Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 72, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 72, item 6 |
Vragen van het lid Mohandis aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de enquête van het CNV en het AD waaruit blijkt dat bijna de helft van de jonge docenten wil stoppen.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Afgelopen zaterdag verscheen er een zorgelijk bericht in diverse landelijke media. De helft van de jonge docenten dreigt het onderwijs te verlaten. Dit is een onderwerp waarvoor de Partij van de Arbeid vaker aandacht heeft gevraagd. Het is geen nieuws dat mij direct verbaast, want tijdens al mijn werkbezoeken hoor ik te vaak van jonge docenten dat ze het gevoel hebben dat ze in het diepe worden gegooid en dat het tegenvalt om voor de klas te staan zonder de nodige begeleiding. Dit probleem is groot, want we weten dat er de komende jaren door de vergrijzing een tekort aan docenten ontstaat. Als we ervoor willen zorgen dat we ook in de toekomst genoeg docenten hebben, dan moeten we de leerkrachten behouden voor het onderwijs.
Ik hoop dat de staatssecretaris mijn zorgen deelt. Ik heb een aantal vragen aan hem. Ten eerste wil ik graag van hem weten hoe hij het onderzoek van het CNV en het AD beoordeelt. Hoe beziet hij de resultaten van deze enquête? Hoe verhouden deze zich tot eerder onderzoek van het ministerie van Onderwijs dat aantoont dat een op de vier jonge leraren het onderwijs voor gezien houdt binnen vijf jaar?
Het onderzoek geeft daarnaast een lijstje redenen die jonge docenten doen twijfelen aan hun toekomst: een hoge werkdruk, weinig loopbaankansen, een te laag loon en een gebrekkige begeleiding. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij deze ervaren problemen wil aanpakken?
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. De heer Mohandis vraagt om mijn waardering van het onderzoek. In mijn ogen is het een vrij summier onderzoek. Ook de conclusies zijn wat kort door de bocht. Ik zie dat in de enquête slechts 14% overweegt om te stoppen. Dat is veel lager dan de kop in de krant doet vermoeden. Dit gezegd hebbend, wil ik het probleem niet bagatelliseren. Wij weten uit realisatiecijfers van de afgelopen jaren dat de uitval onder docenten te hoog is: van de startende leraren in het primair onderwijs stroomt binnen vijf jaar zo'n 17% uit en in het voortgezet onderwijs is dat aandeel nog groter, namelijk een kwart. De heer Mohandis vraagt wat wij daaraan doen. Een halfjaar geleden hebben we in dit huis uitvoerig de Lerarenagenda besproken, waarin de begeleiding van startende leraren een apart hoofdpunt was. We hebben toen verschillende maatregelen afgesproken, zoals een betere aansluiting tussen de lerarenopleiding en de schoolloopbaan, zodat deze geleidelijker in elkaar overlopen. Er zijn al afspraken gemaakt over meer geld en ruimte voor scholen om beginnende leraren te kunnen begeleiden. Er is toen gesproken over betere carrièreperspectieven. Veel jongeren zien een hobbel, omdat zij de vrees hebben dat zij in het onderwijs 40 jaar in één en dezelfde baan zullen zitten. Wij kijken daarom naar nieuwe manieren om loopbaanperspectieven te creëren, bijvoorbeeld door middel van het hybride docentschap of Eerst de Klas, waarin combi's worden gevormd tussen een baan in het bedrijfsleven en in het onderwijs. Om de werkdruk te verlagen, zijn we bezig met een grote stofkamoperatie die de regeldruk wat zal doen afnemen.
Ik rond af. Veel staat of valt natuurlijk met goed werkgeverschap op de scholen zelf. Ik zie dat sommige scholen dit heel goed aanpakken, met kleinere klassen voor beginnende leraren en wat meer voorbereidingstijd. Ik vind dat heel erg verstandig. Scholen kunnen hier dus ook een belangrijke rol in spelen.
De heer Mohandis (PvdA):
Hier en daar valt zeker wat op het onderzoek af te dingen, maar het probleem van begeleiding en werkdruk is reëel; dat heb ik gemerkt bij al mijn werkbezoeken. Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat hij dit niet wil bagatelliseren. Hij somt vele maatregelen op, die ik uiteraard onderschrijf, maar volgens mij zijn die niet genoeg om dit probleem werkelijk aan te kaarten bij al die scholen. Ik ben dus benieuwd hoe hij ervoor gaat zorgen dat het geld dat in het Nationaal Onderwijsakkoord en in het Herfstakkoord wordt vrijgemaakt, werkelijk terechtkomt bij de mannen en vrouwen voor de klas. Hoe zorgen we ervoor dat scholen niet alleen zeggen dat ze die begeleiding oppakken, maar dit ook daadwerkelijk doen? Mijn zorg is dat dit alleen maar mooie woorden zijn, terwijl wij willen dat die scholen dat ook echt gaan doen.
Tot slot. Wij willen talentvolle jonge docenten behouden, maar daarvoor moet de sector, dus de scholen zelf, beseffen dat dit probleem reëel is. Of het nu 50%, 40% of lager is, dit probleem moet gewoon worden aangepakt. Het zou namelijk zonde zijn als wij straks talentvolle jonge docenten verliezen, terwijl wij hen zo hard nodig hebben in de toekomst. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris kan zeggen hoe hij de Kamer gaat meenemen bij alles wat voor de komende maanden met betrekking tot dit onderwerp in de planning staat.
Staatssecretaris Dekker:
De heer Mohandis geeft een enorme opsomming van alle dingen die we doen. Ik ben het niet met hem eens als hij zegt dat dit niet genoeg is. Ik vind het eigenlijk heel wat. Laten we er dus voor zorgen dat dit nu van papier naar uitvoering gaat en dat het ook in de praktijk gaat werken. Voor mij zou dat de volgende stap zijn. Daarover praten wij nu met de scholen, omdat wij vinden dat het extra geld dat beschikbaar komt, echt terecht moet komen in de klas. Ik denk dat dit ook de vraag was. Ik denk dat die scholen er zelf ook een belang bij hebben. Als die scholen de beginnende docenten kwijtraken, zitten ze ook met een probleem. Volgens mij hebben we dus een gezamenlijk belang om ervoor te zorgen dat het gewoon goed gebeurt.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik had nog gevraagd of de staatssecretaris de Kamer kan informeren over alle acties die nog gepleegd zullen worden en of hij dit punt specifiek mee wil nemen in alle gesprekken die nog gaan komen met alle partijen in het veld.
Verder dank ik de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Wel wil ik nog even benadrukken dat ik nog te vaak jonge docenten spreek die het gevoel hebben dat ze in het diepe worden gegooid, dat ze een sleuteltje krijgen in de zin van "gaat u maar les geven", en dat ze na een paar jaar niet behouden blijven voor het onderwijs, wat toch zonde is. We hebben ze nodig. Dit is een urgent probleem. Het gaat om de toekomst van ons onderwijs. Dus hier zullen we als fractie ook blijvend aandacht voor vragen.
Staatssecretaris Dekker:
Dat zijn allemaal behartigenswaardige woorden die ik voor de volle honderd procent onderschrijf. We komen jaarlijks terug op de uitvoering van de Lerarenagenda. Dat zal jaarlijks zo rond de begroting zijn. Overigens vermoed ik dat we er dit jaar al eerder mee terugkomen omdat hopelijk nog voor de zomer de uitwerking kan worden afgerond van de afspraken met de scholen in sectorakkoorden, en straks wellicht ook de cao's waarin sociale partners ook het een en ander kunnen opnemen over begeleiding en professionalisering in het onderwijs. Ik zal de Kamer daar dan onmiddellijk over informeren.
Mevrouw Straus (VVD):
De staatssecretaris refereerde in zijn eerste antwoord al aan het programma Eerst de Klas. In het kader van de vraag van de heer Mohandis op dit punt vraag ik de staatssecretaris of het mogelijk is om een evaluatie te plegen over de deelnemers aan dat programma tot nu toe. Bij dat programma gaat het er om dat jongeren in eerste instantie voor de klas staan en pas daarna wellicht een overstap maken naar het bedrijfsleven. Ik zou wel eens willen weten hoe zij de begeleiding en de opvang in die fase hebben ervaren en hoeveel van hen kiest voor het onderwijs en welke redenen aan die keuze ten grondslag liggen. Wellicht kunnen we daar ook nog van leren.
Staatssecretaris Dekker:
Het lijkt mij goed om dit straks te laten landen in de voortgangsrapportage die in oktober komt, waarbij we integraal terugkijken op alle onderdelen van de Lerarenagenda en dus ook op dit onderdeel.
De heer Klein (50PLUS):
De vragen van de heer Mohandis hebben betrekking op de jongere leraar, maar de werkdruk voor oudere docenten is ook schrikbarend. Een van de oplossingen die de staatssecretaris zo-even aangaf voor de jongere leraar is dat ervoor gezorgd moet worden dat de beginnende leraar minder werkdruk heeft door kleinere klassen, zodat ze niet voor overvolle klassen komen te staan. Hoe denkt de staatssecretaris dat te realiseren?
Staatssecretaris Dekker:
Vorige week hebben we in deze Kamer uitvoerig gesproken over grote en kleine klassen en wat scholen daar zelf aan kunnen doen. Ik noemde zo-even het voorbeeld van een school die een beginnende leraar, die vers binnenkomt vanuit de lerarenopleiding, niet onmiddellijk voor een klas zet met 30 heel lastige leerlingen. Men gaat dan kijken of er een kleinere klas voor kan worden gemaakt, wat dan betekent dat een meer ervaren docent een iets grotere klas voor zijn rekening neemt. Dat zijn uitstekende dingen die op schoolniveau kunnen gebeuren. Daar ligt ook de eerste verantwoordelijkheid als het gaat om goed personeelsbeleid.
De voorzitter:
Dan de heer Klein voor zijn tweede vraag.
De heer Klein (50PLUS):
En tevens de laatste.
De staatssecretaris zegt, waar het gaat om de oplossing, dat scholen het zelf maar moeten uitzoeken. Hij suggereert dat de overheid wil bevorderen dat de werkdruk verminderd wordt, maar hij kan die scholen niets afdwingen op de wijze zoals hij net aangaf. Dit terwijl de opzet in zijn antwoord is: de werkdruk voor de jongere leraar verminderen we door kleinere klassen te stimuleren. Hoe gaat de staatssecretaris dat dan doen?
Staatssecretaris Dekker:
De heer Klein geeft er een wat cynische draai aan door te zeggen dat scholen het zelf maar moeten uitzoeken. Ik wijs juist op de vrijheid en de discretionaire ruimte van scholen om zelf verstandige afwegingen te maken, om ervoor te zorgen dat ze een goede opbouw van het personeelsbestand hebben, dat ze rekening houden met welke leraar waar goed in is en dat ze er rekening mee houden welke leraar heel veel ervaring heeft en welke net binnenkomt en daarom niet meteen in het diepe gegooid zou moeten worden. Laten we er alsjeblieft een beetje vertrouwen in hebben dat goede scholen dat ook op een heel goede manier oppakken.
De heer Van Meenen (D66):
Jonge docenten stappen vol ambitie om de wereld beter te maken het onderwijs in. Dat blijkt ook overigens wel uit dit onderzoek. Toch raken ze daar soms in teleurgesteld. Ik denk dat wij er heel erg voor moeten oppassen dat wij de docent als patiënt gaan behandelen en dat wij daar een enorme partij zorg en begeleiding omheen zetten. Is de staatssecretaris het met mij eens dat die jonge docent vooral gebaat is bij heel veel ruimte en vertrouwen? Is hij het met mij eens dat de houding die wij ten opzichte van scholen innemen iets is waar wij ook als overheid het nodige aan kunnen doen?
Staatssecretaris Dekker:
Ruimte en vertrouwen klinkt altijd goed. Dit zijn, denk ik, ook in het onderwijs belangrijke principes. Toch vragen beginnende docenten soms ook om wat rugdekking, om structuur en om iemand bij wie zij eens even kunnen binnenlopen als zij een vraag hebben. Dus ik kan er een heel eind in meegaan, zolang ruimte en vertrouwen er niet toe leiden dat we onze handen ervan aftrekken of dat we jonge docenten vooral maar met rust moeten laten waarna alles goed komt.
De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Dan is hiermee een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-72-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.