan nadat ik de kaders aan de Kamer en vooral ook aan de regio's heb gecommuniceerd en ook de selectiecriteria duidelijk heb gemaakt. Dat kan dus aansluiten bij de punten die de heer Geurts heeft opgebracht.

De PvdA vroeg specifiek naar de krimpregio's en of daar budget voor kan worden vrijgemaakt. Mijn collega-bewindslieden van BZK zijn primair verantwoordelijk voor het beleid rondom de krimpgebieden en de grensregio's. Dat ligt niet bij mij. Dat ligt bij hen.

Vanuit mijn regierol rond de regionale envelop en de regionale deals vind ik het van belang om zeker ook aandacht te hebben voor de regio's buiten de grote steden. Dit kabinet is er voor heel Nederland. Zeeland bijvoorbeeld, is als een van de zes regionale opgaven specifiek benoemd in het regeerakkoord. Mijn verwachting is dat er dus ook naar dit soort regio's zal worden gekeken, maar ook op dit gebied wil ik niet op de zaken vooruitlopen. Ik leg de bal ook bij de regio's zelf neer. Wanneer de regio's goede plannen hebben, overeenkomstig de criteria die we hebben gecommuniceerd, zullen wij daarnaar kijken en daar een afweging in maken. Zoals gezegd, zal ik uw Kamer hier per brief nader over informeren.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het einde van uw verhaal gekomen?

Minister Schouten:

Ja, het laatste blokje is afgerond.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Met zo veel toezeggingen door de minister wordt het nog moeilijk om zo meteen moties te bedenken. Maar goed, dat is een opgave die we dan als Kamerleden hebben.

Ik hoorde net toch wel verrassend nieuws in de bijdrage van de minister. Als ik de bedragen voor het regionale fonds goed heb opgeteld, kom ik uit op 900 miljoen. De minister had het over 950 miljoen. Dan ben ik toch wel heel nieuwsgierig waar die 50 miljoen vandaan komt.

Minister Schouten:

Dat is heel scherp van de heer Geurts. In het regeerakkoord staat inderdaad een reeks die optelt tot 900 miljoen. Ik kan het nu wel helemaal gaan uitleggen, maar laat ik zeggen dat er vanwege de systematiek vanuit Financiën is aangegeven dat het nog doorloopt en dat er daardoor in totaal een bedrag van 950 miljoen beschikbaar is. Het komt niet vaak voor dat Financiën dat soort meevallers communiceert. Ik kan de heer Geurts meedelen dat wij in dit geval blij verrast waren.

De heer Moorlag (PvdA):

Het ministerie van Binnenlandse Zaken was tot dusverre verantwoordelijk voor de krimpproblematiek. Dat neemt niet weg dat in het regeerakkoord is vastgelegd dat deze minister verantwoordelijk is voor de coördinatie van het regionale beleid. Ik wil nog even ingaan op de krimpregio's. Volgens mij voldoet de opgave aan alle voorwaarden die de minister noemt. Er is sprake van een opgave die het schaalniveau van de regio te boven gaat. Het herstructureren van de topkrimpgebieden vergt ongelooflijk veel middelen. Er is cofinanciering. Er wordt door partijen samengewerkt. Ik weet bijvoorbeeld dat bij de Eemsdelta 40 partijen samenwerken aan een woon- en leefbaarheidsplan. Gelet op de opgave, gelet op het feit dat het maar om 3% van het budget gaat en gelet op het feit dat het echt grote regio's betreft, zou ik toch zeggen: minister, wees wat royaler, ook naar de constructieve oppositie. Ik zou een wat stelliger toezegging wel erg op prijs stellen.

Minister Schouten:

Ik zoek even welke toezegging u dan precies wilt horen. Volgens mij heb ik wel aangegeven dat het kabinet dit juist niet wil gebruiken voor de stedelijke regio's, maar echt voor de, noem het "plattelandsregio's", of de regio's buiten de verstedelijkte gebieden. Daar vallen krimpregio's uiteraard ook onder. Maar het is heel duidelijk de systematiek van deze regio-enveloppe dat de plannen vanuit de regio zelf moeten opkomen. Wij gaan als Den Haag het geld dus niet ergens aan ophangen en aangeven dat het geld op een bepaalde manier moet worden besteed. De regio's moeten zelf met goede plannen komen. Daaraan zijn inderdaad een aantal voorwaarden verbonden. Ik noem cofinanciering, publiek-privaat. Het moet een overstijgend punt zijn. Het moet niet gaan om een gat dat bij een vakdepartement gevuld zou kunnen worden. Er moet dus echt een agenda zijn. De heer Moorlag kan ervan op aan dat als er een goede agenda ligt, wij daar serieus naar gaan kijken. Het is dus echt bottom-up. Het is dus niet Den Haag dat even gaat bepalen: dit is goed voor u als regio. Die regio's moeten zelf plannen indienen. Die gaan wij beoordelen.

De heer Moorlag (PvdA):

Dit is een opgave die in feite helemaal gedepolitiseerd is. Als je kijkt in die betreffende regio's, dan is dat echt een no-brainer. Dat gaat in Limburg, in Zeeland, in Groningen, in Drenthe, in die topkrimpregio's dwars door alle politieke stromingen heen. Er wordt voldaan aan alle voorwaarden die de minister noemt. Dus een toezegging dat de krimpregio's ook uit deze middelen kunnen putten en dat er een bedrag voor geoormerkt kan gaan worden, zou ik wel erg op prijs stellen.

Minister Schouten:

Het is geen pot om een bepaalde oormerking te doen. Wij gaan wel kijken of de plannen uit de regio's plannen zijn die wij kunnen financieren. De heer Moorlag kan ervan op aan dat wij, als er goede plannen uit de krimpregio's komen, daarnaar zullen kijken. Ik ga nu alleen niet zeggen: dit deel is voor de krimpregio's. Nee, het is echt van onderop. Maar ik hoor dat de heer Moorlag zegt: er liggen goede plannen. Dan mogen ze die zo meteen gaan insturen. Dan zullen wij die ook beoordelen. Als het goede plannen zijn, komen ze mogelijk in aanmerking voor financiering. Maar beleidsmatig ligt het beleid voor de krimpregio's echt bij de minister van BZK. Dit gaat over de invulling van de regio-envelop in het vormen van de regiodeals. Dat kan daar natuurlijk gedienstig aan zijn. Het moet van onderop komen en dan zullen wij beoordelen hoe die plannen zijn.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik heb nog een laatste interruptie.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Moorlag (PvdA):

Het is eigenlijk een verzoek om de beantwoording van een vraag. Ik ben in mijn debatbijdrage begonnen met de vraag: hoe wil de minister herinnerd worden? Dat was echt een bloedserieuze vraag, ook als je kijkt naar de urgentie van de opgave. Ik zou het erg op prijs stellen als de minister daar nog een antwoord op geeft. Hoe wenst zij in dat verband om te gaan met de constructieve oppositie? Ik weet niet of de minister het Groningse spreekwoord "lege bakken, knorrige swienen" kent, maar anders wil ik dat graag voor haar verduidelijken.

Minister Schouten:

Het is altijd ingewikkeld om over jezelf te zeggen hoe je herinnerd wil worden. Ik denk dat dat altijd aan anderen is. Zij kunnen beoordelen hoe je herinnerd zal worden. Ik heb wel aangegeven wat voor mij prioriteiten zijn in het beleid. Ik hoop dat de heer Moorlag dat heeft gezien of heeft gemerkt, vanavond. Ik wil juist veel meer de verbinding zoeken tussen landbouw, natuur en de klimaatopgave die wij hebben — daar zit ik heel dicht tegen de heer Moorlag aan, denk ik — in plaats van dat wij tegenover elkaar komen te staan. Ik denk dat er op dit moment vaak een soort polarisatie optreedt tussen die twee kampen. Ik vind dat jammer. Ik vind het ook onnodig. Ik denk dat wij elkaar nodig hebben, dat boeren de natuur nodig hebben en dat de natuur boeren nodig heeft en dat het niet altijd vanzelf gaat. Wij spelen ook weleens een rol daarin door het beleid, dat misschien niet altijd consequent gevoerd is. Het is wel mijn ambitie om te laten zien dat wij in dit land niet tegenover elkaar staan, maar dat wij op een bepaalde manier met elkaar kunnen samenwerken en ook naar elkaar toe groeien, waarbij wij juist de meerwaarde van elkaar kunnen gaan zien. Dat is ook de opgave die wij met z'n allen hebben. Er is een maatschappelijke opgave: het behoud van de natuur. Maar het gaat ook om de trots van het boerenbedrijf en om het harde werk waarderen van al die mensen die daar dag en nacht mee bezig zijn.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik waardeer de stijl van de minister. Zij spreekt warme woorden. Ook de manier waarop ze spreekt, voelt bijna aan als een warm bad. Maar uiteindelijk telt voor de PvdA-fractie welke resultaten er worden geboekt. Het gaat ook om de vraag: what's in it for us als constructieve oppositie. Dan zou ik het wel erg op prijs stellen als de minister toch wat inhoudelijke handreikingen zou doen.

Minister Schouten:

Ik denk dat ik heb aangegeven dat we de komende periode juist veel meer invulling gaan geven aan de algemene notie die ik hier net heb neergezet. In die concretisering — daar gaan wij natuurlijk nog heel veel debatten over voeren — gaan wij het veel meer invullen: wat betekent het nou precies? Voor sommige onderdelen is dat nog te vroeg, want we zijn nog bezig. Ik heb volgens mij een hele reeks plannen en voorstellen aangekondigd die in 2018 zullen gaan komen. Maar de heer Moorlag mag mij inderdaad houden aan de ambities die ik daarin ga verwoorden. Ik denk ook dat wij met z'n allen moeten zoeken hoe we die ambities kunnen realiseren, want het kabinet gaat dit niet alleen doen, integendeel. Wij hebben daar ontzettend veel andere partijen bij nodig, waaronder de Kamer. Dus als de heer Moorlag met constructieve voorstellen op dit punt komt, zullen wij die uiteraard bekijken en meenemen. Ik zie juist heel erg uit naar die samenwerking met onder anderen de heer Moorlag, maar ook andere leden van deze Kamer, omdat ik geloof dat dit niet zozeer een opgave is voor een kabinet dat hier nu zit, maar een opgave voor de hele samenleving.

De heer Graus (PVV):

Ik had gevraagd naar het reddingsplan voor de IJsselmeervissers.

Minister Schouten:

Die vraag heb ik volgens mij schriftelijk beantwoord. Op pagina 1 zelfs, weet ik nog uit mijn hoofd, want ik heb hem zelf nog zitten bekijken.

De heer Graus (PVV):

Dan de campagne die mij beloofd is door de bewindspersonen van Veiligheid en Justitie over 144, omdat dit maar bij 30% bekend is. Ik heb begrepen dat er 60.000 à 70.000 meldingen zijn, terwijl er in het eerste jaar meer dan 100.000 meldingen waren. Het schijnt dat maar 30% van de Nederlandse bevolking weet dat het 144 is. Heel veel mensen denken dat de dierenpolitie niet meer bestaat. Dat is heel triest. Dat bleek ook gister bij Stichting AAP, waar een samenkomst was met de dierenpolitie en waar twee dierenpolitiemensen een prijs kregen uitgereikt. Diverse bewindspersonen, ook van de VVD, die op Justitie en Veiligheid hebben gezeten — Veiligheid en Justitie heette het toen — hebben mij toegezegd, evenals bewindspersonen bij EZ, dus het gedeelte dat nu LNV is, dat er een nieuwe campagne zou komen voor de naamsbekendheid van 144. Die heb ik eigenlijk nooit gekregen, terwijl het wel een toezegging is geweest. Er moet echt iets worden gedaan, zodat de mensen weten dat de dierenpolitie nog wel bestaat en dat zij gewoon via 144 de dierenpolitie kunnen inschakelen. Dat is essentieel.

Minister Schouten:

Ik heb begrepen dat het inderdaad iets is waarvoor de eerste verantwoordelijkheid bij Justitie en Veiligheid ligt. Ik kan niet over de toezeggingen of afspraken van de betrokken bewindspersonen gaan. Dat is wat ingewikkeld. Ik ben wel nagegaan — dat heb ik ook in de schriftelijke beantwoording meegegeven — of het nummer inderdaad zo onbekend is. Pin mij er niet op vast, want ik doe het even uit mijn hoofd, maar naar mijn weten waren er vorig jaar zo'n 60.000 meldingen bij 144. Dan vind ik dat niet heel onbekend, of er is één iemand die al die meldingen doet, maar dat lijkt mij wat sterk. 60.000 meldingen op zo'n nummer vind ik niet onbekend.

De heer Graus (PVV):

Dat klopt, mevrouw de voorzitter, als u mij toestaat. Het eerste jaar waren er fors meer dan 100.000 meldingen. De mensen denken dat de dierenpolitie niet meer bestaat, omdat dat zo in de media is gebracht. Dat is niet zo. De dierenpolitie bestaat en gaat zelfs boven de 200 groeien. Het aantal van 150 klopt ook niet, wat ook weleens door uw ministerie is genoemd. Het zijn er al 209. De dierenpolitie bestaat. Ze zijn er. Het schijnt dat meer dan 60% van de Nederlandse bevolking niet weet dat het 144 is. Heel veel mensen denken dat het 114 is en niet 144. Heel veel mensen denken dat het niet meer bestaat. Dat blijkt uit onderzoek. Het is heel essentieel. Het is iets wat de overheid de dieren gegeven heeft en dan moet het ook goed gebeuren. Je kunt niet zeggen: oké, we roepen het in het leven en dan zoeken we het verder maar uit. Ik vind wel dat dit echt een taak van de overheid is. Ik kom zelf met een liedje over 144. Daar ga ik binnenkort mee naar buiten komen. Met carnaval, maar dat maakt niet uit.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, wat is concreet uw vraag aan de minister?

De heer Graus (PVV):

Er zou een campagne komen, die mij ook beloofd is, over de naamsbekendheid van 144. Dat zijn van die korte filmpjes, die de overheid heeft uitgezonden vanaf 2012. Die waren heel succesvol. Toen was het aantal meldingen daardoor nog veel hoger.

De voorzitter:

Wij gaan luisteren naar wat de minister daarover te vertellen heeft.

Minister Schouten:

Dit is toch echt het beleidsterrein van mijn collega. Ik wil daar niet heel flauw over zijn, maar ik vind het wat ingewikkeld om op het beleidsterrein van een collega toezeggingen te gaan doen. De verleiding is soms weleens groot om dat voor een ander te doen, maar zoals ik al aangaf: volgens mij is het niet zo dat het onbekend is. Ik vond 60.000 meldingen zelfs indrukwekkend, maar op een verkeerde manier indrukwekkend, waarbij ik dacht: tjonge, dat er zo veel meldingen van dierenleed zijn. Mogelijk helpt de actie van de heer Graus zelf ook om de naamsbekendheid wat te doen vergroten, al ken ik zijn liedje uiteraard nog niet.

De voorzitter:

Het wordt misschien wel een decemberhit.

De heer Graus (PVV):

Dit is mijn laatste interruptie vandaag. Ik had ook nog een vraag over het Dierenwelzijnsteam. Mogelijk staat dat ook in de schriftelijke beantwoording. Ik moet eerlijk zeggen dat ik meer dingen doe dan alleen maar deze portefeuille. Ik heb dan toch nog een vraag over 144. Dat is het laatste wat ik wil zeggen. We hebben de laatste regeerperiodes altijd een staatssecretaris gehad en staatssecretarissen zitten niet in de ministerraad. Dit is een minister van Dierenwelzijn en ik heb er altijd heel erg voor gepleit dat er een minister van Dierenwelzijn zou komen. Maar ik vind dan wel dat de minister het kan oppakken in de ministerraad. De minister zit daar samen met de minister van Justitie en Veiligheid en dan is het een kleine moeite om even te zeggen: dat is toegezegd aan het lid Graus van de Staten-Generaal; hoe staat dat er nu voor? Het is voor mij lastig, omdat ik in deze commissie zit. Ik zal het ook bij mevrouw Helder, mijn collega, neerleggen, maar het is heel raar dat een Kamerlid iets wordt toegezegd maar dat dan niet wordt gedaan. Dat is raar, want daar moeten we wel op kunnen bouwen.

De voorzitter:

Ik vrees dat de minister hier niet heel veel mee kan.

Minister Schouten:

Voorzitter, ik deel de mening dat toezeggingen nagekomen moeten worden, maar ik weet in dit geval niet wat de toezegging is geweest omdat die niet door ons is gedaan. Daarom verzoek ik u, mijnheer Graus, het toch ook aan mevrouw Helder over te brengen.

De voorzitter:

Ik kijk naar de leden, want we zijn hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de minister. Ik heb nog één vraag aan de minister. Er zijn drie amendementen ingediend. Wilt u daar al in deze termijn op reageren of zegt u "nee, dat doe ik in de tweede termijn"?

Minister Schouten:

Ik wil dat eventueel wel in deze termijn doen als de Kamer dat op prijs stelt.

De voorzitter:

Graag.

Minister Schouten:

Ik pak het setje er even bij.

Ik begin met het amendement op stuk nr. 11, van het lid Grashoff. Hij vraagt om 10 miljoen euro vrij te maken voor de uitrol van onderwaterdrainage, even kort gezegd. De onderwaterdrainage is een techniek die, zoals het regeerakkoord ook aangeeft, een bijdrage kan leveren aan slimmer landgebruik. Onderwaterdrainage draagt zo ook bij aan de reductie van de CO2-uitstoot in Nederland. In het regeerakkoord is aangekondigd dat er een nationaal klimaat- en energieakkoord komt en dat hiervoor extra middelen beschikbaar komen. Ik vraag u deze techniek in dat licht te bezien en te wachten op de plannen die voor het klimaat- en energieakkoord worden uitgewerkt. We zijn daarmee bezig. We zijn er hard mee aan de slag, maar we gaan een groter plan maken voor wat er allemaal moet gaan gebeuren.

Bovendien wordt de dekking van het amendement gevonden in de verhoging van de niet-belastingontvangsten op artikel 6. Bij artikel 6 betreffen deze ontvangsten vooral de onttrekkingen uit de begrotingsreserves. Maar tegenover deze ontvangsten staan noodzakelijkerwijs uitgaven van dezelfde omvang, waardoor er eigenlijk geen ruimte is voor deze uitgaven. Het verhogen van deze ontvangstenraming betekent in feite een hogere onttrekking uit de begrotingsreserve dan nodig is voor de uitgaven waarvoor die reserves zijn ingesteld. Om deze twee redenen ontraad ik dit amendement.

Dan het tweede amendement van het lid Grashoff. Dat amendement beoogt voor 2018 een bedrag van 5 miljoen vrij te maken voor het opzetten van grootschalige proeflocaties voor de geïntegreerde gewasbescherming. Zoals we in het debat ook gewisseld hebben, is het mijn doel om ook meer te werken aan de geïntegreerde gewasbescherming. Dat betekent dat telers nog meer duurzame en niet-chemische alternatieven en laagrisicomiddelen gaan gebruiken. Ik vind dat idee van de heer Grashoff dan ook sympathiek. Er lopen op dit moment verschillende trajecten, waaronder de pilot Systeemaanpak Duurzame Gewasbescherming en de kennisimpuls groene gewasbescherming. Maar deze trajecten zijn nog in een beginstadium en zullen pas in de komende periode resultaten opleveren. Ik wil in overleg met de stakeholders verkennen wat de beste manier is om deze resultaten breder beschikbaar te stellen en daarmee ook een bijdrage te leveren aan het realiseren van onze gezamenlijke doelen.

De dekking van het amendement is hetzelfde als we net hadden. Dus om dezelfde redenen moet ik dit amendement met het oog op de dekking ontraden. Er lopen al pilots en er is dus al het een en ander in gang gezet. Vandaar het oordeel "ontraden".

De heer Grashoff (GroenLinks):

Allereerst even over de dekking. Die is gebaseerd op een analyse die de Rekenkamer eerder heeft gegeven en die ze overigens met nogal wat aplomb in de richting van de Kamer heeft gebracht. Ik heb intussen de discussie daarover met de departementen even goed tot me door laten dringen. Wat ik zal doen, is in elk geval op het punt van de dekking zelf de discussie zoeken met de Rekenkamer. Want hier moet gelden: iemand heeft gelijk! Dat vind ik heel belangrijk en ik kan me voorstellen dat zelfs de minister geïnteresseerd is in het eventuele gelijk van de Rekenkamer, want dan had ze een paar tientallen miljoenen extra. Dat zal ik dus doen.

Als de redenering van de minister en haar departement klopt, dan zal ik de amendementen ofwel intrekken ofwel zodanig bijstellen dat ze van een andere dekking worden voorzien. Maar ik waardeer in elk geval de positieve insteek van de minister op de inhoud van de beide amendementen.

Minister Schouten:

Goed.

Met het derde amendement heeft de heer Wassenberg mij toch voor een dilemma geplaatst. Dat amendement beoogt namelijk om 1 miljoen vrij te maken voor het opzetten van een nationaal kennisplatform voor het stimuleren van proefdiervrije onderzoeksmethoden. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer al geïnformeerd over de stand van zaken van de ontwikkeling van een proefdiervrije onderzoeksmethode. Hij beschreef ook al een aantal initiatieven om in 2025 koploper in proefdiervrije onderzoeksmethoden te worden. Er is ook gewerkt aan een plan van aanpak transitie proefdiervrije innovaties. Ik heb al aangegeven dat ik begin 2018 de Kamer hierover zal informeren.

Het dilemma zit erin dat de dekking wordt gezocht bij de minister van EZK. Zoals u zult begrijpen, is dat een aanlokkelijk perspectief, want ik kan opeens mijn begroting gaan uitbreiden als dat amendement van de heer Wassenberg wordt aangenomen. Dat is best lastig. Nu wil het toeval ook dat ik op de gang zit bij de heer Wiebes en dat zijn begroting er ook nog moet komen. Ik ben een beetje bang dat als ik dit amendement oordeel Kamer zou laten en het zou worden aangenomen, dat dan onze begroting omgekeerd ook geplunderd zou worden door de heer Wiebes. Dus om deze reden, maar ook kom het feit dat we inhoudelijk al bezig zijn en dat ik al heb aangegeven dat we begin 2018 naar de Kamer zullen komen over proefdiervrije innovaties, wil ik de Kamer aangeven dat ik dit amendement wil ontraden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Wat betreft die dekking is er natuurlijk een moeilijke knip gemaakt. Aanvankelijk, toen die begroting werd ingediend, was het gewoon nog één ministerie. Later is die knip er gekomen, waardoor een deel in kamp A terecht is gekomen en een deel in kamp B. Ik zal nog een keer naar de financiering kijken.

Wat betreft het dilemma waar u inhoudelijk mee zit: ik heb op een gegeven moment met een aantal stakeholders gesproken, met mensen die echt nauw betrokken zijn bij de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. Die zijn zelf nergens van op de hoogte. Die zeggen: wij weten helemaal niet dat er iets dergelijks zou gaan komen; het lijkt ons heel goed dat er zoiets is. Daar zou dit amendement aan kunnen bijdragen. Kan de minister duidelijkheid geven? Kan zij garanderen dat er een vergelijkbaar platform komt en dat daar geld voor zal worden uitgetrokken? Dat is wel heel erg belangrijk, niet alleen dat er plannen komen, maar ook dat er echt concreet een overkoepelend platform komt.

Minister Schouten:

Voorzitter, ik heb aangegeven dat ik met een plan van aanpak transitie proefdiervrije innovaties kom. Het idee van de kennisplatform kan ik hierin meenemen, maar ik ga daar nog mee komen. Dus het is ook wat prematuur op dit moment.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de regering. Ik kijk naar de leden en geef het woord aan de heer Graus voor zijn tweede termijn. Meneer Graus, u hebt nog vier minuten spreektijd.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat fosfaten behoren tot de primaire levensbehoeften van mens en dier;

voorts constaterende dat fosfaten steeds schaarser worden door onder andere uitputting van de fosfaatmijnen;

verzoekt de regering af te zien van invoering van fosfaatrechten en het fosfaatreductieplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (34775-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat fosfaatrechten en -reductie zelfs kerngezonde boerenbedrijven om zeep helpen;

verzoekt de regering dierlijke mestgrond-, bouw- en energiestoffen, waaronder schaarse primaire levensbehoeften als fosfaten en mineralen, herwinbaar te maken, opdat de waardevolle delen niet verloren gaan of als afvalstof worden beschouwd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (34775-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het uitrijden en benutten van dierlijke mest te beschouwen als traditionele vorm van circulariteit, noodzakelijk voor een gezonde groei van gewassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (34775-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat onmisbare bestuivers aan het begin staan van onze voedselcyclus;

verzoekt de regering de huidige situatie van de insectenstand in Nederland in kaart te brengen middels een zogenoemde nulmeting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (34775-XIII).

De heer Graus (PVV):

Deze motie is het idee van en ook medeondertekend door Barry Madlener, mijn collega. Insectenvriend en bijenvriend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het huidige systeem met pijnlijke oormerken zeer dieronvriendelijk is;

verzoekt de regering de mogelijkheden en alternatieven ten behoeve van een diervriendelijk identificatie- en registratiesysteem voor landbouwhuisdieren te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34775-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het schoppen van een dier reeds strafbaar is;

constaterende dat het slaan van dieren met redelijk doel, waaronder zelfverdediging bij aanval door een dier, al onder de strafuitsluitingsgrond valt;

verzoekt de regering het slaan van dieren met als doel pijn of letsel toebrengen strafbaar te stellen, dan wel de mogelijkheden tot strafbaarstelling te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (34775-XIII).

De heer Graus (PVV):

Deze motie is medeondertekend door dierenvriend en woordvoerder Justitie en Veiligheid Helder, Lilian Helder.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering een levenslang houdverbod, beroepsverbod, voor recidivistische dierenbeulen voor te bereiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34775-XIII).

De heer Graus (PVV):

Voor de volgende motie ben ik ooit een keer naar de Partij voor de Dieren gegaan voor samenwerking, enkele jaren geleden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de rechten van dieren het best worden gewaarborgd in de Grondwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34775-XIII).

De heer Graus (PVV):

En tot slot. Ik heb de schriftelijke beantwoording ook, natuurlijk vlugvlug, kunnen bekijken, maar ik zit met dat Dierenwelzijnsteam binnen de NVWA. Aan de beantwoording van de minister te zien, gaat daar niets mee gebeuren. Het bestaat en er gaat niets mee gebeuren, maar ik hoor andere signalen. Dat team — dat zijn nog maar enkele fte's — is zeer waardevol. Ze zitten namelijk met name achter recidivistische dierenbeulen aan, ernstige zaken. Ik ga de motie toch indienen, als stok achter de deur. Mogelijk houd ik haar meteen aan, als de minister mij gerust kan stellen. Ik had geen interrupties meer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering tot behoud van het succesvolle doch bovenal onmisbare Dierenwelzijnsteam binnen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ten behoeve van onder andere de aanpak van recidivistische dierenbeulen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (34775-XIII).

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Graus. Dan is het woord aan mevrouw Lodders van de VVD. Zij heeft nog zeven minuten spreektijd.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister van harte bedanken voor haar antwoorden op de vragen die zijn gesteld in eerste termijn. Dank ook voor haar visie. Ik heb haar horen zeggen dat wederzijds respect, begrip en waardering belangrijk zijn in de brede zin van het begrip zoals ik dat heb geschetst. Dat deelt ook mijn fractie. Ik ben gisteren begonnen met de viskraam op het Buitenhof. De viskraam die bijna bij de inboedel van dit huis hoort, waar — ik pak het er nog even bij — medewerkers van de Kamer tijdens de lunch een bakje kibbeling halen, de minister op weg naar deze plenaire zaal een broodje makreel haalt of de toeristen proeven van de Hollandse nieuwe. Aan even dat visje pakken gaat natuurlijk heel erg veel vooraf. Dat is wat mijn fractie bedoeld heeft met het wederzijdse begrip, het gesprek met elkaar aangaan. Vandaar het initiatief over de week van de boer. Ik ben dan ook heel blij dat de minister het initiatief heeft ondersteund. Ik pak de handschoen graag op. Ik zag net in mijn mailbox alweer een aantal mails binnenkomen. De suggesties die ik vanuit de sector krijg, zal ik met de minister delen.

De kringlooplandbouw en zeker ook de circulaire economie, het slim gebruik maken van reststoffen, bieden heel veel kansen voor de toekomst. Ik heb al gezegd dat innovatie het sleutelwoord zal zijn in de komende jaren. De heer De Groot zal straks een motie indienen op dit onderwerp, die ik mee zal ondertekenen en van harte steun.

Vorig jaar heb ik een punt gemaakt van de precisielandbouw. Ik ben met het voorstel gekomen om een agroloket te openen om belemmerende regels te inventariseren om op die manier precisielandbouw verder te versterken. Ik ben blij dat de minister die ingezette lijn volgt en dat zij het Agroloket nog een keer onder de aandacht zal brengen. Ik denk namelijk dat dit heel belangrijk is, omdat de kennis over die belemmerende regels nou juist ook binnen die sector aanwezig is.

Ik kom op de tuinbouw. Ik heb gevraagd naar een coördinerende rol van deze minister tussen enerzijds de tuinbouwsector en anderzijds de verschillende ministeries om te werken aan de impulsagenda. De minister is in de schriftelijke beantwoording daarop ingegaan. Maar toch hebben wij gemeend een motie op dit punt te moeten indienen. Er wordt namelijk eigenlijk door de minister gezegd: dit ligt vooral bij de sector. Maar we weten allemaal hoe belangrijk de tuinbouwsector is voor de BV Nederland. Het gaat ook hier weer niet alleen om de tuinbouwbedrijven, maar om de hele keten. Ik wil graag de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse tuinbouwsector behoefte heeft aan een coördinerende rol van de minister van LNV om gezamenlijk stappen te zetten op het gebied van onder meer duurzaamheid, energietransitie, infrastructuur, modernisering en technologische innovaties;

verzoekt het kabinet om op regelmatige basis en proactief met de Greenports in overleg te treden over de voortgang van de Impulsagenda Greenport 3.0 zodat de internationale toppositie van de Nederlandse tuinbouwsector versterkt wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders, Von Martels, De Groot, Dik-Faber, Graus en Grashoff.

Zij krijgt nr. 24 (34775-XIII).

De heer Grashoff heeft een vraag.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ja, voorzitter. En u had al ontdekt dat ik ook medeondertekenaar ben van de motie, dus dat kan enige verbazing wekken. Toch even een vraag ter toelichting. In het kader van "kom eens uit je loopgraaf" heb ik deze motie van mevrouw Lodders meeondertekend, omdat ik ook best positieve ontwikkelingen in de glastuinbouw zie. En het Greenport 3.0-document geeft ook een aantal heel goede aanknopingspunten, zeker op klimaatgebied. Zaken als een warmterotonde in Zuid-Holland hebben we keihard nodig. Daar zal deze minister misschien nog eens flink met haar collega van Klimaat over moeten doorpraten. Wat ontbreekt in dat Greenport 3.0 is eigenlijk het hele verhaal over de gewasbeschermingsmiddelen. Dat is jammer, want de glastuinbouw kan heel veel leren van de glastuinbouw. Want in de bloementeelt worden heel veel gewasbeschermingsmiddelen gebruikt en in de voedingsteelt heel weinig. Wat vindt mevrouw Lodders daarvan? Is dat niet een punt wat we eigenlijk dan ook in de aandacht van de minister zouden moeten aanbevelen zodat ze dat goed meeneemt?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik vind dat een heel goede suggestie. Die zou ik ook graag doorgeleiden. Het gaat daarbij wat mij betreft niet alleen over de gewasbeschermingsmiddelen, maar het gaat dan bijvoorbeeld ook over waterzuivering. Ook dat zal de heer Grashoff aanspreken. Mijn collega de heer Weverling is woordvoerder op dit gebied. Daarom weet ik niet exact of dat thema nou sec benoemd is in dat Greenport 3.0, in die agenda. Maar dit zijn volgens mij twee goede punten om mee te nemen. Want als die coördinerende rol wordt ingezet, pak het dan zo breed mogelijk op. Ik geleid dit dus mede namens de heer Grashoff door naar de minister. Wellicht kan ze daar in haar beantwoording op ingaan.

Ik kom op CRISPR-cas9. Dat gaat over de veredelingstechniek. In het regeerakkoord staat dat Nederland zich in Europees verband zal inzetten voor de toepassing en toelating van nieuwe veredelingstechnieken. Dat gaat wat de VVD-fractie betreft dan ook verder dan het uitspreken van steun voor de verdere Europese agendering van dit onderwerp. Dat las ik namelijk terug in de schriftelijke beantwoording. Mijn vraag aan de minister is: graag een tandje erbij. Want naast het regeerakkoord ligt er ook nog een aangenomen motie op dit punt. Ik zou de minister willen vragen om zelf het initiatief te nemen en een actieve lobby in Europa te voeren om dit punt op te pakken, zodat we daar ook op korte termijn resultaat zien. Dit wordt zeker ingegeven door de verschillende onderwerpen die op dit moment spelen en waarbij een nieuwe veredelingstechniek een rol kan spelen.

De heer Geurts zal zo dadelijk een motie indienen waarin hij zal pleiten voor het World Food Center in FoodValley, om daar een succes van te maken. Ik ga de motie niet voorlezen; dat laat ik over aan de heer Geurts. Ik heb er al vaker voor gepleit om onze kennis, expertise en innovaties wereldwijd te vermarkten. Dit zou een heel goed instrument zijn om dit op te pakken. Vandaar ook steun van de VVD voor die motie.

Dan zijn er nog een paar andere moties waar mijn naam onder zal staan, maar daar verras ik u mee.

Tot slot, en dan ben ik ruim binnen de tijd. We hebben met elkaar de begroting over het jaar 2018 met deze minister besproken. De begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit — visserij mag ook; beide, denk ik — zal een begroting zijn voor een jaar waarin we niet stilzitten, want volgens mij hebben we met elkaar grote ambities. Mijn fractie wenst deze minister ontzettend veel succes om met het parlement die ambities vorm te geven. Wij willen daar heel graag constructief en met power aan meewerken, want het is een fantastische sector. Ik wens de minister veel succes.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Lodders. Dan is nu het woord aan de heer Grashoff van GroenLinks. Meneer Grashoff, u heeft nog drie minuten.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst van harte dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Voor een deel zijn we er echt stappen verder mee gekomen, voor een deel ook niet, maar zo gaat het altijd wel in dit debat.

Op één punt, de weidevogels, kan ik een motie achterwege laten — dat is voor het eerst sinds tijden! Mooi dus als we nu deze kant op bewegen. Er is nog wel een klein wereldje aan vragen omtrent de uitvoering van het weidevogelbeheer. Ik zou het op prijs stellen als de minister nog bereid zou zijn een hele reeks vragen die ik haar schriftelijk ga stellen te beantwoorden en zich daar mogelijk nog verder in te verdiepen.

Vervolgens heb ik een drietal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese lidstaten hebben besloten om het middel glyfosaat voor opnieuw vijf jaar toe te laten;

overwegende dat in het Europees Parlement met een ruime meerderheid een resolutie is aangenomen die oproept om binnen vijf jaar af te komen van het gebruik van glyfosaat in de landbouw, en tevens het gebruik buiten de landbouw eind dit jaar te verbieden;

overwegende dat ook de minister heeft aangegeven dat in de komende vijf jaar gewerkt moet worden aan alternatieven voor glyfosaat;

verzoekt de regering een concrete afbouwstrategie op te stellen ter beperking van het gebruik van het middel glyfosaat;

verzoekt de regering tevens deze afbouwstrategie te voorzien van kwantitatieve doelstellingen, een duidelijk tijdpad en adequate monitoring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff, Futselaar en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34775-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds 2000 het aantal geiten in Nederland bijna is verdriedubbeld naar 500.000 geiten in 2016 en nog steeds snel verder groeit;

constaterende dat de provincies Noord-Brabant en Gelderland een tijdelijke bouwstop hebben afgekondigd voor geitenhouderijen vanwege toenemende gezondheidsrisico's in afwachting van landelijke maatregelen;

constaterende dat de Brabantse GGD adviseert geen bewoning in 2 kilometer rond geitenhouderijen te hebben vanwege de effecten op gezondheid;

verzoekt de regering door middel van dierrechten of andersoortige maatregelen de groei van de geitenhouderij te begrenzen en tevens een afstandscriterium in te stellen;

verzoekt de regering voorts hierover de Kamer voor 1 maart 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff, Futselaar, Moorlag en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34775-XIII).

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, mijn tijdklok tikt door als u de formuleringen over de ondersteuning van de motie voorleest. In krappe tijd is dat krap!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit verantwoordelijk is voor het opsporen van mestfraude, maar dat ook andere instanties een bijdrage kunnen leveren aan het opsporen van mestfraude;

overwegende dat uitwisseling van informatie tussen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Regionale Informatie en Expertise Centra verder verbeterd kan worden;

verzoekt de regering in gesprek te treden met de politieregio's Oost-Brabant en Limburg, inliggende gemeenten en de provinciebesturen van Noord-Brabant en Limburg om nadere afspraken te maken hoe samenwerking op het terrein van bestrijding van mestfraude kan worden versterkt, en de Kamer over de uitkomsten van dit gesprek te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (34775-XIII).

De heer Graus heeft een vraag.

De heer Graus (PVV):

Mijn klomp breekt echt letterlijk. Dit is onwaarschijnlijk. Wij hebben de dierenpolitie opgericht, in het leven geroepen om te zorgen dat dierenleed wordt aangepakt en ook om de NVWA te ontlasten voor voedselfraude en dat soort schandalen. D66 en GroenLinks hebben de dierenpolitie eigenlijk een beetje een nekslag gegeven, want het werden er geen 500 maar het bleef steken op 186. En nu gaat u wel de hulp inroepen van de politie! Dat vind ik echt niet correct. Had dat nou zo gelaten. Had de dierenpolitie nou gelaten. Als we daar 500 man hadden gehad, dan hadden die achter de dierenbeulen aan kunnen gaan, ook bij de landbouwhuisdieren, want daar waren ze wel degelijk voor. Ze waren niet alleen voor cavia's, zoals altijd lachwekkend werd gezegd, maar ook voor landbouwhuisdieren. Dan had u deze motie nu niet hoeven indienen. Dit is echt weer iets ... Al het goeds dat is opgebouwd om zeep helpen en nu met een second-best motie komen! Ik vind het echt schandelijk, ik vind het echt schandelijk. Ik zou zo'n motie niet met droge ogen kunnen uitspreken.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik begrijp de emotie van de heer Graus aan de ene kant wel. Aan de andere kant moet ik hem toch vertellen dat we de laatste tijd behoorlijk samen optrekken, ook als het gaat om de claims met betrekking tot het versterken van de rol en de capaciteit van de NVWA. Ik kan de heer Graus melden dat sommige van zijn moties over de dierenpolitie door mij gesteund zullen worden.

De heer Graus (PVV):

Twee dingen. Het klopt dat wij heel vaak samen optrekken. Maar als het om de dierenpolitie gaat en om 144 ... Door partijpolitieke spelletjes zijn die bijna om zeep geholpen. Ze bestaan gelukkig nog, ze hebben gisteren nog een prachtige prijs gekregen. Ik vind het schandelijk dat er partijpolitiek wordt bedreven over de rug van dieren. Ik weet dat u er als persoon niet aan bijdraagt, maar uw fractie wel. Daarop moet ik u wel kunnen aanspreken. Bilateraal vind ik u een goede kerel.

De voorzitter:

Dat is dan weer wat.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is zoals we de heer Graus kennen: emotie maar wel het hart op de juiste plek. Het verleden kunnen wij niet terugdraaien; gedane zaken nemen geen keer. Ik steun de heer Graus, bijvoorbeeld als het gaat om zijn pleidooi om het telefoonnummer 144 meer bekendheid te geven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grashoff. Het woord is aan de heer Geurts van het CDA. U hebt acht minuten.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Als volksvertegenwoordiger is het altijd mooi om mensen op de publieke tribune hartelijk welkom te heten. Daar zitten ondernemers uit Bergeijk, onder de bezielende leiding van mijn collega René Peters. Die is ruim een halfjaar Kamerlid. Ik ben hier vijf jaar Kamerlid, maar hij weet beter de weg in dit gebouw. Dat mag wel in het openbaar gezegd worden.

Voorzitter. Ik wil de minister en zeker ook haar ondersteuners van harte bedanken voor de antwoorden en ook voor de inbreng die zij heeft geleverd. Wat niet iedereen weet, is dat de ondersteuning tot diep in de nacht doorwerkt om ervoor te zorgen dat wij hier de antwoorden krijgen. Dat mag ook weleens extra aandacht krijgen. Ik zie de secretaris-generaal. Die mag de complimenten overbrengen aan zijn mensen.

Ik wil complimenten geven aan de minister voor de inbreng en met name voor haar warme woorden voor onze boeren, tuinders en vissers. Ze is ook duidelijk in haar inbreng geweest. Dat — ik kon het niet laten, voorzitter — sluit aan bij de tekst "het is beter dat u niet belooft dan dat u belooft maar niet nakomt"; hetzelfde Predikerhoofdstuk, maar dan vers 4.

Voorzitter. Nog een paar vragen over het afschrijven van fosfaatrechten. In het algemeen overleg dat we hadden over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, heeft de minister toegezegd dat we duidelijkheid zouden krijgen voor of tijdens de begroting. In de schriftelijke beantwoording van vragen van collega Bisschop van de SGP zie ik dat het binnenkort komt. Het is zowat 31 december 2017. Daarna is het 1 januari 2018, volgens mij. We hebben op dat tijdstip toch wel duidelijkheid nodig. Dus een heel indringende oproep aan de minister om die duidelijkheid zo snel mogelijk te geven.

Ik ben blij verrast dat Financiën 50 miljoen kan toveren. Een regiofonds van 900 miljoen is ineens een fonds van 950 miljoen geworden. Ik denk dat ik dinsdag met gejuich in de fractie word onthaald. Het trucje leer ik graag, maar dat doen we wel hierna, want niet iedereen hoeft dat trucje te leren, zeg ik dan maar.

Ik wil de minister ook danken voor de diverse toezeggingen. Het scheelt een smak moties. In ieder geval zal ik die negen van de PVV niet gaan halen, maar ik heb er toch nog twee kunnen verzinnen, samen met een aantal collega's. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wereld in 2050 70% meer voedsel nodig heeft dan we nu produceren;

overwegende dat we het aan het onze stand verplicht zijn als innovatieve landbouwnatie om onze toonaangevende rol in de wereldwijde voedselvoorziening te laten zien;

overwegende dat de dialoog van de agrofoodsector met de samenleving geïntensiveerd dient te worden;

verzoekt de regering samen met andere overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven de handen ineen te slaan en het World Food Center in de Food Valley tot een gezamenlijk succes te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Lodders, De Groot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34775-XIII).

De heer Geurts (CDA):

Ik kom op de tweede en, denk ik, laatste motie voor vandaag, althans van het CDA.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er steeds meer agrarische gebouwen leeg komen te staan en dat deze leegstand criminaliteit in de hand kan werken;

verzoekt de regering te inventariseren of er voldoende mogelijkheden zijn om puin van deze gebouwen in te zetten voor funderingsmateriaal in bouwprojecten, terreinverharding of bij aanleg van wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34775-XIII).

De heer Geurts (CDA):

Ik zeg daar nog even bij dat dat puin ontstaat na het slopen van die gebouwen.

Dan nog één punt over de oude ambachten. Ook UNESCO heeft waardering voor onze oude ambachten, want vandaag is het ambacht van de molenaar op de lijst van immaterieel erfgoed gezet. Los van het budget vraag ik de minister in gesprek te gaan met de provincies om onze oude ambachten voor Nederland te bewaren. Ik heb geen motie daarover opgesteld. Ik heb er veel geloof in dat deze minister deze toezegging gaat doen.

Tot zover.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Het woord is aan de heer Futselaar van de SP. U heeft vier minuten spreektijd, meneer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik heb toch ook wel waardering voor de open houding die zij vandaag heeft getoond wat ons betreft. Dat zeg ik niet zomaar. Ik zei dat bijvoorbeeld vanochtend niet tegen haar collega's van Onderwijs bij hun begroting. Ik geloof dat ik zelfs nog een interruptie over heb. Dat was mij bij minister Kamp nooit gebeurd, kan ik u vertellen.

Voorzitter. De SP dient drie moties in. Ik kom toch nog even terug op de stalbranden. De minister heeft gezegd: het is geen onwil. Ik geloof dat echt, maar soms moet je als Kamer als je iets zo belangrijk vindt, dat ook uitspreken in een motie, om de druk nog net wat te vergroten. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet-Rutte II in zijn demissionaire periode aanvullende maatregelen (Kamerstuk 34550-XIII, nr. 138) voor het tegengaan van stalbranden heeft aangekondigd;

constaterende dat de voorgestelde brandveiligheidsmaatregelen nader worden onderzocht op juridische haalbaarheid, handhaafbaarheid en kosten;

van mening dat een nieuwe zomer met stalbranden tegen iedere prijs moet worden voorkomen;

verzoekt de regering de urgentie van de aanpak van stalbranden te onderschrijven en het onderzoek naar de haalbaarheid van de voorgestelde aanvullende maatregelen zo spoedig mogelijk en op zijn laatst in het voorjaar van 2018 naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (34775-XIII).

De heer Futselaar (SP):

In de eerste versie stond overigens het "vroege voorjaar". Ik ben de minister tegemoetgekomen door het woord "vroege" te schrappen.

Ik kom op mijn tweede motie. We hebben gepraat over minimumprijzen. Daarover verschillen we van mening. Ik vind toch dat er in ieder geval wel een klein onderzoek kan worden gedaan. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat supermarkten vaak stunten met de melkprijs, wat inkomensverlies voor melkveehouders maar nauwelijks winst voor individuele consumenten betekent;

constaterende dat in verschillende ons omringende landen er een verbod op verkoop beneden de inkoopprijs bestaat;

van mening dat voor verdere verduurzaming van de landbouw een melkprijs nodig is die uitzicht biedt op een verdienmodel met perspectief voor de langere termijn;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre het mogelijk en wenselijk is een verbod op verkoop onder de inkoopprijs wettelijk in te voeren, in eerste instantie specifiek voor zuivelproducten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34775-XIII).

De heer Futselaar (SP):

Een onderwerp waar we het vandaag eigenlijk niet over hebben gehad, en gisteren ook niet, is geurproblematiek. Dat raakt I en M, of hoe het tegenwoordig ook heet, als het gaat om het milieu. Maar omdat het hier specifiek gaat om aan de veehouderij gekoppelde geurproblematiek, heb ik toch besloten om deze motie hier in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewoners van gebieden met grootschalige veehouderijen in toenemende mate kampen met geuroverlast;

constaterende dat 355.000 huishoudens in de directe omgeving van veehouderijen hierdoor worden getroffen;

overwegende dat geldende agrarische geurnormen meer hinder toestaan dan koepelorganisatie GGD GHOR adviseert vanuit gezondheidsperspectief;

verzoekt de regering met een plan van aanpak te komen om de geurhinder door de agrarische sector in afwachting van de Omgevingswet te reduceren en daarbij gelijke geurnormen te hanteren zoals die gelden voor de industrie, conform GGD-advies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (34775-XIII).

De heer Futselaar (SP):

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan naar de heer De Groot van D66. Hij heeft nog vier minuten spreektijd.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Allereerst complimenten aan de minister voor de buitengewoon constructieve opstelling en de prettige manier waarop met de verzoeken, vragen en zorgen van de Kamer is omgegaan. Via de secretaris-generaal en de ambtelijke staf zijn de vragen ook op een snelle en goede wijze schriftelijk beantwoord.

Ik ga het heel staccato langs. Ik ben zeer tevreden, maar toch nog een opmerking over de gedwongen winkelnering bij de topsectoren. Er werd geschreven dat er geen klachten zijn. Ik heb hier wel een brief die ik graag overhandig aan de minister, met het verzoek om daar toch goed naar te kijken.

Chapeau voor uw inspanning op het gebied van diermeel en voedselverspilling.

Ik vraag of in uw brief over het bodembeleid ook wordt ingegaan op het bodempaspoort.

Wat betreft de 120 dagen bij de gewasbescherming is mijn vraag of u ook voorrang gaat geven aan de laagrisicomiddelen. Ik denk het wel, gehoord uw eerdere opmerking.

Complimenten voor uw inzet ten aanzien van precisielandbouw.

Dank voor uw welwillende opmerking over de nationale parken en uw bereidheid om daarmee aan de slag te gaan.

Datzelfde geldt voor Nieuw Land, chapeau daarvoor; heel mooi.

Ik ben niet helemaal gerust over het proces ten aanzien van de Noordzee, maar u gaat daar ook niet helemaal over; er is ook uw collega Wiebes. Ik hoop dat u echt alle belangen van uw ministerie daar inzet voor een zorgvuldig proces, waarin alle spelers een plek hebben.

En tot slot complimenten voor de proefdiervrije innovaties.

Dan twee moties. De eerste gaat over de versterking van de kringlooplandbouw.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering samen met de sector gaat inventariseren wat de langetermijnopgaven zijn en gezamenlijk actieplannen gaat opstellen;

overwegende dat versterking van de kringlooplandbouw en de dalende bodemvruchtbaarheid hierin worden meegenomen;

van mening dat het noodzakelijk is beleid te vereenvoudigen, wettelijke belemmeringen voor een kringlooplandbouw weg te nemen;

verzoekt de regering een definitie op te stellen van kringlooplandbouw;

verzoekt de regering voorts om inzicht te geven in de mogelijke wettelijke belemmeringen en het vervolgproces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Groot, Dik-Faber, Grashoff, Lodders, Geurts, Moorlag, Futselaar, Bisschop en Graus.

Zij krijgt nr. 33 (34775-XIII).

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik had het eerder gedaan vanavond; in het kader van uit je loopgraven komen heb ik deze motie ondertekend. Dat neemt niet weg dat ik het een beetje een zwakke motie vind, in die zin dat er een vraag wordt gesteld aan de regering en wij als Kamer ook altijd opvattingen zouden moeten hebben. Ik ben dus benieuwd of de heer De Groot nog even zou kunnen ingaan op zijn opvattingen, waarvan ik aanneem dat hij ze heeft, over wat de definitie van "kringlooplandbouw" zou moeten zijn.

De heer De Groot (D66):

Zeker, zeker. Ik ben heel verheugd over de brede steun voor deze motie, want daardoor ontstaat een gemeenschappelijke basis om te gaan praten over de toekomst van onze voedselproductie in Nederland. Daar ben ik heel erg verheugd over. Natuurlijk heb ik zelf ook ideeën daarover. Gisteren ben ik in mijn inbreng ingegaan op de definitie van hoe ik kringlooplandbouw zou zien. Waar ben ik op ingegaan? Ik ben in de eerste plaats ingegaan op het beter benutten van reststromen in veevoer. Het tweede element is kwaliteitsverbetering van mest voor organische bemesting alsmede vastlegging van koolstof in de bodem en gewassen, het derde element. Het vierde element is de verbetering van de integratie tussen dierlijke en plantaardige productie, en dat alles geoptimaliseerd met een goed verdienmodel voor de boeren. Dat zijn wat mij betreft de vijf of misschien zes elementen van kringlooplandbouw die ik in mijn bijdrage heb geprobeerd met vragen en voorbeelden duidelijk te maken.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dank u wel. Dat is een helder antwoord. Ik zou bijna zeggen: dat is voor de minister dus al een beginnetje van de definitie. Als de heer De Groot er met mij nog aan toe zou kunnen voegen dat de kringlopen in de landbouw ook sluiten op een redelijk niveau — dat betekent dus niet op mondiaal niveau, maar mogelijk op Europees niveau of een deel-Europees niveau — dan komen we er misschien.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat zou precies mijn vraag zijn. Je kan de hele wereld als een kringloop zien, maar daar worden we niet gelukkiger van. Aan welke schaal denkt D66? Leidt de visie die D66 op kringlopen heeft ook tot een einde aan mestverwerking en mestvergisting? Want die passen niet bij de gedachte over echte kringlooplandbouw.

De heer De Groot (D66):

Dat zijn twee vragen. De eerste is de vraag naar de schaal. Die schaaldiscussie wordt een beetje anders bij kringlooplandbouw. Ik ben daar zelf ook nog over aan het nadenken; dat geef ik eerlijk toe. De discussie over alleen nog maar regionaal in je voedsel voorzien, wordt iets minder strak omdat het niet zo heel veel uitmaakt waar je de reststromen vandaan haalt. Die mag je ook uit Frankrijk halen of van elders als je dat op een duurzame manier doet. Het gebruik van graan als diervoeder wordt dan wel sterk teruggedrongen. Dat betekent dus dat het kappen van regenwouden voor de productie van soja en dat soort elementen, die nu nog onderdeel zijn van onze voedselproductie, dan stoppen. Maar de schaal en de regionaliteit krijgen hier een andere dimensie, want je moet gewoon kijken waar je stromen vandaan komen en of in die stromen zo min mogelijk granen zitten. Dat is het antwoord op de eerste vraag.

Dan het antwoord op de tweede vraag: ja, op het moment dat je het hele systeem beschouwt. Dat is ook in de definitie zo. Je hebt nog steeds dierlijke mest nodig, maar de dierlijke mest die je dan hebt, heeft een veel betere kwaliteit en die heb je ook echt nodig om je bodem gezond en vruchtbaar te houden. Nu moeten we nog mest verwerken. Misschien heb je in een overgangstijd, zolang je het op systeemniveau nog niet rond hebt, ook nog mestverwerking nodig, maar uiteindelijk niet meer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Oké. Dan begrijp ik dat, zoals D66 ernaar kijkt, kringlooplandbouw in elk geval moet betekenen dat we geen mestoverschot meer hebben en dat die mest niet meer naar mestverwerkers en mestvergisters gaat. De schaal wordt ook kleiner. De Partij voor de Dieren staat daar misschien nog ietsje anders in dan D66, maar we kunnen voor een belangrijk deel mee met de lijn, met de kant die het opgaat.

De heer De Groot (D66):

Nou, dat is heel verheugend.

De voorzitter:

U had nog een tweede motie?

De heer De Groot (D66):

Een laatste motie, de motie versterking natuurmonitoring.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland vele vrijwilligers kent die een bijdrage leveren aan de monitoring van natuur, biodiversiteit en landschap;

overwegende dat het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN), het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) en de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) een rol spelen bij het verzamelen van data, monitoring en advisering;

verzoekt de regering in overleg te treden met deze organisaties over een toekomstvisie;

verzoekt de regering voorts medio 2018 de Kamer over de voortgang te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Groot, Geurts en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (34775-XIII).

Ik heb nog een vraag aan u, want u heeft verzocht om de brief aan de minister te overhandigen. Is het ook de bedoeling dat de leden een kopie van deze brief krijgen?

De heer De Groot (D66):

Zeer graag. Ja.

De voorzitter:

Dan gaan we dat doen. Dan is het woord aan de heer Moorlag van de PvdA. U heeft twee minuutjes.

Meneer De Groot, dan wordt uw brief dus ook als bijlage bij deze begrotingsbehandeling opgenomen.

De heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de minister. Ik heb weinig spreektijd, dus ik ga direct naar de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de agrarische sector een grote, maar complexe verduurzamingsopgave heeft;

overwegende dat de agrarische sector nationaal een belangrijke functie vervult en een belangrijke rol kan spelen in het oplossen van de mondiale voedsel-, energie- en grondstoffencrisis;

van mening dat een landbouwtransitie nodig is, waardoor het produceren van voedsel en groene grondstoffen gepaard gaat met zowel toekomstperspectief en inkomenszekerheid voor de ondernemers, als behoud en verbetering van biodiversiteit, dierenwelzijn, lucht-, water-, bodem- en landschapskwaliteit;

van mening dat dit een gebundelde inspanning vraagt van zowel de agrarische sector als de voedingsindustrie, detailhandel, overheden en natuur- en milieuorganisaties, en consistent en voorspelbaar beleid;

verzoekt de regering in te zetten op een nationaal landbouw- en natuurakkoord en de Kamer vóór 1 maart 2018 te informeren over aanpak en tijdpad hiervoor,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (34775-XIII).

Mevrouw Ouwehand heeft een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het fundamentele probleem met dit soort akkoorden is dat je de politieke verantwoordelijkheid voor het doorhakken van de knopen en het maken van de langetermijnkeuzes wegpoldert naar de samenleving. De belangen zijn daar niet op gelijke schaal. Wij zijn hier verantwoordelijk voor het beschermen van de biodiversiteit en het werken aan en creëren van kaders voor een landbouw waarin boeren een goede boterham kunnen verdienen. Als je dat wegpoldert, doe je net of er twee partijen aan tafel zitten. De een wil paars, de ander wil blauw; laten we dan op rood uitkomen. Zo ligt het niet. Die verantwoordelijkheid is veel zwaarder. Ziet de heer Moorlag — dat is mijn vraag over dit plan — een uiteindelijke politieke verantwoordelijkheid of moeten we het gewoon accepteren als die partijen eruit komen?

De heer Moorlag (PvdA):

Ik zie wel degelijk een politieke verantwoordelijkheid, want ook als er een akkoord komt, behoudt de Kamer haar budgetrecht en het recht om tegen de minister te zeggen: nee, deze uitkomst is niet goed. Ik erken wel dat zo'n proces leidt tot een compromis. Compromissen zijn vaak heel moeilijk. De een wil een paard, de ander wil een kameel; dan wordt er een beest gemaakt dat een bult heeft en luid kan hinniken. Maar in deze samenleving hebben wij gewoon compromissen en maatschappelijk draagvlak nodig. Daarom vind ik dat er een plek is voor het maatschappelijk middenveld om mee te helpen om niet alleen oplossingen te formuleren, maar ook het commitment aan te gaan om dat compromis uit te werken en de boel niet te saboteren. We moeten echt met z'n allen aan hetzelfde eind van het touw gaan trekken. Ik snap heel goed dat je in de politiek vanuit je idealen graag al je opvattingen wilt realiseren, maar in dit land, waarin wij een erg versnipperd politiek bestel hebben, ontkom je er niet aan om tot compromissen te komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan zeg ik graag op deze plek dat wij de motie niet kunnen steunen. Het klinkt sympathiek, maar voor belangrijke zaken, zoals de klimaatverandering — het was de partijleider van de Partij van de Arbeid zelf die altijd zei: met Moeder Aarde sluit je geen compromissen — ligt de verantwoordelijkheid echt hier. Die kunnen we niet delegeren naar het maatschappelijk veld. Om die reden kan de Partij voor de Dieren dit plan niet steunen.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Ik dien mijn tweede motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord middelen zijn gereserveerd voor regionale opgaven, waarvoor de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit coördinerend bewindspersoon is;

overwegende dat voor het behoud en de verbetering van de leefbaarheid in de topkrimpregio's een aanpak nodig is die zowel beleidsmatig als financieel wordt gedragen door de betrokken gemeenten, provincies en het Rijk;

verzoekt de regering bij de beoordeling van de voorstellen vanuit de regio's de topkrimpregioproblematiek nadrukkelijk en welwillend mee te nemen, en de Kamer te informeren over haar afweging in dezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (34775-XIII).

U gaat wel snel. U liet me bijna geen tijd om vast te stellen dat de indiening van de motie voldoende ondersteund werd.

De heer Moorlag (PvdA):

Mijn derde motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een verschuiving van de consumptie van dierlijke voedingsproducten naar plantaardige producten nodig is om de milieudruk van de agrarische sector sterk terug te brengen;

overwegende dat daarom de productie en promotie van volwaardige vleesvervangers in zowel voedingswaarde als smaak- en belevingskwaliteit nationaal en internationaal sterk moeten worden bevorderd;

verzoekt de regering daartoe nationaal en internationaal een langjarig programma te ontwikkelen waarmee de productie en consumptie van dierlijke voedingsproducten sterk wordt gereduceerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (34775-XIII).

Hierover heeft de heer Geurts een vraag.

De heer Geurts (CDA):

Ik zat even te luisteren naar de moties die de PvdA-fractie inbracht en zat nog na te denken over dat landbouwakkoord. Is deze laatste motie dan het kader dat de PvdA mee wil geven voor het tot stand komen van het landbouwakkoord? Dat betekent: minder dierlijke eiwitten, meer plantaardige eiwitten.

De heer Moorlag (PvdA):

Ja. Volgens mij is er wel een redelijke consensus over dat dat op de langere termijn de weg is om te komen tot een reductie van zowel de milieudruk als de CO2-voetprint van de sector. Hoe ga je dat bewerkstelligen? Zoals ik in de eerste termijn heb gezegd, gaan wij mensen geen pistool op de borst zetten en de opdracht geven: gij zult vegetariër worden. Ik denk wel dat je langs de weg van de geleidelijkheid en ook op een sociale manier deze lijn in moet gaan zetten. Dan gaat het dus ook om de ondernemers die op dit moment in belangrijke mate bijdragen aan de productie van dierlijk eiwit. Dit alles kan met goed flankerend beleid en dat kan dan naar mijn smaak ook op een verantwoorde manier. Dit is dus geen poging om te komen tot een revolutie op de korte termijn, maar wel een poging om de koers van dat grote schip geleidelijk aan te gaan verleggen.

De heer Geurts (CDA):

Dat is een lang antwoord van de heer Moorlag, maar ik haal eruit dat in de ogen van de PvdA-fractie iedereen vegetariër moet worden. Ik heb ook gezien dat de SGP-fractie uw eerste motie, die over een landbouwakkoord, heeft ondertekend. Ik denk dat u ze niet heeft verteld dat dit met die motie bedoeld werd.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik heb niet direct een agenda geformuleerd en ik heb in deze motie ook niet gezegd dat dit onderdeel moet gaan uitmaken van een breed landbouw- en natuurakkoord. Deze motie is ook niet meeondertekend door de heer Bisschop van de SGP. Dit is volgens mij niet meer dan een oproep om geleidelijk het schip van koers te veranderen. Ik neem afstand van de opmerking dat de PvdA vindt dat iedereen maar vegetariër moet worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie. U heeft twee minuten spreektijd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de minister voor de antwoorden en de toezeggingen. Vanwege de beperkte spreektijd die ik heb, ga ik snel de moties voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende soorten Nederlandse boerenlandvogels in hun voortbestaan bedreigd worden;

overwegende dat een combinatie van gebiedsgerichte maatregelen nodig is om boerenlandvogels te beschermen, bijvoorbeeld het verhogen van het waterpeil en vernatting van gebieden, predatiebeheer, het beperken van verstoring en goed bodembeheer;

verzoekt de regering een brede, meerjarige pilot te starten met een combinatie van gebiedsgerichte maatregelen, bijvoorbeeld peilbeheer en predatiebeheer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, De Groot, Weverling, Geurts, Moorlag en Bisschop.

Zij krijgt nr. 38 (34775-XIII).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een gezamenlijke aanpak nodig is om natuur en biodiversiteit in Nederland te beschermen, aangezien er onder meer zorgen zijn over de afname van bestuivende insecten en weidevogels;

constaterende dat achttien organisaties uit onder meer land- en tuinbouw, wetenschap en natuurorganisaties werken aan een Deltaplan Biodiversiteit;

verzoekt de regering het Deltaplan Biodiversiteit inhoudelijk te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (34775-XIII).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH) zich inzet voor behoud van ons levend erfgoed en wil voorkomen dat oorspronkelijke rassen uitsterven;

overwegende dat de SZH in de afgelopen jaren een belangrijke rol heeft vervuld bij het in stand houden en promoten van zeldzame huisdierrassen;

van mening dat in het afgelopen jaar de beperkte capaciteit bij de SZH bovenmatig is ingezet bij het verminderen van de gevolgen van de fosfaatregelgeving voor zeldzame runderrassen en dat de SZH daardoor onvoldoende is toegekomen aan haar kerntaken;

verzoekt de regering de extra ondersteuning, gelet op de uitzonderlijke situatie in 2017, voor nog een jaar te verlengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (34775-XIII).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Ouwehand. U heeft maar liefst zestien minuten. De minister geeft aan kort te willen schorsen, voordat u daaraan begint. Ik schors voor twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Ouwehand. Zij heeft in tweede termijn zestien minuten spreektijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De spanning is even opgevoerd, maar ik zal met de deur in huis vallen: we hebben geen moties. Het is altijd goed om verrassend te blijven. De reden waarom we vandaag geen moties hebben, is omdat de minister nog nieuw is. Ik bedoel het niet onaardig, maar er is nog wat bedenktijd nodig. Ik heb het dan over bezinningstijd, een beetje inwerken op de grote thema's waar deze minister wel echt voor staat.

Ik meen wat we in eerste termijn hebben gezegd: er zijn structurele hervormingen nodig in de landbouw. Daar moet je dus echt even over nadenken. Maar het moet wel! Dus we gunnen haar die tijd en we hopen dat we de komende periode met haar verder kunnen debatteren over de doorbraken die nodig zijn. We zeggen: business as usual voldoet gewoon echt niet meer.

Het is niet de eerste keer dat we spreken over de problemen in de landbouw, over de mestfraude, over het verlies aan biodiversiteit en over het dierenwelzijn. Ik noem de klimaatdoelen die erbij zijn gekomen. Ook de SER, die vorig jaar nog in opdracht van het kabinet maar weer eens een analyse heeft gemaakt en maar weer eens een advies heeft geschreven, zei: er is al van alles geprobeerd; het is tijd voor iets anders. We hopen dat deze minister de ruimte zien om die keuzes te maken.

We hebben haar al door een aantal vragen heen geleid. Die taboes die doorbroken moeten worden, liggen — we zagen het net alweer eventjes — echt op het gebied van onze eigen consumptie en productie. We vroegen de minister: moeten we er nu niet voor kiezen om voedsel primair als een mensenrecht te behandelen? Daar hoort namelijk bij dat we het recht van mensen op een gezond en volwaardig voedingspakket boven alle andere belangen stellen. Die andere belangen zijn ook gerechtvaardigd — boeren moeten een goede boterham verdienen, je moet je landbouw organiseren — maar we gaan uit van dit primaire recht. Als we daarvoor kiezen, dan ontkomen we niet aan een krimp van de veestapel, een minder intensieve landbouw die dus niet meer drijft op gif en kunstmest, en minder vlees eten met z'n allen.

Ik heb de minister daarnaar gevraagd. Zou het misschien verstandig zijn als we met z'n allen minder vlees eten? Dan blijft ze een beetje weg bij de keuze die wel gemaakt moet worden. In de schriftelijke beantwoording zegt ze wel: er is een enorme opgave, want we hebben straks 10 miljard monden te voeden. Maar daar hoort dus bij dat de minister van Landbouw en Voedselkwaliteit zegt: mensen, dat gaan we dus ook doen. Dat betekent iets voor de overconsumptie hier in Nederland. Het Voedingscentrum adviseert iets van 26 kilo per jaar per persoon, maar de gemiddelde Nederlander eet 39 kilo vlees per jaar per persoon. Daar zitten we dus ver boven. Dat moet dus anders, want anders kunnen we die monden niet voeden.

Er gaat al veel goed. Er zijn grote vleesjongens die al inzien dat de toekomst plantaardig is. Ons eigen Zwanenburg in Nederland en de grootste vleesverwerker ter wereld in Amerika zetten in op plantaardige eiwitten en vleesvervangers, dus dat gaat goed. Mensen zijn zich ook bewuster van de gevolgen van hun dieet en kiezen vaker voor een dagje zonder vlees. Maar toch is er nog meer nodig. Daar heb ik de casus Gordon versus Futselaar bij gevonden. Wat goed gaat, is dat iemand als Gordon, van wie je het, in alle eerlijkheid, misschien niet meteen zou verwachten, inmiddels zegt: jongens, vlees en kaas moet je eigenlijk maar één keer per maand eten; behandel dat nou als een delicatesse. Dat is hartstikke goed nieuws. Dus het gaat de goede kant op. Maar iemand als de heer Futselaar, die ik heel erg graag mag, een heel verstandig mens, die goed geïnformeerd is over de sociale consequenties van vlees eten, zegt toch tegen mij: Esther, ik compenseer gewoon eventjes voor jou, want jij eet helemaal geen vlees en dan eet ik het dubbele. Daar zit het 'm dus in. Zelfs al zijn we goed geïnformeerd, zijn we verstandig en hebben we een open geest, we hebben misschien toch nog een beetje steun nodig om te zorgen dat we de keuzes maken die we diep van binnen willen.

Ik haal toch maar even een Bijbelcitaat aan. Ik durf niet meer te zeggen of het Paulus of Petrus was, want dan sta ik weer in het Reformatorisch Dagblad, samen met de SGP en de ChristenUnie, die het ook niet wisten. Maar het gaat dus over de psychologie van de mens. Petrus of Paulus, een van de twee, zat daarover te mijmeren: "Het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik." Met andere woorden: we hebben een beetje hulp nodig om te zorgen dat we de keuzes maken die op de lange termijn nodig zijn.

Daar hebben we de heer Bisschop en die gaat ons vertellen welke ...

De voorzitter:

De heer Bisschop voelde zich geroepen om hier iets over te zeggen.

De heer Bisschop (SGP):

Ik hoor mevrouw Ouwehand zeggen: ik heb een beetje hulp nodig. Dit was Paulus.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zie je!

De heer Bisschop (SGP):

Maar hij was niet aan het mijmeren. Hij was diep aan het nadenken over de vezels, het wezen, de essentie van zijn bestaan, hoe die was en hoe die moest zijn. Maar dat zal ik bij de dagsluiting straks nog even verder uitwerken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik kijk er zeer naar uit. Ik denk dus dat het niet alleen maar over hemzelf ging, maar dat het toen al iets zei over hoe de mens in z'n algemeenheid in elkaar zit. Ik denk dat het niet alleen maar Paulus zelf betrof.

Voorzitter. Het gaat dus om die taboes. We hebben hulp nodig om de keuzes te maken die belangrijk zijn voor de toekomst. Ik wil de minister ook echt vragen om zich bij alles wat ze doet af te vragen: is dit op de lange termijn in het belang van de boeren en in het belang van de natuur, het klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn?

Voorzitter. Dan ontkomen we er niet aan om met elkaar te concluderen dat de wereldmarkt niet per se de beste plek is voor de Nederlandse boer om te gedijen. Nederlandse boeren zijn hooginnovatief en hoogefficiënt, maar we leven ook in een land dat klein is, waar de grond duur is en de arbeid duur is. Alleen al op basis van die gegevens hebben we een enorm concurrentienadeel ten opzichte van landen als Roemenië en Polen, waar die omstandigheden beter zijn. Ze hebben daar goedkopere grond en er zijn minder kosten voor arbeid. Wat we tien jaar geleden in deze zaal al bespraken bij het burgerinitiatief Stop fout vlees, was de analyse dat op korte termijn de Nederlandse landbouw altijd wel een voorsprong heeft omdat we zo voorlopen in innovatie, maar dat we het op lange termijn, als anderen het trucje hebben afgekeken, op het punt van de kosten niet gaan redden. Dus ook in het belang van de boeren zelf, is het echt verstandiger om regionaler te denken en de landbouw in te richten.

Wat we nu hebben gezien, is dat het proberen de concurrentie op de wereldmarkt te winnen, heeft geleid tot fors minder boeren en veel meer dieren. De Partij voor de Dieren wil dat andersom. De Partij voor de Dieren is er echt van overtuigd dat dat kan. Kijk bijvoorbeeld naar de pilot van het Louis Bolk Instituut, waarbij biologische boeren 20% minder opbrengst maar ook 30% minder kosten hebben. Een en ander wordt regionaal geproduceerd, met een betere marge. Waarom kijken we niet naar die marge in plaats van het willen verdienen op de wereldmarkt tegen die enorme concurrentiedruk in? Zou de minister ervoor voelen om die modellen nader te bekijken, met het Louis Bolk Instituut in gesprek te gaan en op zoek te gaan naar de mogelijkheid om met een gelijkblijvend aantal boeren maar met een minder hoge productie een betere marge voor de producent te organiseren? Dat betekent dus dat je met minder dieren en minder milieudruk heel veel goede dingen in Nederland kunt doen.

Maar voorzitter, dit waren de mooie woorden; dan moet het ook wel echt gebeuren. De antwoorden die de minister tot nu toe gegeven heeft, snap ik wel, dus daarom dien ik nu geen moties in. Ik heb echt het gevoel dat zij nog even wat verder in de problematiek moet duiken. Maar als wij vragen "moeten wij niet een grens stellen aan de stallen in Nederland?", is het antwoord daarop: dat moet iedere ondernemer voor zichzelf weten. De consequentie is natuurlijk dat iemand die die investeringsmogelijkheden heeft en een stal bouwt voor 20.000 varkens, wel 20 andere bedrijven uit de markt drukt die het met 1.000 varkens hadden gewild of gekund. Die vrijheid voor de sector als geheel gaat en koste van de individuele boeren die kleinschalig willen werken. Erkent de minister dat en is zij bereid om dat mee te nemen in de ontwikkeling van haar visie het komende jaar?

Dan over die vrijblijvendheid, en de belangen die door de sectororganisaties steeds maar weer in de richting van Den Haag worden gestuurd. Wij hebben gezien in de discussie over het melkquotum en de melkveehouderij dat die vrijblijvendheid de individuele boeren echt nekt en dat de sectororganisaties LTO en NZO daar echt geen oog voor hebben gehad. Het gemene is dat Den Haag hier het beleid van die organisaties eigenlijk heeft uitgevoerd. LTO en NZO wilden van het melkquotum af en waren tegen tijdige productiebeperking. Toen moest dat natuurlijk alsnog, allemaal in overleg met de sectororganisaties, en toen moesten er 160.000 koeien vervroegd naar de slacht. Ook allemaal in overleg met de sectororganisaties. Dat waren hun plannen. Toen waren heel veel boeren boos. Terecht ook. Maar wie kreeg de schuld van het beleid dat de sectororganisaties zelf aan Den Haag hadden voorgelegd en dat Den Haag braaf had uitgevoerd? De verantwoordelijke bewindspersoon. Die kreeg er flink van langs. Denk je dat die sectororganisaties eerlijk en open tegen de boeren hebben gezegd: jongens, maar het was onze eigen schuld, wij hebben er zelf om gevraagd? Nee, dat deden ze niet. Zij lopen daar een beetje voor weg. Ik zie de voorman van LTO nog interviews geven waarin de suggestie werd gewekt dat Den Haag het allemaal had verprutst. Zij hadden niet het lef om de hand in eigen boezem te steken.

Ik wil de minister gewoon simpelweg waarschuwen voor de sectororganisaties, die de individuele boeren vergeten, veel willen van Den Haag, maar als het misgaat niet de moed hebben om zelf te zeggen: ja jongens, wij waren het zelf. Zij zullen de schuld op het bordje van de bewindspersoon schuiven. Weet dat, en weet dat de verschillende partijen die dat altijd hebben gesteund de minister niet te hulp zullen schieten als het eenmaal zover is.

Dan het allerbelangrijkste: die klem waarin de discussie over het dierenwelzijn zou zitten. De vrijblijvendheid, die wij kennen van de afgelopen decennia, waar de minister in eerste aanleg in de beantwoording op onze vragen schriftelijk toch weer op teruggrijpt, is echt onverstandig. Als de minister zegt "we laten het aan de sector om het dierenwelzijn te verbeteren", dan zegt ze eigenlijk: dan laat ik ook de kritiek die er is op het gebrek aan dierenwelzijn in de veehouderij aan de sector zelf. Het probleem is dat de sector al ontzettend veel kansen heeft gekregen. Ik heb het varken nog even meegenomen dat ik in eerste termijn liet zien. Dit varken stond dus in Boxtel bij de varkensslachterij daar. Dierenactivisten gaan daar regelmatig heen. Zij staan dan bij de vrachtwagens en proberen de dieren te kalmeren en wat water te geven. De dieren staan dus in die vrachtwagens te wachten op hun dood. Wat is er met dit varken gebeurd? Dit varken is ter wereld gekomen in een kaal hok. Zijn moeder lag in een kaal hok, tussen stangen. Zij kon niet op of om. Er waren veel biggetjes. Waarschijnlijk heeft een aantal van zijn broertjes en zusjes het niet overleefd, omdat zeugen zo zijn doorgefokt dat zij inmiddels dertig biggetjes per jaar werpen. Dat is zes keer meer dan ze van nature zouden doen. Die dieren zijn dus zwak en sterven daarom vaker. De sector heeft in 2009 al de vraag gekregen om daar met een plan van aanpak iets aan te doen. In 2017 bleek dat dat te weinig had opgeleverd. We moeten constateren dat die cijfers nog steeds niet dalen en dan zijn we bijna tien jaar verder! Als we dan nog steeds zeggen "ja, maar we moeten het aan de sector overlaten", dan vind ik het niet gek dat mensen in de samenleving in verzet komen. Die mensen voelen namelijk aan dat biggetjes levende wezens zijn met bewustzijn en gevoel en dat het moreel onjuist is om ze zo te laten verkommeren.

Als je je dan als overheid terugtrekt, ontstaat er een gevoel dat de mensen de boeren aanvallen, terwijl de schuld eigenlijk híér ligt. Zolang wij niet de regels stellen die het welzijn van dieren daadwerkelijk borgen, zijn wij verantwoordelijk voor die clash tussen de mensen die protesteren tegen het gebrek aan dierenwelzijn en de mensen die het produceren. De schuld ligt dus hier. De Partij voor de Dieren zegt dat altijd, want we moeten niet naar de boeren wijzen. Zij zitten in dit systeem en zij maken gewoon gebruik van de ruimte die de politiek hun laat. Zo is het, maar niet iedereen in de samenleving voelt dat zo. Dus mensen worden boos op de boeren.

Dat is geen wenselijke situatie en dat is de minister volgens mij met ons eens. Maar dan moet er wel een oplossing komen en die oplossing is niet om het over te laten aan de sector en weg te kijken bij het gebrek aan resultaten. Het gaat ook niet weg, omdat die morele intuïtie over hoe we met dieren om zouden moeten gaan, dicht ligt bij wat we zijn als mens. We herkennen het lijden van een ander levend wezen. Als we zien dat een dier mishandeld wordt op straat, reageren we daar allemaal intuïtief op; dat vinden we niet oké. Als dat grootschalig gebeurt in de veehouderij, dan is het simpele argument dat dat nou eenmaal moet om economische redenen niet genoeg om die morele intuïtie te laten verdwijnen. En gelukkig maar! Dit is wie we zijn.

Mensen zijn in staat tot morele reflectie, tot moreel handelen. Dus dat zal altijd blijven en daar ben ik ontzettend trots op. Maar het is wel van belang dat de overheid, die staat voor een samenleving die rechtvaardig is en waarin alle belangen zorgvuldig worden gewogen, die morele gevoelens ook omzet in daadwerkelijke regels die dieren beschermen en die ervoor zorgen dat we als samenleving kunnen zeggen dat we dieren behandelen met het respect dat ze verdienen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu tot slot het woord aan de heer Bisschop van de SGP. Hij heeft drie minuten.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen en de reactie op de opmerkingen. Ik kan me voorstellen dat, nu de minister van ChristenUnie-huize begon met een Bijbeltekst, de collega van het CDA dat pad vervolgde en zelfs mevrouw Ouwehand rechtstreeks teruggreep op de Bijbel, u van mij een soort dagsluiting verwacht. Maar drie minuten, waarin ik ook drie moties moet indienen, betekent dat dat niet gaat lukken.

Laat ik verwijzen naar het schilderij dat door onze fractievoorzitter bij de algemene beschouwingen is gebruikt als beelddrager: die biddende vrouw met gevouwen handen. Het zijn werkhanden en als u zich daarvan wilt overtuigen, dan nodig ik u van harte uit om eens op mijn kamer te komen kijken, want daar hangt dat schilderij in plaats van in het Rijksmuseum. Dan zal ik u uitleggen wat er eigenlijk uitgebeeld wordt in dat huiselijke tafereeltje. Die vrouw bidt daar voor haar eten, terwijl zij op die manier dat aardse, dat "geef ons heden ons dagelijks brood", verbindt met Gods goede gaven, met het hogere, met het geestelijke. Dus toch een Bijbeltekst, voorzitter. Het is buitengewoon boeiend om u daarin te verdiepen. Van harte uitgenodigd; u krijgt koffie toe. Ik had collega Graus al van een afbeelding voorzien. Mocht u erin geïnteresseerd zijn, voorzitter, dan mag u deze hebben. Die is iets groter. Die kunt u meekrijgen.

Motie één.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de door de Brancheorganisatie Akkerbouw gevraagde gegevens snel te leveren, zodat de gewenste teeltonderzoeken daadwerkelijk van de grond kunnen komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Lodders, Dik-Faber, Geurts, Grashoff, De Groot en Graus.

Zij krijgt nr. 41 (34775-XIII).

De heer Bisschop (SGP):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de invoering van de Fosfaatwet te versoepelen door verbreding van de knelgevallenregeling en beperking van de generieke korting, voor zover de fosfaatruimte onder het nationale fosfaatplafond dit toelaat, door geen afroming toe te passen bij leasetransacties, en door ondersteunende, fiscale maatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (34775-XIII).

De heer Bisschop (SGP):

Mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door het huidige verbod op het gebruik van fosfaatkunstmest op derogatiebedrijven, melkveehouders vaak meer dierlijke mest aanwenden dan uit oogpunt van stikstofbemesting nodig is, met bijbehorende uitspoelingsrisico's;

verzoekt de regering bij de derogatieonderhandelingen te proberen het gebruik van fosfaatkunstmest op snijmais op derogatiebedrijven weer mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (34775-XIII).

Dank u wel, mijnheer Bisschop. Ik kijk naar de minister. Zij verzoekt om een schorsing en daarna volgt de tweede termijn van de kant van de regering.

De vergadering wordt van 21.50 uur tot 22.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Schouten:

Voorzitter. Hartelijk dank voor de inbreng van de Kamer in tweede termijn. Er is mij een aantal vragen gesteld en er is een aantal moties ingediend. Ik stel voor dat ik eerst de vragen van de leden langsloop die nog over zijn gebleven en dat ik daarna overga op de moties.

Ten eerste de vraag van mevrouw Lodders over een tandje erbij ten aanzien van CRISPR-cas. Binnen de soortgrenzen, zeg ik er maar weer even voor de volledigheid bij. Ik heb afgelopen week al met Eurocommissaris Andriukaitis gesproken en daarbij is dit onderwerp aan de orde geweest. Hij vroeg mij om hem te ondersteunen in het beleid dat hij daarop voert. Ik heb aangegeven dat ik dat zal doen. We komen daar ook de komende week bij de Landbouw- en Visserijraad over te spreken en daar zal ik dat ook doen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik weet niet hoe u om wilt gaan met interrupties, voorzitter. Ik zal het kort houden. In de terugkoppeling van de Landbouw- en Visserijraad hebben we kunnen lezen dat de minister de agendering ondersteunt. Wij zoeken nu net dat tandje erbij, met de aanvulling die de minister geeft. Als wij daarin op één lijn zitten, kan ik daarmee instemmen.

Minister Schouten:

Ja, prima.

Er komt nog een motie over de greenport, maar er was ook nog een vraag van de VVD of de waterzuivering en de gewasbescherming daaronder zouden vallen. De Impulsagenda Greenports 3.0 wordt begin 2018 aangeboden en de inhoud daarvan ken ik nu nog niet. Of het eronder valt, is dus voor mij ook een grote vraag.

De heer Geurts vroeg mij of ik zo snel mogelijk duidelijkheid kan geven over de afschrijving van de fosfaatrechten. Ik ben hierover nu in druk overleg met mijn collega, de staatssecretaris van Financiën. We zijn hier dus al hard mee bezig. Ik kan er helaas er nog geen uitsluitsel over geven, maar het staat op mijn netvlies.

Kan de minister in gesprek gaan met de provincies om de oude ambachten te bewaren, vraagt de heer Geurts. Ik vind het levend houden van de ambachten ook belangrijk. Hij gaf zelf al aan dat de minister van OCW primair verantwoordelijk is op dit terrein, maar ik ben wel bereid om in mijn gesprekken met de provincies hier ook aandacht voor te vragen.

Dan de vraag van de heer De Groot of ik in de brief over het bodembeleid ook inga op het bodempaspoort, of ik daartoe bereid ben. Het bodempaspoort is een bestaand instrument dat regionaal wordt ingezet. In de brief over het bodembeleid zal verder worden beschreven hoe hier verder mee om te gaan.

De heer De Groot had ook een vraag over de voorrang aan de laagrisicomiddelen in het gewasbeschermingsbeleid. Zoals ik al heb gezegd, ben ik voorstander van de systeembenadering. Daarin nemen laagrisicomiddelen een belangrijke plaats in. Ik zet mij ook Europees in voor een snelle toelating van deze middelen.

Dan de vraag van de heer De Groot of ik goed ga kijken naar de gedwongen winkelnering topsectoren. Ik heb schriftelijk al aangegeven hoe dat precies zit. Volgens mij is er geen sprake van oneerlijke concurrentie, maar ik ben uiteraard graag bereid om naar de brief te kijken. Ik moet daar nog even goed naar kijken.

Dan heb ik nog toegezegd aan de heer De Groot om in mijn tweede termijn terug te komen op de vraag over de monitoring van de insecten. Ik heb in de eerste termijn gezegd dat ik dat nu zou doen. Ik heb Wageningen Environmental Research opdracht gegeven om voor Nederland alle kennis in beeld te brengen over de ontwikkeling van de insecten. In dit onderzoek wordt ook bekeken of de monitoring toereikend is om een goed beeld van de insectenpopulatie te krijgen. Dit onderzoek wordt in het eerste kwartaal van 2018 opgeleverd. Als uit het onderzoek blijkt dat er meer soorten gemonitord moeten worden om de ontwikkeling van de insecten goed te kunnen volgen, wil ik mij inzetten om wat nodig is mogelijk te maken. Ik zal dat samen doen met de provincies en de betrokken organisaties die hierop actief zijn. We willen daarbij ook kijken naar nieuwe methoden om de ontwikkeling van de insectenstand in beeld te brengen.

Dan de vraag van mevrouw Ouwehand om het aantal stallen en dieren omlaag te brengen. De opgave is om voedsel, zuivel, vlees en eieren te maken binnen de randvoorwaarden in de regelgeving voor milieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn en gezondheid. Het moet echter ook economisch uitkunnen, zonder de verdienmodellen die ten aanzien van de duurzaamheid gelden geweld aan te doen. Deze wettelijke normen komen tot stand in een maatschappelijke en politieke discussie, en de effecten van de afwegingen zijn te zien aan de aantallen dieren of de aantallen stallen.

Mevrouw Ouwehand heeft vrij fundamentele kwesties aangeduid en dat vond ik goed. Ik denk dat dit ook de plaats is om die fundamentele discussies te voeren, bijvoorbeeld rondom wat zij de "morele intuïtie" noemt. Ik wil haar daarbij wel teruggeven, zonder een hele nieuwe discussie te openen, dat ik denk dat het debat hier juist steeds gaat over wat mevrouw Ouwehand de morele intuïtie noemt. Wat betekenen de visies van de verschillende partijen en van de samenleving voor bijvoorbeeld dierenwelzijn? Dat is niet een statisch gegeven maar dit ontwikkelt zich altijd in de tijd. Dat gebeurde, denk ik, ook al in de periode dat mevrouw Ouwehand in deze Kamer zit. Dus ik zou, geloof ik, toch wel willen betwisten dat morele intuïtie altijd tot een vaststaande uitkomst leidt of dat er hier geen bewegingen worden gemaakt op dat terrein. Dan zou mevrouw Ouwehand zichzelf misschien ook wel een beetje tekortdoen op dit punt. Want zij heeft natuurlijk ook vaak zaken geagendeerd die vanuit verschillende politieke opvattingen soms terecht en soms onterecht zijn. Maar daarin vinden natuurlijk wel juist de debatten en de ontwikkelingen plaats. Dus laten we vooral de komende jaren ook die discussie blijven voeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, laat ik het kort houden. Dank aan de minister voor de erkenning dat die morele intuïtie en het morele gevoel van de samenleving een belangrijke plaats hebben in debatten over de veehouderij. Ik zeg het volgende voorzichtig. Onze stelling is: ja, er is zeker beweging en wij hebben veel waardering voor alle initiatieven die tot stand zijn gekomen, bijvoorbeeld het verbod op de nertsenhouderij. We zien ook dat de politiek op zeker moment handelt na veranderde morele opvattingen over de omgang met dieren. Maar onze stelling is, heel voorzicht wel, dat de politiek een beetje achterloopt. En dat is niet goed voor de manier waarop wij omgaan met dieren, maar dat is dus ook een van de factoren in die tegenstelling die hier vaak wordt genoemd tussen activisten en boeren. En het helpt dus niet als Den Haag achter blijft lopen op die veranderende morele opvattingen. Dat wilde ik vanavond maar even meegeven. Dank u wel.

Minister Schouten:

Het feit dat we hier het debat daarover voeren, geeft volgens mij al aan dat we altijd proberen te kijken hoe we daar uit kunnen komen.

Mevrouw Ouwehand heeft ook gevraagd naar de andere verdienmodellen voor de producent. Het Louis Bolk Instituut heeft daar ook al naar gekeken. Ik vind het belangrijk dat boeren en tuinders een eerlijke en goede boterham kunnen verdienen. Dat is natuurlijk in de eerste plaats ook hun eigen verantwoordelijkheid, maar ook heb ik, denk ik, al aangegeven wat voor stappen het kabinet wil gaan zetten om juist die positie van die boer, die tuinder in die keten te gaan verbeteren. Daar komen wij nog over te spreken.

Mevrouw Ouwehand vraagt ook of ik mij wil afvragen bij alles wat ik doe of het op de lange termijn in het belang van de boeren, de biodiversiteit en het dierenwelzijn is. Ik heb hopelijk in mijn hele betoog juist aangegeven dat ik die zaken met elkaar wil verbinden. Ik heb aangegeven dat dat niet iets is voor juist de korte termijn, maar dat het ook een langetermijnopgave is en dat dat ook mijn inzet is voor de komende jaren.

Voorzitter, dan kom ik bij de moties. De eerste motie is de motie-Graus die de regering verzoekt om af te zien van de invoering van fosfaatrechten. Die motie wil ik ontraden.

De tweede motie van de heer Graus, op stuk nr. 16, gaat erover dat mest als iets waardevols moet worden gezien; ik zeg het in mijn woorden. Die motie wil ik oordeel Kamer geven als ik haar als volgt mag interpreteren. Met het Rijksbrede programma Circulaire Economie, in het bijzonder de Transitieagenda Biomassa en Voedsel, wordt al in de geest van deze motie gewerkt. Dus als dat de uitleg ook kan zijn, dan wil ik de motie oordeel Kamer laten.

De heer Graus (PVV):

Daar kan ik mij in vinden, mevrouw de voorzitter. Dank u wel.

Minister Schouten:

Oké.

Dan de derde motie van de heer Graus. Die wil ik ook oordeel Kamer geven, ook weer als ik haar als volgt mag interpreteren. Het toedienen van meststoffen is inderdaad een mooie traditionele vorm van circulariteit mits dit binnen de normen gebeurt voor schoon water en schone lucht.

De heer Graus (PVV):

Ik denk dat ieder Kamerlid het daarmee eens is, dus ook ik.

De voorzitter:

Dat is mooi.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 18, van de heer Graus en zijn collega Madlener, ga ik wel ontraden. Ik laat op dit moment al onderzoek doen naar de stand van de insecten in Nederland. Een verdere nulmeting heeft dan geen toegevoegde waarde. Het onderzoek loopt al.

De motie op stuk nr. 19 van de heer Graus, over het diervriendelijker oormerken. Oormerken voor identificatie en registratie is Europees geregeld en bepaald voor runderen, schapen, geiten en paarden. Diervriendelijke alternatieven worden ook al door de Europese Commissie onderzocht, zoals de chip voor runderen. In dit licht wil ik deze motie ontraden.

De heer Graus (PVV):

De minister heeft deze motie ontraden, maar als ze er wel invloed op heeft, wil ik vragen of het volgende mogelijk is. Je kan ook bij dieren met een irisscan gaan werken. Ook ieder dier is uniek qua uiterlijk. Je kan met camera's werken die dieren herkennen, zelfs in de Oostvaardersplassen. Dan kun je gaan hormoondarten. Dus is de minister wel bereid om zich hiervoor in te zetten, dat vanuit Nederland wel de inzet wordt dat we naar een andere methode gaan dan het oormerken? Want dit is echt dierenleed, hoor. Een oor is zeer gevoelig bij een dier, en ook bij de minister en bij mij. Dat moeten we gewoon niet meer doen.

Minister Schouten:

Ik zal mij niet verzetten tegen voorstellen van de Europese Commissie die dit op een diervriendelijke manier zullen vormgeven.

De motie op stuk nr. 20, om het slaan van dieren strafbaar te stellen. Het slaan en veroorzaken van onnodig lijden is al verboden onder de wet dierenmishandeling. Slaan met letsel tot gevolg is zelfs al strafbaar. In dit licht wil ik deze motie ontraden.

De heer Graus (PVV):

Hier heb ik mij echt heel erg in verdiept met de dierenpolitie en ook met mensen die ter zake deskundig zijn. Dat is dus niet zo. Dat denkt iedereen. Je mag je niet ontdoen van een dier en je mag een dier niet schoppen. Dat is allemaal strafbaar gesteld in de wet over het houden van dieren, artikel 1, lid 3c geloof ik, noem het allemaal maar op. Dat weet ik allemaal wel. Maar ik heb dagelijks contact met meerdere mensen van de dierenpolitie, met de mensen aan het front. Zij kunnen normaal echt heel moeilijk iets doen. Je zou naar een forensisch arts moeten gaan, die kan aantonen dat er hematomen zijn. Als iemand een hond slaat, kunnen ze niks doen. Die zaken gaan allemaal de prullenbak in bij de dierenpolitie. Dus dit is echt een verzoek van mensen aan het front, van de dierenpolitie. Ik wil de minister toch vragen om samen met de collega van Justitie en Veiligheid hiernaar te kijken, want dit is dus echt een heel groot gat, een hiaat. De dierenpolitie kan namelijk niets doen met mensen die honden slaan. En dat is heel ernstig. Want het is dus niet strafbaar. Je mag gewoon je hond slaan, of je moet kunnen aantonen dat er zware hematomen zijn. Dat is bij dieren vaak heel moeilijk en dat kost heel veel geld. Daarom ook deze motie.

Minister Schouten:

Ik heb de uitleg gegeven zoals ik hem heb gegeven. Het slaan en veroorzaken van onnodig lijden is verboden onder de wet dierenmishandeling. Als de heer Graus er anders over denkt, moet hij bij mijn collega van Justitie en Veiligheid zijn, want hij gaat over strafbaarstelling.

De motie op stuk nr. 21 wil ik ook ontraden, omdat er al een wetsvoorstel met zelfstandig houdverbod komt en dat gaat naar de Kamer toe. Dat is ook vanuit JenV, dus ik denk dat de gesprekken over de houdverboden dan ook daar plaatsvinden.

De heer Graus (PVV):

Zelfs mensen binnen de CDA-fractie — dat is echt uniek — en ter zake deskundige mensen zeggen over recidivisten: dan moeten we toch eens gaan kijken naar een levenslang houdverbod. Daar gaat het namelijk om. Er is ook een keer een verhoging gekomen van drie naar tien jaar, maar de praktijk wijst uit, ook in Amerika en andere landen, dat dierenbeulen per definitie recidivisten zijn. Ze leren niet. Het zit echt tussen de oren. Als je zo één keer met een dier omgaat, daar leer je niet van. Daarom staat er ook "recidivistische dierenbeulen".

Minister Schouten:

Omdat het wetsvoorstel naar de Kamer komt en bij de collega van JenV ligt, verzoek ik de heer Graus toch om het punt uit die motie in ieder geval daar te bespreken, want anders ga ik iets doen met een wetsvoorstel dat ik zelf niet ken. Dat lijkt me wat ingewikkeld.

De voorzitter:

Dan houdt u de motie aan?

De heer Graus (PVV):

Ja, dan houd ik haar aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Graus stel ik voor zijn motie (34775-XIII, nr. 21) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 22 wil ik ook ontraden. In de Wet dieren is al de intrinsieke waarde van het dier opgenomen en dat vind ik afdoende

De motie op stuk nr. 23 over de dierenwelzijnsteams van de NVWA wil ik eigenlijk overnemen, want er zijn en blijven twee dierenwelzijnsteams. Ik heb dat al aangegeven aan de heer Graus in een schriftelijke beantwoording. Ik kan dit dus gewoon overnemen.

De heer Graus (PVV):

Ik geloof deze minister op haar woord, ook omdat ik haar ken uit de Kamer. Ik geloof haar, maar waar het om gaat is het volgende. In het verleden zijn er heel goede AID'ers verdwenen. Die mensen zeiden tegen mij: mijn baan gaat eraan. Iedereen zei "dat gaat niet gebeuren", maar die mensen zijn allemaal verdwenen, allemaal. Er gaan ook heel goede ambtenaren verdwijnen op het ministerie van LNV. Die worden weggepest of er gebeuren andere dingen. Ik vind dat zeer ernstig. Ik maak me zorgen, echt. Ik geloof de minister als zij dat zegt, dus ik houd deze motie aan. Mogelijk zal ik haar ook laten verlopen. Maar ik wil haar ook intrekken ...

De voorzitter:

Meneer Graus, mag ik u even onderbreken? De minister geeft aan de motie te willen overnemen.

De heer Graus (PVV):

Het is al laat.

Minister Schouten:

In de motie wordt verzocht om de Dierenwelzijnsteams te behouden. Ik heb zowel schriftelijk als mondeling laten weten dat er geen plannen zijn om de Dierenwelzijnsteams te verwijderen. De heer Graus is bezorgd dat er mensen worden ontslagen. Dat is wat anders dan wat hier in de motie staat. Ik zeg dat die Dierenwelzijnsteams blijven. Dan ga ik de motie niet overnemen, dat is ook goed.

De heer Graus (PVV):

Het is de laatste motie; daarna bent u van mij af, mevrouw de voorzitter. Het gaat erom ... Ik krijg al elf jaar signalen. Als ik die krijg, blijken ze echt te kloppen. Ik maak me dus echt zorgen. Deze teams kunnen we niet missen. Als de minister zegt dat ze deze motie overneemt, geloof ik haar en sta ik dat toe. Ik vertrouw erop dat ze een goede herder voor haar schapen is.

De voorzitter:

De minister geeft aan deze motie over te willen nemen. Is daartegen bezwaar? Dat is niet het geval.

De motie-Graus (34775-XIII, nr. 23) is overgenomen.

Minister Schouten:

Het is voor het eerst dat ik moeite moet doen om een motie over te nemen.

De voorzitter:

Ja, dat is heel bijzonder. De heer Graus heeft hart voor de zaak.

De heer Graus (PVV):

Als u mij toestaat, voorzitter. Ik heb hier ...

De voorzitter:

U heeft het woord al genomen.

De heer Graus (PVV):

Sorry. We hadden het over Stable Safe, een vluchtroutesysteem voor varkens. Ik heb hier een rapport van de WUR uit Wageningen. Misschien mag ik dat overhandigen, zodat de minister kan zien dat het systeem echt voor varkens is bedoeld.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister gaat door met de motie op stuk nr. 24

Minister Schouten:

Daarin wordt gevraagd om op regelmatige basis proactief te overleggen met de Greenports over de voortgang van de impulsagenda. Daar ben ik toe bereid. Alleen, in de overweging wordt iets gezegd over de coördinatie daarvan door mij. Ik draag graag bij aan een plan. Alleen, dit gaat over de ontwikkeling van de sector. De ontwikkeling van de sector is aan de sector zelf. Dat lijkt mij ook een heel liberaal principe, zou ik bijna tegen mevrouw Lodders willen zeggen. Het verzoek om op regelmatige basis en proactief met de Greenports in overleg te treden kan ik toezeggen, net als een bijdrage aan het plan. Als dat de strekking van de motie is, kan ik haar aan het oordeel van de Kamer laten.

Mevrouw Lodders (VVD):

Zeker. Een coördinerende rol houdt, zoals ik gisteren in mijn inbreng ook naar voren heb gebracht, het volgende in. Als deze minister met deze impulsagenda om tafel zit met alle relevante partners, worden ook andere ministeries daarbij betrokken. Niet voor niets hebben we het even gehad over bijvoorbeeld waterzuivering. Dat ligt bij IenW. Ik bedoel dus die coördinerende rol tussen de ministeries. Het zou heel waardevol zijn als deze minister namens die ministeries aan tafel kan zitten.

Minister Schouten:

Het gebeurt wel vaker dat ik initiatieven die wat over mijn eigen agenda heen gaan even afstem met de collega's. Maar echt een coördinerende rol? Ik wil het niet te groot maken. Een coördinerende rol in de ontwikkeling van een sector gaat te ver. Maar ik draag graag bij aan het plan en ga daarover ook graag in overleg.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 24 krijgt het oordeel "Kamer"?

Minister Schouten:

Ja, met die uitleg. Dan de motie van de heer Grashoff op stuk nr. 25 over de afbouwstrategie. Ik heb al aangegeven dat er besloten is tot een vijfjarige toelating. Daar hoort geen afbouwstrategie bij. Ik wil zelf in deze periode wel kijken hoe ik verdere alternatieven vorm wil geven. De heer Grashoff wil er een soort afbouwstrategie in hebben. Vijf jaar is vijf jaar. Dat is nu toegelaten. Daarnaast heb ik een eigen agenda neergezet. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 26. De heer Grashoff en anderen vragen de regering daarin om maatregelen te nemen rondom de geitenhouderij, onder andere op grond van dierenrechten. Ik heb al aangegeven dat we nader onderzoek doen naar de oorzaken. Ik heb al een aantal onderzoeken genoemd, onder andere dat van het RIVM naar de gezondheidsrisico's in relatie tot de geitenhouderij. Als we dat duidelijk in beeld hebben, gaan we bekijken welke maatregelen daarbij horen. Ook hierbij heb ik al aangegeven dat het bevoegd gezag nu al in het kader van de ruimtelijke ordening en bij de verlening van nieuwe vergunningen rekening kan houden met de zorgen op het gebied van de volksgezondheid. Ik ontraad deze motie daarom.

De motie-Grashoff/De Groot op stuk nr. 27 wil ik graag overnemen, als de Kamer het mij toestaat. Ik ben daar samen met de Regionale en Landelijke Informatie en Expertisecentra al intensief naar aan het kijken. Ook de omgevingsdiensten, de gemeenten, het OM, het FIOD, de politie, de ILT en de NVWA sluiten daarop aan. Wij nemen daar ook aan deel. Het gesprek waar de heer Grashoff om vraagt, is reeds in gang gezet. Ik zal de Kamer daarover informeren. Ik kan deze motie dus overnemen.

De voorzitter:

Is er bezwaar tegen het overnemen? Dat is niet het geval.

De voorzitter:

De motie-Grashoff/De Groot (34775-XIII, nr. 27) is overgenomen.

Minister Schouten:

Het oordeel over de motie-Geurts c.s. op stuk nr. 28 over het World Food Center laat ik aan de Kamer. Zoals ik al heb aangegeven, slaan de genoemde partijen en ik de handen hierover al in elkaar. Ik kan het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer laten.

De motie-Geurts/Ziengs op stuk nr. 29 is wat ingewikkelder, want die gaat toch echt over bevoegdheden die bij andere overheden liggen. De sloopbevoegdheden of de vergunningverlening daarvoor ligt bij de gemeentes. Het punt van de funderingsmaterialen ligt juist weer bij de provincies. Kortom, het ligt bij decentrale overheden. Dat is buiten mijn domein. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan kom ik op de motie-Futselaar/Grashoff op stuk nr. 30. Ik kan de Kamer dit voorjaar informatie toesturen over de afspraken met de sectoren over de voorstellen voor brandveiligheidsmaatregelen in private kwaliteitssystemen. Dat lukt mij in het voorjaar. De bottleneck zit in de verkenning naar de aanpassingen van het Bouwbesluit voor bestaande stallen. Dat vergt gewoon echt meer tijd. Ik kan daar gewoon niks aan doen. Dat volgt in de tweede helft van 2018. In dit licht zou ik zeggen willen zeggen "houd de motie aan", maar ik besef dat de heer Futselaar er juist tempo op wil zetten. Dit is wat ik kan doen: het ene in het voorjaar en het andere later in 2018. Sneller lukt me niet. Als de motie zo blijft geformuleerd en niet wordt aangehouden, dan ontraad ik haar in deze vorm.

De volgende motie is de motie-Futselaar op stuk nr. 31. Zoals ik al heb aangegeven, zijn wij geen voorstander van een prijsbeleid. Daarom ontraad ik deze motie.

De motie-Futselaar/Grashoff op stuk nr. 32 gaat over een bevoegdheid die bij de staatssecretaris van IenW ligt. Ik zou niet zomaar voor haar willen gaan oordelen. Ik geef de heer Futselaar daarom in overweging om deze motie in te dienen tijdens een debat met de staatssecretaris van IenW.

De heer Futselaar (SP):

De ervaring leert mij dat er dan kans is dat de staatssecretaris zegt: ja, maar van de veehouderij heb ik geen verstand, daar gaat mijn collega van LNV over. Ik vind dat hierover gestemd moet worden. De motie had bij een andere begroting moeten worden ingediend, maar ik ga niet het risico lopen dat er gepingpongd wordt tussen bewindspersonen. Ik wil de motie daarom in stemming brengen.

Minister Schouten:

Dan ontraad ik de motie, want zij ligt niet op mijn terrein.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 32 wordt ontraden. Ik geef het woord aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het is niet geheel ongebruikelijk dat een bewindspersoon dan zegt: ik overleg even met mijn collega en u hoort nog wat mijn advies is naar aanleiding van dat overleg. Zou dat kunnen?

Minister Schouten:

Dit ligt echt niet op mijn terrein. Als het nou een beetje op het randje is, dan zou het anders zijn. Maar dit gaat over een plan van aanpak over geurhinder en over geurnormen. Je hebt dan te maken met de Omgevingswet. Het zijn echt allemaal onderdelen die niet bij mij liggen. Als er nou echt sprake is van overlap ... De heer Graus had bijvoorbeeld een aantal moties over onderwerpen die ook op het terrein van de collega van JenV zitten, maar dit ligt er echt bij iemand anders en niet bij mij. Dan vind ik het dus wat ingewikkeld worden om het doorgeefluik voor de heer Futselaar te worden. Ik zou hem toch in overweging willen geven om deze motie op een andere plek in te dienen.

De heer Futselaar (SP):

Ja, maar de minister gaat ook praten met politieregio's in het kader van mestfraude, ook al gaat ze niet over de politieregio's, en het gaat hier wel specifiek over de agrarische sector. Ik zie dat wij het niet eens gaan worden, maar de motie blijft in stemming.

Minister Schouten:

Dan ga ik ontraden.

De voorzitter:

Over de motie op stuk nr. 32 is het oordeel "ontraden".

Minister Schouten:

De motie-De Groot c.s. 33 laat ik oordeel Kamer, als ik de motie als volgt mag duiden. Wat betreft de definitie: bij de Transitieagenda Biomassa en Voedsel wordt de definitie van kringlooplandbouw al meegenomen. Dat gebeurt ook met betrokken partijen, dus dat wordt daar verkend. In het kader van deze transitieagenda worden ook wettelijke belemmeringen in beeld gebracht, dus dat gebeurt al daar. Als ik de motie op deze manier mag uitleggen, kan ik het oordeel Kamer geven.

De heer De Groot (D66):

Dank aan de minister voor haar toelichting. Ik geef toch ook nog in overweging dat de eerste overweging gaat over langetermijnopgaven en actieplannen. Het is goed om aan te haken bij die trajecten die al gaan over de circulaire economie, maar het verzoek is ook om het in de kern van de discussie over de toekomst van onze voedselproductie te brengen.

Minister Schouten:

Ik zoek even wat ik dan nog meer moet. Het gewoon mee gaan nemen?

De heer De Groot (D66):

Ja, precies, bij de op te stellen actieplannen met de verschillende sectoren.

Minister Schouten:

Ja, maar het verzoek is om een definitie op te stellen en inzicht te geven in de mogelijke wettelijke belemmeringen. Ik heb aangegeven dat dit al gebeurt in een traject wat we al in gang hebben gezet. Meer vraagt de motie volgens mij niet, dus dan moet ik iets gaan toezeggen wat de motie niet vraagt. Dat vind ik wel weer wat ingewikkeld worden.

De heer De Groot (D66):

Dat is prima.

Minister Schouten:

Ja?

De voorzitter:

We zijn bij de motie-De Groot c.s. op stuk nr. 34.

Minister Schouten:

Deze motie is ondersteuning van beleid, als ik de motie als volgt mag lezen. Ik ben samen met de provincies al bezig om de afspraken over monitoring met betrokken organisaties te actualiseren. Zoals aangegeven op de vraag van de heer De Groot laat ik onderzoek doen naar mogelijke lacunes in de monitoring. Als ik dit mag zien als een invulling van de motie, dan zie ik dit als ondersteuning van het beleid. Ik kan medio 2018 hierover rapporteren.

De voorzitter:

Dus dat is dan oordeel Kamer.

Minister Schouten:

Ja, dat is oordeel Kamer, want ondersteuning van het beleid is er tegenwoordig niet meer. Dat klopt. Dat heb ik ook meegekregen.

De voorzitter:

Nee, klopt.

Minister Schouten:

Dan kom ik op de motie-Moorlag/Bisschop op stuk nr. 35, om in te zetten op een nationaal landbouw- en natuurakkoord. Ik heb al aangegeven dat ik de geest van het betoog van de heer Moorlag heel erg snap, maar dat ik eerst energie wil steken in de zaken die nu lopen, om juist die tegenstellingen tussen landbouw en natuur te overbruggen. De motie vraagt eigenlijk het omgekeerde; om eerst weer allerlei plannen te maken, en dan pas het volgende te doen. Er is al het een en ander in gang gezet. Dat kunnen we nog versterken. Daarover zullen we ook debatten voeren. In dat licht moet ik deze motie ontraden.

De motie-Moorlag op stuk nr. 36 wil ik wel aan het oordeel van de Kamer overlaten, want goede voorstellen neem ik serieus in overweging. Dat geldt uiteraard ook voor voorstellen ten behoeve van de krimpregio's. Die zie ik dan ook met belangstelling tegemoet en die zal ik bespreken met mijn collega van BZK, die ook nog beleidsverantwoordelijk is voor de krimpregio's. Ik zal uw Kamer snel informeren over de criteria en over de procedure van de regionale deals, zodat dat ook duidelijk is voor de betreffende regio's, dus deze motie is oordeel Kamer, voorzitter.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Geurts over de motie op stuk nr. 36.

De heer Geurts (CDA):

Het is geen motie die wij ingediend hebben, maar ik heb toch een vraag aan de minister. Wordt er nu geen voorsprong genomen op de criteria die de minister nog gaat ontwikkelen? Of kunnen we er nu van uitgaan dat krimpregiogebieden onderdeel zijn van het Regiofonds?

Minister Schouten:

Ik heb het precies gezegd zoals ik het heb bedoeld. Als de krimpregio's met voorstellen komen — en dat geldt voor alle regio's, niet alleen voor de krimpregio's, maar ook wel voor de krimpregio's — dan zullen wij daar natuurlijk welwillend naar kijken. Als zij zelf plannen inleveren waarin bijvoorbeeld die problematiek wordt aangekaart, dan worden die ook echt meegenomen in de beoordeling. Ik heb net tegenover de heer Moorlag aangegeven dat de criteria voor hoe we dat gaan doen nog naar de Kamer worden gestuurd. Daar kan iedereen dus op toetsen, zodat ook transparant is hoe we dat gaan doen.

De motie op stuk nr. 37 gaat over een internationaal langjarig programma waarmee de productie en consumptie van dierlijke voedingsproducten worden gereduceerd. Op dit terrein zijn al heel wat zaken in gang gezet. Ik heb aangegeven dat ik de Green Protein Alliance ondersteun. We hebben het Actieplan Groenten en Fruit en er is onlangs ook een imvo plantaardige eiwitten ondertekend. Ik stimuleer ook nog de teelt van algen en wieren. Er is dus al heel veel in gang gezet en in dat licht wil ik deze motie ontraden.

Dan de motie van mevrouw Dik-Faber c.s. op stuk nr. 38, over het starten van een meerjarige pilot met een combinatie van gebiedsgerichte maatregelen. Ik heb sympathie voor de gedachte om met gebiedsgerichte maatregelen boerenlandvogels te beschermen. Ik zou dat ook met de regio willen bespreken. In dat licht wil ik de motie aan het oordeel van de Kamer overlaten.

De motie op stuk nr. 39 gaat over een deltaplan voor biodiversiteit. Volgens mij heb ik mijn enthousiasme op dit punt niet onder stoelen of banken gestoken. Ik ga ook graag met de initiatiefnemers in gesprek. Ik kan uiteraard niet vooruitlopen op de inhoud van het plan, maar ik ben wel bereid het deltaplan op enige manier inhoudelijk te faciliteren, waar de motie ook om vraagt. Ook oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 40. Ik begrijp het verzoek van mevrouw Dik-Faber. Het afgelopen jaar zijn er, helaas, heel wat zaken de revue gepasseerd waardoor de SZH wat minder aan haar eigenlijke rol toekwam. Er is in het afgelopen jaar extra ondersteuning geweest en ik ben bereid om die voor volgend jaar nog door te trekken gezien de uitzonderlijke situatie van 2017. Dus het oordeel over deze motie laat ik ook aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 41. Deze motie is breed ondertekend, maar ik kan haar niet uitvoeren. De privacywetgeving laat niet toe dat wij die gegevens zelf gaan verstrekken. Een avv is een private aangelegenheid en wij zijn aan strenge privacyregels gehouden. Dus daarom zou ik de motie zoals zij nu is geformuleerd echt moeten ontraden.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben toch enigszins verbaasd. Nu duikt opeens het privacy-argument op. Dat ben ik in de schriftelijke beantwoording niet tegengekomen en elders ook niet. Ik zou de minister willen vragen om deze motie zodanig te interpreteren dat goed wordt gekeken op welke wijze, met respect voor de privacywetgeving, hieraan toch tegemoetgekomen kan worden om de brancheorganisatie van dienst te zijn, zodat die gewoon verder kan. Want anders moet de brancheorganisatie echt zelf een megaoperatie op touw zetten. Daardoor wordt jaren achterstand opgelopen, terwijl het in het belang van iedereen is dat voortgang kan worden gemaakt. Dus ik zou de minister willen vragen om met die interpretatie welwillend naar deze motie te kijken.

Minister Schouten:

Ik wil echt welwillend zijn, alleen, ik kan geen ijzer met handen breken. Het punt is dat de brancheorganisatie bij de RVO de Kamer-van-Koophandelnummers van de niet-geregistreerde leden kan verkrijgen. Zij kan deze bedrijven dan ook gaan aanschrijven, zodat zij hen kunnen wijzen op de registratieverplichting die sinds de avv ten aanzien van de BO Akkerbouw voor hen geldt. Ik snap het punt, alleen, een avv is een privaatrechtelijke aangelegenheid. Wij kunnen als overheid niet zomaar de gegevens voor privaatrechtelijke aangelegenheden gaan verstrekken. Dat zou in die zin ook een precedent schapen voor andere zaken. Ik kan hooguit kijken of de RVO goed wil meedenken over de vraag hoe dat op een makkelijke manier kan gebeuren, maar ik kan niet als overheid die gegevens gaan verstrekken.

De voorzitter:

De heer Grashoff. Sorry, excuses. De heer Bisschop. Ik zag de heer Grashoff al staan.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zou zeggen: verzin een list, Tom Poes. Moet lukken.

Minister Schouten:

Ik zou best een list willen verzinnen, maar ik kan niet tegen de wet in handelen. Dat is wat ik de heer Bisschop meld. Als me dat gevraagd wordt, zal ik toch moeten kijken ... In de motie staat nadrukkelijk: verzoekt de regering de gevraagde gegevens snel te leveren. Dan moeten wij iets gaan doen wat wij niet mogen. Ik zou de heer Bisschop hooguit in overweging willen geven om de motie zodanig te formuleren, dat we in ieder geval de RVO kunnen vragen om even goed mee te denken hoe dit snel kan gebeuren. Maar ik kan de gegevens gewoon niet verstrekken.

De voorzitter:

Ik denk dat de heer Bisschop hier nog over na gaat denken. Klopt dat?

De heer Bisschop (SGP):

Nou, ik zal nog even naar de formulering kijken, zodat de formele belemmeringen worden weggenomen, want de intentie is duidelijk. Natuurlijk zijn er mogelijkheden; daar ben ik van overtuigd.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik zou op dit punt de heer Bisschop wel willen bijvallen. Het is heel duidelijk dat hier sprake is van een soort constellatie waarbij iets in theorie mogelijk is, maar in de praktijk onmogelijk van de grond kan komen. Hier moet de vraag eigenlijk niet zijn: kan het wel of kan het niet? We willen gewoon horen hoe het wél kan. Als het niet kan, betekent dat niet alleen dat deze avv, maar dat tal van avv's in de problemen kunnen komen als zich deze situatie voordoet. Ik heb het me uitvoerig laten uitleggen. Het is een beetje een kafkaiaans effect voor de akkerbouwersvakbond. Het kan, het mag, maar het is eigenlijk niet uitvoerbaar. Ik zou de heer Bisschop best willen helpen en met hem willen meekijken naar de formulering, maar ik vraag de minister echt met klem: keer het om en zeg niet "het kan wel" of "het kan niet", maar zorg dat het op de een of andere manier kan.

Minister Schouten:

Ik denk dat het kan. Ik heb net een route aangegeven waarop het kan. Als de heer Bisschop zijn motie wil wijzigen, wil ik best even meedenken hoe we dat zodanig kunnen doen dat het wat lucht geeft. Alleen, mij is verzocht om gegevens te verstrekken aan een privaatrechtelijke organisatie en dat kan ik niet. Dat is wat deze motie vraagt, maar u heeft gehoord wat ik heb gezegd. Als de heer Bisschop de motie inhoudelijk qua tekst wil wijzigen, zullen we kijken wat we daarmee kunnen.

De voorzitter:

Maar zoals de motie er nu ligt, is het oordeel "ontraden".

Minister Schouten:

Ja, want zoals zij er nu ligt, kan ik haar niet uitvoeren, dus moet ik haar ontraden.

Dan kom ik bij de motie-Bisschop/Graus op stuk nr. 42. Het mag bekend zijn dat wij hard bezig zijn om te zorgen dat we onder de fosfaatplafonds blijven. Deze motie zal ik dan ook moeten ontraden, omdat het gevraagde zou kunnen leiden tot overschrijding van het fosfaatplafond in de melkveehouderij. Dat zou het verlies van onze derogatie betekenen.

De laatste motie is de motie-Bisschop/Graus op stuk nr. 43. Dit verzoek zou ook leiden tot een verlaging van de gebruiksnorm bij de derogatiebedrijven. In het licht van de onderhandelingen die we nu aan het voeren zijn, is het niet verstandig om daar nu voor te gaan pleiten. Daarom moet ik deze motie ontraden.

Voorzitter. Ik ben aan het eind gekomen van mijn beantwoording en mijn beoordeling van de moties. Ik wil de Kamer heel hartelijk bedanken. We staan aan het begin van een hopelijk mooie dialoog en veel debatten over de toekomst van onze landbouw, onze natuur en onze voedselkwaliteit. Ik ga die debatten met vreugde met u aan, zoals me dat ook een genot was de afgelopen twee dagen.

De voorzitter:

Heel hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van de begroting van Economische Zaken en Klimaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag. Over de amendementen en de begroting zelf wordt in de week voor kerst gestemd.

Naar boven