19 Mestbeleid

Aan de orde is het VAO Mestbeleid (AO d.d. 26/03).

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. In het algemeen overleg Mestbeleid heb ik namens mijn fractie teleurstelling uitgesproken over het onderhandelingsresultaat in het kader van het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en het derogatieverzoek. Ondernemers worden geconfronteerd met maatregelen waarop ze niet hebben kunnen anticiperen. Daarnaast is er te weinig rekening gehouden met de hoge productiviteit van de Nederlandse land- en tuinbouw en de bodemgesteldheid. Tegelijkertijd constateer ik dat er geen ruimte is om de onderhandelingen op te schorten omdat daarmee de derogatie in gevaar zou worden gebracht.

Ik heb een tweetal moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het kader van de Nitraatrichtlijn het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft opgesteld;

overwegende dat de voorgestelde maatregelen uit het vijfde actieprogramma grote invloed kunnen hebben op verschillende sectoren;

verzoekt de regering, een jaarlijkse monitoring van alle maatregelen uit het vijfde actieprogramma te laten uitvoeren en de gegevens van het RIVM en andere meetinstrumenten hierbij te betrekken om de effecten van deze maatregelen in kaart te brengen;

verzoekt de regering tevens, een pilot te starten in de verschillende zand- en lössgebieden onder bedrijven die voldoen aan de nitraatnormen, en ook deze te betrekken bij de monitoring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn een aanpassing van het bouwplan van melkveehouders vraagt omdat zij moeten voldoen aan de maatregel om 80% van bouwland in te zaaien met gras in plaats van 70%;

overwegende dat melkveehouders pas nadat zij al met de voorbereidingen voor het groeiseizoen 2014 gestart waren, met deze maatregel geconfronteerd werden, waardoor de melkveehouders hierop niet hebben kunnen anticiperen;

verzoekt de regering, de knelpunten die op dit moment door deze maatregel ontstaan, adequaat op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):

Bij de tweede motie wil ik graag aantekenen dat mijn fractie onder "knelpunten" verstaat: het aankopen of bestellen van zaaizaad tot en met de opbrengstderving van gewas doordat het gras later dan gebruikelijk wordt ingezaaid, waardoor één of twee snedes gras worden misgelopen. Dit als toelichting op de motie.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb vier moties. Ik begin snel. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ieder land, en zeker Nederland, een relatief klimaatslimme landbouw kent met relatief hoge opbrengsten;

constaterende dat de huidige Europese Commissie demissionair is;

verzoekt de regering, bij de nieuw te vormen Europese Commissie alleen in te stemmen met een Commissaris voor Milieu die stuurt op milieudoelen en niet op de wijze waarop deze gerealiseerd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (33037).

De heer Geurts (CDA):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de artikelen 112 tot en met 121 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (POR-regeling) mogelijkheden zitten om de mestverwerking te stimuleren;

verzoekt de regering, een nieuwe POR-regeling voor de zogenaamde uitbreiding buiten rechten in te stellen conform de bestaande regeling;

verzoekt de regering tevens, de bestaande POR-regeling voor de huidige deelnemers zonder einddatum te verlengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Lodders en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (33037).

De heer Geurts (CDA):

De derde motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aanscherping van de derogatienorm voor zand- en lössgebieden en de 80%-voorwaarde voor grasland met name betrekking hebben op de uitspoelingsrisico's die op het bouwland van derogatiebedrijven als gevolg van de derogatie ontstaan;

overwegende dat bedrijven nu geen ruimte hebben om alleen voor grasland derogatie toe te passen, terwijl dat netto een positief effect zou kunnen hebben op het beperken van uitspoeling;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor het mogelijk maken van een derogatie van 250 kilogram stikstof voor alleen grasland voor bedrijven die geconfronteerd dreigen te worden met een generieke derogatienorm van 230 kilogram en voor bedrijven die niet aan de voorwaarde van minimaal 80% grasland kunnen voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (33037).

De heer Geurts (CDA):

Het zij opgemerkt dat deze motie met name van de SGP, van de heer Dijkgraaf, is. Eigenlijk ben ik mede-indiener.

De vierde motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het instellen van productierechten een nationale bevoegdheid is en niet in het actieprogramma thuishoort;

overwegende dat de Europese Commissie de doelen bepaalt maar dat de manier waarop een nationale bevoegdheid is;

overwegende dat de regels te laat bekend zijn geworden en de Nederlandse landbouw al volop het land bewerkt;

constaterende dat de Europese Commissie demissionair is;

verzoekt de regering, onderhandelingen over de derogatieperiode 2014-2017 voort te zetten met de nieuwe Commissie en ervoor te zorgen dat productierechten geen onderdeel uitmaken van het vijfde actieprogramma;

verzoekt de regering tevens, de regels op basis van de derogatie vierde actieprogramma (2010-2013) voor 2014 te laten gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (33037).

U hebt ontzettend snel gesproken, mijnheer Geurts. Dat is knap, maar u ging daarbij wel behoorlijk over uw spreektijd heen. Misschien kunt u in het vervolg iets selectiever zijn met wat u in uw motie zet. Er zijn een aantal vragen voor u.

Mevrouw Lodders (VVD):

De eerste motie begrijp ik niet. Ik zal die op mijn gemak lezen, en dan kan ik er in de termijn van de staatssecretaris een vraag over stellen, indien nodig. Het gaat mij nu even om de laatste motie, over het opschorten van de onderhandelingen. Als argument noemt de heer Geurts het feit dat de Europese Commissie demissionair is. Is hij ervan op de hoogte dat de individuele lidstaten in het Nitraatcomité goedkeuring moeten geven aan het derogatieverzoek van Nederland?

De heer Geurts (CDA):

Het korte antwoord is: ja, daarvan ben ik me bewust. Er komen echter nieuwe verkiezingen. Dat zal een andere samenstelling van het Europees Parlement teweegbrengen. Ik hoop dat dat gevolgen heeft voor hetgeen de Europese Commissie aan het Nitraatcomité zal adviseren. Dat is namelijk het belangrijkste: als de Europese Commissie een positief advies aan het Nitraatcomité geeft, zijn we al een heel stuk verder.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ben blij met dat korte antwoord. Ik denk dat we een heel groot risico nemen met het opschorten van de onderhandelingen. Wil de heer Geurts, en daarmee het CDA, dat voor zijn rekening nemen? Daarnaast vraag ik de staatssecretaris of zij een inschatting kan maken van dat risico.

De heer Geurts (CDA):

Ik zie op dit moment veel praktische knelgevallen. We hebben rond één uur, half twee een brief van het kabinet gehad, maar daarin wordt niet ingegaan op de knelgevallen. Ik kon dus niet anders dan deze motie indienen. Ik weet niet hoe het mevrouw Lodders vergaat, maar ik krijg dit onderhandelingsresultaat niet uitgelegd in de zalen waar ik voor sta. Dit is een onwerkbare situatie. Er komen problemen met toeslagrecht als we dit op deze manier doorzetten. Ik kan de lijst nog wel langer maken, maar mevrouw Lodders was vanmiddag ook bij de petitieaanbieding door LTO en heeft dus de oproep meegekregen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Realiseert de heer Geurts zich dat met het indienen van zijn laatste motie de hele derogatie op het spel staat?

De heer Geurts (CDA):

Ik zie dat anders, mevrouw …

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Dikkers is de naam.

De heer Geurts (CDA):

Sorry, ik verwar uw naam vaak met die van mevrouw Dik-Faber. Vandaag dragen jullie bovendien bijna dezelfde kleur.

Ik realiseer me dat dit niet makkelijk is, maar als we op deze weg doorgaan, krijgen we heel veel knelgevallen. In het laatste stuk van mijn motie verzoek ik de regering om wat er in 2013 gold, ook door te trekken naar 2014. Er komt dus geen gat wat mij betreft.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Volgens mij komen er pas grote knelpunten als deze motie wordt aangenomen en de derogatie niet doorgaat. Ik denk dat de heer Geurts dan een nog veel groter probleem heeft in de zaaltjes waar hij staat.

De heer Geurts (CDA):

Dat is een constatering. Als we op deze weg doorgaan met wat er op dit moment voorligt, dan zijn bedrijven genoodzaakt om drijfmest af te voeren en kunstmest aan te voeren. Ik zie de eerste voorbeelden al voorbijkomen waarbij melkveehouders ervoor kiezen om het hele jaar rond hun melkvee op stal te zetten, niet omdat ze dat willen, maar omdat ze dat moeten.

De voorzitter:

We gaan niet het hele debat overdoen, mijnheer Geurts. Ik vraag u kort te reageren.

De heer Geurts (CDA):

Ik zal het in twee zinnen proberen. Wij spreken in de Kamer regelmatig over duurzaamheid en leggen de sector zware eisen op. Als dit daarvan de uitkomsten zijn, lijkt me dat niet wenselijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik kom met een geheel tegengesteld geluid onder het motto "maak van Nederland geen megastal".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om af te zien van het voornemen om de regeling ontheffing Meststoffenwet opnieuw in het leven te roepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 1991 met de Nitraatrichtlijn is afgesproken om de watervervuiling door nitraten uit agrarische bronnen terug te dringen en verdere verontreiniging te voorkomen;

constaterende dat Nederland nu met het vijfde actieprogramma wederom voor een periode van vier jaar toestemming vraagt om weer meer te vervuilen dan is toegestaan;

spreekt uit dat dit de laatste keer is dat Nederland om derogatie van de Nitraatrichtlijn vraagt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering wel een meldpunt heeft ingesteld voor ondernemers die een mestvergister of mestverwerkingsinstallatie willen bouwen maar daar geen vergunning voor krijgen, maar niet voor burgers die zich zorgen maken over de gevolgen van een mestinstallatie in hun buurt;

verzoekt de regering, een meldpunt in het leven te roepen waar burgers hun zorgen en klachten kunnen uiten over mestvergisters en mestverwerkingsinstallaties in hun omgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de onzekerheid voor ondernemers en burgers over de toekomst van ons mestbeleid nu wel lang genoeg heeft geduurd;

verzoekt de regering om ondernemers en burgers in ons land duidelijkheid te geven en te besluiten om de dierproductierechten te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het hoog tijd is voor een duidelijke norm voor grondgebonden productie in de melkveehouderij;

verzoekt de regering om voorstellen uit te werken voor een maximale productienorm van liters melk per hectare,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (33037).

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb een drietal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het begrip "grondgebondenheid" voor velerlei uitleg vatbaar lijkt;

verzoekt de regering, met een kwantitatieve en niet voor meerdere uitleg vatbare definitie van "grondgebondenheid" te komen die vanuit de wetenschap wordt erkend, waarvan mestverwerking buiten het bedrijf geen onderdeel uitmaakt, en zich daar in verdere correspondentie en debat met de Kamer aan te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de eisen aan de derogatie, het loslaten van de melkquotering, de huidige mestfraude en de veranderende houding van mestexportland Duitsland ertoe leiden dat er een enorm mestverwerkingsprobleem op Nederland afkomt;

overwegende dat het reduceren van het aantal landbouwhuisdieren een methode is om van dit probleem af te komen;

verzoekt de regering, een integrale studie te laten verrichten, voortbouwend op de quickscan van het Landbouw Economisch Instituut, die het economische verlies van een reductie van de veestapel afzet tegen de winst op het gebied van gezondheid, ruimtelijke ordening, milieu, natuur, leefbaarheid, imago van de landbouw en de vervangende economische activiteiten, zoals duurzame vormen van landbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de koe in de wei een belangrijke bijdrage levert aan het Nederlandse cultuurlandschap en het welzijn van de koeien bevordert;

overwegende dat de regering van mening is dat of grondgebondenheid of mestverwerking voorwaarden zijn voor groei van de melkveehouderij;

verzoekt de regering om groei van de melkveehouderij uitsluitend toe te staan bij die bedrijven die grondgebonden zijn en waarbij voor de koeien weidegang gegarandeerd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (33037).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie eist dat melkveehouders in hun bouwplan 80% grasland moeten hebben als zij in aanmerking willen komen voor derogatie;

overwegende dat veel melkveehouders hun bouwplan voor 2014 al hebben vastgesteld, hun land al hebben ingezaaid en hierbij zijn uitgegaan van 70% grasland;

van mening dat voorkomen moet worden dat melkveehouders door deze maatregel onevenredig getroffen worden;

verzoekt de regering om in overleg met de Europese Commissie maatwerk toe te passen als zich in 2014 knelpunten voordoen rond de eis van 80% grasland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een meerderheid van de Kamer zich uitgesproken heeft voor het afschaffen van de dierrechten zodra er een evenwicht op de mestmarkt is bereikt;

overwegende dat de Europese Commissie nu in ruil voor derogatie van de gebruiksnormen eist dat de pluimvee- en varkensrechten in ieder geval tot en met 2017 gehandhaafd worden;

overwegende dat voorkomen moet worden dat pluimvee- en varkenshouders nog vier jaar in onzekerheid zitten over de status van de dierrechten na 2017;

verzoekt de regering, in gesprek te blijven met de Europese Commissie over de uitvoering van het actieprogramma Nitraatrichtlijn en zich hierbij in te zetten voor het zo spoedig mogelijk laten vervallen van de dierrechten, mits er evenwicht op de mestmarkt is bereikt, en daarbij ook de geplande evaluatie van de Meststoffenwet in 2016 te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in verschillende commissies en werkgroepen wordt gewerkt aan het wegnemen van concrete knelpunten rondom mestverwerking op het gebied van het ruimtelijk beleid;

overwegende dat er veel onduidelijkheid is over de mestverwerkingscapaciteit en de locaties waar mestverwerking kan plaatsvinden;

overwegende dat voldoende mestverwerkingscapaciteit een noodzakelijke voorwaarde is om het nieuwe mestbeleid inclusief een POR-regeling te doen slagen;

verzoekt de regering, op zeer korte termijn in overleg te treden met provincies en gemeenten over het wegnemen van specifieke belemmeringen om mest te kunnen verwerken en de Kamer periodiek inzicht te geven in de gerealiseerde mestverwerkingscapaciteit voor 2015 en verder,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb een vraag over de tweede motie van mevrouw Dik-Faber met betrekking tot de dierrechten. Wil zij die dierrechten los zien van de derogatie en daarme de derogatie al dan niet in gevaar brengen? In dit verband roep ik in herinnering het debat dat we hebben gehad over de nieuwe Mestwet waarin moties om dierrechten voor met name de pluimveehouderij af te schaffen niet zijn gesteund door de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

We hebben inderdaad in november of december een uitvoerig debat gehad over de mestverwerking en het al dan niet afschaffen van de dierrechten. Dat debat is gevoerd. Ik zie mij nu geconfronteerd met de nieuwe situatie. Een aantal maanden geleden ging ik er nog van uit dat dit gewoon een nationale bevoegdheid is. Ik zie mij nu geconfronteerd met de situatie dat de Europese Commissie hier een stem in gaat krijgen, doordat de dierrechten en de derogatie aan elkaar gekoppeld zijn. Nu kunnen we achteroverleunen en wachten tot 2017 en pas dan gaan kijken hoe Nederland ervoor staat, maar ik vind dat een onwenselijke situatie. We hebben met elkaar ook afgesproken om in 2016 te gaan evalueren. Dus laten we de komende jaren goed in de gaten houden hoe het gaat met de mestverwerking. De Europese besluitvorming staat, dus die kan ik nu niet veranderen. Ook daarover hebben we uitvoerig gesproken, maar binnen die hele context heb ik een motie ingediend om zo veel mogelijk recht te doen aan de toekomstperspectieven van agrariërs.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik denk dat mevrouw Dik-Faber en ik heel dicht bij elkaar zijn gekomen, maar afgelopen november/december was natuurlijk al duidelijk dat met name de pluimveesector zijn mestverwerking op orde had, terwijl de fractie van de ChristenUnie haar steun niet uitsprak. Ik hoop dat we elkaar de komende vier jaar ook kunnen vinden als het gaat om de monitoring en de verdere ontwikkelingen op dit punt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

We gaan er vast en zeker nog vele debatten over voeren. Ik heb in november/december ook verwezen naar het rapport van het PBL en de WUR. Dat rapport is inmiddels beschikbaar. Ik denk dat ik het hier nu bij kan laten, want de situatie is zoals die is. We hebben op dit moment te maken met de derogatie die is gekoppeld aan de dierrechten. Binnen die status quo heb ik deze motie ingediend.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Allereerst complimenten aan de staatssecretaris voor het überhaupt binnenhalen van de derogatie. Het is namelijk lang niet zeker geweest dat dit zou lukken, want het stuit op grote problemen in zowel de melkveesector als andere sectoren die zich nog steeds voor de dierrechten gesteld zien. Wij zien ook dat het alternatief allerminst aantrekkelijk was. We snappen de kritiek heel erg goed, maar we zijn ook wel heel erg blij dat de derogatie toch binnengehaald is. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de uitbreiding van de veestapel mestverwerking vereist wordt, maar dat er onvoldoende zicht en zekerheid is op de beschikbaarheid hiervan;

overwegende dat er fraude plaatsvindt met mest;

van mening dat te allen tijde voorkomen moet worden dat er meer mest wordt uitgereden dan is toegestaan op basis van de milieugrenzen;

verzoekt de regering, de komende drie jaar de productie, het gebruik, de verwerking en de export van mest zorgvuldig te monitoren en hierover de Kamer jaarlijks te rapporteren;

verzoekt de regering tevens, nationale en internationale meststromen die logischerwijze duiden op fraude in beeld te brengen en hier acties op te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de grondgebonden melkveehouderij past in het Nederlandse cultuurlandschap;

van mening dat het onwenselijk is om dichte melkveestallen te introduceren, zoals we reeds kennen in bepaalde sectoren van de intensieve veehouderij;

verzoekt de regering om de groei van de melkveehouderij te faciliteren via grondgebondenheid en weidegang in het geval dat markt- en ketenpartijen hierin zelf onvoldoende zouden slagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110 (33037).

Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft gevraagd om vijf minuten schorsing. Het zijn veel moties. Ik geloof ook dat de leden zelf misschien de ene of de andere motie nog graag een keer willen nalezen. Ik stel dus voor om te schorsen tot 16.45 uur. Dan gaan wij over tot de beantwoording.

De vergadering wordt van 16.37 uur tot 16.45 uur geschorst.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zou graag eerst een paar opmerkingen willen maken ter inleiding op mijn adviezen over de achttien moties die zijn ingediend.

De voorzitter:

Wij tellen negentien moties.

Staatssecretaris Dijksma:

U hebt gelijk, het zijn er negentien.

Voorzitter. Het verkrijgen van derogatie is iets wat je moet verdienen. Het is een gunst, geen recht. Om derogatie te krijgen, moeten lidstaten overtuigend laten zien dat de doelen van de Nitraatrichtlijn niet in gevaar komen. Zij moeten alle andere lidstaten daarvan overtuigen. Nederland heeft flink zijn best moeten doen om ook de Commissie te overtuigen, want in delen van het land voldoen wij niet aan de norm van de Nitraatrichtlijn. De onderhandelingen over de derogatie waren dus een "uphill battle", zoals ik ook eerder in het debat heb gezegd.

De heer Geurts zou liever zien dat wij het derogatievoorstel dat de Europese Commissie op 23 april in het Nitraatcomité in stemming wil brengen, afwijzen en dat wij opnieuw gaan onderhandelen. Ik denk dat het goed is om de consequenties hiervan te schetsen. Nederland heeft namelijk in 2014 al geen derogatie. De derogatie die Nederland had, is op 31 december jongsleden onherroepelijk vervallen. In geen geval kunnen wij daar gedurende het onderhandelingstraject gebruik van maken. Dit betekent dat alle boeren die in 2013 nog 250 kilogram stikstof uit dierlijke mest mochten aanwenden, terugvallen op de standaardnorm uit de Nitraatrichtlijn. Die is, zoals de Kamer weet, 170 kilogram stikstof per hectare. De overige mest moet worden afgevoerd.

In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat 60% van de boeren die in 2013 van derogatie gebruikmaakten, ook toen al ten minste 80% grasland in het bouwplan hadden. Zij kunnen dus sowieso zonder problemen aan de nieuwe voorwaarden voldoen. Als je voor die groep — ik zeg het erbij: wij hebben het op de achterkant van een sigarenkistje uitgerekend — kijkt naar wat het kost als zij in dit jaar niet 230 of 250, maar 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest mogen aanwenden, dan kom je dus voor die groep alleen al op een bedrag aan extra kosten van zeg tussen de 85 en 100 miljoen aan schade. Daar blijft het niet bij. Omdat er veel meer rundermest op de markt komt, kunnen er verdringingseffecten optreden en stijgen bijvoorbeeld de kosten van verwerking van varkensmest.

Van de boeren die niet gerekend hadden op 80% grasland in het bouwplan, zal een deel het bouwplan misschien alsnog willen aanpassen en dat ook kunnen doen. Ik begrijp echter heel goed dat het voor een aantal boeren echt zal gaan knellen. Een aantal woordvoerders, onder wie mevrouw Lodders, hebben daar indringend aandacht voor gevraagd. Ik ben bereid om, daar waar echt sprake is van een knelpunt, te zoeken naar een "adequate oplossing", zoals mevrouw Lodders het formuleerde. Maatwerk zal daarbij geboden zijn, zeg ik tegen mevrouw Dik-Faber. Ik moet uiteraard nog bezien, ook graag in overleg met betrokken organisaties, hoe wij daaraan vormgeven, maar het is mijn ambitie om die knelpunten op te lossen. Ik beloof hier ook dat ik dat zal doen.

Ik wil dus wel dat Nederland de derogatie krijgt. Ik denk dat wij zowel in landbouwkundig als in milieukundig opzicht een goed resultaat hebben bereikt; het maximaal haalbare resultaat. Als ik voor zalen sta — dat zeg ik dan ook maar tegen de heer Geurts — wil ik de mensen geen knollen voor citroenen verkopen. Dan wil ik niet doen alsof ik in Brussel bij de Commissie belletje ga trekken, met als enige resultaat dat ik met lege handen thuiskom. Dat is iets wat ik mij vanuit mijn positie niet kan of wil veroorloven, ook niet voor al die boeren die ik zojuist heb genoemd, die grote schade zullen lijden als wij doen wat de heer Geurts mij vraagt. Ik hoop dat hij begrijpt dat ik zowel de motie op stuk nr. 96 als die op stuk nr. 97, die beide leiden tot het heropenen van de onderhandelingen, met klem ontraad.

De heer Geurts (CDA):

Ik vind het ongelofelijk knap van de staatssecretaris dat zij haar coalitiepartner van de VVD op deze manier uit de wind heeft gehaald. Die coalitiepartner heeft in de media heel grote woorden gesproken over de derogatie. Vandaag heb ik daar niks over gezien. Mijn complimenten voor de staatssecretaris. Zij heeft gesproken over de knelgevallenregeling. Hoe ver gaat die regeling? Er kunnen ongelofelijk veel van dergelijke gevallen ontstaan. Ik denk aan boeren die nu extra drijfmest moeten gaan afvoeren en kunstmest moeten gaan aankopen. Vallen ook dit soort situaties hieronder? Gaat de staatssecretaris al die gevallen individueel oplossen?

Staatssecretaris Dijksma:

Misschien eerst een opmerking over de eerste opmerking van de heer Geurts. De partij van de heer Geurts heeft jarenlang mensen als vooruitgeschoven post geleverd om derogatie te verkrijgen. Ik had van de heer Geurts verwacht dat hij beter wist dan de opdracht waarmee hij mij vandaag op pad wil sturen. Wat hij vraagt, leidt ertoe dat een heleboel mensen, ook van zijn achterban, in de zalen waar hij spreekt, onherroepelijk in heel grote problemen komen. De heer Geurts wijst naar anderen, maar misschien moet hij heel even naar zichzelf kijken.

Dan de knelgevallen. Laten wij in overleg met de mensen die het aangaat, bekijken wat mogelijk is. Ik heb een paar voorbeelden gehoord. Ik denk dat wij ook aan de Commissie duidelijk moeten maken dat wij ons aan de voorwaarden houden en dat wij in Nederland tegelijkertijd zelf onze knelgevallen moeten oplossen. Wij zullen daarover communiceren met de Kamer en met de mensen die het betreft. Ik wil dit graag bespreken met de organisaties die vanuit de praktijk kunnen aangeven waar zij tegen aanlopen. Laten wij samen die handschoen oppakken. Dan hebben wij in diezelfde zalen misschien nog een verhaal waarmee wij mensen tegemoet kunnen komen. Want daar ben ik wel op uit.

De heer Geurts (CDA):

Ik gaf een compliment en krijg iets anders terug. Ik laat dat even passeren, want het is niet ten nutte van de discussie. Het gaat om mensen die al keuzes gemaakt hebben, die contracten hebben gesloten met grondruil, die problemen hebben met toeslagrechten als zij nu naar 80% gras zouden moeten gaan. Uit de woorden van de staatssecretaris begrijp ik dat al die problemen opgelost worden.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb vastgesteld dat er knelgevallen zijn. In reactie op de motie van mevrouw Lodders en de motie van mevrouw Dik-Faber zal ik dat opnieuw doen. Een aantal leden heeft heel indringend aangegeven waar ze precies zitten. Laten wij om de tafel gaan zitten. Laten wij het oplossen. Het betekent niet dat ik iedereen altijd aan het eind van de dag overal tevreden zal hebben, maar ik zal mijn inzet hier aan u geven. Die inzet is klip-en-klaar: ik wil een adequate oplossing en daar doe ik mijn best voor. Dat is iets wat mensen moeten horen en waar zij op moeten kunnen rekenen.

Ik kom op de motie van mevrouw Lodders en de heer Dijkgraaf op stuk nr. 92 over de jaarlijkse monitoring. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel erover graag aan de Kamer. Ik zal de effecten van het vijfde actieprogramma monitoren en ik zal uiteraard ook aansluiten bij de monitoringprogramma's die al lopen, zodat wij ook het effect van het vijfde actieprogramma ten opzichte van die van de eerdere actieprogramma's kunnen zien. Wij moeten dan een stijgende lijn kunnen waarnemen. Ik zal een voorstel voor een pilot uitwerken en de Kamer daarover informeren.

Dan de motie van mevrouw Lodders en de heer Dijkgraaf op stuk nr. 93. Daarin wordt mij gevraagd om knelpunten adequaat op te lossen. Ik heb zojuist al uitgelegd dat ik deze motie van harte wil uitvoeren. Ik beschouw haar in die zin als ondersteuning van beleid en wil het oordeel erover graag aan de Kamer overlaten.

In de motie op stuk nr. 96 verzoekt de heer Geurts de regering om bij de benoeming van de nieuwe Commissaris voor milieu in te stemmen met een Commissaris die stuurt op milieudoelen en niet op doelrealisatie. Misschien is het goed om even met de leden door te nemen hoe een benoeming van een Commissaris gaat. Een Commissaris wordt door een lidstaat voorgedragen en vervolgens in een hoorzitting in het Europees Parlement bevraagd door de Europarlementariërs. Uiteindelijk stemt het Europees Parlement over de vraag of een Commissaris al dan niet benoemd moet worden. Ik verwijs de heer Geurts vriendelijk naar zijn collega's in het Europees Parlement. Zij kunnen een beoogd milieucommissaris het vuur na aan de schenen leggen. Overigens lijkt mij verstandig om milieucommissarissen vooral te vragen om te doen waar zij voor aangesteld zijn.

De voorzitter:

Ontraadt u de motie?

Staatssecretaris Dijksma:

Ja. In mijn uitleg heb ik vastgesteld dat ook hier de heer Geurts mij vraagt om iets te doen wat ik niet kan doen. Als hij het dichter bij huis zoekt, komt hij misschien eerder tot een oplossing.

De voorzitter:

De uitleg was helder, maar het is altijd fijn als u die afsluit met een oordeel.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter, u hebt volstrekt gelijk.

Ik zal de POR-regeling opnieuw openstellen. Ik heb vandaag in een brief aan de Kamer laten weten dat varkens- en pluimveehouders die hun veestapel uitbreiden, gedeeltelijk ontheffing kunnen krijgen van de verplichting om voldoende dierrechten te hebben. Ik denk dat het goed is dat wij een positieve stimulans invoeren voor mensen die hun mestverwerking op orde hebben. Er is wel de voorwaarde dat de hele fosfaatproductie van deze bedrijven buiten de Nederlandse landbouw moet worden gebracht. De groei van de varkens- en pluimveestapel kan ook niet het nationale fosfaatproductieplafond in gevaar brengen. Het gaat altijd om een gemaximeerde regeling. Dat gold ook voor de oude regeling. Ik zal met de sector overleggen, de regeling voorbereiden en de Kamer informeren. Ik beschouw de motie van de heer Geurts hierover als ondersteuning van het beleid, maar dat wist de Kamer al.

De voorzitter:

Ondanks het mooie oordeel, toch een vraag van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik ben er heel blij mee, maar het dictum onder "verzoekt voorts" heeft met de huidige deelnemers te maken. Daar ging de brief van het kabinet niet over. Ik heb een heel simpel verzoek. Wil de staatssecretaris daar eens heel goed naar kijken? Zij wil toch met de sector overleggen. Als zij dit toezegt, ben ik bereid om de motie aan te houden.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is goed.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (33037, nr. 94) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb mijn oordeel al gegeven over de motie op stuk nr. 95 en de motie op stuk nr. 97.

De motie op stuk nr. 98 moet ik ontraden. Zij past niet bij de reactie die ik zojuist heb gegeven op de door de heer Geurts ingediende motie en ook niet bij de brief die de Kamer eerder vandaag heeft gekregen.

De motie van mevrouw Ouwenhand op stuk nr. 99 moet ik ook ontraden. Er staat dat dit de laatste keer is dat Nederland om een derogatie vraagt. Derogatie is landbouwkundig en milieukundig verantwoord. Je moet er alleen wel iets voor doen. Dit is niet de laatste derogatie. Dat is ook niet mijn verwachting.

In de motie op stuk nr. 100 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering om een meldpunt voor burgers in te stellen waar zij hun klachten over mestvergisters kunnen indienen. Burgers kunnen hun klachten altijd kwijt bij gemeentelijke milieupunten. Die meldpunten zijn er al. Het is niet nodig om een extra meldpunt te realiseren. Deze motie wil ik ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag mij af of de staatssecretaris wel eens met burgers heeft gesproken die hebben geprobeerd om bij gemeentelijke instanties te klagen. Ik kan haar vertellen dat die mensen zich niet gehoord voelen. Zij hebben niet het gevoel dat hun gezondheidsklachten serieus worden genomen. Zij zitten letterlijk met de handen in het haar. Het lijkt mij dat de staatssecretaris toch minstens op de hoogte wil zijn van de effecten van die mestvergisters op het woongenot van burgers in ons land.

Staatssecretaris Dijksma:

Daarvan wil ik zeker op de hoogte zijn. Ik kan niet overzien of het klopt wat u zegt, want gemeenten zijn heel verschillend in de manier waarop zij zich organiseren. Men heeft die meldpunten en ik vind dat mensen daarvan goed gebruik moeten kunnen maken. Anders is er altijd nog een ander meldpunt, en dat ben ik meestal zelf. Ik krijg natuurlijk ook mails van burgers die zich zorgen maken over zaken. Wij proberen die altijd goed te beantwoorden, vaak in overleg met gemeenten of provincies. De vergelijking met het meldpunt voor knelpunten in de vergunningverlening vind ik echter niet juist. Dat hebben wij in het debat ook met elkaar gewisseld, maar ik heb nu nog een paar extra argumenten gegeven waarom ik uw voorstel toch moet ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat klopt. In het debat heb ik hierover ook gezegd dat wij konden voorzien dat die vergunningen er niet makkelijk zouden komen. Toch ben ik heel benieuwd of de staatssecretaris in ieder geval bereid is om op zoek te gaan naar wat dit betekent voor de leefomgeving van mensen. Zou zij kunnen toezeggen dat zij de Kamer laat weten wat haar bevindingen in dezen zijn? Ik heb het gevoel dat het, als er al bij gemeentes wordt geklaagd, niet doordringt tot het ministerie en dat de staatssecretaris geen idee heeft wat dit betekent voor de effecten op de woonomgeving en de gezondheid van mensen. Het lijkt mij dat zij zich daarvan wel een beeld zou moeten vormen.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat zijn net iets te veel veronderstellingen in één, waarbij er voetstoots van uit wordt gegaan dat wij niet weten wat er aan de hand zou zijn en dat wij ons daarvoor niet openstellen. Dat moet ik echter met klem tegenspreken. Als er klachten zijn, kunnen die gemeentelijk worden gemeld. Als het nodig is, wordt er ook altijd overlegd met ons departement. Mevrouw Ouwehand suggereert dat die routes er niet zijn of dat die niet gebruikt kunnen worden, maar volgens mij zit dat anders. Helaas kan ik mevrouw Ouwehand hier dus niet mee van dienst zijn.

Datzelfde geldt voor de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 101, die mij vraagt om dierrechten niet af te schaffen of, andersom gezegd, dierrechten te behouden. De ambitie is om dierrechten af te schaffen als dat verantwoord kan. Dat heeft te maken met het evenwicht dat op de mestmarkt moet worden bereikt. Wel zullen de dierrechten in deze periode van derogatie behouden blijven, maar ik moet de motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 102 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering om voorstellen uit te werken voor de maximale melkproductie per hectare. Ook deze motie wil ik ontraden. De grondgebondenheid wordt straks ingevuld in een nieuw stelsel voor verantwoorde groei van de melkveehouderij. Ik wil daarover om te beginnen overleg voeren, ook met allerlei maatschappelijke betrokkenen, van landbouworganisaties tot en met Natuur & Milieu en anderen. Het lijkt mij dus niet goed om op voorhand zo'n verzoek te honoreren. Daarom ontraad ik de motie.

De motie van de leden van de SP op stuk nr. 103 moet ik ook ontraden. Nogmaals, de definiëring van grondgebondenheid komt aan de orde in het wetsvoorstel voor verantwoorde groei. De indieners kunnen ook nog overwegen om de motie aan te houden, maar als zij die in stemming brengen, moet ik die echt ontraden. Laten wij het wetsvoorstel gewoon via een normale, ordentelijke procedure in de Kamer brengen, inclusief het maatschappelijk debat. Laten wij daaraan niet op voorhand allerlei zaken verbinden.

De heer Van Gerven (SP):

Tijdens het debat was er onduidelijkheid over de precieze betekenis van "grondgebondenheid". Dat is de reden dat wij deze motie hebben ingediend. De motie vraagt de regering om "grondgebondenheid" opnieuw te definiëren, zodat daarover geen misverstand bestaat. Dat is toch in lijn met het betoog dat de staatssecretaris zojuist hield met betrekking tot de vorige motie?

Staatssecretaris Dijksma:

Ik zeg ook niet dat wij die duidelijkheid niet gaan geven, maar u vraagt mij om die nu al te geven. Ik wil dat doen in samenhang met een presentatie van het wetsvoorstel aan de Kamer.

De heer Van Gerven (SP):

In de motie staat dat de definitie wetenschappelijk geborgd moet zijn en dat er geen discussie over is, dus dat in ieder geval vanuit de wetenschap wordt gezegd dat dit een goede definitie is. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij ernaar streeft om dat de uitkomst te laten zijn van haar zoektocht?

Staatssecretaris Dijksma:

Ik vind dat heel lastig. Het gaat niet alleen over een wetenschappelijk geborgde definitie, maar ook over een maatschappelijk geborgde definitie. Wij zullen het overleg over dat stelsel starten met zowel de wetenschappers als de agrariërs en de milieu- en natuurorganisaties. U loopt te ver voor de troepen uit.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 104 van de leden Van Gerven en Smaling, die om een wel heel breed, heel groot en ongetwijfeld ook heel kostbaar onderzoek vraagt. Ik zie niet in wat de meerwaarde daarvan is ten opzichte van al bestaande onderzoeksprogramma's en onderzoeken. Ik zeg ook heel eerlijk dat ik niet zomaar de middelen heb om elke keer wanneer er weer een groot onderzoek wordt gevraagd, dat te honoreren. Ook om die reden moet ik deze motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 105 staat dat er alleen groei kan worden toegestaan, als weidegang gegarandeerd is. Wij hebben in de brief die u eerder hebt gekregen, een positie gekozen waarbij grondgebondenheid of mestverwerking aan de orde was. Ik wil ook om die reden deze motie nu ontraden. Laten wij eerst dat wetsvoorstel met elkaar bespreken voordat u van tevoren allerlei deuren dichtgooit waarvan u niet weet of u ze misschien ergens op een kier wilt hebben. Ik ben erg voor koeien in de wei, dus daar zijn wij het zeker over eens. Een aantal zaken moeten wij zeker nog onderzoeken, bijvoorbeeld het effect op de grondprijzen. Dat zijn zaken die wij nu nog niet kunnen voorzien. Om die reden ontraad ik ook deze motie.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil de motie op stuk nr. 105 best aanhouden, maar kan de staatssecretaris nog iets zeggen over het tijdpad van de wetsbehandeling?

Staatssecretaris Dijksma:

Wij doen een poging om de wet voor de zomer bij u te hebben. Dat is in ieder geval onze ambitie. Dat is best een stevige ambitie, toch? Ik hoop dat het lukt.

De heer Van Gerven (SP):

Dat lijkt mij ook een stevige ambitie. Ik zal mij er even op beraden of ik de motie aanhoud, want daar zit ook weer een tijd aan vast.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik begrijp het.

De voorzitter:

Vooralsnog wordt de motie op stuk nr. 105 gehandhaafd, tenzij de heer Van Gerven alsnog aangeeft dat hij die aanhoudt.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 106. Ik heb net bij de motie van mevrouw Lodders, die eigenlijk hetzelfde vraagt, gezegd: ondersteuning van beleid. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de motie op stuk nr. 106 van mevrouw Dik-Faber.

Het lijkt mij goed om de vinger aan de pols te houden; ik begrijp de opstelling van mevrouw Dik-Faber. Dat kunnen wij doen, als wij de monitoring doen zoals mevrouw Lodders heeft gevraagd. Ik beschouw de motie op stuk nr. 107 dan ook als ondersteuning van beleid. Zodra dat evenwicht op de mestmarkt is bereikt, zullen wij de gesprekken met de Commissie moeten starten, want daar kun je niet vroeg genoeg bij zijn. Zo zie ik de motie. Ik ben blij met de uitleg van mevrouw Dik-Faber dat zij daarmee de bestaande afspraak voor deze derogatieperiode accepteert. Dat woord past toch het meest bij de wijze waarop u met elkaar, althans deels, over het bereikte resultaat denkt.

In haar motie op stuk nr. 108 verzoekt mevrouw Dik-Faber om te overleggen met provincies en gemeenten en om inzicht te geven in gerealiseerde mestverwerkingscapaciteit. We zijn al in overleg. Het lijkt me prima om de Kamer op de hoogte te houden van de capaciteit die we realiseren. Ik laat het oordeel over de motie over aan de Kamer. Ik ervaar de motie als ondersteuning van beleid.

De motie van mevrouw Dikkers op stuk nr. 109 gaat over het monitoren van productiegebruik, verwerking en export en over het in beeld brengen van meststromen. Zij roept nadrukkelijk op om fraude hard aan te pakken. De motie is in mijn ogen ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel erover graag aan de Kamer over.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik ben blij met de beoordeling van de staatssecretaris. Als de rapportage jaarlijks naar de Kamer komt, zoals in het dictum staat, trek ik mijn motie in en ben ik blij met de beantwoording van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, ik denk dat we daar wel aan kunnen voldoen. Ik moet altijd even op de verwerkingscapaciteit van mijn eigen mensen blijven letten. Dat is ook nog een ding.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Dikkers/Schouw (33037, nr. 109) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dijksma:

Last but not least: de motie op stuk nr. 110 van mevrouw Dikkers. Ik onderstreep het belang van grondgebondenheid en weidegang. Het is een van de belangrijke routes die melkveehouders kunnen bewandelen om groei van hun bedrijf mogelijk te maken. Ook hiervoor geldt wat ik in relatie tot andere moties heb gezegd, namelijk dat de motie te vroeg komt. We gaan een heel traject rondom een wetsvoorstel tegemoet. Het lijkt me goed als we de kans krijgen om iets aan de Kamer voor te stellen. Ik vraag mevrouw Dikkers of zij het mogelijk acht om de motie aan te houden. Anders vrees ik dat ik de motie nu niet kan ondersteunen en dat is dan ook weer jammer.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik acht dat wel mogelijk. Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Dikkers stel ik voor, haar motie (33037, nr. 110) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben daarmee gekomen aan het einde van mijn inbreng. Ik dank de leden voor hun moties. Ik hoop op steun voor de derogatie. Het is echt belangrijk dat we die binnenhalen. Want een ding lijk je bijna te vergeten als je hier zo staat, en dat is dat het nog wel moet gebeuren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister. Stemmingen over de moties zijn morgen.

De vergadering wordt van 17.11 uur tot 18.33 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven