Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011 (32500 V);

het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2009 (32360 V);

het jaarverslag van Buitenlandse Zaken (32360 V, nr. 3);

het rapport bij het jaarverslag van Buitenlandse Zaken 2009 (32360 V, nr. 4)

, en over:

- de motie-Dikkers over openbaar maken van afspraken met ontvangende landen (32500 V, nr. 23);

- de motie-Dikkers over een jaarlijkse evaluatie van het coherentiebeleid (32500 V, nr. 24);

- de motie-Dikkers c.s. over handhaven van 0,8% bnp voor ontwikkelingssamenwerking (32500 V, nr. 25);

- de motie-Dikkers c.s. over de beloningsstructuur bij VN-instellingen (32500 V, nr. 26);

- de motie-Dikkers over terugdringen van de hulpafhankelijkheid (325900-V, nr. 27);

- de motie-Dikkers over de effecten van de verschillende vormen van hulp op de armoedebestrijding (32500 V, nr. 28);

- de motie-Dijkhoff over een minder gefragmenteerde structuur bij de medefinancieringsorganisaties (32500 V, nr. 29);

- de motie-Dijkhoff over beëindiging van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid door lagere overheden (32500 V, nr. 30);

- de motie-Dijkhoff/Dikkers over niet langer verdubbelen van donaties bij inzamelingsacties (32500 V, nr. 31);

- de motie-Dijkhoff/Ferrier over ontkoppeling van hiv/aidsbeleid en SRGR-beleid (32500 V, nr. 32);

- de motie-Irrgang/Dikkers over aanscherping van de transparantierichtlijn voor Europese multinationale ondernemingen (32500 V, nr. 33);

- de motie-Ferrier c.s. over proactief uitvoeren van resolutie 1325 van de Veiligheidsraad (32500 V, nr. 34);

- de motie-Ferrier over coherentie in verband met duurzame ontwikkeling (32500 V, nr. 35);

- de motie-Ferrier over ontwikkelen van een duurzame lokale economie (32500 V, nr. 36);

- de motie-Hachchi over behoud van de unieke Nederlandse aanpak bij aidsbestrijding onder kwetsbare groepen (32500 V, nr. 37);

- de motie-Hachchi c.s. over een Europees actieplan om resolutie 1325 te concretiseren (32500 V, nr. 38);

- de motie-El Fassed c.s. over maatregelen tegen de invoer van illegaal gewonnen grondstoffen (32500 V, nr. 39);

- de motie-El Fassed/Hachchi over een tender gericht op vrouwen en hun rechten (32500 V, nr. 40);

- de motie-Voordewind over stapsgewijs invoeren van de bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking (32500 V, nr. 42);

- de motie-Voordewind over handhaven van de norm van minimaal 0,7% bnp (32500 V, nr. 43);

- de motie-Voordewind over minimaal 15% van het ontwikkelingshulpbudget voor onderwijs (32500 V, nr. 44);

- de motie-Voordewind over tegengaan van belastingontwijking (32500 V, nr. 45);

- de motie-Voordewind over geen sectorale steun aan Rwanda (32500 V, nr. 46);

- de motie-Voordewind over het initiatief voor duurzame handel (32500 V, nr. 47);

- de motie-Voordewind over duurzaam geproduceerde huismerkproducten van supermarkten (32500 V, nr. 48);

- de motie-Van der Staaij c.s. over substantieel blijven investeren in (beroeps)onderwijs (32500 V, nr. 49).

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Tja, wat zeg je in de tweede termijn van zo'n debat? Normaal gesproken trek je dan conclusies, maar dat is hier nauwelijks mogelijk. De minister van Buitenlandse Zaken heeft zijn beleid in de grondverf gezet en de komende maanden zullen uitwijzen of het waterverf of olieverf is. Wij zullen hem op zijn daden beoordelen. Wij zullen kijken naar de voorstellen waar hij mee komt. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven wat de kaders zijn waarbinnen wij dat zullen beoordelen. Het belang van mensenrechten is daarbij voor ons heel groot. Het beoordelen van de plannen rond zijn ministerie zullen wij constructief maar kritisch doen. Ik zeg dit met zo veel nadruk, omdat ook bij dit debat weer is opgevallen dat deze minister, wil hij een meerderheid in deze Kamer hebben, op cruciale momenten van de oppositie steun zal moeten krijgen. Ik wil hem bij deze gelegenheid zeggen dat hij wel kan rekenen op een open mind bij de PvdA-fractie, maar niet op altijd maar steun als hij in de moeilijkheden komt. Dat is niet een open uitnodiging om altijd maar bij ons te komen shoppen.

Met een mengeling van afgrijzen en mededogen heb ik geluisterd naar de bijdrage van de PVV-fractie aan dit debat. Mededogen, omdat ik gemerkt heb dat de woordvoerder van de PVV-fractie oprecht gelooft dat wij afstevenen op een oorlog met de islam. Als je denkt dat er een oorlog komt, ga je die natuurlijk ook zelf voorbereiden. Vandaar ook de inzet op een mogelijke aanval op Iran. Afgrijzen, omdat ik merk dat daarbij stellingen worden betrokken die zo in strijd zijn met de uitgangspunten van het internationaal recht, zo in strijd met de waarden van de Nederlandse samenleving, dat ik mij afvraag of de PVV-fractie wel denkt aan het belang van Nederland en de Nederlanders of dat zij alleen maar gefixeerd blijft op het redden van Israël. Ook voor de PvdA-fractie is het een grondrecht voor de mensen die in Israël wonen dat zij binnen veilige grenzen kunnen wonen, maar wij geloven niet in de onvermijdelijkheid van oorlog. Wij geloven ook niet in de onvermijdelijkheid van een strijd tussen het Westen en de islam. De strijd vindt plaats in het hart van de islam, en de bondgenoten van het Westen zijn de gematigde moslims. Je kunt jezelf geen slechtere dienst bewijzen dan die mensen weg te zetten als aanhangers van een fascistische ideologie. Doordat dit kabinet steun heeft gezocht bij de fractie die dit verspreidt, heeft het kabinet in het buitenland een hoop uit te leggen. Mede namens collega Pechtold dien ik een motie in die daarop ingaat. Wij willen weten welke diplomatieke inspanningen nodig zijn om het beeld van Nederland nog enigszins overeind te houden bij partners die wij nu en in de toekomst keihard nodig zullen hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aanwezigheid van de PVV in het centrum van de Haagse macht zonder regeringsdeelname moeilijk uit te leggen is in het buitenland, onder meer omdat de PVV, waarvan de steun onontbeerlijk is voor het minderheidskabinet, juist op het gebied van het buitenlands beleid een afwijkend standpunt inneemt en alle ruimte krijgt dat te ventileren;

van mening dat deze afwijkende houding in het beste geval betekent dat Nederland onophoudelijk incidenten moet repareren in de internationale betrekkingen, maar in het slechtste geval langdurige schade voor Nederland;

overwegende dat de extra inspanningen van de regering om zowel de gedoogconstructie als de openlijk verkondigde afwijkende meningen van de PVV op het gebied van het buitenlands beleid ongetwijfeld de nodige extra kosten met zich brengen;

verzoekt de regering, in kaart te brengen wat de financiële meerkosten zijn van het herstel van de opgelopen imagoschade, het repareren dan wel in stand houden van de internationale relaties, alsmede de extra inspanningen die ambassades moeten leveren als gevolg van deze gedoogconstructie, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmermans en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79(32500 V).

De heer Timmermans (PvdA):

In mijn eerste termijn heb ik, enigszins refererend aan het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, gezegd dat het onderscheid vervaagt tussen de actoren in de klassieke diplomatie en die in de moderne wereld. De strikte scheiding tussen natiestaten en internationale organisaties enerzijds en ngo's, grote sportkoepels, grote bedrijven en andere actoren anderzijds, vervaagt. Die nieuwe spelers in het internationale spel zouden aan dezelfde regels van transparantie en afrekening moeten voldoen als wij verwachten van staten en gewone internationale organisaties. Om dat te doen in het bedrijfsleven hebben wij het Ruggie Framework erg nodig. Ik heb gezien, en ik dank hem daarvoor, dat de minister van Buitenlandse Zaken positief heeft gereageerd op de suggestie van de PvdA- en de CDA-fractie om op dat vlak de komende tijd echt meters te maken. Wij begroeten dat en vinden dat mooi. Daarom zal ik daarover de Kamer niet om een uitspraak vragen.

Op het andere gebied, een grotere mate van afrekenbaarheid van nieuwe actoren in het internationale speelveld, is de reactie van het kabinet zeer afhoudend. Dat moeten ze zelf maar doen, zegt het. Onze ontwikkelingsorganisaties doen dat al heel goed zelf. Die weten dat ze met publiek geld werken, dus leggen graag publiek verantwoording af over wat ze doen. Maar er bestaan ook organisaties als het IOC, de FIFA en de UEFA, die met heel veel geld werken dat gewoon van burgers komt, maar die niet of nauwelijks naar buiten toe verantwoording afleggen over wat ze doen. Ik verwijs alleen naar de discussie over het vaststellen waar het volgende wereldkampioenschap voetbal zal plaatsvinden. Een stel oude mannen in een zaal en niemand weet of daarmee al of niet veel geld uit Rusland gemoeid is. Er zijn allerlei vermoedens. Niemand kan het bewijzen. Ik vind dat burgers er recht op hebben dat dit soort organisaties, die een belangrijke rol spelen in de internationale politiek, verantwoording aflegt. Vandaar deze motie, mede namens de heer Pechtold.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat non-gouvernementele internationale organisaties (ngo's), inclusief sportkoepels en -bonden, een steeds grotere rol op het wereldtoneel spelen, waardoor het verschil met internationale organisaties minder duidelijk wordt;

constaterende dat het bij het vergroten van de invloed van ngo's, het vergroten van de verantwoordingsplicht van sommige ngo's, met name op het vlak van sport, onevenredig is achtergebleven;

constaterende dat de verplichting tot transparantie, rechtsstatelijkheid en openbare afrekenbaarheid wel van toepassing is op staten en de gevestigde internationale organisaties en eveneens dikwijls reeds van toepassing is op tal van ngo's die actief zijn op het vlak van ontwikkelingssamenwerking;

van mening dat deze verplichting tot transparantie, rechtsstatelijkheid en openbare afrekenbaarheid in toenemende mate ook voor ngo's zou moeten gelden;

verzoekt de regering, het initiatief te nemen in EU- en/of VN-verband om te komen tot een gedragscode inzake de wijze waarop ngo's, inclusief sportkoepels en -bonden intern en extern verantwoording afleggen, zodat zij gaan voldoen aan gerechtvaardigde eisen van transparantie, rechtsstatelijkheid en openbare afrekenbaarheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmermans en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80(32500 V).

De heer Timmermans (PvdA):

Tot slot herhaal ik het volgende, omdat het voor mijn fractie wezenlijk is. Wij zullen het kabinet op daden beoordelen. Op punten die cruciaal zijn voor het Nederlands belang, kan het kabinet rekenen op steun van de PvdA-fractie als de keuzen die het kabinet maakt overeen komen met de grote lijnen die wij ons in het buitenlandbeleid voorstellen. Wij rekenen erop dat het kabinet afstand neemt van opvattingen die in de Kamer worden geuit en in strijd zijn met basale regels van het internationaal recht en het fatsoen. Dat is voor ons ook een voorwaarde voor constructieve samenwerking met het kabinet. Wij vragen dat niet om hier nationale politiek van te maken. Integendeel. Wij vragen dat omdat Nederland ons lief is, omdat het belang van Nederland bij ons hoog in het vaandel staat en omdat wij een naam te verliezen hebben in het buitenland. Die naam moeten wij koesteren.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen, maar ik heb niet alle antwoorden even goed begrepen. De staatssecretaris heeft mij niet kunnen overtuigen van de meerwaarde van de Wereldbank en de IDA ten opzichte van de andere kanalen. Ik ben benieuwd wat daarachter zit, want het lijkt alsof er een deal is gesloten waarin de staatssecretaris heeft toegezegd, absoluut niet te zullen beknibbelen op de bijdrage aan de Wereldbank. Ik snap dat niet. Als je kijkt naar effectiviteit, heeft ook de Wereldbank nog een slag te maken. Maar op het vasthouden van de staatssecretaris aan het beleid van de Wereldbank krijg ik graag nog een toelichting.

Ontwikkelingslanden krijgen een sigaar uit eigen doos, met de verschuiving van klimaatgelden naar het MFS. Het hele ontwikkelingsbeleid is natuurlijk constant een sigaar uit eigen doos, als je het uit het ene potje haalt en naar het andere potje brengt, maar dat is bij het klimaatgeld nadrukkelijk pijnlijk, omdat we ons ook niet houden aan de 0,1% die internationaal is afgesproken voor milieu- en klimaatactiviteiten.

Ik heb ook niet helemaal begrepen welke informatie de staatssecretaris heeft toegezegd. Een nota op het gebied van coherentie van beleid en een nota over economische investeringen? Ik heb geloof ik gehoord dat ik die krijg, maar het kan ook zijn dat de staatssecretaris heeft gezegd dat hij ons die informatie bij Voorjaarsnota zal doen toekomen. Dat zou ik rijkelijk laat vinden. Ten slotte heb ik de staatssecretaris goed gehoord: geen kind hoeft de klas uit door de bezuiniging. Ik word daarover graag frequent geïnformeerd.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Dank aan deze beide bewindspersonen voor de beantwoording. Wat mij betreft was het een verstandige beantwoording. Hier en daar was ze voorzichtig, maar ook dat is misschien niet onverstandig, zoals het belang van het herstel van vertrouwen van de wereld in Nederland, na het Afghanistandebacle. Ik ben heel blij met de toezegging van het kabinet dat wij in januari een betekenisvolle – de minister heeft dat letterlijk zo gezegd – invulling tegemoet mogen zien van de motie-Peters/Pechtold over politietraining met militaire beveiliging in Afghanistan.

Ik ben ook blij met de wijze waarop de uitgangspunten van het buitenlands beleid geformuleerd en toegelicht zijn. Ik haal twee punten naar voren. Kernpunt voor mij, en altijd voor liberalen, is dat mensenrechten niet tegenover nationaal belang staan. De VVD staat voorop – ik loop daar niet voor weg, daarin sta ik ook voorop – bij het benadrukken dat Nederlands buitenlands beleid altijd als leidraad het Nederlandse belang moet hebben, want daar staan wij voor, daar zit de regering voor, daar wordt zij voor betaald en daar controleert de Kamer haar op. Maar daar staat het belang van vrijheid niet tegenover.

Een tweede punt dat ik naar voren haal – een kernpunt in de vorige begroting, zeer adequaat door deze regering opgepakt – is selectiviteit. Nederland heeft een goede naam: wij doen altijd overal alles, en dat zelfs nog heel behoorlijk, maar wat zouden wij effectief zijn als we daar selectiever in zouden zijn, en daarin werkelijk prioriteiten zouden stellen. Dat is trouwens ook een van de rode draden in het hier terecht waarderend besproken WRR-rapport. Ik ben blij dat de regering daarvoor in ieder geval een aanzet probeert te ontwikkelen. Uiteraard zullen we dan ruzie gaan maken over welke prioriteiten worden gesteld, maar ik heb liever prioriteiten waar we ruzie over kunnen maken, dan geen prioriteiten, zelfs op het gevoelige punt van mensenrechten. Ook daar zijn wel degelijk prioriteiten te stellen waar Nederland naam, invloed en greep op heeft. Ik herhaal vanuit liberale kant opnieuw: de vrijheid van meningsuiting, die vaak ook een soort basisvrijheid is om weer andere democratische vrijheden te bevorderen.

Ik heb in eerste termijn een paar zorgen uitgesproken, waarop deels adequaat is gereageerd. Ik heb er behoefte aan om daarover nog een enkele motie in te dienen. Ik begin met een motie over de grondstoffenproblematiek, die door de minister van Buitenlandse Zaken is behandeld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kritieke mineralen, waaronder alle zeldzame aardmetalen, essentieel zijn voor onze innovatieve, duurzame industrie;

overwegende dat door de toegenomen vraag van opkomende economieën relatieve schaarste van deze grondstoffen sterk toeneemt;

overwegende dat schaarste van deze grondstoffen een destabiliserend effect kan hebben op de wereldeconomie en dat internationale afspraken hierover gewenst zijn;

overwegende dat China meer dan 90% van de zeldzame aardmetalen produceert en in het recente verleden dit als strategisch drukmiddel heeft gebruikt;

overwegende dat een aantal kritieke mineralen veelal op weinig duurzame wijze wordt gedolven in conflictgebieden en fragiele staten;Nicolaï

verzoekt de regering, voor de zomer van 2011 te komen met een notitie aangaande het integrale Nederlandse beleid ten aanzien van grondstoffenzekerheid, in het bijzonder met betrekking tot zeldzame aardmetalen, waarin wordt aangegeven:

  • 1. hoe deze grondstoffenzekerheid zal worden bevorderd;

  • 2. hoe een stabiel investeringsklimaat in de producerende landen zal worden bevorderd, met aandacht voor anticorruptie, duurzame extractie, versterking van het lokaal bestuur en transparantie van financiële stromen, mede met het oog op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven;

  • 3. tot welke bijstelling dit moet leiden wat betreft het nationaal en Europees buitenlandbeleid en het nationaal economisch beleid (met betrekking tot substitutie, diversificatie en recycling),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï en Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81(32500 V).

De heer Nicolaï (VVD):

Een tweede zorg die ik heb verwoord in mijn eerste termijn, betrof alles rond WikiLeaks en de consequenties daarvan. Ik had hier eigenlijk drie zorgen over. De eerste is dat dit een aanleiding voor regeringen, uiteraard andere dan de Nederlandse, kan zijn om te tornen aan de vrijheid van internet en pers. De tweede is de zorg over onze eigen beveiliging. De minister heeft daar geruststellende woorden over gesproken, maar dat is mij niet genoeg. Helemaal veilig is het namelijk nooit. De derde is de zorg dat hierdoor juist de open en openhartige communicatie in het internationale verkeer verkleind wordt, wat wij ook niet moeten willen. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de WikiLeaksaffaire duidelijk heeft gemaakt dat hogere eisen gesteld moeten worden aan de beveiliging van de vertrouwelijkheid van het diplomatieke verkeer;

overwegende dat internet- en persvrijheid van fundamentele waarde zijn voor een vrije samenleving;

verzoekt de regering, in internationaal verband de vrijheid van internet en pers te blijven bevorderen;

verzoekt de regering, zich te beraden op de technische beveiliging en classificatie van het Nederlandse diplomatieke verkeer en daarover de Kamer voor de zomer van 2011 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Ormel, Kortenoeven, Pechtold, Timmermans, El Fassed, Voordewind, Van der Staaij, Van Bommel en Thieme.

Zij krijgt nr. 82(32500 V).

De heer Nicolaï (VVD):

Mijn derde en laatste punt en ook zorg, betreft het postennetwerk. De minister heeft daarop gereageerd. Ik ben blij met de inhoudelijke reactie die hij nu al heeft gegeven. Ik was wel enigszins verrast, zo zeg ik er tussen haakjes bij, dat hij aankondigde dat de bezuinigingen voor het merendeel niet op het postennetwerk neerslaan, maar in Den Haag. Ik ben er namelijk echt van overtuigd dat met minder geld en een beter systeem een effectiever buitenlands beleid kan worden gevoerd over de grens. Ik vind het echter niet aan de Kamer om dit soort bijna organisatorische afwegingen mede te maken. Ik dien een motie hierover in, omdat ik denk dat het goed is om de minister te laten zien dat ook deze nieuwe Kamer het kabinet langs de eerder besproken lijnen aanmoedigt en oproept om snel met een uitwerking te komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wenselijk is op korte termijn het postennetwerk op nieuwe leest te schoeien langs de lijnen van de motie-Nicolaï c.s. van 18 november vorig jaar;

verzoekt de regering, met een uitwerking te komen zoals verzocht in die motie en deze voor 1 maart 2011 aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Ormel, Pechtold, Timmermans, El Fassed, Van der Staaij, Voordewind, Van Bommel en Thieme.

Zij krijgt nr. 83(32500 V).

De heer Nicolaï (VVD):

Ik sprak over het belang van het herstel van het vertrouwen van de wereld in Nederland, maar ik wil afsluiten met het omgekeerde: het belang van het herstel van het vertrouwen van Nederland in de wereld. De grote buitenwereld, de globalisering, is geen tsunami die ons land dreigt te overspoelen. Het buitenland is een zee van mogelijkheden en kansen, zeker voor een ondernemend en zeevarend land als Nederland.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Ik zal twee korte puntjes aanroeren. Allereerst wil ik het hebben over begrotingssteun. Na het debatje met de staatssecretaris bleef bij mij het gevoel hangen dat we niets kunnen zeggen als we niets geven, terwijl we niet veel durven te zeggen als we wel iets geven. Ik ben echter wel gevoelig voor het argument dat afbouwen zorgvuldig moet gebeuren en dat je een betrouwbare partner moet zijn. Er liggen al amendementen en moties over bijvoorbeeld Rwanda. Hoeveel van de sectorsteun aldaar ligt juridisch vast en hoeveel niet? Dat zou ik graag van de staatssecretaris horen. Daarmee voorkomen we dat we hem voor een voldongen feit plaatsen of voor het blok zetten.

Daarnaast zou ik van de staatssecretaris graag meer duidelijkheid willen over de 10 mln. Dat geld was er eerst niet, maar is er nu opeens wel. Verwacht de staatssecretaris dat de Kamer zelf met amendementen komt voor een nuttige besteding van de beschikbare 10 mln.? Of komt er overnight nog een nota van wijziging waarop eventueel kan worden gereageerd? Dat is mij nog niet helemaal duidelijk.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Over Afghanistan was NRC-columnist Ben Knapen buitengewoon duidelijk. Hij geloofde niet in Afghanistan, net als de voorzitter van de Europese Raad. Hij zei ook dat onze aanwezigheid daar werd gebaseerd op gegoochel met argumenten. Vandaag zien we dat hij gelijk had. De minister van Buitenlandse Zaken zei: we zitten daar om Afghanistan te helpen. De woordvoerder van de VVD zei: nee, we zitten daar om wereldwijde veiligheid te bevorderen en voeren strijd tegen het terrorisme. Dat is gegoochel met argumenten. Dat is vandaag wederom aangetoond. Veel duidelijker zijn de 22 Afghanistandeskundigen die op 13 december een open brief aan president Obama schreven in de Britse krant The Telegraph. Zij bepleiten dialoog en onderhandeling met de leiding van de taliban in Pakistan en zij bepleiten een staakt-het-vuren. Ik denk dat langs die lijn zou moeten worden gehandeld.

Ik heb in eerste termijn gesproken over de wapenwedloop in het Midden-Oosten. Ik heb het kabinet opgeroepen om de Verenigde Staten te wijzen op de criteria die we in Europa hebben voor wapenexport. Dat zijn zinnige criteria die de steun van mijn fractie krijgen. Het mag van ons allemaal een tandje scherper en strenger, bijvoorbeeld inzake leverantie aan gebieden die als spanningsgebied worden aangemerkt of waar de mensenrechten worden geschonden. Het Midden-Oosten wordt op dit moment volgepompt met Amerikaanse wapens. Dat is een probleem. De wapenreductie in het Midden-Oosten moet gestalte krijgen, of het nu gaat om nucleaire wapens of om andere massavernietigingswapens. Daarover is gesproken bij de herzieningsconferentie van het Non-proliferatieverdrag. In het slotdocument zijn daarover dingen gezegd. De internationale conferentie met landen van het Midden-Oosten in 2012 zal een hele toer worden. Nederland kan en moet eraan bijdragen om daarvan een succes te maken, al was het maar omdat wij onszelf zien als juridische hoofdstad van de wereld. We zijn gastland van het OPCW en van andere instellingen die juist op dit punt actief willen zijn. We zijn gidsland in dezen en moeten die rol hoog houden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een wapenwedloop gaande is in het Midden-Oosten;

constaterende dat het slotdocument van de herzieningsconferentie van het Non-proliferatieverdrag van 2010 besloot tot het houden van een conferentie met alle staten van het Midden-Oosten teneinde te komen tot een Midden-Oosten dat vrij is van kernwapens en andere massavernietigingswapens;

constaterende dat argwaan en wantrouwen een ernstige belemmering kunnen zijn bij een succesvolle conferentie;

verzoekt de regering, bij alle landen van het Midden-Oosten actief en sterk aan te dringen op medewerking en deelname aan de internationale conferentie zoals bedoeld in het slotdocument van de toetsingsconferentie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84(32500 V).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik heb gesproken over de moeizame relatie die wij, gezien de geschiedenis, hebben met Indonesië. Ik heb ook gesproken over de erkenning van 17 augustus als onafhankelijkheidsdag. Ik heb gelezen wat het kabinet daarover meedeelt in de schriftelijke beantwoording: wel aanvaarding, geen erkenning. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de betrekkingen met Indonesië nog steeds lijden onder de problemen bij de onafhankelijkheid van dat land;

overwegende dat de Nederlandse regering in 2005 inzag dat Nederland in 1945 fouten heeft gemaakt, waardoor Nederland aan de verkeerde kant van de geschiedenis kwam te staan;

constaterende dat daarmee 17 augustus 1945 als onafhankelijkheidsdag is aanvaard maar niet erkend;

verzoekt de regering, over te gaan tot erkenning van 17 augustus 1945 als datum van de onafhankelijkheid van Indonesië,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85(32500 V).

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb ook gesproken over Iran. Hierop heb ik weer schriftelijk antwoord gekregen. Heeft de minister of zijn staf nu wel of niet contact gezocht met de VS over de levering van brandstof aan Iran Air? Bedrijft NRC Handelsblad ufojournalistiek of heeft het gewoon de waarheid geschreven? Dat is de kern van mijn vraag in eerste termijn. Graag krijg ik hierop antwoord.

Over Suriname heb ik een vraag gesteld met betrekking tot de belangrijke toescheidingsovereenkomst, die rechten van Surinaamse Nederlanders regelt. Ik dien daarover de volgende motie in, omdat ik het antwoord over de impasse niet bevredigend vind.Van Bommel

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een impasse is in het overleg over de toescheidingsovereenkomst waarin rechten staan beschreven van Surinaamse Nederlanders in Suriname;

van mening dat het van belang is dat er duidelijkheid komt over de toekomst van de afspraken uit de toescheidingsovereenkomst;

verzoekt de regering, spoedig het overleg over de toescheidingsovereenkomst met Suriname te hervatten en de Kamer in de eerste helft van 2011 te rapporteren over de resultaten daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86(32500 V).

De heer Van Bommel (SP):

Aan het einde van mijn bijdrage heb ik gesproken over de AVVN. Deze heeft 2011 uitgeroepen tot het jaar voor mensen van Afrikaanse afkomst. Nederland is geen voorstander van VN-resoluties die aandacht voor bepaalde thema's vragen. Resolutie 64/169 is echter wel aangenomen. Dan is het beschamend om te constateren dat Nederland, dat zijn Gouden Eeuw mede baseerde op slavernij van mensen van Afrikaanse afkomst, geen plannen maakt om in 2011 uitvoering te geven aan genoemde resolutie. Ik roep de regering op, dat alsnog, zij het in bescheiden vorm of hoe dan ook, toch te doen.

Ik rond af. In eerste termijn heb ik bij interruptie gesproken over de plannen van de PVV om aan te dringen op bombardementen op Iran. In 2007 sprak de heer Wilders in een commissie over precisiebombardementen op nucleaire installaties in Iran. Hij noemde dat "onvermijdelijk". Op 10 oktober 2007 sprak de heer Wilders in de buitenlandcommissie zijn steun uit voor eventuele preventieve militaire acties tegen Iran. Op 19 juni 2008 was er de motie-De Roon/Wilders waarin de regering werd verzocht om met de Israëlische regering in contact te treden en "aan te bieden dat Nederland openstaat voor een eventueel Israëlisch verzoek tot hulp en steun bij de voorbereiding en/of uitvoering van een dergelijke preventieve aanval". Gisteren sprak de heer Kortenoeven namens de PVV-fractie wel degelijk zelf over bombarderen. Ik citeer hem letterlijk uit het stenogram: "Ik kom nu op het bombarderen van Iran. Het heeft allemaal te maken met de 'necessity of need'. Op een gegeven moment zul je actie moeten ondernemen. Wij hebben gezien dat sancties niet werken en dat Iran zich geen snars aantrekt van wat er allemaal aan economische sancties tegen dat land is losgelaten." Dat is een oproep tot geweld aan het adres van Iran. De PVV maakt wel vaker een draai, of het nu gaat om de JSF, de pensioengerechtigde leeftijd of andere zaken. Wij zijn daaraan inmiddels gewend. Ik ben blij dat ook een draai kan worden gemaakt als het gaat om het buiten het internationaal recht optreden met geweld tegen een land dat wij op andere wijze moeten dwingen om zich te houden aan de internationale rechtsorde. Ik constateer wel dat Henk en Ingrid, die vroegen om oppositie tegen dit kabinet, er gratis oorlogshitserij bij krijgen. Dat betreur ik.

De voorzitter:

Het woord is nu aan de heer Irrgang. Het zal heel kort moeten zijn, mijnheer Irrgang, want uw collega heeft alle tijd van u beiden opgemaakt.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik zal heel kort zijn. In de bestrijding van hiv/aids heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld. Dat is een groot succes. Dat hoef ik niet te herhalen; ik heb dit al vaak benoemd. Er zijn amendementen ingediend van 20 mln. die duidelijk een meerderheid gaan halen. Dat lijkt in ieder geval een redelijke verwachting. Er zijn ook amendementen om de gehele korting ongedaan te maken. Ik ben er niet gerust op hoe de afloop van de stemmingen daarover zal zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bnp in 2011 wellicht hoger uitvalt dan geraamd;

constaterende dat door de koppeling van het ontwikkelingsbudget aan het bnp dit zou leiden tot een hoger ontwikkelingsbudget;

verzoekt de regering, deze extra bestedingsruimte te gebruiken voor hiv/aidsbestrijding in ontwikkelingslanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87(32500 V).

De heer Irrgang (SP):

Over de mogelijkheid om dat te dekken door middel van een kleinere bijdrage aan de Wereldbank, zullen de staatssecretaris en ik het waarschijnlijk niet eens worden. Ik houd echter staande dat dit wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Dat is een politieke keuze waarvoor een meerderheid van de Kamer kan kiezen. Voor de kwaliteit van de Wereldbank als donor verwees de staatssecretaris naar het rapport dat ik hier heb. De Wereldbank scoort in dit rapport heel goed op transparantie. De staatssecretaris zei dit terecht. De Wereldbank scoort ook goed op efficiency. Dat wordt in hetzelfde rapport bekeken. Maar wie scoorde in hetzelfde onderzoek het beste op efficiency, beter nog dan de Wereldbank? Dat is The Global Fund voor de bestrijding van hiv/aids en malaria. Dit kan de staatssecretaris beschouwen als een stemadvies aan de gehele Eerste en Tweede Kamer.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik bedank beide bewindslieden voor hun antwoorden in eerste termijn. Wij zijn nu aan het einde gekomen van twee lange dagen, waarin wij hebben gesproken over het buitenlands beleid van Nederland en waarin wij als het ware de eerste contouren geschetst hebben. Ik moet de minister bedanken omdat hij aanvankelijk leek te wiebelen op een tweepoot, maar nu nadrukkelijk de driepoot heeft overgenomen. Hij noemde het zelfs "het krukje van Ormel". Als de minister dan toch een metafoor wil gebruiken, heb ik liever de "driepoot van Ormel". Dat klinkt wat vriendelijker.

Stabiliteit en veiligheid is een duidelijke poot. De minister heeft dat aangegeven. Welvaart en werkgelegenheid is een duidelijke poot. De minister heeft dat benoemd. Daarnaast, en dat is niet de derde, maar een evenredige poot, noem ik de mensenrechten en de internationale rechtsorde. Collega Timmermans zei dat je eigenlijk niet in poten moet denken omdat alles met elkaar verweven is. Dat ben ik met hem eens, maar om toch structuur te geven aan het buitenlands beleid van Nederland vind ik zo'n driepoot een goede zaak. Het siert de minister dat hij het beeld van de driepoot overneemt.

Tijdens het debat heb ik aandacht gevraagd voor de situatie rond de piraterij. Ook heb ik er mijn zorgen over uitgesproken dat wederom piraten in Nederland berecht gaan worden, terwijl wij keer op keer pleiten voor een regionaal tribunaal in de buurt van Somalië om de piraten te berechten. Wij denken in ieder geval dat het steeds maar weer naar Nederland halen van piraten geen goede zaak is. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse krijgsmacht een belangrijke bijdrage levert aan de stabiliteit van de internationale rechtsorde en aan de beveiliging van handelsroutes door de inzet in de wateren rond Somalië;

constaterende dat de Nederlandse krijgsmacht steeds vaker problemen ondervindt om opgepakte piraten in de landen rond Somalië te laten berechten;

constaterende dat ook landen weigerachtig zijn gebleken in het berechten van piraten die zich schuldig hebben gemaakt aan piraterij ten aanzien van eigen onderdanen;

van mening dat er alleen sprake van kan zijn dat piraten in Nederland worden berecht als er Nederlandse onderdanen, Nederlandse koopvaardijschepen of schepen varend onder Nederlandse vlag door piraten zijn bedreigd;

verzoekt de regering, geen piraten meer in Nederland te berechten in die gevallen waarbij geen aantoonbaar Nederlands belang in het geding is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Van der Staaij, Voordewind en Nicolaï. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88(32500 V).

De heer Ormel (CDA):

De minister heeft de contouren geschetst van de herziening van het postennetwerk. De eerste contouren bevallen mij wel. De minister spreekt van de mogelijke sluiting van tien ambassades of consulaten. Hij spreekt ook over bezuinigingen die met name terechtkomen bij het ministerie, in Den Haag dus. De minister spreekt ook van een opdracht van versobering. Het postennetwerk, dat van zo'n groot belang is voor de Nederlandse economie en voor de Nederlandse driepoot, zal dus grotendeels in stand blijven. Wij vinden ook, gehoord het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, dat de specifieke expertise in niches waarover het regeringsbeleid schrijft, nadrukkelijk in de ambassades vertegenwoordigd moet zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet voedsel en water heeft benoemd als prioriteiten in het ontwikkelingsbeleid;

constaterende dat het WRR-rapport "Aan het buitenland gehecht" een pleidooi houdt voor de keuze van een aantal strategische thema's waarop Nederland onderscheidend kan zijn;

overwegende dat de komende bezuinigingen bij de posten moeten worden ingevuld aan de hand van duidelijke strategische beleidskeuzes;

overwegende dat met de inzet op voedsel en water gebruik kan worden gemaakt van Nederlandse kennis die in het buitenland kan worden ingezet;

verzoekt de regering, de bestaande deskundigheid bij de posten op het gebied van voedsel en water strategisch te coördineren en waar nodig uit te breiden, zodat Nederland op deze terreinen onderscheidend is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel en Nicolaï. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89(32500 V).

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie heeft bovendien nog twee amendementen ingediend. Ik heb daar in eerste termijn al iets over gezegd. Ik neem aan dat de bewindslieden in tweede termijn nog een oordeel daarover uitspreken.Ormel

Voorzitter. Ik sluit af met twee zaken. Allereerst bedank ik collega Timmermans voor zijn faire opstelling in dit debat. De CDA-fractie begrijpt volledig dat de oppositie niet zomaar in alles mee kan gaan met het kabinet en dat ze daar iets voor terug verwacht. Tegelijkertijd geeft de heer Timmermans nadrukkelijk aan oog te hebben voor het internationale belang van Nederland en het kabinet op zijn daden te beoordelen. Dank daarvoor.

De CDA-fractie neemt met nadruk afstand van het alomvattende dreigingsbeeld van de islam over de wereld, zoals dat gisteren is verwoord. Johan Huizinga schreef in zijn beroemde boek In de schaduwen van morgen zijn beroemde eerste zin: "Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het." Hij schreef dit in het midden van de financiële crisis, aan het begin van de dertiger jaren van de vorige eeuw. Zijn uiteindelijke conclusie was dat wij eigenlijk met name te maken met een morele crisis. Ook nu hebben we te maken met diverse crises. We hebben te maken met een financiële crisis, een ecologische crisis, maar ook met een morele crisis en met een wereldwijde dreiging van terrorisme die, het moet genoemd worden, met name veroorzaakt wordt door moslimfundamentalisten.

Ik wijs echter op enkele decennia geleden, toen wij ook te maken hadden met een dreiging van terrorisme, toen de Baader Meinhoffgroep heel Duitsland op zijn kop zette. Maar dat maakt niet iedere provo of iedere Duitser met een baard tot een terrorist. We hadden te maken met het terrorisme van de Rode Brigade. Maar dat maakte nog niet iedere linkse Italiaan tot een terrorist. We hadden in Nederland te maken met treinkapingen. Maar dat maakte nog niet van iedere medeburger van Molukse afkomst een terrorist. Zo hebben wij nu te maken met moslimterrorisme, vanuit Al Qaida, vanuit Hamas en vanuit sommige delen van de Taliban. Maar dat maakt nog niet iedere moslim tot een terrorist. Sterker nog, de moslims in deze wereld lijden waarschijnlijk het meest van het terrorisme van moslimfundamentalisten. De identiteit van Nederland en van Europa, de waarden die wij verdedigen, daar behoort in ieder geval niet de waarde toe van oog om oog, tand om tand. Dat is geen christelijk uitgangspunt.

Als wij de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de Vier Vrijheden – de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van religie, de vrijheid van gebrek, de vrijheid van vrees – niet meer koesteren, komen wij in een zelfbevestigende voorspelling. Dan komen wij in een spiraal van angst en vernedering. Dan komen wij in een wereld die wij niet willen, maar die wij zelf oproepen.

Er zijn crises genoeg, maar er zijn ook kansen genoeg. Wij kunnen de ecologische crisis aan. Wij moeten daar veel voor veranderen. Wij kunnen de financiële crisis aan en zullen daar harde offers voor moeten brengen, maar er liggen kansen voor Nederland en voor de Europese Unie. Laten wij die nu niet verstieren door een soort middeleeuwse angst en door een zelfbevestigende angstvoorspelling.

De heer Van Bommel (SP):

Vandaag, nog voor dit debat, hoorde ik in dit gebouw dat er vanuit de coalitiepartijen, ook vanuit het CDA, druk is uitgeoefend op de PVV-fractie, om een terugtrekkende beweging te maken ten aanzien van de mededeling van gisteren dat Iran met militair geweld aangepakt zou moeten worden. Weet de heer Ormel daar iets van?

De heer Ormel (CDA):

Nee, daar weet ik niets van.

De heer Van Bommel (SP):

Vindt de heer Ormel dat, binnen de afspraken die er gemaakt zijn in het gedoogakkoord en regeerakkoord, de PVV de vrijheid moet hebben om op te roepen tot militaire actie tegen Iran?

De heer Ormel (CDA):

Ik had het over de vier vrijheden. Daar behoort ook de vrijheid van meningsuiting toe, zeker in dit huis. Ik heb nadrukkelijk, namens de CDA-fractie, afstand genomen van de opvattingen en het wereldbeeld zoals die gisteren zijn verkondigd. Wij hebben allemaal de heer Kortenoeven gefeliciteerd met zijn maidenspeech. Dat was vanwege het feit dat het zijn maidenspeech was en, wat de CDA-fractie betreft, niet vanwege de inhoud. De daarin verkondigde mening delen wij niet. Vanavond heb ik nadrukkelijk gezegd hoe wij daarover denken.

De heer Van Bommel (SP):

Dat was niet mijn vraag. Ik weet dat het CDA, op dit moment althans, niet voor het bombarderen van Iran is. Dat heeft de heer Ormel wel eens eerder gezegd. Dat is op zich niet het nieuws van de dag. Het nieuws is dat de PVV daar nu ook niet meer vóór is; althans, dat standpunt is vandaag betrokken. Zodat wij weten waar wij aan toe zijn, vraag ik de heer Ormel of het regeerakkoord en het gedoogakkoord als volgt moeten worden uitgelegd. Houdt de visie op de islam ook in dat de PVV het standpunt kan betrekken, en daar ook de vrijheid in kan hebben dat dit door het CDA wordt gedoogd, om te pleiten voor het bombarderen van Iran, buiten het internationaal recht om?

De heer Ormel (CDA):

De PVV gaat over haar eigen woorden, zoals de CDA-fractie ook over haar eigen mening gaat. Voor de CDA-fractie zijn Iran en de nucleaire opbouw van Iran wel degelijk een dreiging. Wat daarmee te gebeuren staat, valt nog helemaal te bezien. Op dit moment vinden wij nadrukkelijk dat er totaal geen sprake moet zijn van bombarderen of wat dan ook. Sterker nog: wij vinden dat Iran op zijn schreden terug moet keren en dat Iran moet voldoen aan de eisen van het IAEA en aan de eisen van het verdrag waaronder ook zijn handtekening staat.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is geen antwoord. Twee keer heb ik gevraagd naar de uitleg van het regeerakkoord en het gedoogakkoord ...

De voorzitter:

Nee, u gaat over uw eigen vragen en de heer Ormel over zijn eigen antwoorden.

De heer Van Bommel (SP):

Ik kom daarop terug.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer El Fassed.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik wil iets anders weten. Het is duidelijk dat het CDA en GroenLinks en andere partijen het belang van Matra inzien. Daarom hebben wij ook een amendement ingediend. De dekking van het amendement van de heer Ormel komt deels uit goed bestuur. Goed bestuur is nu net in ontwikkelingslanden belangrijk voor het opzetten van belastingsystemen, voor corruptiebestrijding en voor de economische ontwikkeling. Is de heer Ormel bereid om samen met mij nog eens naar de dekking te kijken of om anders de staatssecretaris te vragen om met een voorstel te komen?

De heer Ormel (CDA):

Wij hebben nadrukkelijk een keuze gemaakt en wij weten dat het heel moeilijk is – dat weet u ook – om nog ergens middelen te vinden. Wij hebben geprobeerd met dit amendement een dekking te vinden. Dit doet weliswaar een beetje pijn bij derde landen, maar die pot is behoorlijk groot. In feite smeren wij met de maatregelen voor goed bestuur, zoals Matra, de pijn van de bezuinigingen uit over meer landen. Wat dat betreft hoop ik dat de GroenLinksfractie ook over deze bezwaren heen kan stappen en dit amendement wil steunen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording van de vragen. De CDA-fractie is heel tevreden dat zowel op hiv/aids als op het medefinancieringskanaal de pijn wat verzacht zal worden. Ik hoop van harte dat de staatssecretaris dat ook meteen bij nota van wijziging in de begroting kan opnemen zodat er ook duidelijkheid is richting de organisaties die dat betreft.

Ik ben gerustgesteld ten aanzien van een nette afbouw van het onderwijs. Nederland gaat niet weg zolang er nog kinderen de school binnen wandelen die verwachten daar onderwijs te krijgen. Wij zullen de regering volgen en goed in de gaten houden dat dit ook echt zo gebeurt.

We hebben het over Suriname gehad. De heer Van Bommel heeft een motie ingediend waarin hij met name vraagt om informatie over de toescheidingsovereenkomst. Mijn fractie heeft behoefte aan bredere informatie. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om de regering te verzoeken de Kamer een update te sturen over de ontwikkelingen aangaande de relatie tussen Suriname en Nederland, want beide landen hebben een nieuwe regering. Ik verzoek de regering in die update speciaal de stand van zaken op te nemen ten aanzien van de toescheidingsovereenkomst en de ontwikkelingen op het gebied van de twinningfaciliteit. Het zou fijn zijn als we die informatie begin volgend jaar zouden kunnen hebben, zodat we met de regering kunnen debatteren over de relatie met Suriname.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb beide onderwerpen in eerste termijn aan de orde gesteld. Ik heb in tweede termijn een motie ingediend. De regering heeft op beide punten een schriftelijk antwoord geleverd. Daar heeft mevrouw Ferrier ook kennis van kunnen nemen. Wat betreft de twinning komt volgend jaar een evaluatie. Omdat eerst dat hele proces doorlopen moet worden, gaat dat niet zo snel. Over de toescheidingsovereenkomst heb ik een motie ingediend. Mag ik mevrouw Ferrier alsnog uitnodigen die motie mede te ondertekenen? Dat kan nog. Dan ben ik ervan overtuigd dat we dat verzoek ook daadwerkelijk kunnen realiseren.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik heb nadrukkelijk om bredere informatie gevraagd. Ik weet dat de eindevaluatie van de twinningfaciliteit in 2012 komt. Ik ben wel geïnteresseerd in hoe het er nu voor staat en wat de ontwikkelingen zijn op dat gebied. Daarom blijf ik bij mijn verzoek aan de regering om bredere informatie, zoals eigenlijk te doen gebruikelijk is. Dat weet de heer Van Bommel ook. Een keer per jaar krijgen wij een update en kunnen we daar met de regering over praten. Dat reikt verder dan de motie van de heer Van Bommel. Ik blijf dus bij mijn verzoek aan de regering om uitgebreidere informatie over de ontwikkelingen op het gebied van de relatie tussen Suriname en Nederland; een zakelijke, maar betrokken relatie.

De heer Van Bommel (SP):

Ik steun het verzoek van mevrouw Ferrier. Ik zie ook dat haar verzoek verder gaat dan mijn motie. Toch denk ik dat het van belang is mijn motie staande te houden gezien de schriftelijke beantwoording van het kabinet. Omdat mevrouw Ferrier een verzoek doet dat verder gaat dan mijn motie, denk ik dat ik zeker mag rekenen op steun van de CDA-fractie. Dat is dus ook mijn concrete vraag: gaat zij deze motie steunen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Dat weet ik nog niet.

De heer Pechtold (D66):

Ik ken mevrouw Ferrier al jaren als een zeer betrokken Kamerlid als het om ontwikkelingssamenwerking gaat. Zojuist heeft zij weer 10 mln. kunnen bijdragen aan een pot voor hiv/aids waar 9 mld. in zit. Dat is altijd te weinig. Ik vraag haar ook om een oordeel over haar gedoogpartner, de heer Driessen, die gisteren het hakken op de ontwikkelingssamenwerking graag verder stimuleerde en als opdracht aan dit kabinet meegaf. Ik doe niets af aan de intenties van mevrouw Ferrier en aan de 10 mln., maar ondertussen moet zij dat soort geluiden gedogen. Graag krijg ik haar reactie.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Om te beginnen, hebben wij, om de pijn op hiv/aids te verzachten, een amendement van 20 mln. ingediend dat mede is ondertekend door de collega's Dijkhoff en Voordewind. Ik ben erg blij met het gebaar van de staatssecretaris van zojuist om de pijn van 50 mln. op het medefinancieringskanaal dat voor de CDA-fractie van grote waarde is, ook te verzachten met 10 mln. Ik verwacht een nota van wijziging daarop.

Het antwoord dat ik gegeven heb op een vraag van mevrouw Dikkers tijdens het debat op 6 december jongstleden, herhaal ik nu. In deze Kamer gaat iedere partij over haar eigen woorden en haar eigen visie op de verschillende beleidsterreinen. Het grote belang dat het CDA, de christendemocratie, hecht aan ontwikkelingssamenwerking is meer dan bekend. Het stamt allereerst uit solidariteit en betrokkenheid bij de medemens, maar ook uit dat welbegrepen eigenbelang. Ontwikkelingssamenwerking gaat vandaag de dag immers om de grote vragen die ons allemaal betreffen. Dat er hier in de Kamer partijen zijn die daar compleet anders over denken, is voor de verantwoordelijkheid van die partijen. De woorden van die partijen zijn niet voor mijn verantwoordelijkheid. Ik sta hier om de visie van het CDA uit te dragen. Daar kan men mij op aanspreken.

De heer Pechtold (D66):

Dat is zo. Dit is een reparatietje van 10 mln. dat echter helemaal niet nodig was geweest. Dit is het wegkijken als Total Request voor het eerst geen geld zal krijgen. Dit is het gedogen van een lawaai, een geroeptoeter, over iets dat voor mevrouw Ferrier zo dierbaar is en waar zij zich zo gedreven voor inzet, namelijk ontwikkelingssamenwerking. Mevrouw Ferrier kan niet zeggen dat het een ander geluid is. Ondanks de reparatie van 10 mln. was het misschien nog wel meer geweest als mevrouw Ferrier dit niet had gedoogd. Het gaat mij niet om het geld voor Total Request, maar om de foute symboliek van het van tevoren al aankondigen dat een actie niet gesteund zal worden. Mevrouw Ferrier, u hebt goede intenties, maar u gedoogt dit.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik ga in op de reparatie van 10 mln. Vorig jaar heeft mijn fractie een notitie uitgebracht waarin zij aangeeft dat het hoog tijd is voor een werkelijke modernisering van het ontwikkelingsbeleid. Die houdt in dat er nieuwe keuzes gemaakt moeten worden. Bij de uitvoering van het beleid, bij het maken van keuzes, is het natuurlijk niet verwonderlijk dat bepaalde sectoren posterioriteiten worden. Dit doet pijn. Die pijn kun je echter voor een deel verzachten. Dit heeft dus niets te maken met een coalitie of met gedogen. Dit heeft daar echt niets mee te maken. Ik ben het volledig eens met deze staatssecretaris wat Total Request betreft ... Ik hoor dat het Serious Request is.

De heer Pechtold (D66):

Het was mijn fout. Ik zei het verkeerd en op die manier legde ik mevrouw Ferrier de naam verkeerd in de mond. Wij herstellen dit samen. Het is Serious Request.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Het is inderdaad Serious Request. Ik ben het volledig eens met de staatssecretaris dat het op dit moment niet aangelegen is om de opbrengst van Serious Request te verdubbelen. Dat is mooi en leuk als daarvoor de financiële ruimte bestaat, maar die is er niet. Wij hebben twee dagen lang gezien hoe de Kamer schraapt, krabt en zoekt naar een paar miljoenen om her en der de pijn te verzachten van de keuzes die gemaakt moeten worden. Ik wijs er met nadruk op dat de waarde van Serious Request niet gelegen is in de verdubbeling, maar in de grote betrokkenheid van de Nederlandse samenleving bij problemen ver weg. Daar gaat het om en niet om een verdubbeling.

De voorzitter:

Kunnen er kortere vragen gesteld worden en ook kortere antwoorden gegeven worden?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter, dit zijn aangelegen vragen.

De voorzitter:

Ik begrijp het, maar er komt nog meer vanavond.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik heb een heel korte vraag. Kan collega Ferrier haar politieke oordeel over de Wereldbank geven? De staatssecretaris wil namelijk niet zo graag daarop bezuinigen, maar op aids, dat mevrouw Ferrier heel belangrijk vindt, en op het maatschappelijk middenveld wel.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik zal proberen om heel kort te antwoorden, hoewel dat lastig is. De Wereldbank doet an sich goed werk. Ik zie ook dat de Wereldbank zich ervan bewust is dat zij ook niet op de oude weg kan doorgaan. Men is bezig met een veranderingsslag. Ik sta dus positief tegenover de Wereldbank an sich. Ik kijk er kritisch-positief naar. Iets anders is IDA en de steun die wij daaraan geven. Ik ben mij er zeer van bewust dat wij daarover afspraken maken en dat het voor ons in de Kamer heel gemakkelijk is om te roepen: wij halen dat geld eruit omdat wij daar andere dingen mee willen doen die wij op dit moment belangrijker vinden. Het is helaas niet zo simpel dat wij zomaar uit die ruif kunnen pakken. Ik heb het al eerder gezegd: wat wij er nu uithalen, hebben wij op een ander moment niet meer. Dat lijkt mij geen wijsheid, zeker gezien hetgeen ons de komende jaren te wachten staat.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Is collega Ferrier het met mij eens dat het een politieke keuze is om juist op IDA meer te willen inzetten?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Het is een keus die te maken heeft met betrouwbaarheid van een land dat in de internationale gemeenschap een rol wil blijven spelen. Daar ben ik ook gevoelig voor.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Vindt mevrouw Ferrier het dan niet buitengewoon spijtig dat wij daar wel een betrouwbare partner willen zijn, maar niet een betrouwbare partner willen zijn voor al die mensen die afhankelijk zijn van Nederland waar het gaat om aids?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik ben het niet eens met mevrouw Dikkers. Wat aids betreft heeft Nederland zich jarenlang een zeer betrouwbare partner getoond, ook een partner die veel geeft. Nederland toont zich nog steeds een betrouwbare partner, zij het met minder middelen. Ik hoop van harte dat de input en de visie van Nederland op dezelfde manier zullen worden uitgedragen, ook al is het bedrag dat wij beschikbaar stellen minder dan voorheen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog twee korte vragen aan collega Ferrier. De een gaat nog een keer over Serious Request. U bent voorzitter van het Meerpartijeninitiatief HIV/Aids.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Nee, ik ben vicevoorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

U, ik en collega Irrgang hebben ons jarenlang ingezet voor aids. Nu komt er een particuliere actie voor aidswezen, wat ons allemaal erg aan het hart gaat. Ik heb u via Kamervragen opgeroepen van de regering een bescheiden symbolische bijdrage te vragen omdat verdubbeling blijkbaar niet mogelijk is. Zelfs die bescheiden vraag wijst u af. Dat vind ik heel erg jammer, maar u krijgt nog een kans om daarop te reageren.

Ik heb nog een tweede vraag over de ODA-criteria. U hebt gezegd daaraan niet te morrelen en dat heeft uw minister van Financiën op het grote partijcongres ook gezegd: wij gaan niet morrelen aan die ODA-criteria. Wat lees ik in de schriftelijke beantwoording? Wij gaan ons krachtig inzetten om die ODA-criteria zodanig op te rekken dat wij, ik citeer, "delen van vredesmissies kunnen gaan betalen uit ODA-armoedebestrijding". Wat is nu uw reactie na dat congres waarvan een derde u toen steunde?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik blijf bij mijn standpunt dat de waarde van Serious Request niet gelegen is in een verdubbeling. Ik vind het ontzettend jammer dat hier in de Kamer wordt gedaan alsof de inzet van de organisatoren van Serious Request en van de Nederlandse burgers, die een enorme betrokkenheid tonen, niet veel voorstellen als er niet verdubbeld wordt. Ik werp dat verre van mij, ik vind dat een verkeerde opstelling. Het gaat niet om de verdubbeling.

Het CDA staat voor 0,7% van het bruto nationaal product, conform de internationale criteria. Ik pleit er altijd voor om over die internationale criteria te blijven praten. De heer Voordewind weet net als ik dat er nu zaken onder ODA vallen waarvan hij en ik ons afvragen of die onder armoedebestrijding vallen. Het gaat mij erom dat Nederland pas zijn beleid kan veranderen op het moment dat de internationale gemeenschap nieuwe criteria heeft vastgesteld. Dat je dat ter discussie stelt en dat je daarbij een bepaalde inzet hebt, vind ik prima. Zolang het niet geaccepteerd is door de OESO-landen, is het niet het beleid en daar staan wij voor. Dingen ter discussie stellen, is natuurlijk nooit verkeerd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is natuurlijk een cirkelredenering dat je je altijd zult houden aan de ODA/DAC-criteria en dat je ze niet wilt oprekken. Tegelijkertijd horen wij de staatssecretaris hier antwoorden dat hij ze wel wil oprekken. U zit in een soort draai waar u zelf misschien niet uitkomt. Ik kan alleen maar constateren dat uw fractie ook instemt met de inzet van deze staatssecretaris dat die ODA-criteria moeten worden opgerekt en dat wij misschien hele delen van vredesmissies – ik kijk alleen even naar Afghanistan – straks moeten betalen onder armoedebestrijding. Dat had ik niet van u verwacht, want wij hebben juist samen gestreden om die vervuiling van het ODA-budget tegen te gaan. Dat begrijp ik niet. Ik vraag nogmaals uw reactie daarop.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik sta hier gewoon rechtop, ik voel mij absoluut in geen enkele draai. Conform het CDA-verkiezingsprogramma en conform het regeerakkoord van deze coalitie besteedt Nederland 0,7% van het bnp aan ontwikkelingssamenwerking conform de OESO/DAC-criteria. Dat daarover wordt gesproken, is niet verkeerd. De heer Voordewind doet alsof er staat dat Nederland sowieso zelf gaat bepalen dat vredesmissies en allerlei andere zaken onder ODA moeten worden geschoven. Het enige wat er staat, is dat wij bepaalde zaken ter discussie gaan stellen met onze collega's bij de OESO/DAC. Nogmaals, dat is alleen maar goed. De wereld verandert, zaken veranderen; laten wij er vooral over discussiëren. Er staat dat alleen als iets volgens de OESO/DAC "official development aid" is, wij dat als ODA kunnen bestempelen. Zover is het nog niet, de discussie moet nog aangegaan worden. Dus mijnheer Voordewind, loopt u toch niet op de zaken vooruit.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien mag ik collega Ferrier toch echt wakker maken. Er staat hier zwart op wit dat er gestreefd zal worden naar een wijziging van de ODA-criteria, zodat de vredesoperaties onder de DAC/OESO-criteria kunnen vallen. Ik vind het goed dat u maar naar voren blijft dromen dat het nog steeds niet is gebeurd, maar ik constateer alleen dat uw minister van Financiën, minister De Jager, dan het hele congres in slaap heeft gesust met de woorden: let op mijn woorden, er wordt niet gerommeld aan de ODA-criteria. Daarmee heeft hij het congres een rad voor ogen gedraaid, want hier zien wij het namelijk gewoon gebeuren. Dat moet u ook gewoon toegeven.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Dat geef ik niet toe, want het gebeurt niet. Ik sta niet te slapen en de meeste van mijn CDA-collega's en leden van mijn partij slapen ook niet. Wij zijn bijzonder wakkere mensen. Niemand heeft ons een rad voor ogen gedraaid. Wat de minister van Financiën daar heeft gezegd, is precies wat ik hier voor de zoveelste keer herhaal: zaken worden ter discussie gesteld. U doet net alsof er staat: wat er ook gezegd wordt in de OESO/DAC, Nederland vindt dat bepaalde zaken vanaf heden ODA zijn. Dat staat er niet. Zaken worden ter discussie gesteld. Ik mag van harte hopen – ik weet zeker dat de heer Voordewind dat ook hoopt – dat bijvoorbeeld EKI en de eerstejaarsopvang asielzoekers daar ook weer eens ter discussie worden gesteld. Naar mijn bescheiden mening – maar goed, ik ben niet de internationale gemeenschap; die heeft het woord daarop en niet ik – hoort dat niet onder armoedebestrijding.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister en zijn staatssecretaris voor de beantwoording in de eerste termijn bij de eerste begroting van Buitenlandse Zaken die wij met de nieuwe Kamer behandelen. Maar zoals een collega net al formuleerde, sta ik hier met gemengde gevoelens. Het is nu natuurlijk niet het moment om er definitieve uitspraken over te doen hoe het buitenlands beleid van deze twee bewindslieden eruit zal zien. Maar de minister van Buitenlandse Zaken heeft zijn visitekaartje – heel bewust, neem ik aan – in geautoriseerde interviews al afgegeven. Voor mij was dat in de voorbereiding van vandaag toch voorzien van een aantal belangrijke signalen, waarvan ik vandaag na de eerste termijn moet vaststellen dat de minister niet in staat is geweest om op al die punten mijn zorgen weg te nemen.

Als hij onaangenaam wordt geconfronteerd met een kop in de krant dat diplomaten aan rustiek tijdverdrijf doen, kan hij proberen dat in een heel college van decennia en misschien wel eeuwen neer te zetten; het is onnodige schade. Dadelijk met de steun die er ook van mijn fractie zal zijn om over het postennetwerk na te denken, heeft hij juist die betrokken mensen, jong en oud, hard nodig om die nieuwe visie neer te zetten.

De minister heeft een preoccupatie met trans-Atlantische verhoudingen en creëert daarmee toch weer een soort gevoel alsof je moet kiezen tussen de samenwerking in Europa of andere bondgenootschappen. Vandaag heb ik nog te weinig gehoord dat de minister de waarden van de afgelopen decennia kan verdedigen, maar toch ook meer enthousiasme kan opbrengen voor wat er in de landen om ons heen, in de samenwerking die wij in de afgelopen 60 jaar gevonden hebben, mogelijk is.

Dan het verhaal over Israël en het Midden-Oosten. Vandaag werd het maar herhaald en herhaald en herhaald: dat Israëlbashen. Ook mijn fractie neemt daar grote afstand van. Ook mijn fractie betreurt het dat dat debat deze zaal wordt ingezogen: het is niet alleen een probleem in het Midden-Oosten, maar het leidt via Slotervaart en weet ik het allemaal hier in de Kamer tot onnodige tegenstellingen. Uiteindelijk zit dat de positie van deze minister en de kracht die Europa naast de VS zal moeten formuleren in het vinden van een oplossing zonder partij te kiezen, maar als een soort scheidsrechter het proces te benaderen, in de weg.

Die letterlijke tekst over dat krukje, die driepoot of hoe je het ook noemt – je loopt er slecht mee en ik weet niet of het in het pakket zit – had vandaag gecorrigeerd kunnen worden. Dat had makkelijk gekund, zonder dat dat als een draai of wat dan ook had worden neergezet. Met veiligheid en welvaart zijn de mensenrechten onlosmakelijk een drie-eenheid. Dat behoeft geen prioritering, sterker nog, het is heel slecht om dat te doen. Dat lezen wij toch letterlijk in die tekst? Als je keuzes voor die derde prioriteit maakt, kunnen middelen en inzet anders liggen.

Dat zijn visitekaartjes die betekenen dat D66 heel scherp naar deze minister zal kijken, naar de manier waarop het in de praktijk gaat uitpakken. De klap op de vuurpijl – buitenlands beleid is er voor Nederland en de Nederlanders – vind ik simplistisch. Je praat gevoelens aan bij mensen die niets met Europa hebben, die denken dat alles achter die dijken een probleem is. Daarom vandaag geen definitief oordeel over de manier waarop mijn fractie zich zal verhouden tot deze bewindslieden. De inmiddels symbolische uitgestoken hand mag geen vanzelfsprekendheid aan de andere kant zijn. Ik heb het woord "fatsoen" gebruikt: het fatsoen van de oppositie. Ik besef dat het absoluut geen politiek woord is, maar misschien heb ik het daarom ook bewust gebruikt. De minister mag niet uitgaan van het fatsoen van oppositiepartijen. Hij mag er niet van uitgaan dat door zijn instabiele geheel, met name op het buitenlands beleid, met name op ontwikkelingssamenwerking, met name als het gaat om Europa, wij keer op keer klaarstaan om onze hand uit te steken, terwijl wij vanuit het vak van de PVV het gestrekte been voor onze knieën krijgen. Van dat fatsoen mag de minister niet als vanzelfsprekend uitgaan. En dat vraagt van hem heel wat diplomatie.

Wat heeft vandaag ons meer gebracht? De heer Voordewind stelde dinsdag terecht vragen over Rwanda. Er mag geen materiaal naar Rwanda gaan voordat deze Kamer goed de kans heeft gehad om met de minister de politieke afweging, naast de juridische, te maken. Die toezegging hebben wij vandaag klip-en-klaar gekregen.

Dan Serious Request. Mevrouw Ferrier hing maar aan dat verdubbelen, maar in het eerste jaar ging het helemaal niet om verdubbelen. Het ging om een symbolisch bedrag. Ik zou bij wijze van spreken nog liever hebben gehad dat in de Trêveszaal de pet spontaan was rondgegaan en er een paar tientjes waren uitgekomen die gemeend waren, dan een verdubbeling betaald met belastinggeld. Maar voordat de publieke actie überhaupt is gestart aankondigen "wij doen dat niet", dat is foute symboliek, mijnheer de staatssecretaris. Ik ben het met een van de dj's, Corton, eens. Doe dan inderdaad maar niet mee. Hij is om die uitspraak gekapitteld, maar ik snap het. Als je geeft, geef je omdat je het meent. Dat heeft niets te maken met verdubbeling want die bedragen zijn uiteindelijk symbolisch voor het totaalprobleem. Het gaat om het gevoel dat is gecreëerd onder mensen in Nederland en een kabinet dat een foute symboliek toont voordat de actie überhaupt is gestart. Dan spreek ik niet over verdubbeling.

Voorzitter, ik kom aan mijn laatste seconden, want ik zie u naar de apparatuur kijken. Gedogen heeft in het geval van het buitenland geen betrekking op de PVV-fractie richting de regering, maar op de regering richting wat wij moeten aanhoren. Ik vind dat de heer Van Bommel heel goed de ontwikkelingen van de afgelopen jaren rond Iran heeft doorgenomen. De D66-fractie wil een buitenlandbeleid dat, in de traditie van Nederland, internationaal gericht is omdat wij zaken hierheen halen die wij hier niet hebben, maar ook omdat wij anderen gunnen wat wij hier hebben opgebouwd: vrijheden en mensenrechten. Daarop zal mijn fractie de komende maanden, jaren, zo lang het onzalige avontuur van dit kabinet duurt, met name deze bewindslieden zeer sterk in de gaten houden.

De heer Kortenoeven (PVV):

Voorzitter. Mijn fractie wil niet de Palestijnen de zee indrijven, zoals de heer Pechtold valselijk beweert. Wij willen wel de leugenachtige veilingmeesters van "dhimmi 66" de zee indrijven. Het is verschrikkelijk wat er over ons wordt verteld. De aantijgingen tegen mijn voorzitter zijn verschrikkelijk. Ik voel mij ook persoonlijk in mijn goede eer en mijn goede naam aangetast door de "verwenselijke" zaken die met name door de heer Pechtold aan ons adres zijn gericht.

Het gaat ons om de mensen. Het gaat ons, de PVV-fractie, om de mensenrechten.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter.

De heer Kortenoeven (PVV):

Misschien mag ik even mijn blokje afmaken? Dat heb ik u net ook laten doen.

De heer Van Bommel (SP):

Nee, voorzitter. Ik vind het ongepast wanneer aan het adres van collega's bedreigingen worden uitgesproken.

De heer Kortenoeven (PVV):

Bedreigingen?

De heer Van Bommel (SP):

U wilt "dhibi 66" de zee indrijven.

De heer Kortenoeven (PVV):

"Dhimmi 66".

De heer Van Bommel (SP):

"Dhimi 66", nou ja, dan zat ik er maar een letter naast. Wie bedoelt u daarmee?

De heer Kortenoeven (PVV):

U hebt precies gehoord wat ik bedoel. De heer Pechtold heeft iets gezegd over onze intenties en dat waren valse uitspraken. Als hij dat soort uitspraken doet, veroorloof ik mij om hem een koekje van eigen deeg te geven. U mag daaraan ook meedoen als u wilt. U mag het beamen, u mag ertegenin gaan, u mag alles doen, mijnheer Van Bommel, maar, voorzitter, ik wil nu graag mijn blokje afmaken over de wezenlijke zaken waarover wij vandaag horen te spreken

De voorzitter:

Maar de heer Van Bommel mag zijn tweede vraag stellen.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter, ik doe een beroep op u als voorzitter wanneer dit soort uitspraken over collega's wordt gedaan. Ik neem het dan maar op voor de collega van de D66-fractie aan wie deze bedreiging wordt richting. Ik doe een beroep op u als voorzitter om conform het Reglement van Orde aan de heer Kortenoeven te vragen deze bedreiging terug te nemen.

De voorzitter:

Volgens de wijziging van het Reglement van Orde een aantal jaren geleden, is het aan de heer Pechtold om een persoonlijk feit te laten aantekenen als hij daarop prijs stelt. Het is niet aan de voorzitter om correcties aan te brengen op uitgesproken teksten.

De heer Pechtold (D66):

Ik dank collega Van Bommel voor het adresseren van dit punt. Ik heb geen behoefte aan een persoonlijk feit. Ik zal de komende jaren met de heer Kortenoeven op de inhoud en op de feiten debatteren.

De heer Ormel (CDA):

De heer Ahmadinejad had het over het de zee indrijven van alle joden. Wij distantiëren ons daar zeer verre van als het een partij in het Nederlandse parlement betreft.

De heer Kortenoeven (PVV):

Het gaat ons om de mensenrechten, om de slachtoffers van ideologieën, en ook om de islamitische slachtoffers van ideologieën.

Ik beaam wat de heer Ormel heeft gezegd, namelijk dat de meeste slachtoffers van de islam moslims zijn. Ik zou kunnen verklappen – dat doe ik niet – wat ik in mijn vrije tijd soms doe voor mensen die zich uit die omarming willen losmaken, de brieven die wij krijgen uit dit land van mensen die zijn gevlucht naar Nederland, en hier weer moeten vluchten voor de ideologie waarover ik het had. Ik ben ook betrokkene bij al die zaken. Mijn jeugdvriendje Rolf Kloppenburg, met wie ik ben opgegroeid – hij was gereformeerd, ik Nederlands-hervormd – werd in 1996 doodgeschoten door Hamasterroristen, omdat hij een jood was geworden.

Voorzitter. Vergeef mij mijn emotionele uitingen. Het gaat om zware zaken, en zoals gezegd voel ik mij ook persoonlijk aangesproken, met name door de heer Pechtold. Mijn figuurlijke tegenwicht moet niet al te serieus worden opgevat, maar ik wilde hem toch een koekje van eigen deeg geven.

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik ben niet helemaal tevreden, maar daar kom ik nog op. De minister citeerde Henry Kissinger. Tot vorige week was ook ik een fan van "Dear Henry". "Diplomacy" staat prominent op mijn boekenplank. Maar vorige week bleek dat de joodse voormalige minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten een kille realist was. Tegen Richard Nixon heeft hij destijds verklaard: en als ze in de Sovjet-Unie de joden in de gaskamers stoppen, is dat niet ons probleem. Diezelfde Kissinger probeerde Amerikaanse wapenleveranties aan Israël te vertragen, toen de joodse staat in 1973 voor zijn voortbestaan streed. Tijdens die oorlog, de Jom Kippoeroorlog, kwam er zonder voorbehoud hulp voor Israël uit Nederland. Het waren Henk Vredeling en Bram Stemerdink, minister en staatssecretaris van Defensie van de Partij van de Arbeid, die toen vliegtuigen vol materieel en munitie naar Israël stuurden. Zij namen die vernietigingsdreigementen wel serieus. Ik zou, na wat over Kissinger bekend is geworden, aarzelen om hem te citeren.

Naar aanleiding van de opmerking dat Nederland moet investeren in relaties met opkomende machten, heb ik gevraagd hoe de regering dat ziet met betrekking tot het radicale islamitische machtsblok. Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen. Ik hoop dat de minister ons daarin wil verlichten. Verder heb ik gevraagd of de regering het bestaan ontkent van een conflict met het politieke programma van de radicale islam. Ik deed dat naar aanleiding van een wat schokkend citaat van mijnheer Maududi. Ik heb ook gevraagd welke cultuuruitingen door de Nederlandse ambassades in Sudan en Saudi-Arabië worden uitgedragen. De regering heeft gezegd dat culturele uitwisseling met die landen niet tot de prioriteiten behoort – beide landen behoren niet tot de prioriteitslanden – maar ik vraag me dan af wat er dan wel aan culturele presentie van Nederland is. Zijn dat die klompen en die tulpen? Of is dat inderdaad Mulisch, en misschien iets moois als Wagner?

De minister sprak in zijn eerste termijn over de export uit de Gazastrook. In dat kader refereerde hij aan de Palestijnse Autoriteit. Maar in die strook heerst Hamas, een beweging die alle joden wil vernietigen. Alle joden, alle joden, alle joden in Tel Aviv, Jeruzalem, maar ook in Ashkelon en Rotterdam. Met welke autoriteit spreekt de minister over de export uit Gaza? Met Fatah en de Palestijnse Autoriteit van Abbas, of met Hamas?

De minister en ik hebben een bijzondere verwantschap. Ik wens hem de wijsheid toe die past bij zijn verantwoordelijke taak en die past in deze tumultueuze en gevaarlijke tijd. De geschiedenis is als lood op onze schouders.

De heer Timmermans (PvdA):

Naar welke bijzondere verwantschap verwijst u, mijnheer Kortenoeven?

De heer Kortenoeven (PVV):

Dat mag ik u wel verklappen, mijnheer Timmermans. Ik ben bekend met de minister. Wij hebben een paar goede gesprekken gevoerd. Wij delen bepaalde waarden en bijvoorbeeld onze liefde voor het land Israël. Daar hebben wij een bepaalde verwantschap aan te ontlenen, denk ik.

De heer Timmermans (PvdA):

In welke zin is dat relevant voor de politieke stellingname die u hier kiest?

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik wil laten zien dat ik de minister een warm hart toedraag en hem tegelijkertijd als een politiek instituut moet betitelen. Dat is soms moeilijk. Wij zijn ook mensen en ik heb harde dingen gezegd. Ik wens de minister niet voor niets wijsheid toe. Ik denk dat hij die nodig heeft in deze vreselijk moeilijke tijd waarin wij leven. Het is een warme wens van één lid van de Tweede Kamer; zo kunt u dat zien. Hebt u daar bezwaren tegen?

De heer Timmermans (PvdA):

Ik heb daar geen enkel bezwaar tegen. Ik stel de vraag omdat ik mij tijdens uw betoog, naarmate het langer duurde, afvroeg namens wie u hier eigenlijk spreekt. Volgens mij zijn wij hier in de Nederlandse volksvertegenwoordiging en zijn wij gekozen door de Nederlandse kiezers om de belangen van Nederland te dienen. Ik heb u nog geen woord over de belangen van Nederland of over Nederland horen zeggen, mijnheer Kortenoeven. Een verwantschap met een ander land gun ik iedereen. Ik heb ook verwantschappen met andere landen, zoals andere landen waarin ik ben opgegroeid of waarmee ik mij verbonden voel. Ons doel hier en onze functie hier is echter het dienen van het belang van Nederland en de Nederlanders. Ik wil dat nog een keer benadrukken omdat wij niet in Israël wonen, ook al gun ik iedereen een diepe verbondenheid met dat mooie land.

De heer Kortenoeven (PVV):

Uiteraard ben ik hier om de belangen van Nederland te dienen. Primair voor alles wat wij hier doen, is natuurlijk Nederland. Er zit echter een aantal randzaken rond de behartiging van de belangen van de Nederlandse Staat. Ik heb daar gisteren een klein halfuur over uitgeweid. In het belang van de Nederlandse samenleving en de Staat der Nederlanden heb ik gewezen op de bedreigingen die de Staat en de instituten daarvan bedreigen. Ik heb gewezen op de bedreiging die er bestaat voor de internationale rechtsorde, waarvan Nederland onderdeel is en die Nederland zegt te willen verdedigen. Ik denk dat het heel relevant is wat ik heb gezegd, gisteren en vandaag.

Voorzitter, ik wil u niet langer ophouden. Ik heb nog een aantal moties, die ik in het kader van mijn betoog wil indienen. Als u mij dat toestaat, zal ik dat nu doen.

De voorzitter:

Gezien de tijd, verzoek ik u dat in hoog tempo te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het in oktober 60 jaar geleden is dat het leger van de Volksrepubliek China het vreedzame Tibet binnenviel;

overwegende dat de Volksrepubliek China het grondgebied van Tibet inmiddels 60 jaar bezet houdt en dat de politieke rechten en de mensenrechten van de Tibetanen systematisch door de Chinese bezetter worden geschonden;

verzoekt de regering, er bij de Volksrepubliek China op aan te dringen, de bezetting van Tibet te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kortenoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat strijdkrachten van Turkije in 1974 het eiland Cyprus binnenvielen;

overwegende dat Turkije sindsdien op illegale wijze het noorden van Cyprus bezet houdt;

overwegende dat geheel Cyprus op 1 mei 2004 lid werd van de Europese Unie;

constaterende dat Turkije met de bezetting van Noord-Cyprus een deel van een lidstaat van de EU bezet houdt;

verzoekt de regering, er bij de Turkse regering op aan te dringen de bezetting van Noord-Cyprus te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kortenoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad herhaaldelijk heeft opgeroepen tot de gewelddadige vernietiging van de Joodse staat Israël;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de VN-Veiligheidsraad bewerkstelligt dat Mahmoud Ahmadinejad voor het Internationaal Strafhof in Den Haag wordt gedaagd wegens het aanzetten tot oorlog en het met vernietiging bedreigen van een lidstaat van de Verenigde Naties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kortenoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Jeruzalem al ruim 3000 jaar de politieke en religieuze hoofdstad van het Joodse volk is;

overwegende dat de Joodse staat Israël uitdrukking geeft aan het zelfbeschikkingsrecht van het Joodse volk;

overwegende dat ondeelbaar Jeruzalem de hoofdstad van de staat Israël is;

overwegende dat de Nederlandse ambassade in 1980 onder Arabische druk is verplaatst van Jeruzalem naar Tel Aviv;

verzoekt de regering, de ambassade van Nederland terug te verplaatsen naar de hoofdstad van Israël: Jeruzalem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kortenoeven en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94(32500 V).

De heer Pechtold (D66):

Ik heb nog even nagedacht over zojuist. Ik vind dat parlementariërs niet alleen zelf, maar ook onderling verantwoordelijk zijn voor het fatsoen en de sfeer in dit parlement. Omdat de heer Kortenoeven zelf aangaf dat het onderwerp hem emotioneerde, vraag ik hem het volgende. Is hij bereid om na het reces een gesprek met mij te hebben over de emoties die hij kennelijk zo sterk heeft en over de gedrevenheid die ik heb om te blijven benoemen wat ik hier de afgelopen vier à vijf jaar letterlijk en feitelijk van zijn partijleider heb gehoord?

De heer Kortenoeven (PVV):

Uiteraard ben ik van harte bereid om met collega Pechtold een goed gesprek te hebben, als collega's onder elkaar en met respect voor elkaars overtuigingen en gedrevenheid.

De heer Driessen (PVV):

Voorzitter. Ik bedank allereerst de bewindslieden voor hun antwoorden. Helaas bevielen ze me niet allemaal. Zo is het belachelijk dat die linkse subsidieslurpers toch zomaar uit het niets voor 10 mln. minder worden gekort. Ik heb vijf moties. Laat ik ze direct voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, alle partnerlanden die lid zijn van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) als partnerland te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, ontwikkelingsorganisaties te verbieden subsidiegelden door te sluizen naar antisemitische organisaties op straffe van een subsidiestop,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, alle subsidies aan ICCO te stoppen indien ICCO nog meer asielzoekers naar Nederland haalt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, zich in Europees verband hard te maken voor het stoppen van alle EU-ontwikkelingshulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, behoudens eventuele noodhulp, alle ontwikkelingshulp aan Suriname te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99(32500 V).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Ik bedank beide bewindslieden voor de antwoorden in eerste termijn. Wat vooral opvalt, is het gemis van elan als het gaat om mensenrechten. Voorganger Verhagen had dat elan, maar ik mis het bij deze minister van Buitenlandse Zaken. Het is mij opnieuw duidelijk geworden dat dit kabinet uit is op een verschraling van het internationaal beleid. Dat is af te lezen aan het gemak waarmee zogenoemd eigenbelang bovenaan wordt gezet, en dus niet het gemeenschappelijk belang van een stabiele wereld. Dit is desastreus voor een open economie als de onze. Beide bewindslieden bezigen struisvogelpolitiek door zich achter de dijken te verschuilen met de kop in het veen. Dit kabinet bezuinigt fors en in rap tempo, zonder na te denken over de gevolgen, laat staan die te overzien.

Internationale samenwerking, zoals ook in het WRR-rapport wordt bepleit, is een noodzaak. Nederland kan zich internationaal onderscheiden door ondernemingszin, duurzaamheid, mensenrechten, transparantie en eerlijke handel voorop te stellen, maar kiest ervoor om zo veel mogelijk thuis te blijven, en dat terwijl de crisis waarvan wij hier in Nederland de gevolgen merken, juist een internationale aanpak vergt.

De minister wil opzichtig afstappen van een buitenlands beleid gestoeld op idealen en loopt het liefst met een grote boog om mensenrechten heen, terwijl het in ons eigen belang en in het belang van de bv Nederland is om juist de mensenrechten hoog in het vaandel te houden. Stabiliteit en veiligheid zijn vereisten voor duurzame economische ontwikkeling en zijn niet alleen te realiseren door de rechten van burgers voorop te stellen. Daarbij zullen wij gebruik moeten kunnen maken van alle instrumenten die wij hebben op het gebied van diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking. Dat geldt niet alleen voor Afghanistan, waarover de minister wat betreft de 3D-benadering mooie verhalen verkondigt, maar dat geldt ook voor Afrika en het Midden-Oosten. Het geldt ook in Sudan, zo zou ik graag tegen de heer Ormel willen zeggen. Hoewel ik zijn betrokkenheid bij Sudan op prijs stel, begrijp ik niet dat hij deze niet vertaalt in de noodzaak om juist in Sudan de drie d's onverminderd te blijven inzetten. Ontwikkelingssamenwerking is daarbij heel belangrijk. Sudan staat op een kruispunt. Wij kunnen invloed hebben op de richting die het land opgaat. Ik roep de staatssecretaris dan ook op om Sudan wel degelijk een prioriteitsland te maken in zijn nieuwe beleid. Daartoe roep ik niet alleen de staatssecretaris op maar ook de minister van Buitenlandse Zaken.

Van echte keuzes die de effectiviteit van ons beleid bevorderen, is GroenLinks een groot voorstander. Een vereiste om de juiste keuzes te maken, is een coherente benadering; niet de holle woorden van de coalitie maar een goed afgestemd beleid, hier en daar. Ook dat is in ons eigen belang.

Gisteravond las ik in de NRC over het stelen en onteigenen van landbouwgronden in Afrika. Dat vindt onder andere door China en Saudi-Arabië op grote schaal plaats. Dit zorgt niet voor economische ontwikkeling van Afrikaanse landen of burgers, maar vooral voor meer eten en biomassa in het Midden-Oosten. Ik heb inmiddels tijdens het WGO van de staatssecretaris begrepen dat hij zich zal inzetten voor kleine boeren in ontwikkelingslanden. Daarnaast zou ik hem willen vragen om ook duidelijk afstand te nemen van deze landroof. Dit kan niet zijn wat hij bedoelt met het ondersteunen van het bedrijfsleven.

De etalage van bv Nederland staat vol met mooie producten en technologieën op het gebied van duurzaamheid, landbouw en design. Onze baggeraars krijgen over de hele wereld opdrachten en de door ons geproduceerde medicijnen staan in ziekenhuizen in tal van landen. Het Nederlandse bedrijfsleven zal blij zijn met de aandacht van de minister voor zijn belang, maar zal de eerste zijn om te erkennen dat alleen door een brede inzet op ontwikkeling, mensenrechten en goed bestuur nieuwe afzetmarkten kunnen ontstaan.

Voor ons soort economie is een stabiele wereld essentieel. In postconflictlanden zijn voor de aanpak van straffeloosheid de opbouw van justitie en vrouwenrechten uitermate belangrijk. In veel landen zijn het juist mensenrechtenverdedigers die de ruimte proberen te scheppen voor stabiliteit en economische ontwikkeling. Nieuwe digitale ontwikkelingen zoals sociale media brengen een wezenlijke verandering in de manier waarop mensen in ontwikkelingslanden en oorlogsgebieden kunnen communiceren met de buitenwereld en in de mogelijkheden daarvoor. Het is belangrijk dat iedereen een stem heeft en die vrij kan uiten. Het is minstens zo belangrijk dat er ook mensen naar luisteren.

Mensenrechtenverdedigers die de regering ondersteunt, kunnen gevaar lopen omdat zij worden bedreigd. Als zij in levensgevaar komen en geen enkele andere uitweg meer hebben, kunnen zij enorm worden geholpen met een korte verblijfsperiode buiten hun eigen land, waardoor de dreigende situatie kan worden doorbroken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de ambitie heeft, een vooraanstaande speler te blijven op het gebied van mensenrechten, en projecten van mensenrechtenverdedigers wereldwijd ondersteunt;

constaterende dat de mensenrechtenverdedigers die de regering ondersteunt, gevaar kunnen lopen omdat zij worden bedreigd, en om die reden soms belemmerd worden in hun werk;

constaterende dat mensenrechtenverdedigers in levensgevaar enorm geholpen kunnen zijn met een korte verblijfsperiode buiten hun eigen land, waardoor de dreigende situatie kan worden doorbroken en ze een veilige terugkeer kunnen regelen;

verzoekt de regering, aan te sluiten bij het Shelter City Initiative en bijbehorende procedures voor noodvisa in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed, Pechtold, Voordewind, Van Bommel, Timmermans en Thieme.

Zij krijgt nr. 100(32500 V).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Iedereen heeft recht op vrije meningsuiting en nieuwsgaring. Helaas zijn er weinig mogelijkheden om de naleving van deze rechten te controleren. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Handvest van de VN en in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten is vastgelegd dat iedereen recht heeft op vrije meningsuiting en nieuwsgaring en dat deze rechten dus ook voor het internet van kracht zijn;El Fassed

constaterende dat er bijna geen mogelijkheden zijn om de naleving van deze rechten te controleren;

verzoekt de regering, zich in te zetten om in VN-verband onderzoek te doen naar toetsings- en nalevingsmechanismen voor het recht op vrije meningsuiting en nieuwsgaring, met bijzondere aandacht voor het internet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed en Nicolaï. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101(32500 V).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Nieuwe digitale media en technologieën bieden ongekende mogelijkheden voor mensenrechtenverdedigers, maar ook voor de onderdrukking van hun werk. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nieuwe media en technologieën ongekende mogelijkheden bieden voor mensenrechtenactivisten, maar ook voor de onderdrukking daarvan;

constaterende dat het aantal landen waar media worden gecensureerd en internetgebruikers worden bestraft in 2010 sterk is toegenomen;

constaterende dat Nederlandse ambassades mensenrechtenverdedigers wereldwijd ondersteuning bieden aan de hand van het EU-handboek voor mensenrechtenverdedigers;

verzoekt de regering, zich in te zetten het EU-handboek voor mensenrechtenverdedigers uit te breiden met specifieke richtlijnen en informatie over nieuwe media, technologieën en internet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102(32500 V).

De heer El Fassed (GroenLinks):

De regering zoekt naar verbreding van de relatie met energielanden. In die landen vinden echter veel mensenrechtenschendingen plaats. GroenLinks wil de garantie dat de regering hiervoor voldoende aandacht blijft houden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering verbreding en verdieping van de relatie met prioritaire energielanden als Saudi-Arabië, Algerije en Kazachstan ambieert, maar dat daar structureel mensenrechtenschendingen plaatsvinden;

verzoekt de regering, binnen het Mensenrechtenfonds meer en bijzondere aandacht te geven aan mensenrechten en mensenrechtenverdedigers in prioritaire energielanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103(32500 V).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Het is duidelijk dat het maatschappelijk middenveld bij de bezuinigingen de grootste klap krijgt. Via het maatschappelijk middenveld en de vele mensenrechtenverdedigers die daarvan steun krijgen, worden overheden aangesproken op hun gedrag. GroenLinks is daarom zeer ontstemd over de onterechte en onevenredige bezuinigingen op het MFS-subsidiekader. Dat is ook de reden waarom wij hierover een amendement hebben ingediend. Mocht de bezuiniging toch doorgang vinden, dan wil GroenLinks op zijn minst bereiken dat de kwaliteit van de aanvragen leidend is bij de toewijzing van de korting. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de toekenning van MFS II-subsidies aan maatschappelijke organisaties de kwaliteit van de aanvragen leidend was;

constaterende dat door de regering is besloten om bij het MFS-subsidiekader een extra korting van 12,5% door te voeren;

verzoekt de regering, bij de toewijzing van deze of mogelijk andere kortingen de kwaliteit van de aanvragen leidend te laten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104(32500 V).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Tot slot dien ik twee moties in die bij een eerder VAO over toetreding ingediend hadden moeten en die ik mede namens collega Braakhuis indien.

De Kamer,El Fassed

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat volledige medewerking van Servië aan het Joegoslaviëtribunaal een harde voorwaarde is voor verdergaande Europese samenwerking met Servië;

overwegende dat de manier waarop Servië de opsporing van Mladic, Hadzic en andere verdachten van oorlogsmisdaden aanpakt, volgens het decemberrapport van hoofdaanklager Brammertz onder de maat is;

verzoekt de regering om binnen de Raad te bepleiten dat de EU maximale druk op Servië gaat uitoefenen om de operationele capaciteit voor het opsporen van verdachten van oorlogsmisdaden maximaal te verhogen;

verzoekt de regering voorts om binnen de Raad te bepleiten dat de EU daarbij operationele steun aan Servië aanbiedt en dat de EU deze steun zou kunnen financieren uit een Europees hunt fund dat gevuld wordt met bestaande middelen die gereserveerd zijn voor landen met een EU-toetredingsperspectief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat langslepende bilaterale geschillen tussen lidstaten van de Europese Unie en potentiële toetreders, zoals het conflict tussen Griekenland en Macedonië over de naam van dat laatste land, de besluitvaardigheid van de Europese instellingen ondergraven;

overwegende dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat nieuwe toetreders de besluitvorming binnen de EU gijzelen teneinde bilaterale geschillen met potentiële toetreders in hun voordeel te beslechten;

overwegende dat de oplossing van dit soort geschillen ligt in serieus overleg en aanvaarding van onafhankelijke, bindende arbitrage door EU-landen en potentiële toetreders en dat dit ook past binnen de Europese geest;

verzoekt de regering, binnen de Raad ervoor te pleiten dat de Europese Unie een actievere rol gaat spelen bij de oplossing van bilaterale (grens)geschillen tussen EU-lidstaten en potentiële toetreders en verzoekt de regering om de Europese Commissie te vragen uitgebreid verslag te doen van de voortgang in het beslechten van bilaterale grensgeschillen en van de opstelling van de betrokken regeringen en parlementen daarin, in het bijzonder waar het kandidaat-lidstaat Kroatië betreft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106(32500 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun toezeggingen, met name hun toezegging om het MFS-amendement van collega Van der Staaij en mijzelf te steunen. Ik ben daar blij om. Dank ook voor het benadrukken dat de mensenrechten gelijkwaardig behandeld zullen worden ten opzichte van de twee andere pijlers. Ik ben ook blij dat de minister positief staat tegenover het amendement over hiv/aids. Ik had eerder een amendement voor 20 mln. ingediend, maar ik heb mij uiteindelijk aangesloten bij collega Ferrier.

Ik eindig met een aantal moties om een aantal dingen nog scherp te krijgen van het kabinet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering met kracht de relevantie van de richtlijnen voor ODA onder de OECD-DAC ter discussie wil stellen;

constaterende dat de regering deze discussie nog dit jaar wil starten en bij de High Level Meeting in het voorjaar 2011 wil afronden;

overwegende dat het van belang is dat de Kamer op de hoogte is van de inhoud van de plannen om deze richtlijnen ter discussie te stellen;

verzoekt de regering om een beleidsbrief over de visie van het kabinet met betrekking tot de noodzaak en de wijze van verruiming van de OECD-DAC richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107(32500 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb een paar moties, maar het kan zijn dat ik na de reactie van de bewindslieden er weer een aantal intrek. Dat geldt misschien ook voor de volgende motie over de uitfasering van het onderwijsprogramma.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Voordewind

constaterende dat de voorgenomen vermindering van het aantal bilaterale partnerlanden en de verlaging van de begroting voor onderwijsprogramma's zal betekenen dat in een substantieel aantal partnerlanden en voormalige partnerlanden de steun aan onderwijsprogramma's zal worden afgebouwd;

constaterende dat de regering niet aan kapitaalvernietiging wil doen en grote waarde hecht aan betrouwbaar donorschap;

verzoekt de regering, een kader met heldere criteria op te stellen, op basis waarvan het behoud van behaalde resultaten centraal staat bij de uitfasering in partnerlanden, en dit kader aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van der Staaij en Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108(32500 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Een van mijn vragen uit eerste termijn is niet beantwoord. Ik heb die maar in een motie vervat. Ik heb ook nog een motie over India.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Iran volhardt in haar nucleaire ambities en daarmee verschillende VN Veiligheidsraadsresoluties negeert;

overwegende dat het Verenigd Koninkrijk daarom de export van de zogenaamde dual-usegoederen heeft verboden in aanvulling op de EU-sancties;

verzoekt de regering, in navolging van het Verenigd Koninkrijk de eventuele export van dual-usegoederen vanuit Nederland per direct stop te zetten en zich hier ook in EU-verband hard voor te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU in onderhandeling is met India over een vrijhandelsverdrag en dat zij voornemens is, een duurzaamheidshoofdstuk op te nemen waarin duurzame ontwikkeling en fundamentele arbeidsrechten centraal staan;

constaterende dat India heeft aangegeven, geen behoefte te hebben aan een dergelijk hoofdstuk en dat de onderhandelingen hierover daarom niet erg ver gevorderd zijn;

overwegende dat het ontbreken van een dergelijke paragraaf de bestaande grote sociale ongelijkheid en milieuproblemen in India sterk dreigt te vergroten;

van mening dat het ontbreken van een dergelijk hoofdstuk onwenselijk zou zijn daar het duurzaamheidhoofdstukken in andere EU handelsoverkomsten zou ondermijnen;

overwegende dat de 250 miljoen zogenaamde Dalits nog altijd massaal gediscrimineerd en uitgebuit worden en dat India het grootste aantal werkende kinderen ter wereld kent;

verzoekt de regering, zich in Europees verband sterk te maken voor een robuust duurzaamheidshoofdstuk, waar onder andere ingezet wordt op het terugdringen van kinderarbeid, het verbeteren van de positie van Dalits, de beschikbaarheid van medicijnen voor hiv/aids en een geschillenbeslechtingmechanisme, en geen genoegen te nemen met een sterk afgezwakt compromis,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110(32500 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog een motie over Rwanda en de uitlevering van informatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een inval is gedaan in het huis van de familie Ingabire op verzoek van de Rwandese regering op basis van het VN-verdrag antiterrorisme;

constaterende dat het VN-verdrag antiterrorisme alleen van toepassing is indien er geen sprake is van een politiek proces;

overwegende dat volgens artikel 6 EVRM geen juridische medewerking verleend mag worden aan staten waar geen sprake is van een eerlijk proces;

verzoekt de regering, voordat ingewonnen informatie over de zaak Victoire Ingabire wordt afgegeven aan de Rwandese regering, de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.Voordewind

Zij krijgt nr. 111(32500 V).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er concrete plannen zijn om in het voorjaar van 2011 vanuit Nederland een zogenaamde "vredesvloot" te laten vertrekken naar de Gazastrook;

van mening dat dit initiatief een nodeloze provocatie jegens Israël betreft;

overwegende dat verschillende Nederlandse organisaties zich bij dit initiatief hebben aangesloten;

overwegende dat de Gazastrook nog altijd wordt bestuurd door Hamas welke de vernietiging van de staat Israël nastreeft en zijn eigen bevolking stelselmatig onderdrukt;

van mening dat een dergelijk initiatief diametraal staat op het beleid van de Nederlandse regering en dat ondersteunende organisaties hiervoor geen eventueel ontvangen subsidiegeld zouden moeten kunnen gebruiken;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om te voorkomen dat deze vloot vanuit Nederland kan vertrekken;

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken of een of meerdere ondersteunende organisaties (in)direct subsidie van de Nederlandse overheid ontvangen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112(32500 V).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil graag de bewindslieden danken voor de beantwoording. De SGP-fractie zal ook de beleidsvoornemens van deze bewindslieden onafhankelijk en constructief tegemoet treden. Ik mag daar ook wel het woord "ontspannen" aan toevoegen, als het gaat om het in het buitenland uitleggen van het verschil tussen parlement en regering. Ik vind het eigenlijk winst als zo'n gezond constitutioneel principe breed wordt verspreid over deze wereld.

Inhoudelijk dank ik de minister voor zijn toezegging om op onze nota over geloofsvervolging terug te komen in de brief voorafgaand aan het AO over godsdienstvrijheid. Wij hebben ook waardering voor wat de staatssecretaris heeft gezegd. Wij houden nog wel wat wensen over op het terrein van ontwikkelingssamenwerking; dat weet hij. Wij hebben echter waardering voor de tegemoetkomingen op terreinen waarop amendementen door de Kamer zijn ingediend. Ik noem het amendement over hiv/aids, waarin mevrouw Ferrier het voortouw had, en het amendement dat ik met collega Voordewind heb ingediend en waarvoor ook breder in de Kamer steun was. Ik heb de dekking aangepast conform hetgeen de staatssecretaris heeft aangegeven. Het gewijzigde amendement is inmiddels als nr. 90 ingediend.

Tot slot dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een bijzondere historische band en betrokkenheid bestaat tussen Nederland en de Papoeabevolking in Indonesië;

overwegende dat Nederland de nationale soevereiniteit en territoriale integriteit van Indonesië respecteert;

overwegende dat in Papoea de mensenrechtensituatie onverminderd precair blijft en nog steeds personen met opvattingen die afwijken van de regeringspolitiek worden opgesloten of mishandeld;

verzoekt de regering, in internationaal verband initiatieven te ondernemen die moeten leiden tot een open en constructief overleg met Indonesië over de situatie in Papoea met als inzet het stoppen van de schending van mensenrechten, en de Kamer daarover nader te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind, Ormel, Van Bommel, Nicolaï, Kortenoeven, Thieme, El Fassed, Timmermans en Pechtold.

Zij krijgt nr. 113(32500 V).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, excuus dat hij iets langer dan een minuut duurde, maar er stonden ook zo veel namen onder mijn motie!

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor hun antwoorden in eerste termijn. Ik heb in deze twee dagen wel met enige ergernis moeten luisteren naar een debat waarin het vooral ging over het eigenbelang, zoals de belangen van ons bedrijfsleven en de eigen werkgelegenheid, terwijl we ons als burgers van een internationaal georiënteerd land juist wereldburgers zouden moeten voelen. Daarbij zouden de belangen van de planeet centraal moeten staan. Ik ben ervan overtuigd dat je juist via die aanvliegroute ook werkt aan het eigen geluk.

Ik vind het belangrijk dat we gaan nadenken over de invloed van Nederland op het buitenland, met name wat betreft milieuvervuiling en grondstoffengebruik. Ik heb met de minister van Buitenlandse Zaken een interessant debat gevoerd over de vraag in hoeverre economie en ecologie hand in hand gaan. Ik merk bij de minister zeker dat hij oog heeft voor de ecologie, al zou je dat niet zeggen als je kijkt naar het regeerakkoord. Ik zie het dan ook als een pril begin, als iets wat nog moet worden aangemoedigd. Om duidelijk de oproep te doen vanuit de Kamer dat het ons ernst is met het verminderen van de ecologische voetafdruk van Nederland in het buitenland, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zich in het buitenland wil inzetten voor het behoud van de Nederlandse welvaart, vrijheid en veiligheid;

constaterende dat verkleining van het Nederlands aandeel in de internationale milieugebruiksruimte noodzakelijk is;

verzoekt de regering, bij haar buitenlandbeleid voortdurend te streven naar verkleining van de ecologische voetafdruk van Nederland in het buitenland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Ormel, El Fassed, Timmermans, Voordewind, Van der Staaij en Pechtold.

Zij krijgt nr. 114(32500 V).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mijn fractie heeft in eerste termijn aangegeven tegen militaire aanwezigheid in Afghanistan te zijn. Wij vinden het daarom van belang een reactie te geven op wat er tijdens dit debat naar buiten kwam. De rechterlijke macht vindt de ambtsberichten over de veiligheid in Afghanistan en Irak van de minister van Buitenlandse Zaken namelijk niet meer betrouwbaar, ook naar aanleiding van de berichten die via WikiLeaks naar buiten zijn gebracht. Dat lijkt me genoeg reden voor een herbezinning op de vraag of de uitzetting van Irakezen en Afghanen nog wel kan doorgaan. Ik heb begrepen dat de minister bezig is een nieuw ambtsbericht te formuleren. In hoeverre kan het uitzettingsbeleid doorgang vinden? Moet dat niet even bevroren worden? Ik wil hierover een motie indienen omdat het van groot belang is dat ambtsberichten betrouwbaar genoeg zijn, zodat de rechterlijke macht daarover een oordeel kan vellen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er binnen de rechterlijke macht gerede twijfels zijn gerezen met betrekking tot ambtsberichten die aangaven dat derde landen waarheen uitzetting werd overwogen als "veilig" werden aangemerkt;

overwegende dat ambtsberichten in situaties die betrekking hebben op vraagstukken van leven en dood boven elke twijfel verheven dienen te zijn voor wat betreft de correctheid van de gemelde omstandigheden;

overwegende dat de nu gerezen twijfel niet nadelig zou mogen uitwerken voor met uitzetting bedreigde vluchtelingen en/of asielzoekers;

verzoekt de regering, binnen drie maanden een plan van aanpak te presenteren voor zodanige verbetering van de ambtsberichten dat die weer boven twijfel verheven mogen worden geacht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115(32500 V).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik verzoek de regering dus om op korte termijn, liefst deze week nog, te komen met een brief waarin zij ingaat op het feit dat de rechterlijke macht geen vertrouwen meer heeft in ambtsberichten en op de vraag in hoeverre zij bereid is de uitzetting van Irakezen en Afghanen on hold te zetten.

De voorzitter:

Daarmee komen we aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. De bewindslieden hebben gevraagd om een schorsing ter voorbereiding van de beantwoording. Ik verzoek hen de antwoorden vooral te geven aan de hand van de ingediende moties en om in korte bewoordingen scherp te adviseren. Ik wil de leden erop wijzen dat ik hen niet bij elk negatief advies over een motie bij de interruptiemicrofoon wil zien staan. Dat lukt echt niet. Ik wil proberen er vlot doorheen te komen. Bij andere debatten is die advisering vaak schriftelijk gegaan. Dat lukt nu niet, want we willen er morgen over stemmen. Ik denk dat het verstandig is dat we het afmaken, maar ik wil niet te ver de nacht in gaan.

De vergadering wordt van 23.30 uur tot 23.58 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Dat kan nog net vandaag. De bewindslieden zullen zo meteen, na een korte algemene opmerking, de moties langslopen. Er zijn nu twee cijferreeksen in omloop: de nummering van 1 tot en met 36 en de definitieve nummering. Wij hebben een conversielijst gemaakt. Ik zal dus af en toe even een nummer er tussendoor gooien om ervoor te zorgen dat het in het verslag en voor de leden zelf helder is welk advies bij welk definitief nummer hoort.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Allereerst dank ik de geachte afgevaardigden voor hun inbreng in de tweede termijn. Ik zal heel kort een paar opmerkingen maken over de punten die zij, los van het indienen van moties, in de tweede termijn hebben ingebracht.

Ik heb goed gehoord dat de heer Timmermans met een open mind de standpunten van de regering over het buitenlands beleid zal beoordelen. Ik dank hem daarvoor. Daar gaat het mij precies om. Ik zeg dit ook tegen de heer Pechtold met betrekking tot zaken zoals de NAVO en het vredesproces in het Midden-Oosten. De heer Pechtold sprak in dit verband over het fatsoen, terwijl het voor mij gaat om een open mind met argumenten over en weer.

De heer Timmermans heeft het zelf ook gehad over het Nederlands belang. Hij acht dat van groot belang. Hij zal de regering wat dat betreft op haar daden beoordelen en op de resultaten van het beleid.

De heer Nicolaï heeft de motie-Peters/Pechtold gememoreerd. Ik zeg nogmaals dat voor de Nederlandse regering geldt dat het bij een politietrainingsmissie in Afghanistan gaat om de stabiliteit en de stabilisering in Afghanistan. Ik zie dit een-op-een met stabiliteit in de regio, ook in PakAf, Pakistan-Afghanistan, en in de rest van de wereld. Voor de Nederlandse regering geldt dit een-op-een. Daarover moet geen misverstand bestaan. De mensenrechten en het nationaal belang dat samenloopt met het beleid voor de mensenrechten en de prioriteit, de vrijheid van meningsuiting, zijn cruciaal. De heer Van Bommel stelde ook een vraag over Afghanistan. Ik meen dat ik met mijn opmerking voor de heer Nicolaï inmiddels de vraag van de heer Van Bommel beantwoord heb.

Ik kom nu bij de vraag van de heer Van Bommel over de kwestie rond de kerosine en Iran. Hij vroeg of er contact is geweest met de Verenigde Staten. Er is inderdaad contact geweest over de details van de sanctiewetgeving. Er is echter geen advies daarover gevraagd. Er is alleen informatief contact geweest. Ik zeg het zoals het is geweest. Daar mag ook geen misverstand over bestaan.

Ik kom nu bij de inbreng van de heer Ormel. Wat de regering betreft, staat de driepoot van Ormel. De gelijkwaardigheid van de pijlers staat; ook dat moge duidelijk zijn. Graag wil ik in één minuut nog één keer de lijnen benoemen die de Nederlandse regering in dit verband hanteert. Ik heb die in de eerste termijn al uitvoerig besproken, maar herhaal die nu. Als wij spreken over onvervreemdbare rechten in het kader van de mensenrechten, raak je de bottomline, zoals de heer Timmermans het formuleerde. Die bottomline is er voor de Nederlandse regering. Wij doen dus geen concessies met betrekking tot het treffen van mensen in wrede regimes. Wij doen verder geen concessies bij marteling en doodslag om politieke redenen. Wij doen ook geen concessies bij het aanpakken van mensenrechtenschenders, bijvoorbeeld vanuit Iran. Wij verdedigen mensenrechtenverdedigers. Dat komt ook tot uitdrukking in de motie van de heer El Fassed, die ik straks positief zal bejegenen.

Tegelijkertijd zeg ik nogmaals dat er voor de Nederlandse regering voor het mensenrechtenbeleid geen opgeheven vingertje zal zijn, er niet overal achteraan gelopen zal worden en ook gekeken zal worden naar de instrumentele kant in de richting van de andere twee pijlers, dat de driepoot van de heer Ormel om gelijkwaardigheid gaat – dat is net even iets anders dan gelijkheid – en dat ook in het mensenrechtenbeleid selectiviteit en vooral doeltreffendheid als toegevoegde waarde cruciaal zullen zijn.

Dan heeft de heer Ormel twee amendementen ingediend. Eén daarvan gaat over de ondersteuning met 2 mln. van de verdere justitieopbouw in de Palestijnse gebieden. Ik wil dat amendement graag overnemen, ik accepteer dat. Hetzelfde geldt voor het amendement over Matra conform de opmerkingen die ik eerder over Matra heb gemaakt. Dat wil ik er wel bij gezegd hebben.

Dan heb ik waarachtig van mevrouw Ferrier een vraag gekregen over de notitie over Suriname. Zakelijke en betrokken relatie, zegt zij. In de loop van het voorjaar zal de Kamer een notitie ter zake kunnen tegemoet zien.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp de minister niet helemaal. Hij wilde een amendement overnemen. Bedoelde hij dat letterlijk in de procedurele zin, of bedoelde hij positief adviseren?

Minister Rosenthal:

Ik adviseer positief.

De heer Van Bommel (SP):

Mag ik de woorden van de minister over de notitie over de relatie Suriname zo opvatten dat hij daarmee ook de uitspraak in mijn motie omarmt? Of gaat dat te ver en komt hij er straks nog op terug?

Minister Rosenthal:

Ik kom daar graag straks op terug.

De heer Pechtold had in tweede termijn opmerkingen over de rol die moet worden gespeeld in het vredesproces in het Midden-Oosten. Ik zie zijn mededeling als een ondersteuning van het beleid van de Nederlandse regering. Wij proberen daar zo veel mogelijk evenwicht te bewaren. De heer Pechtold had problemen met de twee ankers voor het Nederlands buitenlands beleid waarover ik het heb gehad – dat staat nog even los van de multilaterale kant – namelijk de EU en de NAVO, maar ik herhaal dat het voor de Nederlandse regering van groot belang is om voortdurend te kijken naar het rendement van bilaterale relaties en de multilaterale relaties voor een deel in die bilaterale kant te betrekken. Wij zoeken voortdurend naar datgene in de relaties met andere landen, in bondgenootschappen en in partnerschappen, waarmee het Nederlands belang het meest gediend zal zijn.

De heer Kortenoeven heeft twee punten geformuleerd. In de eerste plaats sprak hij over conflicten met radicale stromingen, met de radicale islam. De Nederlandse regering is alert op fundamentalistische extreme kanten van iedere maatschappelijke of politieke stroming, in de Islam of in welke religieuze of andersoortige groepering dan ook. De islam is niet het enige waar de aandacht naar uit moet gaan.

Over zijn vraag naar cultuuruitingen in de richting van Sudan en Saudi-Arabië kan ik melden dat de Nederlandse regering geen culturele zaken heeft. Het zijn wat dat betreft geen prioritaire landen, zoals dat heet.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik neem aan dat de minister antwoord heeft gegeven op de punten van de heer Kortenoeven, want hij is nu weer een stapje verder.

Minister Rosenthal:

Ja, ik ben door de punten van de heer Kortenoeven heen.

De heer Timmermans (PvdA):

Dan wil ik ook aan de minister vragen, net zoals ik aan de heer Kortenoeven vroeg: voelt hij ook een bijzondere verbondenheid met de heer Kortenoeven? Waaruit bestaat dan, mocht hij die voelen, die bijzondere verbondenheid?

Minister Rosenthal:

Ik sta hier als minister van Buitenlandse Zaken. Wij hebben een beleid uitgestippeld met betrekking tot het Midden-Oosten, om die koe maar even bij de horens te vatten. Ik heb gezegd wat de lijn van de Nederlandse regering is en dat is de wijze waarop ik in de relatie met welke landen dan ook in het Midden-Oosten sta.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik probeer in mijn woorden te zeggen wat ik meen dat de minister zegt: of er sprake is van een bijzondere verbondenheid of niet, het staat mijn oordeelsvorming over de situatie en mijn positie namens de Nederlandse regering niet in de weg.

Minister Rosenthal:

Ik sta hier als minister van Buitenlandse Zaken – ik heb dat nadrukkelijk de hele dag tot uiting gebracht – om het Nederlandse belang ook in het buitenland te bevorderen. Daarbij hoort vrede- en veiligheidsbevordering daar waar het niet pluis is. Dat is de inzet voor de Nederlandse regering en dus ook voor mij met betrekking tot het vredesproces in het Midden-Oosten. Daar gaat het eerst en vooral in alle opzichten om een evenhanded, een evenwichtige, benadering. Die evenwichtige benadering moet ons uiteindelijk daar brengen waar wij willen wezen: vrede in dat gebied.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik vond het belangrijk dit op te helderen, want de heer Kortenoeven deed het voorkomen alsof de bijzondere verbondenheid tussen hem en de minister ertoe zou leiden dat de minister meer genegen zou zijn, zijn standpunten te volgen. De minister heeft dat toegelicht. Mijn conclusie is dat hij uiteraard gewoon staat achter het beleid dat door de Nederlandse regering is afgesproken.

Minister Rosenthal:

Ik zeg op dit late uur toch even dat ik wat verbaasd ben. Ik moet nog even piekeren over het feit dat de heer Timmermans dat in enigerlei opzicht van zijn kant in een vragende vorm heeft gebracht. Dat zeg ik dan toch even. Mag ik het gezegd hebben?

Ik ga door met opmerkingen van de heer El Fassed over Sudan. Hij heeft er een vraag over gesteld die, bij wijze van uitzondering, niet in een motie is vervat. Dat klopt toch? Over de situatie in Sudan is wat het referendum op 9 januari betreft het oordeel van diegenen die er net zijn geweest en die de afgelopen dagen hebben teruggerapporteerd, bijvoorbeeld in Brussel: het kon nog erger, het kon nog slechter. Er zijn grote zorgen over het referendum Abyei; geen misverstand daarover. Er gaan veel middelen vanuit Nederland in de richting van Sudan, financieel en trouwens ook personeel; dat moet niet onderschat worden. Ik mag daaraan toevoegen dat wij succes hebben gesorteerd met onze oproep aan de EU op basis van algemeen overleg met de Tweede Kamer voor het ophogen van het aantal EU-waarnemers in dat gebied in januari.

De heer El Fassed (GroenLinks):

De reden waarom ik geen motie heb over Sudan, is dat er vorig jaar een brede Kamermeerderheid was om Sudan een warm hart toe te dragen met de aandacht die het verdient. Zelfs in tijden van bezuinigingen was er een pleidooi om ook binnen die bezuinigingen goed te kijken naar Sudan, omdat dat land nu op een kruispunt staat en wij dat goed in de gaten moeten houden.

Minister Rosenthal:

Laten wij er maar van uitgaan dat de problematiek in Sudan algemeen als een van de belangrijkste strijdpunten wordt gezien voor de komende tijden. Dat dit verplichtingen met zich brengt, moge duidelijk zijn.

De woorden van de heer Voordewind over de gelijkwaardigheid van de pijlers heb ik overgenomen.

De heer Van der Staaij dank ik voor zijn formulering over de ontspannen en standvastige wijze waarop wij met zaken van beeldvorming en uitleg omtrent de situatie van regeer- en gedoogakkoord in het buitenland moeten omgaan.

Ik dank mevrouw Thieme voor de mededeling dat ook deze minister gaandeweg een stapje verder zet in de verbinding economie en ecologie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb ook gevraagd om een brief van het kabinet over de uitspraken van de rechterlijke macht over de onbetrouwbaarheid van ambtsberichten. Ik wil weten welke consequenties dat heeft voor het uitzettingsbeleid van Irakezen en Afghanen.

Minister Rosenthal:

Ik heb daarover ook een motie van mevrouw Thieme. In mijn reactie daarop neem ik dit mee.

Ik kom bij de moties, allereerst die op stuk nr. 79 van de leden Timmermans en Pechtold over de PVV enzovoort. Ik ontraad deze motie. De heren Timmermans en Pechtold maken er een zwaar issue van, maar ik hanteer steeds de term "ontspannen en standvastig". In mijn eerste termijn heb ik nadrukkelijk naar voren gebracht dat het met de nodige extra kosten bepaald meevalt. Het helpt niet erg veel om de regering te vragen geld te besteden aan het in kaart brengen van de financiële meerkosten van eventueel herstel van opgelopen imagoschade enzovoort.

Ik kom op de motie op stuk nr. 80 over de ngo's. Ik heb het er even met collega Knapen over gehad en zou de heer Timmermans willen vragen om deze motie aan te houden. Wij weten dat het WRR-rapport ook over deze materie gaat. In de kabinetsreactie zullen wij proberen dit punt mee te nemen. Ik vraag de indieners om alsdan op het punt terug te komen.

De heer Timmermans (PvdA):

Wij zullen de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Timmermans stel ik voor, zijn motie (23500-V, nr. 80) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik verwelkom de motie op stuk nr. 81 van de leden Nicolaï en Ormel en zie haar als een ondersteuning van beleid. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal dit in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voortzetten.

Ik kom op de motie op stuk nr. 82 over WikiLeaks met als eerste ondertekenaar de heer Nicolaï. Deze motie is ondersteuning van het beleid. Ik ga ermee akkoord.

De motie op stuk nr. 83 vraagt om een notitie over het postennet. Ik vraag de indieners om het één maand later te mogen doen. Als dat mag, kan ik er zonder meer in meegaan.

De heer Nicolaï (VVD):

In de vorige motie stond 1 april 2010; deze motie is gericht op 1 april 2011. Ik vind dat wel mooi.

Minister Rosenthal:

Goed, ik vermijd voortdurend om te praten over 1 april. Ik spreek altijd over "voor april", want je weet nooit.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 84 van de heer Van Bommel over de wapenwedloop in het Midden-Oosten. Dit is ondersteuning van het beleid. Ik ga ermee akkoord. De motie op stuk nr. 85 van de heer Van Bommel over erkenning van 17 augustus ontraad ik. Politiek en moreel ben ik het eens met 17 augustus 1945 als onafhankelijkheidsdag. Juridisch is de klok niet terug te draaien. Het is een punt dat wij voortdurend heen en weer sturen. Daarin komt van de kant van de regering op dit moment geen verandering.

De motie op stuk nr. 86 van de heer Van Bommel gaat over Suriname en de toescheidingsovereenkomst. De regering beschouwt de motie als ondersteuning van het beleid. Nederland staat klaar voor genoemd overleg met Suriname en hoopt dat Suriname van zijn kant snel met data voor het overleg zal komen.

Ik kom bij de motie van de leden Ormel, Van der Staaij en anderen op stuk nr. 88 over de Nederlandse krijgsmacht en de piraterij. Ik verzoek de indieners vriendelijk om deze motie aan te houden. Ik wil mij hierop beraden en daarover in overleg treden binnen het kabinet. Dat heeft mede te maken met het feit dat hier ook justitiële kanten bij zullen moeten worden betrokken. De reden is dat het recht zijn loop moet hebben, ook als andere landen dit niet tot hun verantwoordelijkheid maken. Dat is tot nu toe de lijn van de regering geweest, althans bij de laatste kwestie waarover wij hebben gesproken. Ik wil daar echt met minister Opstelten over kunnen praten en daarom de motie meenemen naar het kabinet. Ik kom er nog op terug.

De voorzitter:

Ik wil de heer Ormel op dezelfde manier behandelen als de heer Timmermans.

De heer Ormel (CDA):

En dat is?

De voorzitter:

Tenzij u zegt dat u de motie wilt aanhouden.

De heer Ormel (CDA):

Ik ben bereid om de motie aan te houden als wij uiterlijk 1 februari aanstaande een brief van het kabinet kunnen krijgen met daarin het standpunt van de regering.

Minister Rosenthal:

Akkoord.

De heer Ormel (CDA):

Aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Ormel stel ik voor, zijn motie (32500-V, nr. 88) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rosenthal:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 89 van de leden Ormel en Nicolaï over voedsel en water als prioriteiten in ontwikkelingsbeleid. Ook hier verzoek ik vriendelijk om de motie aan te houden, weer in het kader van het WRR-rapport waarin dit volop aan de orde komt. Ik vraag de motie aan te houden totdat de indieners het kabinetsstandpunt over het WRR-rapport heeft bereikt waarin dit is opgenomen.

De heer Ormel (CDA):

Ik vraag de regering toch om een oordeel over deze motie. Wij vinden dit een aangelegen punt. Wij denken dat deze motie, als ze wordt aangenomen, een aansporing voor de regering kan zijn om in de notitie die ons bereikt deze motie mee te nemen.

Minister Rosenthal:

Ik ben graag bereid om hetgeen in de motie staat, mee te nemen in onze aanpak van het postennet, want daarover gaat het. Dan krijgt u daarbij vanzelf de materie verdisconteerd die de indieners in deze motie hebben neergelegd. Om dit nu te accepteren, vind ik wat zwaar in verband met het open vizier waarmee wij ten eerste het WRR-rapport willen bekijken en daarover advies willen uitbrengen en waarmee wij ten tweede naar het postennet gaan kijken, conform de toezegging aan de heer Nicolaï.

De heer Ormel (CDA):

Ik begrijp dat. Ik vraag het oordeel ook niet nu aan de regering, maar aan mijn collega's in de Kamer om als aansporing aan u mee te geven. Ik begrijp uw pleidooi als "oordeel Kamer", wat betekent dat ik de motie in stemming breng. Dat kan een aansporing voor de regering zijn om conform de motie de notitie naar de Kamer te zenden.

Minister Rosenthal:

Akkoord. Maar wij zullen ons op allerlei mogelijke punten vrijheidsgraden voorbehouden met betrekking tot datgene wat we inzake het postennet zullen moeten doen. Daar mag geen misverstand over bestaan. Een aansporing wil ik graag aanhoren, maar ik ben een man van resultaten, ook op dit moment, en of de aansporing tot het resultaat leidt dat de heer Ormel voor ogen heeft, is nog de vraag.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 91 van de heer Kortenoeven over de Volksrepubliek China en Tibet. Deze motie ontraad ik. We hebben hier te maken met strijdigheid met het standpunt inzake territoriale integriteit. Ik mag erop wijzen dat er wel degelijk veel aandacht is voor de mensenrechten in China, inclusief Tibet.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 92 van de heer Kortenoeven over Turkije richting Cyprus. Die motie moet ik ontraden. Ze legt een hypotheek op de evenwichtige benadering waarin op Europees niveau – zie de conclusies van de Raad van 13 en 14 december – met deze materie wordt omgegaan, en waarin het Ankaraprotocol een zware hypotheek legt op het doorlopende conflict inzake Cyprus.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 93 van de heer Kortenoeven over de Iraanse president Ahmadinejad. Die motie ontraad ik. Ik verwijs naar het schriftelijke antwoord onder nr. 25. Het is wat dat betreft aan de VN-Veiligheidsraad om hierover oordelen te vellen en besluitvorming te plegen. Er is geen rol voor Nederland.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 94 van de heer Kortenoeven en de heer Wilders over Jeruzalem. Die motie ontraad ik. Wij zijn gehouden aan een evenwichtige lijn in het vredesproces in het Midden-Oosten. Deze motie draagt daar niet toe bij, en werkt dat evenwichtige proces tegen.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 100 van de heer El Fassed c.s. Ik vraag de ondertekenaars vriendelijk de motie aan te houden. Ik wil haar met collega Leers bespreken. Ik sta er sympathiek tegenover, en ik heb begrepen dat dat ook voor de heer Leers geldt. Wij moeten alleen nog even kijken naar de precieze ins and outs die we eraan kunnen verbinden.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Als de minister de Kamer na afloop informeert, wil ik deze motie wel aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer El Fassed stel ik voor, zijn motie (32500-V, nr. 100) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rosenthal:

Dat was de motie waarover ik het eerder had, dus over mensenrechtenverdedigers et cetera. Bottomline, nietwaar?

Ik kom toe aan de motie van de heer El Fassed c.s. op stuk nr. 101 over onderzoek in VN-verband. Op zichzelf zie ik deze motie als ondersteuning van beleid, maar ik wil daar wel een ding aan toevoegen. Ik vraag de indieners – dat is wel heel onheus – om de motie in te trekken. Ik heb al eerder met de Kamer gedeeld dat er een initiatief is rond een internetconferentie, precies over deze materie. Daarbij is ook de VN-rapporteur ter zake betrokken. De VN is dus al in het spel. Ik kan me ook voorstellen dat de indieners de motie aanhouden, maar dit is de lijn die wij volgen. De motie is in zekere zin ondersteuning van beleid, maar we zijn er in wezen al mee bezig.

Ik kom toe aan de motie van de heer El Fassed op stuk nr. 102 over uitbreiding van het EU-Handboek voor mensenrechtenverdedigers. Wij zien dit als ondersteuning van beleid. Nederland is actief op dit gebied. Bij volgende actualisering zal Nederland dit zeker bepleiten.

Ik kom toe aan de motie van de heer El Fassed op stuk nr. 103 over prioritaire energielanden. Wij moeten deze motie ontraden. Het mensenrechtenfonds is al actief in meer dan 70 landen, waaronder landen waarmee Nederland een intensieve energierelatie heeft. De aanvragen voor het mensenrechtenfonds worden op hun merites beoordeeld, op waar de steun het hardst nodig is, waar de mensenrechtenverdedigers het meest in de knel zitten, en waar onze steun het doeltreffendst is. Dat beleid wil ik graag vasthouden. Ik wijs er overigens op dat wij in een algemeen overleg over Kazachstan hebben gesproken over de geleidelijke, weliswaar minimale, verbetering van de mensenrechten en dat wij hebben afgesproken dat er een monitoring zal plaatsvinden van het jaar van het voorzitterschap van Kazachstan van de OVSE. Middels deze monitoring zullen de Kamer op afzienbare termijn mededelingen over Kazachstan bereiken.

De leden El Fassed en Braakhuis hebben een motie over Servië ingediend op stuk nr. 105. Wij zien deze motie als ondersteuning van ons beleid. Wij zitten er bovenop waar het gaat om de volledige samenwerking van Servië met het Joegoslaviëtribunaal. Hoofdaanklager Brammertz was gisteren niet erg positief over wat daar aan de gang is.

De heer Ormel (CDA):

Ik heb een vraag over dit advies van de regering. Wat in deze motie wordt bepleit, is namelijk dat het jagen door Servië op de verdachten van oorlogsmisdaden wordt overgenomen door de EU, dat de EU dat moet gaan betalen. Dat is, voor zover ik weet, tot nu toe niet het beleid van de EU.

Minister Rosenthal:

Ik heb de motie zo niet gelezen. Ik lees het verzoek om operationele steun aan Servië aan te bieden en om daar eventueel financiële middelen aan te verbinden, er staat "zou kunnen financieren". Ik beschouw deze motie als ondersteuning van het beleid omdat het van groot belang is dat wij alle mogelijke kanalen benutten om verder te komen met betrekking tot deze problematiek, niet meer en niet minder.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik denk dat ik mijn fractie zal adviseren om tegen deze motie te stemmen. Op het moment dat je kandidaat-lidstaten de indruk geeft dat de EU wel zal betalen voor wat zij moeten doen, weet ik zeker dat zich er nog meer zullen melden. Mijn advies aan mijn fractie zal dus zijn om hier tegen te stemmen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

De lezing van de minister is de juiste interpretatie van de motie.

De heer Ormel (CDA):

Ik wil de regering toch verzoeken om het definitieve oordeel over deze motie nog even in beraad te houden en daar eventueel schriftelijk op terug te komen.

Minister Rosenthal:

Ik heb de motie niet gelezen als een bindende oproep om te gaan praten over financiële steun. Ik heb een verzoek voor het verlenen van operationele steun gelezen. Zo interpreteer ik de motie ook. Ik begrijp dat in elk geval de eerste indiener deze interpretatie deelt, maar ik kan de motie verkeerd gelezen hebben.

De heer Ormel (CDA):

Er staat een verzoek om operationele steun, te financieren uit een Europees huntfund. Met andere woorden: de financiering van de operationele steun komt van de EU. Ik sluit mij dan toch aan bij de woorden van de heer Timmermans, namelijk dat dit een uitnodiging aan de Serviërs is om lekker achterover te gaan zitten en de Europeanen te laten jagen op de oorlogsmisdadigers.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik was evenzeer verrast als de andere sprekers hier. Misschien kan dit ook langs een andere weg worden opgelost, namelijk door de heer El Fassed te vragen of hij de formulering van zijn motie zo wil wijzigen dat zij overeenkomt met de formulering die de regering gebruikt en waarvan hij zegt dat die de bedoeling van de motie is. Het staat er namelijk nu niet.

De voorzitter:

Ik hoop dat de heer El Fassed de discussie heeft gevolgd.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ja, die heb ik gevolgd.

De voorzitter:

Dan verwachten wij van hem initiatieven.

Minister Rosenthal:

Akkoord, dan is dat duidelijk. Wij hebben de motie dus niet gelezen als een bindende oproep om financiële middelen te gaan hanteren op dit punt.

Ik kom bij motie op stuk nr. 106, die gaat over grensgeschillen tussen lidstaten van de Europese Unie en potentiële toetreders. De regering ontraadt deze motie. Tot geruststelling van sommigen, zou ik bijna zeggen. De EU en de Europese Commissie zijn geen rechters. Arbitrage moet worden overgelaten aan organisaties die daarin gespecialiseerd zijn, bijvoorbeeld de hoven in Den Haag.

De heer Voordewind heeft motie op stuk nr. 109 ingediend, over stopzetting van de eventuele export van dual-usegoederen vanuit Nederland. Die motie ontraad ik. De zaak is al vervat in de VN- en EU-sanctiepakketten. De motie is daardoor dus overbodig.

Ik kom bij motie-Voordewind op stuk nr. 110, die over India en het vrijhandelsverdrag gaat. Ik wil het oordeel over deze motie graag aan de Kamer laten. Vorige week hebben we het hierover overigens al gehad. Ik meen dat de regering toen duidelijk heeft gemaakt dat ze, zonder het opgeheven vingertje te willen hanteren in de richting van India, wel degelijk probeert om een stap verder te komen.

Ik kom bij motie-Voordewind/Irrgang op stuk nr. 111, die gaat over de Rwandese regering en de familie Ingabire. De regering ontraadt deze motie. Op dit late moment verbind ik hieraan toch nog een aantal opmerkingen, die mijn toezegging in eerste termijn gestand doen. Zoals toegezegd, heb ik contact gehad met collega Teeven. Mede namens hem kan ik de Kamer op dit late moment het volgende zeggen. Als eerste is de Rechtbank Rotterdam aan zet. Die moet beslissen over de toelaatbaarheid van de overhandiging van documenten aan Rwanda. Als de rechtbank daartoe besluit, gaan de stukken in de richting van de staatssecretaris van Justitie. Die zal, alvorens tot doorgeleiding aan de bevoegde autoriteiten in Rwanda te besluiten, mijn advies inwinnen. Niet voorzien is dat de Rechtbank Rotterdam vóór de tweede helft van januari met een beslissing komt. Dit kan ik namens de heer Teeven meedelen. Collega Teeven zal de Kamer voorafgaande aan de beslissing per brief nader informeren over hoe de strafvorderingskant precies in de wet geregeld is. De Kamer zal dus niet door enigerlei zaak worden overvallen. Ik erken ruiterlijk dat ik in eerste termijn een vergissing heb gemaakt. Inmiddels is mij gebleken dat er geen rechtshulpverdrag met Rwanda is, maar een intentie tot een uitleveringsverdrag. Dat is net even iets anders. Ik probeer hier zuiver en precies in te zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is precies wat ik in de motie vraag. In het dictum staat het verzoek aan de regering om de Kamer te informeren voordat de informatie wordt doorgestuurd naar Rwanda. Volgens mij komt dit overeen met wat de minister nu zegt. Ik overweeg zelfs om mijn motie in te trekken als de minister zijn toezegging herhaalt.

Minister Rosenthal:

Als wij het op dit moment voor elkaar krijgen dat u deze motie intrekt, ben ik een heel tevreden mens.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de minister herhaalt dat de Kamer wordt geïnformeerd over de uitlevering van informatie naar Rwanda voordat deze informatie naar Rwanda gaat, dan trek ik mijn motie in.

Minister Rosenthal:

Voor je het weet zet ik de heer Voordewind – hoewel dat mij misschien goed zou uitkomen – op het verkeerde been. Ik heb gemeld dat de heer Teeven vóór de beslissing de Kamer per brief nader zal informeren over de wijze waarop de strafvorderingskant precies in de wet geregeld is. Dat wordt nu toegezegd. Als de heer Voordewind dat een voldoende waarborg vindt in deze procedure, kan ik hem met reden vragen om de motie in te trekken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik kan dit niet helemaal overzien. Ik begrijp dat in dit geval de staatssecretaris de Kamer informeert over de strafvorderingszaak aangaande mevrouw Victoire Ingabire.

Minister Rosenthal:

Ja.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan komt het overeen met het verzoek in de motie. Ik kijk ook even naar de medeondertekenaar, de heer Irrgang.

De heer Irrgang (SP):

Ik begrijp het als volgt. Wij krijgen informatie over deze zaak. Voordat wij deze informatie ontvangen hebben, zal deze informatie niet naar Rwanda gaan. Wij willen niet achteraf informatie krijgen, als de informatie al naar Rwanda is gegaan.

Minister Rosenthal:

We zitten dan in een fase dat er advies bij mij is ingewonnen. Niet voorzien is dat de Rechtbank Rotterdam voor de tweede helft van januari met een beslissing komt. Voordat de beslissing wordt genomen, krijgt de Kamer per brief nadere informatie over hoe de zaak in elkaar zit.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Met die formulering kan ik leven. Daarom trek ik mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Voordewind/Irrgang (32500-V, nr. 111) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Rosenthal:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 112, die over een vredesvloot naar Gaza gaat. De motie lijkt mij prematuur. Derhalve ontraad ik haar. Ik zeg met nadruk dat de regering de zaak rond de eventuele plannen voor een vredesvloot naar Gaza scherp in de gaten houdt. Ik vind bovendien dat deze initiatieven geen bijdrage leveren aan een evenwichtige benadering van het vredesproces. De regering vindt het te prematuur om te reageren. Het is op dit ogenblik niet aan de orde.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Excuus dat ik hieraan nog even een duiding geef. De minister was heel stellig over de digitale intifada. Hij zei dat hij met de betreffende hulporganisatie, naar ik meen ICCO, gaat praten om te bekijken of deze de digitale intifada financiert. Deze motie heeft eenzelfde soort strekking. Ik gebruik dezelfde woorden als de minister toen gebruikte: dat het initiatief diametraal ingaat tegen het kabinetsbeleid. Ik verzoek de regering om te bekijken of er indirect of direct gebruikgemaakt kan worden van overheidssteun om deze vloot te versturen.

Minister Rosenthal:

Ik doe de toezegging dat ik spoedig op deze zaak terugkom.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik houd de motie aan, totdat we dit bericht hebben ontvangen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (32500-V, nr. 112) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rosenthal:

Ik kom alsnog bij de bijzondere historische band en betrokkenheid tussen Nederland en de Papoeabevolking in Indonesië. Hierover gaat de motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 113. Ik wil deze motie graag aan het oordeel van de Kamer overlaten.

Ten slotte reageer ik op motie-Thieme op stuk nr. 115. Op dit onderwerp is nader onderzoek nodig. Daar komen wij op terug. Ik verzoek mevrouw Thieme om de motie aan te houden, temeer omdat hierover absoluut overleg met onder anderen collega Leers noodzakelijk is.

De overige moties zijn bij de heer Knapen in onderhoud. Voorzitter, mag ik aan het einde van mijn tweede termijn in één minuut nog iets zeggen? Ik dank aan het eind van deze tweede termijn de Kamer nogmaals voor de vele impulsen die mij en de regering met betrekking tot de verdere inhoudgeving en de ontwikkeling van het buitenlands beleid zijn gegeven. Van een aantal fracties heb ik gehoord, ook van fracties die niet tot de regeringscoalitie behoren, dat zij met een open mind de regering op haar daden zal beoordelen. Dit is precies wat ik heb willen uitstralen in dit debat. Wij staan voor effectiviteit in ons buitenlands beleid. Daar horen resultaten mee te worden geboekt. Dat de Kamer mij en de regering daarop zal beoordelen, is wat ons betreft een stimulans om alle zeilen bij te zetten.

Het is soms een dooddoener, maar het speelt wel: vandaag de dag gaan buitenlands beleid en Buitenlandse Zaken niet alleen meer over het buitenland, maar ook over het binnenland. Net zozeer is binnenland voor ons allen vandaag de dag buitenland. Dit geldt dwars door de samenleving heen.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Dank voor alle opmerkingen in tweede termijn. De afgelopen dagen zijn bij diverse bijdragen staatslieden, filosofen en historici de revue gepasseerd. Op dit late tijdstip zal ik mij hieraan niet bezondigen. Ik wil het wat dichter bij huis houden en de heer Nicolaï citeren. Hij zei vanavond: ik zie liever prioriteiten waarover je van mening kunt verschillen dan geen prioriteiten. Ik heb de afgelopen weken gemerkt dat iedereen zich hierin kan vinden. We hebben in onze plannen voor het ontwikkelingsbeleid aangegeven dat we willen kiezen en focussen. De Kamer heeft twee dingen laten blijken: dat zij daarin kan meegaan en dat daarbij stevige pijnpunten aanwezig zijn. Ik heb geprobeerd om handreikingen te doen om die pijn te verzachten en tegelijkertijd het adagium van de prioriteiten overeind te houden. Ik vertrouw erop dat de Kamer ons kritisch blijft volgen op de weg naar de definitievere keuzes die we aan het maken zijn.

Ik wil kort even de vragen langslopen, daarna de amendementen en daarna de moties. Mevrouw Dikkers kwam nog eens terug op de vraag over de politieke keuzes en de meerwaarde van de Wereldbank. De Wereldbank is een belangrijke instelling. Ze is effectief, transparant en bereikt resultaten. Ze telt nu, na de financiële crisis, weer meer mee dan in het verleden. Wij staan voor multilateralisme. Dit betekent dat wij ons niet achter de dijken terugtrekken. Activiteit binnen de Wereldbank is daarvan een voorbeeld.

Bestaat er een spanningsveld tussen de Wereldbank en de activiteiten die wij steunen, doordat wij minder doen op het gebied van hiv/aids? Ik moet de kanttekening maken dat ook de Wereldbank op dat terrein actief is. Er is daaraan 1,3 mld. besteed in de laatste termijn, tussen 2005 en 2010.

Mevrouw Dikkers heeft vragen gesteld over nota's over coherentie en economische ontwikkelingen. Zij vroeg of dit allemaal op één hoop zou worden gegooid. Om misverstanden te voorkomen en geen verwachtingen te wekken die wij niet kunnen waarmaken, zeg ik toe dat ik het beleid met betrekking tot economische ontwikkeling aan de Kamer doe toekomen in de uitwerking van de basisbrief in het voorjaar van 2011. Het beleid met betrekking tot coherentie voor ontwikkeling zal ik toelichten in bestaande rapportages, zoals de genoemde resultatenrapportage en de reactie die wij geven op de EU-nota over coherentie voor ontwikkeling. Deze EU-nota verwachten wij in de zomer. Wij zullen er dus uiterlijk in het najaar op terugkomen.

Mevrouw Dikkers, mevrouw Ferrier en de heer Van der Staaij hebben gewezen op de bezuinigingen in het onderwijs en hebben gevraagd hoe wij daarmee moeten omgaan. "Geen kind de klas uit door bezuinigingen", zei mevrouw Dikkers. Waterdichte garanties over de vele landen waarin wij actief zijn, kan ik nooit geven. Ik kan wel zorgvuldig overleggen en voldoen aan een serieuze inspanningsverplichting, om ervoor te zorgen dat waar er sprake is van overdracht en uitfasering, de continuïteit van lopende programma's niet in gevaar komt.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Krijgen wij van de staatssecretaris te horen op welke plekken het niet lukt? Daar zou ik graag een overzicht van hebben.

Staatssecretaris Knapen:

Het idee is om ook aan te geven waar het wel lukt. Ik kom hierop terug als ik mijn reactie op de moties geef.

De heer Dijkhoff heeft een heel concrete vraag gesteld over hoe groot de sectorale begrotingssteun aan Rwanda is. Ik kom dadelijk bij mijn reactie op de amendementen nog even terug op Rwanda. Het gehele bedrag voor de justitiële sector dat gepland is voor 2011 is een harde verplichting. Hier is alleen maar onderuit te komen door een getekend contract open te breken. Dat is niet iets wat wij ambiëren.

De vragen over onze aanwezigheid in Sudan zijn al door de minister beantwoord. Daar hoef ik nu niet meer bij stil te staan, anders dan door te zeggen dat we begin volgend jaar bij de Kamer terugkomen met onze landenkeuze. Het is evident dat de fragiele staten prioritair zijn. Dat uitgangspunt is de dwarsdoorsnede van ons beleid.

De heer El Fassed heeft mij gevraagd om iets te zeggen over de samenwerking met het bedrijfsleven. Dit mag volgens hem niet betekenen dat bedrijven land roven van kleine boeren. De laatste tijd wordt hier veel over geschreven. Onze programma's richten zich op armoedebestrijding. Wij willen juist de kleine boeren opzoeken en ervoor zorgen dat zij zo gaan werken dat zij meer doen dan alleen voor het eigen gezin zorgen. Anders zouden ze enorm kwetsbaar worden. De kleine boeren moeten zo gaan produceren dat ze onderdeel kunnen worden van een keten. Natuurlijk kopen landen als China grote landbouwarealen op. Daar is van alles over te zeggen. Afrikaanse landen hebben tegenwoordig de keuze met wie ze in zee gaan en hoe ze in zee gaan. De negatieve kant bestaat uit alle risico's die dit met zich brengt. De positieve kant is dat je geleidelijk bewegingen ziet van landen als China om een rol te spelen als stakeholder en niet alleen als shareholder, om verantwoordelijk beleid te voeren en verantwoordelijkheid te dragen. Dit gaat stap voor stap, maar het is een interessante ontwikkeling.

Voordat ik de amendementen behandel, wil ik iets zeggen over Serious Request, hoe symbolisch het ook is. Onder anderen de heer Pechtold en de heer Voordewind hebben erover gesproken. Omdat dit een symbool is, kan het belangrijk zijn. Wat mij betreft heeft de gang van zaken niets te maken met een kille overheid, maar met warmte van, voor en door burgers. Laten wij nou leren dat burgers, dat is de civil society, deze dingen zelf doen. Er is toch niets mooiers dan een gepassioneerde en betrokken civil society. Als wij deze kunnen bevorderen door een keer onder elkaar met de pet rond te gaan, dan graag. Dat is iets anders dan een overheid die als een zekere anonymus – want dat is zij – iets bijlegt en op die manier de civil society er nog eens aan herinnert dat de civil society het kennelijk alleen niet kan. Acties als deze ontlenen hun charme, warmte en kracht aan het feit dat ze van onderop komen en door gepassioneerde burgers worden gevoerd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De staatssecretaris voelt hem misschien al aan. Ik pak deze suggestie graag op. Is de staatssecretaris bereid om met de pet rond te gaan in de Trêveszaal om te bekijken of er een bijdrage van de ministers en de staatssecretarissen geleverd kan worden aan deze fantastische actie, hopelijk op initiatief van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking? Mijn fractie heeft het initiatief genomen om met de pet rond te gaan bij de collega-Kamerleden om een bijdrage te leveren uit onze eigen zak, niet uit belastinggeld. Zou de staatssecretaris hetzelfde willen doen?

Staatssecretaris Knapen:

In de Trêveszaal kan geen handeling worden verricht zonder overleg met degene die daar de voorzittershamer hanteert. Met hem wil ik daar graag over overleggen.

Ik kom bij de amendementen. Een aantal amendementen is besproken in het wetgevingsoverleg. Het amendement-El Fassed op stuk nr. 68 gaat over de korting van 5 mln. op het mensenrechtenbeleid. Deze korting zou volgens het amendement ongedaan gemaakt moeten worden. Ik ontraad het amendement. Waarom? Het Mensenrechtenfonds is al gestegen naar 27,5 mln. Het blijft volgend jaar gelijk. Gegeven alle andere bezuinigingen betekent dit dat we een extra stapje moeten zetten. Bovendien kunnen de OS-partnerlandenfondsen, waar het mensenrechten betreft, putten uit het Mensenrechtenfonds.

Het amendement op stuk nr. 75 van mevrouw Dikkers beoogt 5 mln. toe te kennen voor een tender voor een onderzoek naar de handel en wandel van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Ik ontraad dit amendement en niet alleen vanwege de dekking uit IDA. Via de medefinancieringsorganisatie en het vakbondsprogramma steunen wij verschillende organisaties die dit bijhouden: zo is er de IMPACT-alliantie, van Oxfam Novib en SOMO; de alliantie Fair, Green and Global; de samenwerking tussen FNV en CNV Internationaal; het Nationaal Contact Punt voor OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, dat schendingen registreert. Wij ontraden dus dit amendement.

Het amendement van de heer Irrgang op stuk nr. 76 vraagt om de toekenning van 40 mln. aan het Fast Track Initiative, om een deel van de kortingen ongedaan te maken. Wij ontraden dit amendement ook, omdat het haaks staat op de keuzes die we maken, op de middelen die we beschikbaar hebben en omdat de dekking wederom gaat via IDA.

Het amendement op stuk nr. 78 gaat over het stopzetten van een gedeelte van de sectorale steun aan Rwanda. Zojuist gaf ik al aan dat er sprake is van een juridische verplichting, en dat je daarvoor een contract zou moeten openbreken. Wel wil ik hebben gezegd dat wij op dit moment aanwijsbaar veertien instellingen ondersteunen: een mensenrechtencommissie, een ombudsman, de nationale verzoeningscommissie; verder is de doodstraf in Rwanda afgeschaft en is een wetsvoorstel afgewezen om homoseksualiteit strafbaar te maken. Dat zijn zaken waarvoor wij hebben kunnen lobbyen. Ook op inhoudelijke gronden zouden wij deze sectorsteun dus niet willen schrappen.

Het amendement van de leden Van der Staaij en Voordewind op stuk nr. 90 gaat over het verzachten met 10 mln. van de bezuinigingen op medefinancieringsorganisaties. Uiteraard ben ik het eens met de strekking ervan. Ik stel voor om dit, begrotingstechnisch, te verwerken in een incidentele suppletoire begroting en die zal ik de Kamer in januari doen toekomen. In het amendement is sprake van een voorstel voor de vermindering van klimaatmiddelen. Ons gaat het om het voorstel om te werken naar een ander betalingsritme van de ter beschikking staande klimaatmiddelen; daarom moeten we er ook naar kijken.

De voorzitter:

Nu de regering heeft aangeboden om dit met een incidentele suppletoire begroting te regelen, verneem ik graag van de indieners wat zij doen met dit amendement.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het benutten van het betalingsritme in plaats van de vermindering lijkt ons op zich een eenvoudige tekstuele aanpassing. In dat geval lijkt het mij fraaier om het gelijk op deze manier af te ronden.

Staatssecretaris Knapen:

Ik kan daar heel goed mee leven, maar ik kan het ook nu meenemen; dan zijn wij er ook klaar mee.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dan zal ik de tekst op dat punt preciseren.

De voorzitter:

Het lijkt mij verstandig om daarover nog even te overleggen, zodat misverstanden kunnen worden voorkomen.

We gaan over tot de bespreking van de moties.

Staatssecretaris Knapen:

Ik ga inderdaad verder met de moties. Ik noem de nummers die ik heb doorgekregen, we kijken wel of die kloppen.

In het debat heeft de heer Irrgang een motie ingediend op stuk nr. 87, die verzoekt om additionele ODA-middelen als gevolg van een hogere bnp-groei met voorrang in te zetten voor hiv/aidsbestrijding. Ik ontraad deze motie. Bij de Voorjaarsnota, bij de eerste suppletoire begroting, krijgt de Kamer een integrale afweging van de inzet van middelen. Bij die gelegenheid kom ik erop terug.

De motie van de heer Driessen op stuk nr. 95 vraagt om partnerlanden te schrappen die lid zijn van de Organisatie van de Islamitische Conferentie. Ik ontraad deze motie; dit soort criteria maakt geen onderdeel uit van onze selectiecriteria voor een ontwikkelingssamenwerkingsrelatie.

De motie van de heer Driessen op stuk nr. 96 vraagt om het verbieden van het doorsluizen van middelen naar antisemitische organisaties. De huidige subsidieregelingen verbieden subsidie aan organisaties die in strijd handelen met de beginselen van het Nederlands buitenlands beleid. Qualitate qua betreft dit ook steun aan antisemitische organisaties, dus in die zin is de motie overbodig. Ik ontraad haar dan ook.

De motie van de heer Driessen op stuk nr. 97 betreft het stopzetten van de subsidie aan ICCO in verband met de betrokkenheid daarvan met asielzoekers: die zouden naar Nederland worden gebracht. De heer Driessen stelde daar ook een vraag over. Wij onderzoeken de vandaag in de media gepubliceerde beschuldigingen die zijn geuit tegen de medewerkers van ICCO. Vooralsnog hebben wij er geen aanwijzingen voor dat deze beschuldigingen op waarheid berusten. De motie is in deze fase voorbarig en ik ontraad haar dus.

In zijn motie op stuk nr. 98 verzoekt de heer Driessen om ontwikkelingssamenwerking in het kader van de Europese Unie stop te zetten. Wij ontraden deze motie. Om tal van redenen, uitvoerig besproken in het wetgevingsoverleg, hechten wij aan de rol en de betekenis van de Europese Unie, ook op het gebied van development, en de slagkracht die daarvan uitgaat.

De motie van de heer Driessen op stuk nr. 99 verzoekt de regering om alle ontwikkelingshulp aan Suriname te stoppen. Wij ontraden deze motie. Over enkele jaren, wanneer de verdragsverplichtingen zullen zijn uitgefaseerd, komen wij terug op hoe wij zullen omgaan met het partnerland Suriname.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 104 van de heer El Fassed, die vraagt om bij de kortingen op medefinancieringsorganisaties de kwaliteit van de aanvragen leidend te laten zijn. Wij moeten die motie ontraden, omdat wij bij de toewijzing een systematiek van transparantie en evenredigheid hebben gehanteerd en die zullen wij dienovereenkomstig moeten toepassen wanneer de bedragen veranderen. Wij kunnen nu dus niet afwijken van de criteria die wij hebben opgesteld en die deze zomer de Staatscourant hebben bereikt.

De motie van de heer Voordewind c.s., in de definitieve telling op stuk nr. 108, vraagt om een helder kader met criteria om te waarborgen dat behaalde resultaten in het onderwijs gerelateerd aan ontwikkelingssamenwerking, behouden blijven. Ik had een zorgvuldige afbouw al toegezegd, evenals een inspanningsverplichting om, waar mogelijk, de continuïteit te waarborgen. We gaan vooraf geen toetsingskader aanbrengen, wel zal ik de Kamer achteraf informeren over de uitkomst, zodat zij daarover haar oordeel kan geven. Daarom ontraad ik deze motie.

In de motie op stuk nr. 107 verzoekt de heer Voordewind de regering om de Kamer te informeren over de onderhandelingen betreffende de aanpassingen van de ODA-richtlijnen, en de specifieke Nederlandse inzet daarbij. Wij beschouwen deze motie als een ondersteuning van ons beleid en zeggen graag toe dat wij eind februari de Kamer voor de eerste keer zullen berichten over de overwegingen, inzet en voortgang van de onderhandelingen.

De motie van mevrouw Thieme op stuk nr. 114 verzoekt de regering om bij haar buitenlandbeleid voortdurend te streven naar een verkleining van de ecologische voetafdruk in het buitenland. Wij beschouwen deze motie als ondersteuning van ons beleid en leggen dit als zodanig ook graag hier neer.

Verder het amendement op stuk nr. 73 van de heer Van der Ham over de verlaging van de uitgaven voor het culturele profiel. Hierover hebben wij eerder gesproken. Wij willen dit amendement ontraden.

Voorzitter, hebben wij nog moties over het hoofd gezien?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja, een motie en een verzoek. Ik verwees naar een brief over het uitzettingsbeleid van Afghanen en Irakezen, naar aanleiding van wat de rechterlijke macht heeft gezegd over de betrouwbaarheid van ambtsberichten. En onze motie op stuk nr. 36 ...

De voorzitter:

Dat is in de definitieve telling de motie op stuk nr. 115. Deze heeft de minister al behandeld.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Sorry, dat heb ik even gemist. Maar het is dan ook laat.

De heer Ormel (CDA):

Mevrouw Thieme, de regering verzocht u om deze motie aan te houden. Als u dat niet doet, zou ik alsnog graag een reactie van de regering op deze motie willen horen; als u de motie aanhoudt, hoeft de regering die reactie niet te geven.

De voorzitter:

Wil de staatssecretaris zijn betoog afronden?

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wilde de snelheid niet uit de behandeling van de moties halen, maar de staatssecretaris zei in zijn reactie op mijn motie op stuk nr. 104 over de toekenning van de subsidie voor medefinancieringsorganisaties, dat het ministerie wel degelijk uitgaat van de kwaliteit van de beoordeling. In die zin was de motie ook opgesteld.

Staatssecretaris Knapen:

Dan even ter verduidelijking het volgende. Het is gebeurd op basis van kwaliteitscriteria, er zijn punten aan toegekend, daaruit is ten slotte een weging voortgekomen, die weer heeft geleid tot een verdeelsleutel. Die verdeelsleutel nemen wij mee, onafhankelijk van de hoogte van het totaalbedrag. Wij blijven deze toepassen, omdat we anders niet consistent zijn met de gemaakte afspraken. Zo moet u het zien: wij wijken niet af van de kwaliteitstoets die destijds gold, maar passen deze toe in het verlengde van de daaruit voortgekomen verdeelsleutel.

Ik kom tot een afronding en op dit late uur is er alle reden om die kort te houden. Ik heb deze, voor mij eerste, begrotingsbehandeling zeer gewaardeerd. Bij Buitenlandse Zaken spreek je nu eenmaal nogal vaak over onderwerpen waar je maar een beperkte invloed op hebt, maar die je wel ter harte gaan. De discussie daarover heeft een soort functie van permanente natievorming en dat is fascinerend om mee te maken. Ik verheug mij zeer op de volgende discussie die wij zullen voeren, over de Staat van de Unie en onze positie in Europa.

De voorzitter:

Tot zover de staatssecretaris. Ziet de minister noodzaak om een nieuw advies te geven over de motie op stuk nr. 115?

Minister Rosenthal:

Voor alle duidelijkheid: ik meen deze motie te hebben geadresseerd, met de mededeling dat nader onderzoek nodig is en dat ik hier zo spoedig mogelijk op zal terugkomen. Ik verzocht de motie aan te houden. Daarbij speelt ook dat hierover overleg nodig is, met collega Leers en sowieso met het kabinet.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil deze motie wel aanhouden, maar mochten er nu zaken spelen rond Afghanen en Irakezen die dreigen te worden uitgezet terwijl de ambtsberichten niet betrouwbaar zijn, dan wil ik van de minister weten in hoeverre hij het uitzettingsbeleid nu even "on hold" zet.

Minister Rosenthal:

Hierop zeg ik dat ik die zaak eerst heel snel zal moeten doorspreken met de collegae, om te bezien of de mededelingen die – als ik het goed heb begrepen – uit WikiLeaks zijn gekomen, conform de sfeer zijn waarin degenen die deze ambtsberichten schrijven, de zaken moeten beoordelen. Ik kan niet nu, op basis van deze berichten, verstrekkende opmerkingen maken over het al dan niet "on hold" zetten van het uitzettingsbeleid.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Aangezien dit, vanwege de gevaren in die landen, een zaak is van leven of dood, zou ik wel voor het eind van het jaar een reactie van het kabinet willen ontvangen op de kwestie dat de rechterlijke macht geen vertrouwen meer heeft in de ambtsberichten, evenals een plan van het kabinet om dit te verbeteren.

Minister Rosenthal:

Ik heb gezegd dat onderzoek hiernaar nu noodzakelijk is. Dat onderzoek zal plaatshebben. Mochten er zaken zijn die in de richting gaan van hetgeen in WikiLeaks staat, dan zal dat ongetwijfeld aan de Kamer bekend worden gemaakt. Ik moet wel zeggen dat hiervoor vanzelfsprekend afstemming met de collegae in het kabinet nodig zal zijn.

De voorzitter:

Welke consequentie verbindt mevrouw Thieme aan dit antwoord?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (32500-V, nr. 115) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Even voor de zekerheid: we kunnen er dus van op aan dat er een suppletoire nota op de begroting komt in januari?

Staatssecretaris Knapen:

Dat was mijn voorstel, omdat in het amendement een onjuiste dekking was geformuleerd. Het betrof een technische kwestie: spreek je over een vermindering, wat vrij wezenlijk is en wat wij niet willen, of over een kasschuif? Ik heb aangegeven dat als dit in het amendement wordt veranderd, dit tot hetzelfde doel leidt als mevrouw Ferrier voor ogen staat, namelijk ervoor zorgen dat die 10 mln. daarvoor wordt uitgetrokken. Als het amendement in die zin correct kan worden gewijzigd, hoeven we deze zaak niet complexer te maken, in de laatste dagen voor kerst.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is al gebeurd, wij kunnen snel werken. Hiermee is het volstrekt helder geworden dat in artikel 6 niet het verplichtingenbedrag wordt verlaagd, maar alleen het uitgavenbedrag. In de toelichting wordt vervolgens gesteld dat de dekking niet wordt gevonden in een vermindering van de klimaatgelden, maar in een aangepast betalingsritme van de klimaatgelden. Daarmee is volgens mij zowel politiek als in de vormgeving geheel aan de wensen voldaan. Dank aan de staatssecretaris voor de bereidwilligheid en ook dank aan mevrouw Ferrier voor haar steun in eerdere debatten, zodat we het op deze manier in de Kamer tot dit resultaat hebben kunnen brengen.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen morgenmiddag over de ingediende amendementen en moties, en over deze begroting.

Sluiting 01.15 uur

Naar boven