2009-2010
79
-
Kwaliteit kinderopvang
Aan de orde is het debatnaar aanleiding van een algemeen
overleg op 15 april 2010 over het toezicht en de handhaving van
de kwaliteit van kinderopvang.
Ik heet de minister van harte welkom. Er is een spreektijd vastgesteld
van twee minuten per fractie, inclusief het indienen van moties.
Mevrouw
Dezentjé Hamming-Bluemink
VVD
Voorzitter. Helaas staan wij hier vanavond omdat het algemeen overleg
enigszins teleurstellend is verlopen. Mijn conclusie naar aanleiding van dat
debat was dat het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit zoals die
zijn opgetuigd, schromelijk verkeerd lopen en zijn verworden tot een bureaucratisch
circus. Dat blijkt ook uit het feit dat 60.000 kinderen afscheid hebben moeten
nemen van hun gastouder door de eenlokatieregel. Dat is een heel slechte zaak.
Het is – ik heb dat al eerder gezegd – net alsof je als overheid
tegen automobilisten zegt dat zij maar twee dagen in de week mogen rijden
omdat er niet genoeg politie is om ze op de snelheid te controleren. Zo gaat
het in de gastouderopvang. Dat is heel slecht.
De vraagouders wiens gastouder geen diploma haalt, zoals nu wordt verlangd,
moeten bovendien de kinderopvangtoeslag terugbetalen. Dat is ook een grote
ellende. Ik vind dat teleurstellend voor een minister voor Jeugd en Gezin.
Ik stel vast dat deze gastouderwetgeving meer kapot maakt dan je lief is.
Ik wil twee moties indienen om wederom een poging te doen om deze wet
te verbeteren.
De minister is hier in zijn hoedanigheid als demissionair minister van
OCW.
Mevrouw
Dezentjé Hamming-Bluemink
VVD
Daar hebt u gelijk in, voorzitter. Dat is waar. Ik ben er zo aan gewend
na die drie jaar, dat ik even moet omschakelen. U hebt gelijk, het is de minister
van OCW. Dat is reden temeer om goed voor de kinderen op te komen. Ik heb
twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vraagouders van dit kabinet hun ontvangen kinderopvangtoeslag
moeten terugbetalen als de betreffende gastouderopvang niet voor 1 januari
2011 aan alle kwaliteitseisen voldoet;
van mening dat het financieel risico voor ouders en de extra bureaucratische
last voor de Belastingdienst die hierdoor ontstaan, onacceptabel zijn;
verzoekt de regering, de terugbetalingsplicht voor vraagouders uit de
regeling te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink,
Langkamp en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 75(31322).
Mevrouw
Dezentjé Hamming-Bluemink
VVD
Mijn tweede motie zal de demissionair minister van OCW bekend voorkomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gastouders vanaf 1 januari 2010 nog maar op één
locatie mogen werken, omdat controlecapaciteit voor meerdere locaties bij
de GGD ontbreekt;
overwegende dat veel gastouders hierdoor afscheid moeten nemen van meerdere
adressen waar zij al jarenlang naar veel tevredenheid oppassen;
van mening dat bureaucratie nooit boven principe mag gaan;
verzoekt de regering, de eenlocatiebeperking uit de regelgeving te schrappen
en de controle door de GGD op dit principe aan te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink,
Langkamp en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 76(31322).
Mevrouw
Langkamp
SP
Voorzitter. Wij hebben een debat gevoerd over de kinderopvang, over zowel
het toezicht op als de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. Het
ging met name over de gastouderopvang. Ik wil dit VAO gebruiken om specifiek
aandacht te vragen voor twee punten. Daarover wil ik ook moties indienen.
Het eerste punt is het handhavingsadvies van de GGD. Dat wordt door veel gemeenten,
zeker een kwart op dit moment, niet opgevolgd. Daarover dien ik een motie
in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat begin 2010 nog 165 Langkampgemeenten onvoldoende scoorden
op handhaven van de kwaliteit kinderopvang;
overwegende dat een kwart van de gemeenten het handhavingsadvies van de
GGD niet opvolgt;
verzoekt de regering, gemeenten te verplichten het handhavingsadvies van
de GGD op te volgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door het lid Langkamp. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 77(31322).
Mevrouw
Langkamp
SP
Ik kom op de gastouderopvang. Dat onderwerp blijft voor de nodige ophef
zorgen. Zeker deze Kamer maakt daarover steeds ophef. Dat gebeurt in het bijzonder
als er wordt gesproken over de eenlocatiebeperking. Ook op dat punt dien ik
dus een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat controle door de GGD bij de ouders thuis onnodig en bevoogdend
is, omdat men van ouders mag verwachten dat hun huis aan de gestelde eisen
voldoet;
van mening dat door de eenlocatiebeperking de gastouderopvang bij de ouders
thuis in gevaar is;
verzoekt de regering, de eenlocatiebeperking en de controle door de GGD
op gastouderopvang bij de ouders thuis te laten vervallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door het lid Langkamp. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 78(31322).
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Voorzitter. Ik spreek vandaag over de gastouderopvang. Daarover hebben
wij al heel vaak gedebatteerd. Je zou kunnen concluderen dat de gastouderopvang
het kind van de rekening is van dit kabinet. Evenals andere sprekers merk
ik op dat hierover veel ophef is ontstaan. Er zijn heel grote problemen. De
GroenLinksfractie is uiteraard ook tegenstander van fraude en wantoestanden,
dus ook in relatie tot de gastouderopvang. Die problemen moeten dan ook echt
worden aangepakt, maar het lijkt erop dat de gastouderopvang om zeep wordt
geholpen als gevolg van de bureaucratische regelgeving. Mevrouw Dezentjé
Hamming noemde al de eenlocatiebeperking. Uiteraard heb ik de motie daarover
mede ondertekend, want ook de GroenLinksfractie heeft daarvoor vaker aandacht
gevraagd. Sterker nog, zij heeft bij de wet daarover een amendement ingediend.
Dat heeft het helaas niet gehaald.
Ook het amendement over de risicotoeslag heb ik mede ondertekend. Ouders
lopen immers het risico dat zij enorme bedragen moeten terugbetalen als gevolg
van de regelgeving van het kabinet. Dat is een staaltje van slecht beleid.
Wij zijn nog steeds van mening dat het beter is om ten halve te keren
dan ten hele te dwalen. Ik ben van mening dat deze minister moet kijken naar
de grote problemen die er zijn. Hij is weliswaar demissionair, maar daardoor
is hij niet minder verantwoordelijk. Hij moet niet halsstarrig vasthouden
aan de evaluatie die voor de zomer zal worden gehouden en pas daarna nagaan
of er eventueel iets zal worden opgelost. Dat is voor de GroenLinksfractie
niet aanvaardbaar. We hebben te maken met wachtlijsten en met wanhopige ouders.
Er is sprake van een bureaucratische puinhoop. Daarvoor is dit kabinet toch
niet ingesteld? Ik heb de twee moties mede ondertekend en dien graag zelf
een motie in over de standaard huisbezoeken. Dat is ook zoiets. Die kosten
heel veel geld en de vraag is of die nodig zijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van belang is dat de GGD gastouders thuis kan inspecteren
indien daar aanleiding toe is;
constaterende dat er naar verwachting 55.000 gastouders zullen zijn;
constaterende dat het voor de GGD een hele kluif wordt om al die gastouders
op locatie te inspecteren en dat het bovendien een kostbare operatie wordt
voor gemeenten van minimaal 27,5 mln. in 2010 en 2011;
van mening dat de meerwaarde van een verplichte inspectie van elke locatie
niet is aangetoond;
overwegende dat er beter gekozen kan worden voor een steekproefsgewijze
inspectie en een inspectie indien daar een concrete aanleiding toe is;
verzoekt de regering, af te zien van het verplichten van het toetsingskader
deel B,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Dezentjé Hamming-Bluemink
en Langkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 79(31322).
De heer
Jan Jacob van Dijk
CDA
Voorzitter. Ik mag vanavond mevrouw Van Toorenburg vervangen. Zij was
vorige week aanwezig in het AO met de minister over de kinder- en de gastouderopvang.
Het laatste onderwerp en alles wat daarmee samenhangt en -hing, stond in dat
overleg centraal.
Vanavond spreek ik over één aspect, waarvoor wij al in meerdere
debatten aandacht hebben gevraagd. Ik doel op de EVC-trajecten en de opleidingstrajecten
voor de gastouders. In de wet is opgenomen dat men voor 1 september
2010 de EVC-trajecten moet hebben afgerond om ervoor te zorgen dat vraagouders
de kinderopvangtoeslag te zijner tijd terug kunnen krijgen. We hebben hier
wat zorgen over gehad; we hadden nog wel wat vraagtekens bij het EVC-traject.
Wij hebben één vraag gesteld over gastouders in opleiding. Zou
dat eventueel voor een halfjaar ook nog meegenomen kunnen worden? Daarover
heeft mevrouw Van Toorenburg in eerste termijn een vraag gesteld, maar zij
heeft daar geen antwoord op gekregen.
Op een andere vraag heeft zij tot haar genoegen wel antwoord heeft gekregen.
Deze vraag ging over de zogeheten crepeergevallen. Stel nou voor dat iemand
zijn EVC-traject of zijn opleiding door overmacht niet kan afronden, dan mogen
vraagouders daarvan niet de dupe worden. Het probleem is echter iets anders.
Er was namelijk een EVC-aanbieder die erkend leek te zijn, maar wiens accreditatie
is ingetrokken met ingang van 23 april 2010. Dit leidt ertoe dat 84 gastouderbureaus
die zich bij de aanbieder hebben aangesloten nu met een probleem zitten. Daarover
dien ik een motie in, mede namens mevrouw Van Toorenburg.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 84 gastouderbureaus zich hadden aangemeld bij een erkende
EVC-aanbieder;
constaterende dat de erkenning van deze EVC-aanbieder met ingang van 23 april
2010 is ingetrokken omdat de onderwijsinspectie de kwaliteit van de aanbieder
als onvoldoende heeft beoordeeld;
overwegende dat de intrekking van de erkenning van deze EVC-aanbieder
voor de aangesloten gastouderbureaus betekent dat zij buiten hun schuld om
helemaal van voren af aan kunnen beginnen en nog maar vierenhalve maand hebben
om hun gastouders door het EVC-traject te loodsen;
overwegende dat vraagouders met terugwerkende kracht vanaf 1 januari
2010 geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag indien hun gastouder
niet voor 1 september 2010 het EVC-traject goed heeft doorlopen;
verzoekt de regering om, indien blijkt dat de capaciteit van de overige
EVC-aanbieders onvoldoende is om de gastouders van de gedupeerde gastouderbureaus
voor 1 september 2010 het EVC-traject te laten doorlopen, passende maatregelen
te nemen, opdat de vraagouders de kinderopvangtoeslag niet zullen verliezen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Jacob van Dijk en Van Toorenburg.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 80(31322).
Mevrouw
Kraneveldt-van der Veen
PvdA
Ik heb even contact gehad met mevrouw Van Toorenburg. Zij en ik hebben
het onderwerp dat in de motie verwoord wordt samen verwoord tijdens het AO.
Ik spreek mijn steun uit voor de motie van de heer Jan Jacob van Dijk. Dat
had ik ook aan mevrouw Van Toorenburg doorgegeven. Ik zeg dit voor de mensen
die meeluisteren. We hadden dit punt samen opgebracht. Ik steun de motie.
Betekent dit dat mevrouw Kraneveldt deze motie medeondertekent?
De heer
Jan Jacob van Dijk
CDA
Ik zorg ervoor dat er een motie wordt ingediend, medeondertekend door
mevrouw Kraneveldt.
Mevrouw
Kraneveldt-van der Veen
PvdA
Voorzitter. In het AO zijn vele onderwerpen aan de orde gekomen. Ik wil
nu even inzoomen op het Waarborgfonds Kinderopvang. Op dit moment zijn 130
aanvragen door kinderopvangondernemers bij het Waarborgfonds neergelegd. Deze
kinderopvangondernemers willen uitbreiden of aan hun kwaliteit werken. Er
kunnen echter maar tien aanvragen gehonoreerd worden. Dat vinden wij jammer,
omdat het gaat om een totaal van 100 mln. aan investeringen, waaraan het Waarborgfonds
door een borgstelling een flinke push kan geven. Dat doet het al een hele
tijd; dit wordt in het veld zeer gewaardeerd. Met name door het Waarborgfonds
hebben heel veel ondernemers de afgelopen jaar zoveel kunnen investeren in
de capaciteit. Ik heb de minister gevraagd of hij bereid is om afspraken met
het Waarborgfonds te maken, zodat het aanwezige tijdelijke vermogen kan worden
ingezet als structureel garantievermogen, waardoor de aanvragen gehonoreerd
kunnen worden. De minister heeft volgens mijn fractie niet afdoende beargumenteerd
waarom dit niet zou kunnen. Ik weet dat hij nog in overleg is, maar ik wil
toch graag dat dit bedrag vrijkomt. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de omvang van het huidige borgstellingskapitaal van het
waarborgfonds Kinderopvang niet toereikend is om in de behoefte aan borgstellingen
voor financieringen ten behoeve van groei en kwaliteitsontwikkeling van de
kinderopvang te voorzien;
van mening dat het waarborgfonds Kinderopvang Kraneveldt-van der Veeneen
wezenlijke rol vervult in het versterken van de kwaliteit van het financieel
beleid van ondernemers in de kinderopvang en bijdraagt aan beperking van de
kostenontwikkeling binnen de sector;
van oordeel dat de borgstellingsaanvragen op korte termijn niet belemmerd
mogen worden door de besprekingen over de vormgeving van het borgstellingsbeleid
voor de lange termijn;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat het bij het waarborgfonds
Kinderopvang aanwezige tijdelijke vermogen wordt omgezet in structureel garantievermogen,
waardoor de capaciteitsproblemen voor een langere periode kunnen worden opgelost,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door het lid Kraneveldt-van der Veen. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 81(31322).
Mevrouw
Dezentjé Hamming-Bluemink
VVD
De PvdA heeft als slogan "iedereen telt mee". Ik zou het fijn vinden als
dat ook voor de gastouderopvang telt. Tot nu toe hebben al 60.000 kinderen
afscheid moeten nemen van hun gastouder. Ook zijn 25.000 gastouders gestopt.
Er zijn problemen met de eenlocatieregeling en met het terugbetalen van de
kinderopvangtoeslag. Kan mevrouw Kraneveldt de verbeteringen steunen die ik
voorstel voor deze wet? Als zij dat niet kan, waarom dan niet?
Mevrouw
Kraneveldt-van der Veen
PvdA
Ik heb de moties van de diverse collega's op de diverse punten nog niet
goed kunnen doorlezen. Ik ga er dus ook nog geen toezeggingen over geven.
Bovendien wil ik graag eerst van de minister horen wat de gevolgen zijn van
de diverse moties die door mevrouw Dezentjé Hamming maar ook door mevrouw
Langkamp en mevrouw Van Gent zijn ingediend. Ik doe dus nog even geen uitspraak.
We hebben dit onderwerp trouwens uitgebreid gewisseld in het debat tijdens
het AO. Ik wil wel weten waar de financiële consequenties van de voorstellen
zijn.
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Mijn motie heeft helemaal geen financiële consequenties. Sterker
nog, uitvoering ervan levert geld op bij de gemeenten. We hebben uitgebreid
over de toeslagen, de twee locaties en de verplichte bezoeken van de GGD gesproken
tijdens het algemeen overleg. Ik mag toch aannemen dat mevrouw Kraneveldt
inmiddels haar gedachten erover heeft laten gaan. Zij is een vrij mens op
dit moment en ook haar fractie is vrij! Zij vond dit ook geen prettige regeling
voor de gastouderopvang. Dit is een van de laatste mogelijkheden voor de verkiezingen
om een aantal verbeteringen aan te brengen. Is de PvdA daartoe bereid?
Mevrouw
Kraneveldt-van der Veen
PvdA
Dat is eigenlijk dezelfde vraag als die mevrouw Dezentjé Hamming
stelde. Verkiezingen of niet, je moet wel achter ingrijpende inhoudelijke
veranderingen in de wetgeving staan. We staan wellicht ook weer – ik
hoop van harte van niet – voor een voorjaarsnota met nare berichten
over overschrijdingen in de kinderopvang. Iedere wijziging die je in wet-
of regelgeving wil aanbrengen, zal ook daarvoor gevolgen hebben. Ik wil dus
graag eerst het antwoord van de minister horen. De motie van mevrouw Van Gent
betreft het schrappen van deel B. Ik wil deel B niet voor altijd schrappen.
Omdat de GGD nog zo veel capaciteitsproblemen heeft, vind ik het echter wel
belangrijk dat gastouders die deel A hebben gewoon kunnen starten of doorgaan.
Ik heb dit in het AO al gezegd. De minister heeft volgens mij ook al toegezegd
dat in dergelijke gevallen ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag
voor geheel 2010. Ik ga echter niet akkoord met een motie waarin staat dat
we deel B voor altijd moeten schrappen. Dat is volgens mij de strekking van
de motie van mevrouw Van Gent en met die strekking ben ik het niet eens.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister
Rouvoet
Voorzitter. Ik ga graag in op de ingediende moties. Afgelopen donderdag
hebben wij een algemeen overleg gehad. Mevrouw Dezentjé Hamming zei
dat dit teleurstellend was, misschien alleen al omdat wij er door de uitvoerige
stemmingen in de Kamer – ik heb daar alle begrip voor – niet aan
zijn toegekomen om het debat volwaardig af te ronden. In goede samenspraak
met de Kamer heeft dat ertoe geleid dat ik mij werkelijk tot de hoofdpunten
heb beperkt. Vanmorgen heb ik een brief gestuurd waarin ik op alle overige
vragen ben ingegaan.
Er is een flink aantal moties ingediend, ik dacht zeven. In het algemeen
overleg heb ik al aangegeven dat uit de inbreng van een aantal woordvoerders
blijkt dat zij nog steeds van mening zijn dat hun stem destijds tegen het
wetsvoorstel een goede keuze was. Dat is op zichzelf legitiem. Ik heb daar
verder geen oordeel over. Ik wil de fracties dat recht niet ontzeggen, maar
ik hoor nu een aantal woordvoerders zeggen dat zij nog steeds van mening zijn
dat, waarna de al tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bekende bezwaren
volgen. Ik wijs er dan wel op dat ik gehouden ben aan de uiteindelijke keuze
van de wetgever.
Mevrouw Dezentjé Hamming heeft gezegd dat zij met de door haar
ingediende moties de wet wil verbeteren. Dat is natuurlijk lastig. Moties
zijn verzoeken aan de regering om binnen de wettelijke kaders eventueel tot
aanpassingen te komen. Dat kan, maar het verschijnsel amenderende moties in
een VAO zou voor mij nieuw zijn. Zo wil ik ze ook maar niet verstaan. In dat
licht bezien, kan ik over een aantal moties betrekkelijk kort zijn, omdat
daarin eerder ingenomen standpunten worden herhaald. Nogmaals, dat is legitiem
en een keuze van de indieners, maar bijvoorbeeld in de motie van mevrouw Dezentjé
Hamming waarin wordt gesteld dat vraagouders van dit kabinet moeten terugbetalen
...
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Ik heb een vraag over de algemene opmerkingen van de minister. Wij hebben
inderdaad een intensief wetgevingstraject gehad. Er was veel kritiek op de
wetgeving. Het parlement is niet doof en blind en ik moet vaststellen dat
wij in de praktijk op een aantal cruciale punten gelijk krijgen. Wij hebben
dit besproken in het algemeen overleg. Ik vraag om een uitgebreidere reactie
daarop van de minister. Wij zitten hier toch niet om wetten aan te nemen en
vervolgens net te doen alsof de wereld stilstaat. Er komen uit de praktijk
veel signalen dat wij hierin zullen vastlopen. Ik laat mij hier de mond dan
ook niet snoeren, en de samenleving zeker niet.
Minister
Rouvoet
Deze opmerking heeft mevrouw Van Gent ook in het debat gemaakt. Daar is
echter geen sprake van. Ik heb niet voor niets al twee keer gezegd dat het
legitiem is dat fracties de positie die zij bij de wetsbehandeling innamen,
hier herhalen. Uiteraard loop ik de moties straks langs, dus ik ga in op de
opmerkingen en vragen, maar ik meen welgemeend aan te moeten
geven dat ik op een aantal punten niet veel nieuws te melden heb, omdat wij
nog steeds met dezelfde feiten en ook de voorziene ontwikkelingen te maken
hebben die ten tijde van de wet bekend waren. Dat mag verschillend gewogen
worden. Ik kom daar bij de verschillende moties op terug.
Naar aanleiding van de motie van mevrouw Dezentjé Hamming waarin
staat dat vraagouders van dit kabinet hun kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen,
hecht ik eraan, erop te wijzen dat wij te maken hebben met een aantal keuzes
van de wetgever, en dat zijn Kamer en regering. Ik houd dat wel staande. Natuurlijk
staat het de fractie van mevrouw Van Gent vrij om te zeggen dat zij nog eens
goed heeft rondgekeken en dat zij zich gesterkt voelt in de opvatting die
zij indertijd had. Ik heb echter niet alleen als nieuwe minister op dit onderwerp,
maar sowieso als wetgever te maken met het feit dat het debat, inclusief de
door een aantal fracties verwachte ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het punt
van één locatie en terugvordering, die allemaal zijn benoemd
en uitvoerig bediscussieerd, is afgesloten met een wet waarin bepaalde keuzes
zijn gemaakt. Daar heb ik mee te maken. Ik ben dus niet blind en doof voor
ontwikkelingen, maar ik houd mij wel aan de toezeggingen die destijds zijn
gedaan. Ik kom daar bij de behandeling van de verschillende moties kort op
terug.
Wij gaan het debat niet overdoen, mevrouw Van Gent.
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Ik heb nog één aanvullende vraag hierover.
Kort dan graag. Heel kort.
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Toen het kabinet begon ging het 100 dagen het land in, maar nu, op het
eind, lijkt het niet meer uit te maken wat het land zegt of wat voor signalen
er uit de praktijk komen. Er blijkt door deze wetgeving gewoon zand in de
machine te komen bij de gastouderopvang. We hebben meerdere malen geschetst
dat er grote problemen optreden. Ik vraag aan de minister, die de portefeuille
heeft overgenomen, om op de signalen in te gaan. Dat bedoel ik met "doof en
blind".
Dat punt is helder; dat hebt u net ook gemaakt.
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Ik krijg er steeds geen antwoord op.
Minister
Rouvoet
Ik heb daar natuurlijk wel antwoord op gegeven. Niemand is doof en blind,
maar laat ik het zo zeggen. Of het nu gaat over de eenlocatiebeperking of
over de terugvordering, ik neem als minister de toezeggingen die aan de Kamer
zijn gedaan serieus en ik hoop dat de Kamer dat ook doet. Ik praat vanuit
de toezeggingen die zijn gedaan. Mevrouw Van Gent vraagt van mij om toezeggingen
die eerder zijn gedaan nu los te laten en alsnog te concluderen tot het standpunt
dat zij indertijd heeft ingenomen. Dat is legitiem en dat mag zij van mij
vragen, maar er zijn geen ontwikkelingen die mij ertoe nopen om een toezegging
die door mijn voorgangers op dit dossier aan de Kamer is gedaan, terzijde
te schuiven. De Kamer mag mij houden aan de toezeggingen. Het zou wat merkwaardig
worden als mevrouw van Gent nu zegt: nu ja, de minister hoeft zich niet meer
te houden aan de toezeggingen, waarom de Kamer bij motie heeft verzocht bij
de behandeling van het wetsvoorstel. Ik heb het nu specifiek over de eenlocatiebeperking.
Dan krijgen we namelijk een heel ander speelveld.
Ik heb hier voor mij de toezeggingen die in het AO van 21 april zijn
gedaan. Er zijn vier toezeggingen gedaan, ook met betrekking tot een uitgewerkte
mogelijke wijziging van het klachtrecht.
Minister
Rouvoet
Dat zijn de toezeggingen van vorige week, voorzitter. Het is vandaag 21 april.
Maar het zijn inderdaad toezeggingen die ik heb gedaan. Ik doel in de richting
van mevrouw Van Gent en mevrouw Dezentjé Hamming echter in het bijzonder
op de toezeggingen die bij de wetsbehandeling zijn gedaan, waaronder, op verzoek
van de Kamer, een evaluatie. Ik heb er moeite mee dat nu vanuit de Kamer wordt
gezegd dat ik me niet zo krampachtig moet vasthouden aan een evaluatie, terwijl
daarom door de Kamer is gevraagd.
Uw punt is helder.
Mevrouw
Dezentjé Hamming-Bluemink
VVD
Als ik de uitleg van de minister hoor, begrijp ik precies waarom zo veel
mensen hun vertrouwen in de politiek verliezen. We krijgen hier eerst een
college staatsrecht. Het verschil tussen een motie en een amendement was ons
echter al bekend. Nog erger is dat de minister zich erachter verschuilt dat
de wet nu eenmaal is aangenomen in de Kamer en dat de wetgever het bij meerderheid
zo heeft gewild. Er was overigens ook een grote minderheid tegen en daarmee
moet volgens mij ook rekening worden gehouden in een democratie. En nog erger
is het dat, nu de wet is aangenomen, blijkt dat die op een aantal punten helemaal
verkeerd uitpakt en dat de problemen die zijn gesignaleerd ook praktijk zijn.
Dan moet de minister ook zo ver kunnen gaan dat hij zegt: ik zie het ook,
ik ben niet blind en doof en ik zorg ervoor dat een aantal regelingen worden
versoepeld. Daar pleiten wij hier voor.
Oké, maar daarvoor zijn ook de moties ingediend. De minister mag
nog eenmaal reageren op mevrouw Dezentjé Hamming.
Minister
Rouvoet
Ik noteer in ieder geval uit de mond van mevrouw Dezentjé Hamming
dat zij het belangrijk vindt dat ook altijd met minderheden rekening wordt
gehouden. Dat is altijd goed om te horen van haar fractie. Die opmerking is
in dankbaarheid genoteerd. We hebben hier echter wel te maken met wetgeving.
Het is niet maar een besluit of een regeling; het gaat om een wet die door
de Kamer is aangenomen. Het is ook een goed democratisch principe dat we dan
niet terugkijkend zeggen: ja, maar ik was daartegen! Mevrouw Dezentjé
Hamming mag er nog steeds tegen zijn, maar het is wel een wet. De minister
is een nationale wethouder. Mevrouw Dezentjé Hamming zegt dat ze geen
behoefte heeft aan een college staatsrecht. Daar heb ik over het algemeen
ook geen behoefte aan. Ik acht mijzelf ook niet de eerst geroepene om een
college staatsrecht te geven. Ik vind het echter wel correct
dat ik, als we spreken over de uitwerking van toezeggingen die zijn gedaan
bij de parlementaire wetsbehandeling en mevrouw Dezentjé Hamming in
haar motie suggereert dat het kabinet nieuwe dingen doet, de Kamer er nog
eens op wijs dat het een gezamenlijke keuze is geweest, ook al waren er fracties
tegen. Nogmaals, niemand is doof en blind, maar alles moet op zijn tijd. Toezeggingen
die zijn gedaan, worden keurig nagekomen. Ik mag hopen dat de Kamer de toezeggingen
waarom zij zelf heeft gevraagd net zo serieus neemt als ik.
In dat licht kan ik kort zijn over een aantal moties. De motie-Dezentjé
Hamming-Bluemink c.s. op stuk nr. 75 ziet op de terugbetalingsplicht. Daarvan
heb ik aangegeven dat die voortvloeit uit de systematiek van de wetgeving
als het erom gaat wie op een bepaald moment in aanmerking komt voor registratie,
wanneer men aan de eisen daarvoor voldoet en hoe het zit als een gastouder
er niet aan voldoet. Het mag dus duidelijk zijn dat ik deze motie, die ook
uitvoerig onderwerp van debat is geweest bij de wetsbehandeling, in dat licht
wil en moet ontraden. Ik kom straks nog even terug op het punt van de schrijnende
gevallen naar aanleiding van de vraag van de heer Jan Jacob van Dijk. Deze
motie haalt in feite een element uit de wetgeving weg en zoals bekend kan
daarvan geen sprake zijn. Ik ontraad dus deze motie.
Hetzelfde geldt voor de motie van mevrouw Dezentjé op stuk nr.
76. In het licht van wat ik al heb gezegd, ook in het algemeen overleg, over
de eenlocatiebeperking, moet ik deze motie kortheidshalve ook ontraden. Dat
kan geen verrassing zijn. Mevrouw Van Gent merkte geloof ik op dat het betreffende
amendement in het debat helaas is verworpen. Dat klopt. Daar is een motie
van de CDA- en de ChristenUniefractie voor in de plaats gekomen. Daarin werd
de regering gevraagd om een evaluatie van de eenlocatiebeperking te geven.
Dat is toen toegezegd door de toenmalige staatssecretaris, mevrouw Dijksma.
Die toezegging kom ik na. Wij hopen voor de zomer met die evaluatie te komen.
Ik heb in het AO in antwoord op mevrouw Van Toorenburg aangegeven dat wij
goed naar die evaluatie zullen kijken, gegeven alles wat zich nu voordoet.
Dat geldt ook voor de eenlocatiebeperking. Ik heb de Kamer laten weten dat
wij in de loop van juni opnieuw bestuurlijk overleg hebben met de VNG en GGD
Nederland, ook over het aantal gastouders en wat dat betekent voor de toets
op locatie op B en de papieren toets op A. In dat licht zullen wij in juni
naar aanleiding van de evaluatie bekijken of er ruimte is. Ik denk wel dat
het lastig zal worden, want als er bij de GGD capaciteit vrijkomt door verschuiving
van een deel van de toets op B naar 2011, moeten wij die ruimte niet meteen
wegnemen door te zeggen dat er op alle locaties moet worden getoetst. In juni
weten wij meer over aantallen, waartoe bestuurlijk overleg heeft geleid en
of wij überhaupt die knip tussen A en een klein stukje van B in 2010
en de rest in 2011, aanbrengen waar mevrouw Van Toorenburg in het overleg
naar vroeg. In dat licht is deze motie prematuur omdat zij vooruitloopt op
de uitwerking van de toezegging van die evaluatie die op verzoek van de Kamer
is gedaan.
Mevrouw Langkamp verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 77 de
gemeenten te verplichten het handhavingsadvies van de GGD op te volgen. Hier
geldt dezelfde argumentatie. Daar komt bij dat ik het merkwaardig vind om
in deze fase tegen gemeenten te zeggen: gij zult het advies van uw GGD opvolgen.
Dat is een gemeentelijke dienst. Een democratisch gekozen instantie en een
bestuurslaag moeten dan het advies van een uitvoerende dienst opvolgen. Het
past slecht in onze bestuurlijke verhoudingen om dat met terugwerkende kracht
in onze systematiek van toezicht en handhaving in te lezen en in te voegen.
Het lijkt me bestuurlijk ook niet erg zorgvuldig. Ik ben natuurlijk wel voortdurend
met gemeenten in overleg, laatst nog op 7 april en in juni weer. Daarin
ga ik in op de vraag wat adviezen van de GGD en eventueel een andere manier
van feitelijk toezicht per eind juni betekenen voor de handhaving. Ik ben
het zeer eens met mevrouw Langkamp dat een gemotiveerd advies van de GGD door
de gemeenten goed moet worden bekeken. Een gemeente moet goede argumenten
hebben om daarvan af te wijken. Die discretionaire bevoegdheid moet wel blijven.
Mocht die verkeerd worden toegepast, dan is het aan de gemeenteraad om de
controle uit te voeren. Ik wil dat niet als verplichting opleggen.
Ik denk dat er nog iets achter het verhaal van mevrouw Langkamp zit en
ik voel daarin wel met haar mee. Het is namelijk wel zaak dat er rap wordt
gehandeld als de gemeente vindt dat er gehandhaafd moet worden op basis van
een advies van de GGD. Er moet geen enorm gat vallen. Dat is onderwerp van
bestuurlijk overleg en dat zal in juni ook zeker in het overleg terugkeren.
Tegen deze achtergrond wil ik deze motie dus ontraden.
De motie van mevrouw Langkamp op stuk nr. 78 gaat over de eenlocatie-eis.
Daarover heb ik zojuist uitvoerig gesproken. Uiteraard treft haar motie hetzelfde
oordeel als de eerder over dit onderwerp ingediende motie.
Mevrouw Van Gent vraagt in haar motie op stuk nr. 79 af te zien van het
verplichten van het toetsingskader deel B. Met de wijziging van de Wet op
de kinderopvang en de nieuwe regels voor gastouderopvang wilden wij naar kwaliteitsverbetering
en oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude tegengaan. Dat waren belangrijke
argumenten voor de wetswijziging die 1 januari van kracht is geworden.
Mevrouw Van Gent stelt in feite voor terug te gaan naar alleen de papieren
toetsing van de belangrijkste eisen voor kwalificatie als gastouder en de
hele toets op locatie te laten vallen, als ik het zo mag samenvatten. Dat
staat haaks op de parlementaire behandeling waarin anders is besloten en ook
op de inhoudelijke argumentatie rondom de gastouderopvang: als wij daarin
investeren, willen wij er ook basiskwaliteitseisen aan stellen. Die zijn van
een andere orde dan bij de kinderdagverblijven of BSO, maar niet voor niets
hebben wij bij deze wet gezegd: het is in belangrijke mate een markt, maar
als wij er als overheid geld in steken en ouders in staat stellen om er gebruik
van te maken, willen wij er ook basiskwaliteitseisen aan stellen. Het zou
wat tegendraads zijn om nu te zeggen dat er helemaal niet meer op de locatie
hoeft te worden getoetst en dat wij het beperken tot een administratieve toetsing,
nog los van het feit dat je daarmee de realisering van de doelen van het tegengaan
van oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude alleen maar problematischer maakt.
Overigens is het een dringende wens van GGD Nederland zelf om ook op deel
B te toetsen. Dat is toch niet onbelangrijk. Ook deze motie wil ik graag ontraden.
Hebt u de motie meeondertekend, mevrouw Dezentjé Hamming? Ja? Dan
geef ik u eenmaal het woord en daarna mevrouw Van Gent.
Mevrouw
Dezentjé Hamming-Bluemink
VVD
Kan de minister mij nog een keer de relevantie en het belang uitleggen
dat de GGD gaat controleren in mijn eigen huis, als ik een gastouder in mijn
eigen huis ontvang om mijn kinderen op te vangen?
Minister
Rouvoet
Dat heeft te maken met de basishouding bij de wijziging van de Wet op
de kinderopvang: als wij als overheid via de bemoeienis met kinderopvang ook
bemoeienis willen hebben met de gastouderopvang, willen wij er basiskwaliteitseisen
aan stellen. De keuze is nadrukkelijk gemaakt om daar bemoeienis mee te hebben
en niet alleen op papier te kijken of de gastouder gekwalificeerd is. Ik ken
de hele discussie: is dat logisch? Wij hebben er wel voor gekozen, omdat wij
de gastouderopvang een basiskwaliteit willen geven. Als je je huis openstelt
voor het opvangen van kinderen, niet zijnde je eigen kinderen, dan ligt daar
de ratio dat de overheid daaraan kwaliteitseisen stelt. Er is lang over gesproken
welke dat moeten zijn en hoeveel het er moeten zijn. Er is een beperkt aantal
kwalificatie-eisen gesteld. Daarnaast hebben wij gezegd dat er ook een soort
basisveiligheid moet zijn. Als je je kinderen niet bij een kinderdagverblijf
maar bij een gastouder onderbrengt, moet je er zeker van zijn er aan bepaalde
basisveiligheidseisen en andere eisen wordt voldaan. Dat wordt gecontroleerd
door de GGD, want die voert dat toezicht uit.
Wij zijn nu aan een verheldering van de motie toe. Mevrouw Van Gent, eenmaal.
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Voorzitter. Laat ik eerst zeggen dat ik er echt bezwaar tegen maak dat
ik voor fraude zou zijn of dat ik geen controle zou willen. Dat is nergens
gesuggereerd.
Minister
Rouvoet
Wie zegt dat nou?
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Ik snap best dat de minister nog een beetje worstelt met deze portefeuille.
Ik had gehoopt op een beetje frisse wind, maar het wordt alleen maar steeds
erger.
Uw vraag.
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Wij krijgen nu een soort GGD-politie bij mensen thuis. Als je in je eigen
huis bij je eigen kinderen een gastouder hebt, moet er controle plaatsvinden.
Kan de minister overleggen dat de GGD dit vindt en dat gemeenten blij zijn
met deze regeling? Dat is helemaal niet waar! Wij krijgen hier informatie
van de minister die gewoon niet juist is, die niet onderbouwd is en waarmee
onze moties worden weggeschoven. Dat zijn moties die uit de praktijk zijn
ontstaan, omdat dit nu voor geen meter werkt. Ik word toch een beetje boos.
Ik wil gewoon een beter antwoord en niet: het kan mij verder niks schelen,
wet is wet, ik ga het evalueren en klaar!
Uw punt is helder.
Minister
Rouvoet
Ik begrijp de opwinding van mevrouw Van Gent niet. Zij is het debat vorige
week ingegaan met de stelling: een nieuwe ronde, nieuwe kansen. Ik heb haar
toen al gezegd: dit wordt een teleurstellend debat voor u, want wij hebben
te maken met de uitvoering van door de Kamer aangenomen wetgeving. Ik weet
dat mevrouw Van Gent daar niet voor was, maar het is ook een kwestie van democratische
volwassenheid: dit is de wet, er zijn toezeggingen gedaan over het bewaken
en de vinger aan de pols houden bij de uitvoering. Mevrouw Van Gent is daar
niet tevreden over. Zij denkt: een nieuwe bewindspersoon, kom, ik ga de amendementen
die toen niet gelukt zijn bij motie opnieuw indienen ...
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Ik maak hier echt bezwaar tegen!
Minister
Rouvoet
Nu wil ik graag een keer uitspreken.
De minister heeft het woord en wij zijn met een motie bezig.
Minister
Rouvoet
Er worden verschillende dingen in mijn richting geschoven waarvan ik afstand
neem. Ik heb niet gezegd dat iemand voor fraude is; dat is natuurlijk flauwekul.
Mevrouw Van Gent weet dat ook wel. Ik heb alleen nog eens aangegeven wat de
argumenten voor de wetgever indertijd waren om voor deze wetswijziging te
kiezen. Mevrouw Van Gent was daartegen en is daartegen. Dat is haar goed recht,
maar zij moet van mij niet verwachten dat ik, nu de punten die bij de wetsbehandeling
door de Kamer zijn afgewezen, bij motie opnieuw worden voorgelegd, opeens
sta te applaudisseren, alleen omdat er een nieuwe bewindspersoon is. De Kamer
mag van mij continuïteit in het kabinetsbeleid verwachten en zeker een
consequent denken vanuit de wetgever. Daar hoeft mevrouw Van Gent het niet
mee eens te zijn, maar zo ligt het wel.
Mevrouw Van Gent, ik stel u in staat om nog één korte vraag
te stellen.
Mevrouw
Van Gent
GroenLinks
Er wordt hier "wet is wet" gezegd en de signalen uit de samenleving worden
genegeerd. Ik ben niet halsstarrig. Ik zou willen dat ik hier kon zeggen:
ik heb ongelijk gehad met mijn kritiek. Maar helaas heb ik enorm gelijk gehad
met mijn kritiek. Dat blijkt uit de praktijk. Waarom gaat de minister niet
in op zaken die zich in de praktijk afspelen? Er is veel commotie omdat het
niet goed werkt. Dat wordt door deze minister totaal genegeerd. Dat is toch
geen besturen?
Minister
Rouvoet
Ik geloof niet dat ik mevrouw Van Gent kan overtuigen van mijn standpunt.
Zij staat daar volgens mij ook niet echt open voor. Ook dat is haar goed recht.
Laten wij de rust bewaren. Er is geen enkele reden voor opwinding. Uit mijn
mond is niet de stellingname "wet is wet" gekomen. Mevrouw Van Gent heeft
dat gezegd, ik niet. Ik heb haar wel geconfronteerd met de opvatting dat ik
te maken heb met een door de Kamer vrij recent aangenomen wet, die in januari
in werking is getreden. Wij zitten nu in april. De wetgever mag niet zo wispelturig
worden, dat wij drie maanden na inwerkingtreding van een wetsvoorstel zeggen:
kom, wij gaan de boel weer eens overhoop halen, wij gaan de dingen die indertijd
door de Kamer zijn afgewezen, alsnog een keer proberen onder het motto –
in de woorden van mevrouw Van Gent – nieuwe ronden, nieuwe kansen. Met
zorgvuldige wetgeving heeft zoiets weinig te maken. De toezeggingen
staan. Wat de eenlocatiebepaling betreft komt er een evaluatie. In het spoor
van mijn voorgangster heb ik toegezegd dat er een regeling komt voor schrijnende
gevallen in geval van overlijden. Die toezeggingen komen wij gewoon na. Er
is dus geen enkele reden voor de opwinding bij mevrouw Van Gent.
Ik geef mevrouw Langkamp eenmaal het woord ter verduidelijking van de
motie.
Mevrouw
Langkamp
SP
Wet is wet, maar de praktijk verandert. Niet voor niets is op dit moment
een gesprek gaande. Gaan wij die controle op locatie door de GGD allemaal
wel halen? Er vinden gesprekken over plaats. De minister verwijst daarnaar
en wil het even afwachten. Als het in die korte tijd niet allemaal wordt gehaald,
zal een deel van de huisbezoeken misschien in 2011 worden afgelegd. Dat is
nog niet besloten, maar het zit er wel aan te komen. Daarmee wordt afgeweken
van wat eerder is afgesproken in de wet, namelijk dat het allemaal vóór
1 januari 2011 rond zou zijn. De minister moet het ons dus niet verwijten
als wij, kijkend naar de praktijk, zeggen dat bepaalde dingen misschien wel
bijgesteld moeten worden.
Kan de minister mij uitleggen waarom het nodig is dat de GGD controleert
bij ouders waar de gastouder in huis komt, dus op de plek waar de kinderen
wonen?
Minister
Rouvoet
Ik heb geen argument toe te voegen aan wat ik eerder heb gezegd over de
ratio van de basiskwaliteitseisen die wij hebben gesteld, ook aan de gastouderopvang.
Mevrouw Langkamp was er toen niet van overtuigd, zij is er nu ook niet van
te overtuigen. Zij kan mij vragen of ik nog één keer wil uitleggen
waarom hiervoor gekozen is. Ik zou willen zeggen: dat lijkt mij eigenlijk
wel een goed plan. Maar dat had indertijd ook bij de wetsbehandeling kunnen
gebeuren.
Mevrouw Langkamp heeft natuurlijk gelijk dat er een moment kan komen waarop
de ontwikkelingen zodanig zijn, dat wij nog eens goed moeten bekijken of de
uitvoering van wat eerder is vastgesteld, adequaat kan verlopen. In de motie
op stuk nr. 79, met mevrouw Van Gent als eerste ondertekenaar, wordt echter
niet verwezen naar allerlei problemen in de praktijk. Nee, er worden overwegingen
in naar voren gebracht. Ik loop ze even langs. Er staat dat er naar verwachting
55.000 gastouders zullen zijn. Wij weten dat dus nog niet. Er wordt geconstateerd
dat het voor de GGD een hele kluif zal worden om al die gastouders, waarvan
wij dus nog niet weten hoeveel het er zijn, op locatie te inspecteren. Bovendien
is dat heel kostbaar, zo staat in de motie. De mening wordt uitgesproken dat
de meerwaarde van verplichte inspectie niet is aangetoond. Het loopt nog maar
net. Wij hebben juist regelmatig overleg om de vinger aan de pols te houden.
Als er aanleiding zou zijn om wijzigingen aan te brengen in de vorm en uitvoering
van het toezicht doen we dat in ieder geval niet nu, nu we nog niet weten
hoeveel het er zijn. Niet voor niets heb ik tegen de Kamer gezegd: in juni
bekijken we met GGD-Nederland en de VNG hoeveel gastouders we kunnen verwachten
en wat dat betekent voor het toezicht, waarna we altijd nog kunnen kijken
of we die knip gaan aanbrengen om een deel van toets B naar 2011 te schuiven.
Maar dan is het geen oplossing om daarover nu beslissingen te nemen. Hier
wordt meer ten principale aangegeven dat je moet afzien van het verplichten
van toetsingskader deel B. Daarvoor heb ik het overleg van juni niet nodig.
Dat is een keuze die je kunt maken, maar dat doen we niet, ook niet in het
wetsvoorstel.
Ik kom toe aan de motie van de heer Jan Jacob van Dijk, ingediend mede
namens mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Kraneveldt. De motie ziet op de EVC-aanbieder
waarvan de accreditatie moest worden ingetrokken. Ik heb in het algemeen overleg
de achtergronden daarvan kort geschetst. Het was onvermijdelijk om die beslissing
te nemen, gelet op de bevindingen van de inspectie bij de betreffende EVC-aanbieder.
Dit is natuurlijk heel vervelend. Terecht is vastgesteld dat dat wel een inspanning
vergt van alle andere gastouderbureaus om zoveel mogelijk de mensen die de
certificaatroute volgden, te accommoderen. Wij zitten daar bovenop. Ik heb
het dictum van de motie goed gelezen. Ik kan er goed mee uit de voeten als
wordt bedoeld: volg nu goed wat er gebeurt, want het kan niet zo zijn dat
gastouders straks echt de dupe worden. Mijn beeld is – goed nagevraagd
bij het veld – dat de capaciteit zodanig is dat we niet in de problemen
hoeven te komen, ook niet waar het gaat om de datum van 1 september.
Als ik de motie mag verstaan als: houd de vinger goed aan de pols en kom zo
nodig terug naar de Kamer als je problemen aan ziet komen, kan ik daarmee
uit de voeten.
De motie van mevrouw Kraneveldt is wat ingewikkelder. Ik begrijp de overwegingen
wel, maar ik heb de schriftelijke vragen die zij daarover heeft gesteld niet
voor niets beantwoord zoals ik ze heb beantwoord. In het algemeen overleg
heb ik daarover het een en ander gezegd. De motie zoals ze nu luidt, zal ik
echt moeten ontraden. Het tijdelijke vermogen bedroeg in totaal 30 mln.
Daarvan is 5 mln. overgeheveld naar het structurele vermogen van toen 15 mln.,
zodat het waarborgfonds toen de beschikking kreeg over 20 mln. structureel
vermogen voor de borgstellingen waarvoor het functioneert. Van dat tijdelijke
vermogen – toen 30 mln. en nu nog 25 mln. – is destijds vastgesteld
dat dat in 2012 terug moet naar het Rijk. Dat is dus incidenteel geld. Het
is heel lastig om dat structureel toe te voegen aan het structurele vermogen,
met het oog op de borgstellingen. Dat is eenmalig gebeurd in de aanloopperiode,
en die 5 mln. was te overzien, maar de vraag is wel of het verstandig is om
incidenteel geld, waarvan je weet dat het terugmoet, te gaan toevoegen aan
het structureel vermogen van het waarborgfonds. Dan gaat het in de borgstellingen
zitten. Zo'n 66%, dus twee derde van de investeringen in capaciteitsuitbreiding
in de kinderopvang, is gedaan zonder financiële steun van het waarborgfonds.
Daarbij is sprake van financiering door kinderopvangbedrijven, met uitsluitend
eigen vermogen. Het is niet zo dat, als er geen borgstelling van het waarborgfonds
is, er geen capaciteitsuitbreiding kan zijn. De praktijk wijst anders uit.
Kinderdagverblijven en kinderopvangorganisaties met minder dan 250 fte's kunnen
ook terecht bij de borgstellingsregeling van EZ voor het mkb. Kortom, tegen
die achtergrond, plus het feit dat wij in gesprek zijn met het waarborgfonds
over hoe het op lange termijn moet gaan functioneren – dat wil ik niet
onderbreken door tussentijds deze ingrepen te doen – wil ik deze motie
ontraden.
Mevrouw
Kraneveldt-van der Veen
PvdA
Het gaat om 130 aanvragen die er liggen. Het Waarborgfonds geeft
aan er maar tien te kunnen honoreren, terwijl de ondernemers wel voor 100
mln. willen investeren. Het aantal aanvragen blijkt steeds maar te blijven
toenemen. Als we dit laten liggen, blijven we ook met die wachtlijsten zitten
en kunnen die kinderopvangondernemers niet verder, maar we hebben die capaciteit
zo ontzettend hard nodig! Wat kan de minister deze ondernemers dan bieden
zodat zij die 100 mln. wel kunnen gaan investeren? Door de kredietcrisis staan
de banken namelijk ook niet te springen en de ondernemers hebben het Waarborgfonds
echt nodig. Het is toch zonde om 120 of meer aanvragen te moeten afwijzen
terwijl we dat geld wel in kas hebben?
Minister
Rouvoet
Ik kan hiervandaan niet helemaal overzien in hoeverre de betreffende kinderopvangbedrijven
ook een beroep zouden kunnen doen op de door mij genoemde MKB-regeling van
Economische Zaken. Ik weet namelijk niet precies welke aanvragen daar liggen.
Het is in ieder geval de moeite waard om dat gesprek met het Waarborgfonds
op korte termijn te hebben. Ik begrijp uw punt van zorg aangaande de capaciteit.
Misschien mag ik het volgende met u afspreken. U zou mij een plezier doen
als u deze motie op zijn minst wilt aanhouden. Ik ben best bereid om te kijken
of ik op korte termijn dat gesprek met het Waarborgfonds op dit punt kan hernemen,
ook met de cijfers die u nu aanreikt. Direct daarna zal ik u van de bevindingen
op de hoogte stellen. Mocht er nu echt een heel urgent en prangend probleem
komen, dan kan ik altijd nog eens kijken, maar daarbij heb ik dan wel de minister
van Financiën nodig. Zoals ik al aangaf, moet het geld terugvloeien naar
het Rijk. Dat is destijds afgesproken. Dat geld gaat gewoon terug naar de
minister van Financiën en ik kan niet zomaar besluiten om dit toe te
voegen aan het structureel vermogen van het Waarborgfonds; dat zou dan hooguit
over een beperkt gedeelte daarvan kunnen gaan. Daarmee hangt ook samen dat
ik het Waarborgfonds op langere termijn niet in de problemen wil brengen.
Les 1 voor iedere minister en voor iedereen die bestuurlijke verantwoordelijkheid
draagt, is dat het altijd heel onverstandig is om met tijdelijk geld structureel
dingen te financieren. Dat zou dus mijn lijn zijn: eerst met het Waarborgfonds
praten op korte termijn, daarna de Kamer van dat gesprek op de hoogte stellen
en dan bekijken of de problematiek zo urgent is dat een gesprek met de minister
van Financiën daarop snel moet volgen. U zou mij dienen als u de motie
tot dat moment wilt aanhouden.
Dat was een verzoek; mevrouw Kraneveldt overweegt dat verzoek nog.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wij zullen morgen over de zeven ingediende moties stemmen.