12 Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

Aan de orde is het VAO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi (AO d.d. 02/02). 

De voorzitter:

We hebben vier sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is mevrouw De Boer van de fractie van de VVD. 

Mevrouw De Boer (VVD):

Voorzitter. Allereerst lees ik mijn motie voor. Darna heb ik nog een aantal vragen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een kennisplatform komt om kennis te delen en uit te wisselen over de mogelijkheden die experimenten bieden in de taxibranche; 

overwegende dat dit platform zich alleen richt op initiatieven die binnen de bestaande regels voor taxi's passen; 

van mening dat het wenselijk is om ook experimenten buiten de bestaande taxiregelgeving te faciliteren om innovatie in de sector ten behoeve van de klant te stimuleren; 

verzoekt de regering, het kennisplatform zo te ontwikkelen dat ook initiatieven die niet binnen de bestaande taxiregels passen, via het platform kunnen worden aangedragen, zodat duidelijk is aan welke ruimte in de regelgeving behoefte is, daarop vervolgens te bezien hoe hier experimenteerruimte voor gecreëerd kan worden en de Tweede Kamer hier te zijner tijd over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer, Belhaj, Hoogland, Van Tongeren en Van Helvert. 

Zij krijgt nr. 98 (31521). 

Mevrouw De Boer (VVD):

Ik heb nog een paar kleine vragen. Allereerst kom ik te spreken over de ondernemersvergunning voor de taxibranche. Het kabinet zou de kosten van deze vergunning moeten reduceren tot de werkelijk gemaakte kosten; die oproep wil mijn fractie hier plaatsen. Maar wanneer is er zicht op veranderingen of zelfs op afschaffing van de ondernemersvergunning? In de brief van mei 2015 is al aangekondigd dat hier zicht op zou moeten komen. 

Dan kom ik te spreken over de evaluatie van de boordcomputer voor taxi's (BCT). Na de invoering van de BCT, dus vanaf 1 juli 2016, wordt gestart met een evaluatie. Dat is prima. Kan de staatssecretaris deze evaluatie koppelen aan een onderzoek naar de wijze waarop apps op de mobiele telefoon in de toekomst kunnen worden gebruikt als BCT? Daarmee kun je immers hetzelfde doel bereiken. Dit onderzoek zou wellicht tegelijkertijd met de evaluatie van de BCT op 1 juli 2016 kunnen starten. Is dat mogelijk? 

Tot slot en ter bevestiging. Mijn fractie is zeer tevreden over de toezegging van de staatssecretaris in het AO dat ze gaat onderzoeken of snelle bussen meer kunnen worden ingezet in Nederland en dat ze voor de zomer met een brief hierover naar de Tweede Kamer komt. 

De heer Hoogland (PvdA):

Voorzitter. Ik heb één motie over een onderwerp dat niet aan bod is gekomen in het AO. Dat is dus een beetje uitzonderlijk. Ik heb echter enkele berichten over dit onderwerp, Zeeland, gehad. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Zeeland op relatief grote afstand ligt van de Randstad; 

overwegende dat in de nieuwe dienstregeling de verbindingen van en naar Zeeland verder verslechterd dreigen te worden, met onder meer vijf minuten extra stoptijd op station Roosendaal en het schrappen van de rechtstreekse verbinding tussen Zeeland en Schiphol; 

van mening dat er een redelijk evenwicht gevonden moet worden tussen de belangen van reizigers van en naar de kleinere Zeeuwse stations en die van reizigers van en naar de grotere Zeeuwse stations; 

verzoekt de regering, er voor de dienstregeling van 2017 bij NS op aan te dringen om in overleg te treden met Zeeland om te bezien hoe een verslechtering van de verbindingen van en naar Zeeland voorkomen kan worden; 

verzoekt de regering tevens, er bij NS, de provincie Zeeland, de betreffende gemeenten en de reizigersorganisaties op aan te dringen om tot een gedragen plan te komen om het Zeeuwse ov in de toekomst te verbeteren en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling 2017 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hoogland, Albert de Vries, Vermue en Bosman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 614 (23645). 

De heer Hoogland (PvdA):

Ik geloof dat dit ongeveer alle Zeeuwse Kamerleden zijn. 

De voorzitter:

Ik stel vast dat dit op het randje is van het onderwerp waar uw AO over ging. Volgende week is er een AO over het spoor. Daar zou deze motie meer thuishoren. De motie wordt echter in voldoende mate ondersteund en ik laat het dus maar aan de leden over. Als de staatssecretaris echter zegt dat zij zich hier niet op heeft voorbereid of dat dit buiten de orde valt, voel ik met haar mee. Zij moet het echter zelf weten. 

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Ik vind dit wel een mooie Van Helvert-actie van de heer Hoogland. Ik vind het onderwerp ook heel goed en het is ook heel terecht. Qua inhoud ondersteun ik dit helemaal. Ik ben misschien geen Zeeuws Kamerlid, maar ik ga er wel komende vrijdag op bezoek. Dan zal ik het ook zelf zien. Maar ik geef dus alle steun. Het is mooi dat de heer Hoogland dit doet. 

Wij hebben in het AO gesproken over de mobiliteitskaartaanbieders. Ik heb gevraagd waarom zij een brief van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) hebben gekregen waarin stond dat zij niet uitgenodigd werden om mee te denken over het van deur tot deur vervoer. De staatssecretaris is nu weliswaar een ander persoon, maar er was uitdrukkelijk beloofd dat daarvoor gezorgd zou worden. Het is echter nog niet gebeurd. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad de aanbieders van mobiliteitskaarten niet vertegenwoordigd zijn; 

overwegende dat dergelijke bedrijven een cruciale bijdrage kunnen leveren op het gebied van innovaties in het openbaar vervoer en van deur-tot-deurreizen; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met de leden van het NOVB, teneinde de aanbieders van mobiliteitskaarten in die organisatie een volwaardige plaats te geven, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 615 (23645). 

De heer Houwers (Houwers):

Voorzitter. Ik sta hier met een beetje terughoudendheid, maar ook met zorg. Het onderwerp dat ik nu wil bespreken, is niet echt aan de orde geweest tijdens het AO. Het is echter wel actueel en bijzonder. Ik heb het over het ongeval dat gisteren in Duitsland heeft plaatsgevonden. Ik weet dat wij moeten afwachten tot er een onderzoek is geweest, maar de eerste berichten duiden erop dat één persoon met een druk op de knop een veiligheidssysteem heeft kunnen uitzetten. Zou de staatssecretaris eens willen nagaan hoe dit in Nederland geregeld is? Is dat in Nederland ook mogelijk? Als zij dat niet op korte termijn kan nagaan, mag het ook na het onderzoek. Ik vind dit echter wel de aandacht waard. 

De voorzitter:

Het onderwerp is buiten de orde; daar hebt u gelijk in. Ik wijs daarom nogmaals op het AO Spoor van 17 februari. 

Dit was de termijn van de Kamer. De staatssecretaris gaat nu twee minuten de moties bekijken en daarna gaan we naar haar luisteren. 

De vergadering wordt van 18.30 uur tot 18.33 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Allereerst ga ik in op de motie-De Boer c.s. (31521, nr. 98). Ja, wij willen heel graag experimenten. Wij zien graag experimenten, zelfs wanneer die buiten de bestaande regelgeving vallen. De enige voorwaarde die ik in het AO heb genoemd, is het behoud van de boordcomputer. Daarover was volgens mij ook geen discussie. Ik ervaar de motie dus als ondersteuning van beleid en laat het oordeel daarover graag aan de Kamer over. 

Mevrouw De Boer vroeg verder of wij de kosten van de ondernemingsvergunning kunnen verlagen dan wel afschaffen. Dat was immers ook in het vooruitzicht gesteld. Deze discussie maakt deel uit van de brede herziening van het tariefstelsel. Daarover informeer ik de Kamer voor de tweede helft van dit jaar, mede naar aanleiding van een onderzoek naar de toegevoegde waarde van de ondernemingsvergunning. Zoals steeds gezegd is, zou dit per 1 januari 2018 ingaan, als dat kan. Die datum is ook steeds gecommuniceerd. 

Mevrouw De Boer heeft ook gevraagd of wij het gebruik van apps kunnen koppelen aan de evaluatie van de boardcomputer en of wij daarin tegelijk zo'n onderzoek kunnen meenemen. Dat zeg ik haar toe. 

De snelle buslijnen en de brief die daarover voor de zomer zou kunnen komen, heb ik inderdaad tijdens het algemeen overleg toegezegd. 

Ik kom nu bij de bijdrage van de heer Hoogland. Ik moet opmerken dat ik mij inderdaad wat ongemakkelijk voel omdat dit onderwerp niet aan de orde was tijdens het debat. De heer Van Helvert noemde dit al een Van Helvert-actie, en dat is exactly my problem. 

De voorzitter:

Het lek is boven! 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, alle eer aan de heer Van Helvert! Maar het probleem met dit soort slimmigheden is: als je er eenmaal aan begint, blijf je bezig. Dit is een heel behendige route, maar als de provincie Zeeland een probleem met iets heeft, is het misschien nog veel sneller als zij zich gewoon bij het departement meldt in plaats van bij de geachte afgevaardigde, hoezeer ik hem overigens ook waardeer. 

Deze motie is wat mij betreft ondersteuning van beleid, in die zin dat ik echt bereid ben om dit op te pakken. Dit is buiten de orde en het had ook vanuit Zeeland anders gekund, maar de heer Hoogland krijgt wel zijn zin. Dat is dan weer het goede nieuws. Ik laat het oordeel aan de Kamer. 

De heer Hoogland (PvdA):

Wij kunnen deze motie ook nog even aanhouden tot na het overleg over het openbaar vervoer dat wij volgende week hebben. Dan kunnen wij de kwestie eerst bespreken en bekijken of dit nodig is. Wellicht kunnen wij de onweerstaanbare druk uit Zeeland na dat debat wel weerstaan. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dan kan ik die ook aan den lijve ervaren, want tot nu toe was die druk mij nog onbekend. Maar ik neem natuurlijk van harte aan dat die er is. Ik dank de heer Hoogland overigens voor zijn flexibiliteit in dezen. Die wordt zeer gewaardeerd. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Hoogland stel ik voor, zijn motie (23645, nr. 614) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik kom nu alsnog bij de heer Van Helvert. Hij vraagt mij iets, maar in zijn motie schrijft hij iets anders. Daar zit een behoorlijk verschil tussen. Hij vraagt mij of het mogelijk is dat de aanbieders van mobiliteitskaarten in overleg gaan met de leden van het NOVB over de proposities die zij zouden kunnen doen. Ik heb steeds gezegd dat dat mij uitstekend lijkt. Volgens mij heeft dat gesprek ook plaatsgevonden. In zijn motie stelt de heer Van Helvert echter dat ze volwaardig lid van het NOVB moeten zijn, maar daar ben ik niet voor. Het zijn geen vervoerders. Het NOVB gaat wel over die tak van sport en dus ben ik het eens met de noodzaak van overleg, maar een lidmaatschap gaat me te ver. Daarom moet ik de motie ontraden. 

De heer Van Helvert (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de mogelijkheid die zij mij geeft om de motie aan te passen. Het gaat mij erom dat de aanbieders van mobiliteitskaarten binnen het NOVB moeten kunnen spreken over het deur-tot-deurvervoer. Zij hoeven daarvoor geen volwaardig lid van het NOVB te zijn. Als ik in het dictum van de motie het woord "volwaardig" schrap, hoeven zij geen lid van het NOVB te worden, maar kunnen zij er wel een plaats in krijgen, zodat zij kunnen meedenken over het van-deur-tot-deurvervoer. Dat is de bedoeling van de motie. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dan nog krijgen de aanbieders van mobiliteitskaarten geen plaats in het NOVB, ongeacht of dat een volwaardige of een halve plaats is. Zij krijgen die plaats gewoon niet. Er komt overleg met het NOVB en dat is echt iets anders. Mijn suggestie aan de heer Van Helvert is om per motie op te roepen tot een overleg met het NOVB aan de ene kant en de aanbieders van mobiliteitskaarten aan de andere kant. Dat is iets anders dan het ergens in de organisatie zetten van de aanbieders van mobiliteitskaarten. Daar zit echt een grens. Ik kan nu niet beoordelen hoe de motie er in gewijzigde vorm uit zal zien. Mijn uitgangspunt is: bij twijfel niet inhalen. Vooralsnog ontraad ik daarom de motie. 

De heer Van Helvert (CDA):

Zeker, bij twijfel moet men niet inhalen. Ik hoor wat de staatsecretaris zegt. Ik zal de motie zodanig aanpassen dat daarin beter wordt verwoord wat ik bedoel. Nu hebben de aanbieders van mobiliteitskaarten een brief gekregen van het NOVB waarin staat dat zij niet worden uitgenodigd. Dat is niet de bedoeling. 

De voorzitter:

Prima, dan komt er een herziene motie op stuk nr. 615. 

Staatssecretaris Dijksma:

Oké. Ik wacht dat af. Bij mijn weten vinden er wel gesprekken plaats, dus ik vind het een wat merkwaardig signaal. Daar kan de heer Van Helvert niets aan doen, maar ik wil dit hier wel gezegd hebben. 

De heer Houwers heeft gesproken over het verschrikkelijke ongeluk dat gisteren in Duitsland plaatsvond. Ik heb vandaag meteen een blijk van medeleven gestuurd aan mijn Duitse ambtscollega, want ik kan mij ontzettend goed voorstellen dat een dergelijk groot treinongeluk ook in de geschiedenis van Duitsland enorm veel met zich brengt en heel veel mensen raakt. Ik kan de vraag van de heer Houwers nu niet beantwoorden. Ik zal bekijken of het mogelijk is om daar iets over te zeggen tijdens het algemeen overleg Spoor. Men moet zich realiseren dat er in Duitsland ook veel regionaalspoor is, met bijpassende systemen. In Nederland hebben wij een iets ander systeem. Ik zal bezien of het lukt om daar iets over te zeggen, maar ook hier geldt: voorzichtigheid eerst. Wij moeten afwachten wat het rapport van Duitsland oplevert voordat wij conclusies kunnen trekken. Ik ben op dit punt heel terughoudend. Ik hoop dat de heer Houwers mij dat wil vergeven. Ik begrijp echter waarom hij de vraag stelt. 

De voorzitter:

Wij geven de heer Houwers even de gelegenheid om van achteren naar voren te komen. 

De heer Houwers (Houwers):

Dank voor het begrip en dank ook voor het antwoord. Ik begrijp dat wij voor het nemen van echt grote stappen moeten wachten op de uitkomst van het onderzoek. Ik dank de staatssecretaris voor het meedenken. Wellicht dat wij volgende week nog iets dieper kunnen ingaan op de Nederlandse situatie. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat was mijn bijdrage. 

De voorzitter:

Tot zover dit VAO. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar inbreng. Wij zullen dinsdag stemmen over de moties. Wij gaan in één vloeiende beweging door met een veel groter debat, over de wijziging van de Wet luchtvaart. 

Naar boven