37ste vergadering
2008-2009
37
-
Vragenuur
Vragen van het lid Kraneveldt-van der Veen aan de staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Dijksma, over het bericht dat
de staatssecretaris het advies van de PO-Raad overneemt dat de Cito-toets
voortaan in mei of juni zal worden afgenomen in plaats van in januari of februari.
Mevrouw
Kraneveldt-van der Veen
PvdA
Voorzitter. Vorige week lekte een advies van de raad voor het primair
onderwijs uit, waarin wordt voorgesteld om de Cito-toets voortaan niet in
februari maar in mei of juni af te nemen. Nu wordt er na de Cito-toets nauwelijks
meer iets aan rekenen en taal gedaan op school, omdat de druk er voor de leerlingen
af is. Dat wil men voorkomen. Leerlingen hebben dan meer voorbereidingstijd
voor de toets en minder stress, is het idee. De staatssecretaris reageerde
meteen positief op dit advies. De Partij van de Arbeidfractie staat ook positief
tegenover de aangevoerde argumenten, maar ziet ook een aantal belangrijke
haken en ogen aan het voorstel. Daarom wil ik de volgende vragen stellen aan
de staatssecretaris.
Bent u het met de Partij van de Arbeid eens dat alle kinderen, naast een
gedegen schooladvies, recht hebben op een onafhankelijk, objectief oordeel
over het behaalde niveau via een eindtoets en/of een leerlingvolgsysteem?
Bent u het met de Partij van de Arbeid eens dat een objectief oordeel vooral
van belang is voor zorg- en achterstandsleerlingen, die last kunnen hebben
van onderadvisering? Bent u het met ons eens dat dit PO-Raadadvies dus zeker
geen opmaat mag zijn naar het afschaffen van de Cito-toets? Holt dit advies
het belang van een objectieve toetsing uit volgens u? Ziet u, net als wij,
een probleem voor de aansluiting met het voortgezet onderwijs? Scholen in
het voortgezet onderwijs moeten weten hoeveel leerlingen er komen. Daar kunnen
zij roosters voor opstellen en leraren voor inhuren. Als er een groot verschil
zit tussen het schooladvies en de Cito-score kunnen ouders misschien wel een
conflict krijgen met de ontvangende school. Is er dan nog wel tijd voor overleg?
Wat zijn volgens u de voorwaarden waaronder zo'n latere Cito-toets kan worden
ingevoerd?
Scholen in het basisonderwijs gaan zelf over de manier en het tijdstip
waarop zij toetsen, maar de politiek is wel medeverantwoordelijk voor de aansluiting
met het voortgezet onderwijs en de doorlopende leerlijnen rekenen en taal,
waarbij toetsen een belangrijke kwestie is. Hoe kijkt u daar tegen aan? Welke
rol ziet u nu voor uzelf weggelegd bij dit plan van de PO-Raad?
Staatssecretaris
Dijksma
Voorzitter. Mevrouw Kraneveldt stelde terecht dat het advies van de PO-Raad
is voortgekomen uit de gedachte dat zo veel mogelijk onderwijstijd van heel
groot belang is voor alle leerlingen, overigens in het bijzonder voor zwakke
leerlingen. Waar wij nu tegen aanlopen is dat kinderen in het eerste jaar
van het voortgezet onderwijs soms slechter presteren, ook op basisvaardigheden,
dan zij bij de Cito-toets deden. Natuurlijk vraag je je dan af waarom dat
zo is. De Onderwijsraad heeft hierover in het verleden ook al een aantal opmerkingen
gemaakt. Uiteindelijk is de constatering dat het belangrijk is om ook de laatste
maanden in groep 8 effectief te besteden aan onderwijs. Ik vind het daarom
belangrijk om het voorstel van de PO-Raad op te pakken, omdat ik denk dat
de effectieve tijd voor onderwijs van groot belang is.
Mevrouw Kraneveldt stelt terecht de vraag of ik vind dat alle kinderen
recht hebben op een onafhankelijke toets. Het antwoord daarop is eenvoudig:
ja. De discussie daarover hebben wij al eerder gevoerd. Wij hebben ook vastgesteld
dat wij binnenkort voor het eerst in de geschiedenis gaan vastleggen, met
referentieniveaus, wat kinderen aan het einde van groep 8 moeten kennen en
kunnen. Daarbij hoort ook dat er een objectieve vaststelling plaatsvindt van
het niveau van de kinderen. In die zin is deze discussie een oude discussie,
omdat dit recht voor mij gewoon onomstotelijk vaststaat. Wij zullen dit ook
in wetgeving blijven verankeren. De indruk dat kinderen straks zonder een
tweede objectief gegeven doorstromen naar het voortgezet onderwijs, moeten
wij echt wegnemen, want die klopt niet.
Is het belangrijk dat ook voor bijvoorbeeld zwakke leerlingen dit tweede
objectieve gegeven er is? Ja, dat is belangrijk. Gaan wij de Cito-toets afschaffen?
Neen. Los van het feit dat ik daar niet over ga, ben ik er geen voorstander
van.
Wat betekent dit nu voor de functie van de eindtoets? In de Tweede Kamer
is al eerder vastgesteld dat ook leraren natuurlijk hun advies met betrekking
tot de vraag waar de kinderen in het voortgezet onderwijs naartoe zouden moeten
gaan, niet vastleggen op basis van niets. Zij doen dat heel vaak op basis
van toetsen in het leerlingvolgsysteem. Dat systeem wordt overigens ook door
Cito gemaakt. Op basis van jarenlange ervaring is zichtbaar waar kinderen
naartoe gaan. In groep 7 is er een entreetoets, die een behoorlijk nauwkeurige
voorspellende waarde heeft met betrekking tot de vraag waar een kind met de
eindtoets van Cito ongeveer zal uitkomen. Die toetsen zijn er en zij blijven
gewoon. Er wordt in het basisonderwijs heel veel getoetst. Wij hopen dat in
de toekomst scholen veel meer doen met de uitkomst van de toets en dat zij
hun beleid daarop aanpassen. Dat is het debat dat ik in de komende tijd veel
liever zou willen voeren.
Kortom, heeft het voorstel van de PO-Raad naast voordelen ook een aantal
nadelen? Ja, die zijn er. Het afnemend onderwijs moet er goed mee kunnen omgaan
en er goed op voorbereid zijn. Samen met staatssecretaris Van Bijsterveldt
zou ik in het kader van de doorlopende leerlijn het gesprek willen aangaan
met de PO-raad en de VO-raad. Ik wil daar ook Cito en andere
toetsontwikkelaars bij betrekken. Een van de gespreksonderwerpen zal zijn
de vraag hoe middelbare scholen omgaan met gegevens uit deze eindtoets. Ik
denk overigens dat daarbij ook het gebruik van de toets als toelatingscriterium
ter sprake zou kunnen komen.
Het lijkt mij een belangrijke voorwaarde dat het verschuiven van de eindtoets
gelijk oploopt met de wettelijke verankering van de referentieniveaus, want
anders heb je een periode waarin je geen duidelijke eindniveaus in beeld hebt.
Ik vind ook dat alle partijen voldoende tijd moeten krijgen om zich voor te
bereiden. Ook moeten zij het eens zijn met elkaar. Mijn positie is, dat ik
het inhoudelijke debat heel graag wil aangaan, langs de lijn van de inhoud
en met het oogmerk om uit alle kinderen te halen wat er maximaal in zit, en
met inachtneming van het recht dat zij hebben op een objectieve waarneming
van waar zij staan. Ik zie het graag ook in de bredere context van wat wij
noemen de "warme overdracht". Een ding weten wij zeker: juist op de schakelmomenten,
wanneer men van de ene naar de andere school gaat, is er ongelooflijk veel
winst te behalen. Het gaat nu soms gewoon niet goed en als partijen beter
met elkaar gaan samenwerken en meer met elkaar het gesprek voeren, denk ik
dat wij veel meerwaarde kunnen behalen voor de kinderen. Daar ben ik van harte
voor.
Mevrouw
Kraneveldt-van der Veen
PvdA
Ik dank de staatssecretaris voor de heldere antwoorden. Het is goed dat
zij ook zegt dat het belang van onderwijstijd heel groot is, en zeker het
belang van het recht op een onafhankelijke en objectieve toetsing. Verder
noem ik natuurlijk de warme overdracht, want daarbij gaat het inderdaad vaak
mis. Het is mijns inziens zeer verstandig dat de staatssecretaris dit parallel
wil laten lopen aan de invoering van de doorlopende leerlijnen. Ik ben dus
blij met de inzet van de staatssecretaris op dit punt.
De heer
Pechtold
D66
Is dit de zendtijd voor de politieke partijen voor de PvdA, of houden
wij hier het vragenuurtje in de Tweede Kamer? De staatssecretaris heeft iets
gezegd over de Cito-toets. Wij hebben daarvan kennis genomen. Over de voordelen
zullen wij waarschijnlijk nog spreken in de Kamer. De fractie van de PvdA
heeft echter waarschijnlijk het gevoel gehad dat dit publicitair wel eens
mis zou kunnen gaan en is daarom een vraag gaan stellen om kritisch te doen
en dit zo even recht te trekken. Fantastisch. Staatssecretaris, zult u ...
U spreekt via de voorzitter, mijnheer Pechtold.
De heer
Pechtold
D66
Voorzitter, wilt u aan de staatssecretaris vragen of zij zorgvuldig met
de Cito-toets wil omgaan? Het zou immers verschrikkelijk zijn als zij ineens
als een onverlaat alle kinderen ging beoordelen op een moment dat zij daaraan
nog niet toe waren. Wij weten dat het verschuiven van de Cito-toets voordelen
kan hebben, met name voor de kinderen met een leerachterstand. Wij gaan ervan
uit dat de staatssecretaris daarmee rekening houdt, niet alleen onder druk
van de fractie van de PvdA.
Staatssecretaris
Dijksma
Mijns inziens heb ik van niemand druk nodig om op dit onderwerp uiterste
zorgvuldigheid te betrachten.
Mevrouw
Dezentjé Hamming-Bluemink
VVD
Voorzitter. Ik vond het verhaal van de staatssecretaris iets minder helder.
Ik maak er echter uit op dat zij wel degelijk van plan is om het hele toetssysteem
eens goed ter discussie te stellen. Dat lijkt mij verstandig, ook gezien de
conclusies die in het rapport-Dijsselbloem worden getrokken. Waarom zet zij
echter nu ineens de Cito-toets naar achteren, terwijl wij in feite hebben
gezegd dat wij een eindtoets willen voor iedereen, niet alleen een Cito-toets
voor leerlingen die het toch wel gaan halen? Wij willen niet de kinderen uitsluiten
die het niet gaan halen. Waarom zet de staatssecretaris nu niet een discussie
in gang over het hele toetssysteem, een nulmeting, een verplicht leerlingvolgsysteem
en een eindtoets voor iedereen? Dat lijkt mij veel verstandiger.
Staatssecretaris
Dijksma
Ik meen dat ik al een jaar geleden de discussie met de Kamer ben aangegaan
over de manier waarop wij in het basisonderwijs toetsen. Ik heb dit vooral
gedaan om als het ware de toegevoegde waarde die scholen voor hun leerlingen
meebrengen, beter in beeld te krijgen. Daarbij is vooral het leerlingvolgsysteem
erg belangrijk. De Kamer weet dat scholen hiermee al veel werken. Een begin-
en eindmoment zijn immers momentopnamen. Belangrijker is uiteraard dat wij
van scholen vragen dat zij de gegevens die nu al beschikbaar zijn, beter gaan
gebruiken om voortdurend bij te houden waar kinderen staan, of wat erin zit
er ook wordt uitgehaald, en of wellicht op groeps- of schoolniveau het beleid
moet worden gewijzigd. Het debat hierover is in de Kamer al herhaaldelijk
gevoerd. De discussie over de Cito-toets past daarin. De Kamer weet immers
dat wij niet alleen voor het eerst gaan vastleggen met referentieniveaus waar
kinderen staan in groep acht en wat zij moeten kennen en kunnen, maar dat
wij ook hebben afgesproken met scholen dat zij zich objectief en gevalideerd
verantwoorden over de toegevoegde waarde. Ik vind het heel prima dat scholen
dit zelf ook willen. Daarvoor hebben zij ons niet nodig en dat hoeft niet
te worden afgedwongen, want scholen vinden het zelf ook belangrijk om deze
verantwoording af te leggen.
De heer
Dibi
GroenLinks
De fractie van GroenLinks vindt het een sympathiek idee om de Cito-toets
pas aan het einde van het schooljaar af te nemen, omdat leerlingen dan vier
maanden langer de tijd hebben om de reken- en taalprestaties te verbeteren.
Bovendien wordt de Cito-toets daardoor minder zwaar. De staatssecretaris zegt
terecht dat de toets een momentopname blijft. Het advies van de school wordt
hiermee echter wel erg bepalend. Dat is prima, ware het niet dat veel leraren
kansarme, vaak allochtone, maar ook autochtone kinderen een lager advies geven
dan deze kinderen werkelijk aankunnen. Hoe gaat de staatssecretaris daarmee
om?
Staatssecretaris
Dijksma
De heer Dibi weet dat ook mij het onderpresteren een doorn in het oog
is. Wij weten dat een op de tien kinderen in het basisonderwijs eigenlijk
meer kan dan er nu wordt uitgehaald. Wij hebben een set voorstellen gedaan
waarmee wij leraren willen steunen in het beter boven tafel halen van de mogelijkheden van kinderen. Het belangrijkste instrument daarvoor
is uiteraard het beter benutten van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem
op individueel en groepsniveau. Een van de zaken in dit verband zijn de taal-
en rekenverbeterprojecten, waaraan een op de vier basisscholen inmiddels meedoet.
Wij hebben daarvan hoge verwachtingen. Bovendien weet men dat wij in het bijzonder
kijken naar dit specifieke punt van onderadvisering. Hier zijn al verschillende
onderzoeken naar gedaan, soms met tegenstrijdige resultaten. Deze onderzoeken
hebben belangrijke zaken naar voren gebracht. Ik zal de Kamer verscheidene
voorstellen op dit terrein voorleggen.
De heer
Jan Jacob van Dijk
CDA
Het voorstel, zoals gedaan door de PO-Raad, moet ervoor zorgen dat de
waarde van de Cito-toets voor toelating tot het voortgezet onderwijs afneemt.
Betreurt de staatssecretaris het dan niet dat de PO-Raad hiermee eigenstandig
gekomen is, zonder het gezamenlijk met de VO-raad naar voren te hebben gebracht
of tenminste hierover contact te hebben gehad? Denkt zij dat het naar achteren
schuiven van dit voorstel echt de oplossing van het probleem is? Ziet de staatssecretaris
het risico dat vo-scholen straks zullen zeggen: op basis van het advies van
de school mag u hier komen, maar wij willen zeker weten dat het advies van
de school bevestigd wordt door de Cito-toets? Hiermee houd je nog langer een
stuk onzekerheid en wordt de druk van de Cito-toets groter naarmate je hem
naar achteren verschuift.
Staatssecretaris
Dijksma
De heer Jan Jacob van Dijk trekt een conclusie die ik nog niet kan delen.
Hij vraagt of ik het betreur dat de PO-Raad hier alleen mee naar buiten komt.
Ik ga ervan uit dat men voortdurend het gesprek met VO-raad zal hebben gevoerd
en zal willen blijven voeren. Iedereen heeft het recht om een voorstel te
doen. Het is mijn voorstel dat wij het er samen over eens zijn, zowel de scholen
in het basisonderwijs als die in het middelbaar onderwijs, hoe wij met dit
vraagstuk omgaan. Er kan een aantal praktische problemen vastzitten aan het
verschuiven van een toetsmoment. Echter, er zijn al eerder in het basisonderwijs
bepalende momenten waarop scholen hun schooladvies baseren. Stel dat een leraar
denkt: voor de heer Jan Jacob van Dijk schat ik atheneum in. Dat doet hij
niet zomaar uit het blote hoofd. Laten wij vaststellen dat ook leraren voor
hun schooladvies gebruikmaken van toetsen en de uitkomsten ervan die gedurende
de gehele loopbaan van kinderen in het onderwijs worden afgenomen.
De heer
Jasper van Dijk
SP
Het advies voor de middelbare school is natuurlijk ongelooflijk belangrijk
voor leerlingen en hun ouders. Het advies van de leraar en van de school is
belangrijk. De toets kan daarbij aanvullend zijn. De vraag is wat je doet
als blijkt dat het advies te laag was en de leerling op de middelbare school
feitelijk meer aankan. Hierover hebben wij het al eerder gehad. Ik vind dat
de doorstroming in dat geval perfect moet zijn en dat hiervoor veel meer mogelijkheden
moeten komen. Gaat de staatssecretaris dit ook zeggen tegen haar collega-staatssecretaris
Van Bijsterveldt zeggen? Gaat zij zich überhaupt met dit probleem bemoeien?
Het is immers van groot belang dat leerlingen die een te laag advies krijgen,
uiteindelijk toch alle mogelijkheden hebben om hogerop te komen.
Staatssecretaris
Dijksma
Volgens mij hebben wij vorige week bij het begrotingsdebat gewisseld dat
alle bewindslieden op Onderwijs het erover eens zijn dat wij kinderen maximaal
kansen moeten bieden, ook de laatbloeiers. Dit betekent natuurlijk ook dat
wij met voorstellen op dat terrein zullen komen. Eerlijk gezegd wil ik niet
vandaag al allerlei uitspraken gaan doen over zaken waarvan men weet dat staatssecretaris
Van Bijsterveldt hiermee binnenkort naar de Kamer komt. Laten wij vaststellen
dat het in ieder geval van belang is dat kinderen, als er verschil is tussen
een schooladvies en de uitkomst van Cito – dit zou een van de onderwerpen
van gesprek met de VO-raad moeten zijn – hiervan nooit de dupe mogen
worden. Ik denk dat dit een belangrijk uitgangspunt is.
Mevrouw
Verdonk
Verdonk
Vorige week hebben wij het bij de Onderwijsbegroting uitvoerig gehad over
al die kleilagen, al die raden, die wij hebben: PO-Raad, VO-raad en noem maar
op. De staatssecretaris staat hier, omdat de PO-Raad een uitspraak heeft gedaan
waarvan niet duidelijk is of er überhaupt overleg is geweest met de VO-raad.
Weer een argument om deze raden af te schaffen. Ik hoor de staatssecretaris
voortdurend een betoog houden over het grote belang van een onafhankelijke
toetsing. Ik las de volgende uitspraak van de staatssecretaris: "Staatssecretaris
Dijksma vindt dat er te veel belang wordt gehecht aan de Cito-toets en wil
dat het schooladvies het zwaarst weegt." Betekent dit impliciet niet toch
een afwijzing van onafhankelijke toetsing, in casu de Cito-toets?
Staatssecretaris
Dijksma
Dat is de huidige wetgeving en deze is al jarenlang van kracht. De huidige
wetgeving zegt gewoon dat het schooladvies over waar een kind in de toekomst
naartoe gaat, bepalend is en dat een second opinion in de vorm van een eindtoets
hierbij ondersteunend kan zijn. Dat is de huidige wetgeving. Daaraan zal ik
ook niet iets veranderen.