Aan de orde is het debat over het Nederlandse drugsbeleid.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij voeren dit debat over drugs op een belangrijk moment. De Verenigde Naties evalueren namelijk de afspraken die in 1998 zijn gemaakt over de aanpak van drugs. Dat is belangrijk, ook voor Nederland, want Nederland is de afgelopen jaren een voortrekker geweest van een rationeel drugsbeleid, gericht op het bestrijden van gezondheidsschade en niet louter op de bestrijding van drugs zelf.

Dat is eigenlijk ook al de lijn geweest van Nederland door de afgelopen honderd jaar heen. Vanaf 1912 heeft Nederland een regiestelsel bepleit. Niet alleen maar harde repressie, zoals dat in Amerika gebeurde vanaf 1909, maar regie. Erbovenop zitten, erbij blijven en ervoor zorgen dat je er invloed op kunt uitoefenen. In 1929 werd het Amerikaanse drugsbeleid omschreven als "destructief idealistisch". Een econoom schreef erover in zijn dissertatie: "De eenvoud van het restrictiedenkbeeld is echter slechts schijnbaar. Praktisch zal men bij de poging het door te voeren op bijkans onoverkomelijke moeilijkheden stuiten." Dus laten wij niet doen alsof het debat over drugsbeleid en de aanpak van drugs van de afgelopen twintig tot dertig jaar dateert. Dat is eigenlijk van het begin af aan gevoerd.

Vanaf 1976 maakt Nederland onderscheid tussen soft- en harddrugs. Na lang overleg en na veel onderzoek zijn wij daartoe gekomen. Ondanks de groeiende consensus over ons drugsbeleid, de internationale aandacht en steeds meer heimelijke support is in Nederland inmiddels het tobben toegeslagen. Er worden heel veel debatten gevoerd over incidenten, over paddo's, de hoeveelheid THC, de krantenkoppen die beweren dat jongeren massaal aan de speed zijn. Growshops worden verboden, althans, dat wordt aangekondigd, zonder te kijken wat de effecten daarvan zijn. Vangsten van ecstasy worden breed uitgemeten, terwijl niet wordt gekeken of dit nu een heel groot probleem is.

Bij nadere bestudering van de cijfers rond dit soort hypes zien wij dat de beelden in de media niet altijd overeenkomen met de feiten of met de commotie die hierover ontstaat in de politiek. Onlangs hebben wij het paddoverbod gehad. Een aantal toeristen is in problemen gekomen. Van de voorvallen vindt 90% plaats in Amsterdam, dat hierop een heel gericht beleid wil gaan voeren. Nog voordat dit wordt bediscussieerd in de Kamer, wordt hier al bepleit om het te verbieden. Dat is een vreemde volgorde. Wij komen later in deze Kamer nog te spreken over het paddoverbod, maar het is raar dat wij zo snel reageren, terwijl er ook heel praktische oplossingen zijn om ervoor te zorgen dat wij het gevaar indammen.

Het probleem is dat wij misschien wel grotere gevaren kweken door hierover zo te spreken. De Europese drugsmonitor schrijft bijvoorbeeld over paddoverboden dat andere paddenstoelen worden gebruikt die op een aantal punten zelfs schadelijker zijn. Dus te snel op hypes reageren kan ook tot gevolg hebben dat de schadelijkheid van het beleid zelfs toeneemt. Dat willen wij natuurlijk helemaal niet.

Sommige feesten waar drugs worden gebruikt komen ontzettend onder druk te staan, waardoor mensen niet meer op het feest pilletjes nemen maar in de rij. Daardoor neemt de gezondheidsschade soms ook toe. Wij zien ook dat voorlichtingsstandjes op feesten, waar mensen worden geïnformeerd over drugsgebruik en de gevaren ervan, minder worden bezocht omdat mensen bang zijn dat zij in de gaten worden gehouden door politiemensen die undercover rondlopen. Is dat uiteindelijk wel zo wenselijk voor het doel van het beperken van gezondheidsschade? Graag krijg ik op deze punten een reactie van het kabinet.

Laten wij ook eens even kijken naar het woord "gedogen", dat de afgelopen weken ter voorbereiding van dit debat vaak is gevallen. Bij het softdrugsbeleid kunnen wij eigenlijk niet meer echt van gedogen spreken. Na 1976 heeft de overheid gezegd dat het bezitten en het verkopen worden gedoogd, of door de vingers gezien. "Gedogen" is een ander woord voor "oogluikend toestaan". Eind jaren tachtig, begin jaren negentig zijn wij steeds meer regels gaan stellen. Ik noem de AHOJG-criteria, waardoor geen alcohol mag worden verkocht aan jongeren onder een bepaalde leeftijd. In 1994 is de leeftijdsgrens van 16 jaar opgetrokken naar 18. Ik noem de wetten Victor en Victora, de wetten BIBOB en de wet Damocles. Er zijn steeds meer regels gekomen, waardoor het gedoogbeleid eigenlijk is omgevormd naar een regiestelsel. Ik wil liever regie dan gedogen. Mijn pleidooi vandaag is er niet op gericht om door te gaan met gedogen, maar om verder te gaan met regisseren en regels stellen. De regering weet ook dat sommige lokale overheden, bijvoorbeeld die in Maastricht en Amsterdam, nog veel verder willen gaan met regisseren. Zij willen ook de teelt reguleren en strenge eisen stellen aan de boekhouding, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en informatieverstrekking. Ook willen zij dat er alleen maar mag worden geleverd aan coffeeshops. Die regie wil ik graag verder zien doorgevoerd in het coffeeshopbeleid. Wij moeten af van het woord "gedogen". Wij moeten naar regie.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik begrijp dat de heer Van der Ham niet meer onbeperkt wil gedogen, maar vindt hij nog wel dat regie een gelimiteerde vorm van gedogen is? Wil hij alleen van dit woord af?

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb aangegeven wat er de laatste twintig jaar aan wetgeving is bijgekomen op dit gebied, bovenop de afspraken die in 1976 zijn gemaakt over leeftijdsgrenzen en zaken rond de boekhouding en de antecedenten van coffeeshophouders. Daar zijn grenzen aan gesteld. Ik ben daar voor. Sterker nog, ik heb er vaker voor gepleit op een aantal punten nog meer eisen te stellen aan coffeeshops, bijvoorbeeld dat ze verplicht informatie geven. Misschien kunnen wij op termijn overgaan tot een verplichte maximering van de hoeveelheid THC in softdrugs. Op die manier voer je meer regie en krijg je meer vat op de situatie in coffeeshops. Van gedogen in de kwalificatie die heel vaak in de media, maar ook wel in de politiek wordt gebruikt, namelijk van het oogluikend toestaan in de zin van ga je gang maar, is mijn fractie nooit voorstander geweest.

De heer De Roon (PVV):

Ik had even de hoop dat de heer Van der Ham met zijn regiebeleid tot een verbod zou willen komen van de verkoop van softdrugs, maar dat is niet het geval. Hij blijft gewoon gedogen, hoe dan ook.

De heer Van der Ham (D66):

Op heel veel punten voeren wij al regie. Het mooiste voorbeeld is alcohol. Wat ons betreft mag alcohol boven de 81% niet worden verkocht. Dat zou je ook met THC kunnen doen. Je zou kunnen zeggen dat er niet meer dan 20% THC in wiet mag voorkomen. Je kunt ook spreken over waar het mag worden verkocht, aan welke mensen en welke leeftijden daarvoor gelden. Voor een deel hebben wij daar al regels voor. Ik vind dus dat wij naar regie toe moeten. Wat betreft dat verbieden adviseer ik de heer De Roon te kijken naar landen waar het is verboden. In Amerika is het softdrugsgebruik hier en daar hoger dan in Nederland. De problemen zijn daar ook groter. De oplossing van het gewoon verbieden houdt niet in dat sprake is van minder gezondheidsschade. Sterker nog, je zou zelfs het tegendeel kunnen beweren.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Wij hadden het woord "gedogen". Een tijdje hebben wij ook het woord "reguleren" gehad. De heer Van der Ham heeft dit nu vervangen door "regie". Om begripsverwarring te voorkomen, helpt het als de heer Van der Ham duidelijk neerzet wat hij precies onder regie verstaat.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb zojuist allerlei voorbeelden genoemd, waarbij je volgens mij meer regie moet voeren. Ik heb de handel genoemd, de teelt en aan wie je het verkoopt.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik wil weten wat de heer Van der Ham onder regie verstaat. Graag een heldere, scherpe definitie, zodat wij daarover geen begripsverwarring krijgen.

De heer Van der Ham (D66):

Dat houdt in dat je regels stelt. Mevrouw Joldersma is voor één regel, namelijk een verbod. Ik ben voor meer en specifieke regels, om ervoor te zorgen dat bepaalde kwetsbare groepen er niet aan onderdoor gaan.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Regie is dus hetzelfde als reguleren, de term die de heer Van der Ham eerder heeft gebruikt.

De heer Van der Ham (D66):

Ik probeer een historische connotatie neer te leggen. Het debat over hoe wij omgaan met drugs wordt al heel lang gevoerd. In de vooroorlogse periode werd al gesproken over het regiestelsel.

Dan een paar vragen aan de regering over zaken waarover wij ons zorgen maken. Eerst iets over de jongerenproblematiek. Er wordt drugs gebruikt onder jongeren. Dat geeft grote problemen voor hun ontwikkeling, zeker als het om minderjarige jongeren gaat, bijvoorbeeld als het gaat om de ontwikkeling van hun hersenen. Ik zeg er overigens bij dat alcohol een veel groter probleem is dan softdrugs en harddrugs. Ook voor jongeren geldt dus dat bij drugsgebruik grote problemen kunnen optreden. Goede voorlichting is belangrijk, maar dat moet wel gericht gebeuren. Er wordt bijvoorbeeld gepleit voor drugspoli's. Ook in de media is dit genoemd. Wij vinden dat goed voor die scholen waar inderdaad grote problemen zijn en waar soms 25% van de jongeren problemen hebben met drugs, zowel soft- als harddrugs. Pleiten om dan maar op elke school drugspoli's neer te zetten, is ongericht en niet echt effectief. Wat is in dezen het standpunt van de regering?

Wij zien ook – hierover maken wij ons eveneens zorgen – dat, hoewel het gebruik van cannabis stagneert, er bepaalde groepen jongeren zijn die in grote problemen komen in de zin dat zij vaker naar de hulpverlening gaan. Hierover hebben wij vragen. Wij weten eigenlijk niet precies waarom dit gebeurt. Zijn het probleemgevallen; mensen die bijvoorbeeld met stoornissen kampen en aan een soort van zelfmedicatie gaan doen? Is het THC-gehalte omhooggegaan en vormt dat een probleem voor deze jongeren? Of zijn mensen gewoon sneller geneigd om hulp te zoeken? Op zichzelf is dat prima. Wij willen dit beter in kaart brengen teneinde hiervoor effectief beleid te vormen.

Ook willen wij in kaart gebracht hebben wat andere effecten zijn op het drugsgebruik en het drugsbeleid. Neem bijvoorbeeld het rookverbod. In andere debatten hebben wij hierover een paar keer gesproken. Heeft dit verbod straks niet tot gevolg dat de waarneming van de coffeeshophouder beperkt wordt van wat er precies gebeurt in zijn coffeeshop? Daarnaast hebben wij een debat gehad over drugsgebruik tijdens het rijden. Op zichzelf zijn wij er niet voor dat dit gebeurt. Als je evenwel testen gaat ontwikkelen, hoe ver gaan deze testen dan in het nagaan of iemand ooit drugs heeft gebruikt? Testen mag niet een omweg zijn om mensen achteraf drugsgebruik te verbieden dat dateert van een week of enkele dagen geleden. Dit is een juridisch dilemma. Ik vraag de minister van Justitie hoe fair en hoe uitvoerbaar een dergelijke maatregel is. Wij vinden het niet goed als cannabis echt naast een school wordt verkocht. Wij zien echter ook – hier wijzen de lokale overheden eveneens op – dat er op schoolpleinen veel meer drugsdealertjes zijn die naast softdrugs ook harddrugs bij zich hebben waarmee jongeren onder de 18 jaar dus mee te maken krijgen. Dat vormt eveneens een dilemma waarover wij ons mijns inziens met zijn allen zorgen maken.

Mensen raken gewoon verslaafd. Ook op dit vlak zijn er problemen. Soms kan de hulpverlening niet tijdig ingrijpen als mensen in de problemen raken. Ik vraag de ministers aan te geven in hoeverre binnen de wetgeving zaken zouden moeten veranderen ten aanzien van bijvoorbeeld jeugdzorg, jeugdbeleid en de BOPZ. Moeten er nieuwe mogelijkheden worden geschapen om eerder in te grijpen in situaties waarin mensen echt in de problemen komen door drugsgebruik?

De vraag hoe de drugsmarkt precies werkt, stelt ons ook voor een dilemma. Heel veel onderzoeksinstellingen zoals het CAM en het Trimbos-instituut doen wel onderzoek naar specifieke drugs, maar eigenlijk niet naar hoe ze precies gebruikt worden in de praktijk. Als mensen ecstasy slikken op een feest, worden zij daarvan over het algemeen vrolijk en sociaal. Als zij het middel gebruiken in combinatie met alcohol of cocaïne, worden zij agressief en levert dit problemen op. Wij willen dat dit in kaart wordt gebracht en wensen een kwalitatieve drugsmonitor die niet alleen kijkt naar het echte gebruik en naar de samenballing van problemen die combinatiegebruik oplevert, maar ook naar hetgeen repressie tot gevolg heeft. Repressie van de ene drug kan immers soms leiden tot toename van het gebruik van de andere drug. Zo hebben wij gezien dat jongeren meer speed zijn gaan gebruiken toen er meer druk kwam te staan op wiet. Het is maar de vraag of dit een gunstige ontwikkeling is. Speed is op enkele punten immers schadelijker dan wiet. Deze kwalitatieve drugsmonitor zouden wij graag ontwikkeld zien om dergelijke dingen in kaart te brengen en te weten hoe effectief ons bestrijdingsbeleid is en of wij misschien andere toepassingen moeten benutten.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, zoals u ziet, bent u al door uw spreektijd heen.

De heer Van der Ham (D66):

Met uw toestemming wil ik nog wel een paar dingen zeggen.

De voorzitter:

Nee, tien minuten zijn echt tien minuten.

De heer Van der Ham (D66):

Maar voorzitter...

De voorzitter:

Nee, ik heb het u van tevoren uitgelegd; tien minuten zijn tien minuten.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter, dan zal ik mij zeer beperken in mijn interrupties.

De voorzitter:

Nee, tien minuten zijn tien minuten. U mag nog één zin uitspreken.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter, mijn excuses, maar dit kan niet.

De voorzitter:

Nee, wat zullen wij nu beleven... U weet toch dat op de spreeklijst een spreektijd van tien minuten is vermeld?

De heer Van der Ham (D66):

Als u het mij toestaat, zal ik nog twee minuten iets zeggen en proberen vijf bladzijden in te korten. Mijn excuses.

De voorzitter:

Nee, echt niet. U bent een ervaren Kamerlid. Mevrouw Bouwmeester stelt een vraag.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Mijnheer Van der Ham, ik was erg blij toen u in uw pleidooi zei dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar de oorzaken van drugsgebruik. Dat zijn wij helemaal met u eens. Ik hoor u echter zo-even stellen dat jongeren massaal aan de speed zijn gegaan, omdat er meer druk is komen te liggen op wiet. Volgens mij veronderstelt u dan iets wat u eigenlijk graag onderzocht wilt hebben.

De heer Van der Ham (D66):

Nee, ik zeg dat in de krant staat dat er massaal wiet wordt gebruikt. Ik weet echter niet of dat waar is. Het wordt wel zo gesteld. Onderzoekers zeggen dat zij het idee hebben dat er op punten wel een verschuiving is. Hoe wordt die verschuiving veroorzaakt? Ik zou het niet weten. Ik wil de regering vragen om op al die punten een update te maken van ons huidige drugsbeleid. Dat kunnen wij denk ik samen doen, want wij hebben het hierover al buiten deze Kamer gehad. Ik vraag de ministers om een update samen met wetenschappers, hulpverleners, gebruikers en anderen die er veel verstand van hebben. Ook de politie moet daarbij zijn. Zij moeten met elkaar om de tafel gaan zitten om te bezien in hoeverre wij kunnen komen tot een update van ons drugsbeleid. Dit is van belang om internationaal sterker te staan in de evaluatie van ons drugsbeleid die binnen de VN gaat plaatsvinden. Als wij goed voorbereid met zo'n evaluatie of zo'n update aan de slag kunnen gaan, dan staan wij dit jaar en volgend jaar sterker bij de UNGASS-conferenties.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik zal de heer Van der Ham een beetje helpen met mijn vraag. Hij heeft een aantal relevante vragen opgeworpen. Hij vraagt de regering om die nader te onderzoeken. Ik vraag mij echter af hoe de vragen die hij nu stelt, zich verhouden tot wat hij in de media heeft gezegd. Volgens de media wil hij een soort onderzoek van dertig jaar gedoogbeleid en de gevolgen daarvan. Dat is terugkijken. Met de vragen die hij nu opwerpt, kijkt hij vooruit. Vooruitkijken is prima. Hoe verhoudt zich dat terugkijken tot wat hij hier zegt?

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb gezegd dat wij een update moeten maken. Daarin neem je natuurlijk onderzoeken mee die in de afgelopen jaren zijn ingesteld. Daarvan heb ik een opsomming gegeven. Wij moeten niet te lang terugkijken. Wij moeten kijken naar de praktijk: wat werkt goed, wat werkt minder goed, wat gebeurt er in het buitenland? Er zijn bijvoorbeeld resultaten bekend van een onderzoek door de universiteit van Bristol, vorig jaar gepubliceerd in The Lancet. Volgens dat onderzoek is onze kwalificatie van drugs eigenlijk achterhaald. Ecstasy staat daarin helemaal onderaan wat betreft de schadelijkheid. Wat voor effect moet dat bijvoorbeeld hebben op ons drugsbeleid? Ik ben daar nog niet uit. In zo'n update moeten dat soort internationale, zwaarwichtige onderzoeken kunnen worden meegenomen, zodat wij sterker staan in het internationale circuit.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Een update zie ik als een stap verder op de ingeslagen weg. Ik proef bij de heer Van der Ham soms ook de wens om de uitgangspunten van het drugsbeleid, onze Opiumwet, zelf ter discussie te stellen, bijvoorbeeld in wat hij zegt over die lijsten. Wat wil hij nu precies met dat onderzoek?

De heer Van der Ham (D66):

Ik vind dat wij in ieder geval tot een consensus moeten komen over bijvoorbeeld de kwalificatie van drugs. Daarover heb ik schriftelijke vragen gesteld aan minister Klink. Hij heeft geantwoord dat hij de uitkomsten van dat Lancet-onderzoek eigenlijk wel deelt, maar hij heeft daaruit vervolgens geen consequenties getrokken. Dat is vreemd. Als blijkt dat er nieuwe drugs op de markt zijn, waarover men door onderzoek tot andere conclusies komt, waarom heeft dat dan geen effect op het beleid? Ik ga hier nog geen definitieve conclusies trekken. De Kamer kent natuurlijk een aantal van mijn opvattingen hierover. Wij moeten gewoon even nuchter naar al die cijfers kijken om te bezien of wij tot een nog nuchterder beleid kunnen komen. Daarmee kunnen wij ook alle landen die eigenlijk heimelijk al in die richting aan het denken zijn, wakker kussen om samen op te trekken en mogelijk een aantal verdragen aan te passen. Zo krijgen wij een internationaal drugsbeleid dat gericht is op harm reduction, het tegengaan van gezondheidsschade, in plaats van alleen in te zetten op criminaliteitsbestrijding, zoals Amerika dicteert.

De voorzitter:

Nu uw laatste zin.

De heer Van der Ham (D66):

Veel kunnen wij misschien nog per interruptie doen bij het antwoord van de minister. Het is van groot belang dat wij zowel voor onszelf als voor andere overheden die hiermee worstelen, het voortouw nemen om het drugsbeleid te herijken. Dat moeten wij zowel nationaal als internationaal doen. De war on drugs die al tien, twintig, dertig of eigenlijk honderd jaar wordt gevoerd, is niet effectief gebleken. Nederland moet het voortouw nemen om dat aan de kaak te stellen en de overheden die daarin nog niet echt open durven te zijn, hierin mee te nemen.

De heer Teeven (VVD):

Het onderzoek waarover de heer Van der Ham in de media heeft gesproken, zou met betrekking tot de ecstasyproductie bijvoorbeeld ook kunnen opleveren dat de repressie in Nederland in de afgelopen tien jaar precies de juiste weg is geweest. Als dat zo blijkt te zijn, is de heer Van der Ham dan ook bereid om naar dat soort dingen te kijken en te concluderen: als de repressie moet toenemen, dan zijn wij daarvoor?

De heer Van der Ham (D66):

Als je een onderzoek doet, ga je niet van tevoren al zeggen wat daaruit moet komen. Ik wil wel alvast een opmerking maken over het World Drug Report 2007, waaraan dit jaar en vorig jaar is gerefereerd in verband met de ecstasybestrijding. Het is interessant dat volgens de VN de war on drugs vooral succesvol is bij het bestrijden van cocaïne en heroïne. Dat zijn aan landbouw gelieerde drugs die van ver komen. Men krijgt daarentegen eigenlijk weinig grip op de productie van wiet en ecstasy. Dat komt, zegt het rapport daarbij, omdat die drugs meestal in de regio's worden geproduceerd waar ze worden geconsumeerd. Dat is het geval bij de wietproductie in Nederland maar ook bij de ecstasyproductie. Het is misschien wel interessant dat in Nederland de XTC-productie door de repressie is afgenomen, maar de productie duikt net over de grens in België weer op. Je kunt je dan afvragen of repressie op wereldschaal effectief is. Dit mag best worden meegenomen. Ik ben vanzelfsprekend niet voor maffia, maar je moet je wel afvragen of repressie in Nederland op wereldschaal effectief is gebleken als de productie aan de andere kant van de grens opduikt. Je zou moeten overwegen of je lokaal geteelde of geproduceerde drugs, zoals wiet en XTC, niet een beetje anders moet behandelen dan aan landbouw gerelateerde drugs.

De heer Teeven (VVD):

Dan moet België toch ook een keiharde repressie op XTC toepassen? Dan gaan wij toch de goede kant op?

De heer Van der Ham (D66):

Dat kun je natuurlijk ook overwegen. De grootste maffia organiseert zich rond aan landbouw gerelateerde drugs zoals heroïne en cocaïne. Je zou kunnen zeggen dat XTC en wiet een groot voordeel bieden omdat deze drugs dichtbij huis worden geproduceerd. Hierdoor zijn de aanvoerlijnen veel korter en is de bloederigheid iets minder. De VN zeggen dit ook impliciet. De bloederigheid is er nog wel, maar is minder groot. Die rationaliteit moet ook in het debat worden meegenomen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het Nederlandse gedoogbeleid voor softdrugs is hypocriet. Wij doen net alsof wij het allemaal mooi geregeld hebben, met leeftijdsgrenzen voor coffeeshops en een verbod op de verkoop van harddrugs. Tegelijkertijd wordt de aanvoer geregeld door criminele netwerken. Een beleid dat gebaseerd is op criminaliteit is niet te verdedigen.

Ik ben benieuwd of dit kabinet weet wat de kosten zijn van het handhaven van dit hypocriete beleid. Politie en brandweer worden ingezet bij het oprollen van wietplantages. Energiebedrijven en de Belastingdienst lopen inkomsten mis. Woningbouwcorporaties worden geconfronteerd met totaal uitgeleefde woningen waarin teelt heeft plaatsgevonden. Dit kan allemaal bestaan doordat wij de verkoop wel gedogen, maar de productie niet. Laten wij daarom overgaan tot het reguleren van wietteelt en daarmee een bijdrage leveren aan de vermindering van overlast, gevaar en criminaliteit. Zo krijgen wij meer grip op de productiewijze en de kwaliteit van softdrugs in Nederland.

Het is goed dat wij in Nederland verkoop en gebruik onder strikte voorwaarden niet meer vervolgen. Het beleid lijkt goed te werken. Een strikte scheiding tussen soft- en harddrugs was er zonder dit gedoogbeleid waarschijnlijk niet geweest. Om zeker te weten dat dertig jaar gedoogbeleid een positief resultaat heeft opgeleverd, pleit ik voor een grondige evaluatie van dit beleid. Kosten en baten moeten naast elkaar worden gezet. Ik overweeg hierover een motie in te dienen. Ik verwacht dat de uitkomsten laten zien dat dit gedoogbeleid positieve resultaten heeft geboekt. Als mijn veronderstelling klopt, heeft dit kabinet een stevig argument in handen om internationaal de boer op te gaan met dit beleid en te pleiten voor het aanpassen van internationale verdragen die het reguleren van wietteelt momenteel in de weg staan. Ik pleit daar niet als enige voor. Steeds meer lokale bestuurders en vooraanstaande mensen uit de politie- en justitiewereld pleiten daarvoor. Er zijn fracties die dit beleid klaarblijkelijk niet willen evalueren. Waarom vertonen zij deze struisvogelhouding? Wij willen het toch allemaal weten?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik heb zojuist de heer Van der Ham gehoord. Hij sprak niet meer over het evalueren van dertig jaar gedoogbeleid, maar bepleitte een update met een aantal vragen. Daarmee moest nader onderzoek worden gedaan. Is het onderzoek waarover mevrouw Van Velzen spreekt hetzelfde als dat van Van der Ham of wil zij terugkijken op dertig jaar gedoogbeleid en de gevolgen van het gedoogbeleid evalueren, zoals oorspronkelijk de bedoeling was?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik denk dat ik vrij duidelijk ben geweest. Ik heb ervoor gepleit om dertig jaar gedoogbeleid te evalueren en te kijken naar de kosten en baten ervan. Mijn veronderstelling is dat het beleid een hoop positieve resultaten heeft opgeleverd, maar dat een aantal internationale verdragen in de weg staat om het gedoogbeleid om te zetten in een reguleringsbeleid. Met de resultaten van een dergelijke evaluatie van de afgelopen drie decennia gedoogbeleid in de hand kan dit kabinet volgens mij de boer opgaan om de laatste obstakels weg te nemen. Dit zijn de onderhandelingen in VN-verband.

De heer Van der Ham (D66):

Of je het nu een update noemt of een evaluatie, is een kwestie van terminologie. Het is belangrijk dat wij sprongen vooruit maken. Wij moeten kijken wat wij gaan doen. Ik ben blij dat u dat steunt, mevrouw Van Velzen. Ik heb dat ook bepleit in mijn eerste termijn. Misschien wil het kabinet dat zelf bepleiten, of is daarvoor een motie van mijn hand nodig.

U hebt toch ook zorgen over een aantal zaken, bijvoorbeeld de informatie van het Trimbos-instituut over de toename van drugsgebruik onder minderjarige jongeren? Dat heb ik nog niet van u gehoord.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dat klopt, ik ben mijn verhaal ook nog maar net begonnen. Ik kan mij kort aansluiten bij een heleboel vragen die de heer Van der Ham in zijn spreektijd heeft gesteld. Er zijn heel veel vragen over het hier en nu, maar als wij spreken over het drugsbeleid in Nederland, moeten wij kijken naar het verleden. Nederland heeft een duidelijk afwijkende lijn ten opzichte van een aantal andere landen en wordt daarop bekritiseerd. Het is goed om wetenschappelijk aan te kunnen tonen wat wel en niet werkt. Dat geeft het kabinet een hoop argumenten in handen om daarmee de boer op te gaan. Het moet weg van de ideologie. Een aantal fracties wil af van het gedoogbeleid, maar dat is een ideologische kwestie. Ik wil drugsbeleid rationeel kunnen bespreken en kunnen bepleiten.

De heer Teeven (VVD):

Als het onderzoek wat de SP bepleit, oplevert dat op onderdelen de pressie veel sterker moet worden en veel meer verboden moet worden, is uw fractie daar dan ook voor, mevrouw Van Velzen?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Uiteraard, als je een onderzoek begint, moet je openstaan voor de resultaten daarvan. U sprak al over het oprollen van de criminele netwerken bij de XTC-productie. Mijn veronderstelling is dat het mindere gebruik van XTC in Nederland alles te maken heeft met jeugdculturen. Het is gewoon uit. Het moet onderzocht worden. Komt het door het oprollen van netwerken, of doordat de vraag veranderd is? Er moet ratio toegepast worden. Laten wij het onderzoeken en openstaan voor de resultaten, los van de ideologie.

De grootste tegenstander van het Nederlandse gedoogbeleid, de Verenigde Staten, heeft zelf boter op het hoofd. Ik heb mij laten vertellen dat in elf Amerikaanse staten sprake is van een gedoogbeleid op softdrugs dat vergelijkbaar met het Nederlandse gedoogbeleid of zelfs verdergaat. In Los Angeles zou zelfs op straat softdrugs uit apparaten getrokken kunnen worden. Dus ho maar leeftijdslimiet. Dat zo'n land ons bekritiseert op ons gedoogbeleid, is hypocriet te noemen. Als wij geen achterdeurbeleid mogen invoeren vanwege internationale afspraken die sinds de jaren zestig van de vorige eeuw amper ter discussie hebben gestaan, moeten wij die internationale afspraken zélf ter discussie stellen. Ik vraag de regering om bij de komende evaluatie van het internationale drugsbeleid ervoor te pleiten dat nationale overheden meer ruimte krijgen voor een eigen progressief beleid. Ik wil graag een toezegging op dat punt.

De Verenigde Naties hebben zich tien jaar geleden ten doel gesteld om binnen tien jaar de productie, de handel en de vraag uit te roeien of in ieder geval flink te verminderen onder de slogan: "A drugsfree world, we can do it!" Het klinkt bijna als Obama. Ik hoef het kabinet niet te vragen of dat gelukt is. Het was een niet haalbare, onrealistische doelstelling; een doelstelling die wat mij betreft snel moet worden aangepast.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik zoek even naar de logica in uw betoog, mevrouw Van Velzen. U zegt al bij voorbaat dat de verdragen bijgesteld moeten worden, maar tegelijkertijd wilt u een evaluatie van het gedoogbeleid om daaruit conclusies te kunnen trekken. Maar u hebt de conclusies eigenlijk al bij voorbaat gedefinieerd. Waarvoor hebt u dan een evaluatie van dertig jaar gedoogbeleid voor nodig?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik kan alleen maar herhalen wat ik gezegd heb op uw eerdere interruptie, mevrouw Joldersma. Ik denk dat wij het beleid moeten evalueren om het kabinet extra argumenten in handen te geven om de boer mee op te gaan. U staat aan de andere kant, u wilt van het gedoogbeleid af. Een evaluatie kan ook u goed uitkomen om uw argumenten kracht bij te zetten. Natuurlijk heb ik een mening. Dat ik voor een evaluatie pleit, betekent niet dat ik plotseling geen mening meer heb!

Nederland heeft een traditie van experimenteren met maatregelen tegen drugsoverlast en met behandelmethoden voor drugsgebruikers. Wij moeten ons inspannen om deze harm reduction vast te leggen als een officieel onderdeel van het internationale drugsbeleid. Dat zet een stuk meer zoden aan de dijk bij het bestrijden van drugsellende.

In Duitse deelstaten waar verslaafden in het kader van medische behandeling drugs voorgeschreven krijgen, is inmiddels de conclusie getrokken dat het algemene drugsgebruik verminderd is en het contact tussen verslaafden en hun dealer door dat beleid verbroken wordt. Men staat op het punt om medicinale verstrekking van drugs wettelijk vast te leggen. Ook gebruiksruimten hebben al een wettelijke basis. Ik concludeer dat Nederland al voorbijgestreefd wordt. Oud-minister Hoogervorst van VWS heeft indertijd een toezegging gedaan aan de SP-fractie om uit te zoeken of het mogelijk is om harddrugs op recept voor te schrijven. Kan minister Klink zeggen hoe het staat met dat onderzoek? Als er niks mee is gebeurd, is hij dan bereid dat zelf uit te zoeken? Ik ben er een voorstander van om heroïnehoeren uit de vicieuze cirkel te halen waarin zij zich moeten prostitueren om aan drugs te komen. Drugsverstrekking met het uiteindelijke doel van deze drugs af te komen is gewenst. De regels over leeftijd en het aantal jaren verslaving staan dit in de weg, maar ik zie dat de minister bezig is zich hier meer in te verdiepen. Ik heb dus hoop.

Ten slotte kom ik bij de paddo's. Het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs zag in 2000 al geen noodzaak voor een totaalverbod op paddo's. In oktober van het afgelopen jaar concludeerde hetzelfde CAM dat het gebruik van paddo's een dusdanig laag risico opleverde voor de individuele gezondheid en de samenleving dat een verbod een te zwaar middel was in verhouding tot de overlast en de schade door het gebruik. Het CAM becijferde daarbij dat bij paddogebruik slechts in 0,04% van de gevallen de hulp van een ambulance werd ingeroepen. Het gerenommeerde Engelse tijdschrift The Lancet publiceerde in maart een nieuwe lijst van twintig roesmiddelen, gerangschikt naar mate van gevaar. Bovenaan staan – het zal niemand verbazen – heroïne en cocaïne. Alcohol is nummer 5, tabak staat op nummer 9, cannabis op 11, LSD op 14, XTC op 18 en paddo's komen op deze lijst helemaal niet voor. De vraag rijst dan natuurlijk meteen waarom wij paddo's moeten verbieden en bijvoorbeeld alcohol niet. Begrijp mij niet verkeerd. Ik pleit niet voor een alcoholverbod, maar ik zie wel dat hier met verschillende maten wordt gemeten. Laten wij overgaan tot een gereguleerde verkoop met gegarandeerd voldoende voorlichting; met andere woorden legalisering. Ik zie ook wel wat in het voorstel van het Amsterdamse college – dit is natuurlijk een Amsterdams probleem – dat pleit voor een bedenktijd van drie dagen. Toeristen zijn het voornaamste probleem: 90% van de incidenten met paddo's worden veroorzaakt door toeristen. Buiten Amsterdam zorgen paddo's eigenlijk nauwelijks voor problemen. Op het CDA na is de Amsterdamse gemeenteraad unaniem van oordeel dat paddo's niet verboden moeten worden. Wij weten allemaal dat Amsterdam eigenlijk de enige stad is die te maken heeft met paddogebruikers. Kan de minister mij steekhoudende argumenten geven waarom hij zo gemakkelijk voorbijgaat aan de aanbevelingen van zijn eigen onderzoekers om paddo's niet te verbieden?

De heer Teeven (VVD):

Het is mevrouw Van Velzen ongetwijfeld bekend dat er in Engeland ook een rapport is verschenen. Dat staat haaks op het rapport van het CAM, want men stelt dat paddo's wel grote gezondheidsrisico's opleveren. Gek genoeg heeft de Engelse regering een andere weg bewandeld: zij wil het wel reguleren. Daar is het omgekeerde gebeurd van wat er in Nederland lijkt te gebeuren. Is het u bekend dat er rapporten zijn die haaks staan op het rapport van het CAM en waarin men totaal iets anders zegt over paddo's dan u?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dat is mij gemeld in dezelfde hoorzitting waar u ook bij was en het verbaast mij. Ik zie een herhaaldelijke analyse van het CAM, dat toch wel enige status heeft op dit terrein en dat met deze conclusies komt. Ik zie de argumenten van de minister niet op basis waarvan hij het pleidooi van het CAM verwerpt. Ik vraag hem om mij argumenten te geven.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Het verbaast u dat men in het rapport in Engeland tot een ander oordeel komt dan in Nederland. Maar het verbaast mij weer dat het u verbaast. In Engeland is er een heel andere situatie. In Nederland zijn buitenlandse toeristen in Amsterdam een groot probleem. Maar wie zegt dat het dezelfde situatie is als in Engeland? Het is toch volkomen logisch dat Nederland en Engeland niet te vergelijken zijn en dat je dus ook niet kunt zeggen: als het in Engeland wordt verboden, moeten wij dat hier ook doen? Bent u dat met mij eens?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ja, ik pleit zeker niet voor een verbod. Daar heb ik ook geen buitenlands onderzoek voor nodig. Ik vind het CAM-rapport helder en zie de ratio niet waarom de minister deze conclusies trekt op basis van een herhaaldelijk rapport van het CAM waarin overduidelijk wordt beargumenteerd waarom een verbod een averechts effect heeft. Uiteraard gaat een Engels onderzoek uit van de Engelse situatie, die wezenlijk anders is dan in Nederland.

De heer Van der Ham (D66):

Terecht noemde u het onderzoek van The Lancet, zeer interessant, zeker ook omdat de regering heeft gezegd dat te ondersteunen. Dat heb ik ook in mijn bijdrage gezegd. De paddo's zijn wel onderzocht door het CAM, maar een nieuwe drug zoals XTC eigenlijk nog nooit en heel veel andere drugs ook niet. Zou u met mij in ieder geval willen bepleiten dat bij zo'n evaluatie ook naar dat soort drugs, waarvan wij in de Nederlandse situatie eigenlijk nog weinig weten, onderzoek wordt gedaan, juist door zo'n CAM?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik heb mij net al aangesloten bij de vele vragen die u hebt gesteld over dit onderwerp. Als wij dertig jaar gedoogbeleid evalueren, moet dat wel gaan over het verleden. Dat u met een aantal vragen komt, is terecht.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Nederland heeft een imago als handelsnatie. Dat is in zijn algemeenheid positief, maar niet als het om drugs gaat. Wij moeten er alles aan doen om op dit terrein geen handelsnaam te hebben: geen invoer, uitvoer of doorvoer van drugs. Nederland is nog steeds een belangrijke producent van synthetische drugs. De invoer van drugs behoort helaas niet tot het verleden. Wie de World Drug Reports van UNODC leest, ziet dat Nederland veel wordt genoemd. Er komt cocaïne Nederland binnen, Nederland is een eindbestemming voor drugs die in andere landen wordt onderschept, Nederland is de grootste cannabisproducent, in Europa op eenzame hoogte met Albanië, en Nederland is een belangrijk land voor amfetamineproductie. In Europa blijkt een aanzienlijke markt voor het gebruik van cocaïne en heroïne te zijn. Dat is niet alleen een bedreiging van de volksgezondheid, wat natuurlijk al erg genoeg is, maar ook – ik wil daar nu de aandacht op vestigen, omdat ik daar zo weinig over hoor – een verwerpelijke sponsoring van de taliban in Afghanistan en de criminele FARC-guerrilla in Colombia. Waarom vragen wij over allerlei producten of de consument wel weet waar ze vandaan komen, terwijl deze link zo weinig wordt gemaakt? Moet dat niet sterker naar voren worden gebracht?

De heer Van der Ham (D66):

Een waar woord! Cocaïne en heroïne zijn landbouwgerelateerde drugs die daar heel veel ellende veroorzaken. In hetzelfde World Drug Report staat ook dat je dat probleem met synthetische drugs een stuk minder hebt: die worden vaak lokaal geproduceerd en geconsumeerd. U bent helemaal tegen drugs, maar zou u dat onderscheid wel willen maken, juist met het oog op deze problematiek?

De heer Van der Staaij (SGP):

Natuurlijk zijn er allerlei relevante verschillen tussen drugs. Maar als je daarop inzoomt, zoals u nu doet, ben ik bang dat dat als effect heeft dat je de nadelen van cannabis gaat relativeren. Ik vind dat wij dat signaal niet moeten geven, maar werk moeten maken van een krachtig ontmoedigingsbeleid. Ja, er zijn verschillen, maar dat betekent niet dat wij de nadelen van het gebruik van cannabis maar moeten relativeren.

De heer Van der Ham (D66):

Dat doe ik niet, want er kunnen grote problemen zijn. Maar het overgrote deel van drugsgebruik in de wereld bestaat uit synthetische drugs en cannabis. De voetafdruk in de rest van de wereld is daarbij het minst, in vergelijking met heroïne en cocaïne. Wanneer wij het hebben over regulering en het beperken van de gezondheidsschade, is dat bij XTS, synthetische drugs en wiet makkelijker dan bij cocaïne en heroïne.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nogmaals, u kunt allerlei verschillen maken, maar voor mij blijft de kern dat het allemaal moet worden aangepakt. Als het gaat om de negatieve effecten in de landen van herkomst heb je daar nog een heel krachtig extra argument bij.

De strijd tegen drugs zal eenduidig en ondubbelzinnig moeten zijn. Helaas is dat niet het geval, wat vooral komt door de halfslachtige houding tegen coffeeshops, een doorn in het oog. Er gaat een verkeerd signaal vanuit. Het is hoog tijd het beleid over een andere boeg te gooien en ernaar te streven dat er geen quasi-legale verkooppunten van drugs meer overblijven. Ook wij vinden het huidige gedoogbeleid namelijk hypocriet, zij het dat wij daaraan andere gevolgtrekkingen verbinden.

Nederland is geen eiland. De mogelijkheden om bijvoorbeeld via internet de aandacht te vestigen op de Nederlandse coffeeshops, inclusief opwekkende en opgewekte gebruikerservaringen zijn enorm gegroeid. Dat mis ik ook in deze discussie. Moeten de bewindslieden niet inzoomen op de wijze waarop de coffeeshops functioneren in een globaliserende wereld, in een wereld waarin internet een steeds grotere plaats inneemt, waarmee veel jongeren hebben te maken? In hoeverre valt dat nu onder het afficheringsverbod? Wordt daar ook werk van gemaakt? Wanneer ik even op internet kijk, valt het mij op dat je binnen de kortste keren niet alleen stuit op een online winkeltje, waar je dus gewoon cannabis kunt bestellen, maar ook op allerlei wervende beschrijvingen vanuit de hele wereld over dat het een heel fijne coffeeshop was, enzovoorts, enzovoorts. Past dat binnen het beleid? Wil en kan het kabinet dit soort dingen aanpakken? Dat valt toch niet te rijmen met de A van afficheringsverbod? Ik verneem graag een duidelijke reactie.

Het viel mij trouwens op dat er in Amsterdam coffeeshops, die heel positief besproken worden, zijn die de naam "tweede kamer" dragen. Ik vraag het Presidium of wij als Tweede Kamer ook daartegen iets kunnen doen, vanuit merkenrecht en dergelijke. Het is toch te gek voor woorden dat als je zoekt naar de Tweede Kamer, je terechtkomt bij een coffeeshop?

Het valt mij ook op dat wanneer je internationaal eens wat verder rondkijkt, het hele Nederlandse beleid van "je mag het wel kopen, maar het mag niet bevoorraad worden" als vreemd wordt ervaren. Ik kwam ook ergens tegen dat men zegt dat dat bijna niet anders dan onder invloed van geestverruimende middelen bedacht kan zijn. Wie verzint zo'n benadering? De SGP-fractie heeft dus ook geen onderzoek nodig om vast te stellen dat wij daarvan afmoeten. Dit kan nooit een oplossing zijn. Het gedoogbeleid moet zo snel mogelijk beëindigd worden.

In antwoord op de vraag van de heer Van der Ham gaf ik zojuist al aan dat het verschil dat Nederland traditioneel maakt tussen softdrugs en harddrugs, ook op preventief gebied, bij de voorlichting aan jongeren, het grote risico in zich draagt dat het woord "softdrugs" uitstraalt dat het allemaal wel meevalt en dat het gebruik ervan niet zo veel kwaad kan. Vervolgens moet je het allemaal weer via preventie proberen recht te trekken, terwijl het spul vele malen sterker en verslavender is geworden en blowen helemaal niet normaal is; het tast je hersenen aan en het is schadelijk. Naar het gevoelen van de SGP-fractie worden door het hanteren van de termen "softdrugs" en "harddrugs" al die boodschappen onderbelicht.

Mijn fractie kan veel onderdelen van het regeringsbeleid steunen. De drie bewindslieden zitten hier als drie pilaren voor de hoofddoelstellingen van het traditionele Nederlandse drugsbeleid: het beschermen van de volksgezondheid, het tegengaan van drugscriminaliteit en het tegengaan van overlast. Maar wat is nu precies het beleid van dit kabinet op het gebied van drugs? Het is namelijk alweer een tijdje geleden dat de Kamer een enigszins actuele en integrale notitie over de benadering van drugs heeft gezien. Ik heb wel tien waardevolle regels in het regeerakkoord ontdekt, maar tevergeefs gezocht naar de brief die er "natuurlijk" lag ter voorbereiding van dit debat. Er was helemaal geen samenhangend en bij de tijd gebracht beleid. Wat zijn nu precies de afrekenbare doelstellingen inzake drugsbeleid, waar dit kabinet toch ook groot voorstander van is? Welke winst willen wij boeken in de bestrijding van drugscriminaliteit? Deze belangrijke vraag wil ik de bewindslieden voorleggen.

Ik heb verder nog een aantal concretere uitwerkingspunten. Wij hebben het de laatste jaren vaak gehad over de growshops. Deze zijn een belangrijk middel geworden om de spullen te verkrijgen die nodig zijn om je eigen henneptuintje in de huiskamer of slaapkamer of op zolder te beginnen. Het WODC-rapport over wietteelt uit 2007 is glashelder: "Het is onmiskenbaar dat de drempel voor burgers om tot hennepteelt over te gaan, door de activiteiten van de growshops sterk wordt verlaagd." Een andere conclusie in dit verband is dat de overgrote meerderheid van de growshops zelfs betrokken is geweest bij overtredingen van de Opiumwet. Eenieder die zulke conclusies leest, zou denken dat er dan ook wel stevig tegen zulke drempelverlagende winkels wordt opgetreden. Als je echter verder leest in het rapport, komt de treurige conclusie naar voren dat wij er eigenlijk niet zo veel tegen doen, zeker niet structureel. In de praktijk moet de bestrijding vooral gezocht worden in de alertheid van incidentele opsporingsambtenaren, wanneer er echt een overtreding aan de orde is. Tegen het verschijnsel growshops als zodanig wordt echter nauwelijks iets gedaan. In de brief "Veiligheid begint bij voorkomen" staan natuurlijk wel enkele maatregelen die genomen moeten gaan worden. De doelstellingen blijven echter wat vaag. Graag hoort mijn fractie wat concreter wat de precieze doelstellingen en wat de bredere doelen zijn in de bestrijding van hennepteelt.

Het gaat natuurlijk niet alleen om prioriteitsstelling. De SGP-fractie vindt dat de growshops maar ook de bredere drugsbestrijding wel meer prioriteit mogen krijgen in de opsporing. Het probleempunt zit heel duidelijk ook in het verkeer. Gisteren las ik een interview in De Pers met Hans van Duijn, de voorzitter van de Nederlandse Politiebond. Hij zei dat het vaker gebeurt dat ook in het verkeer politie mensen laten gaan die drugs gebruikten, omdat het allemaal ingewikkeld en lastig is. Waarom duurt het zo lang voordat de drugstester op de markt komt? Moet hier geen haast mee gemaakt worden? Ik heb begrepen dat de opmerking van de Nederlandse Politiebond niets te maken heeft met stakingsacties of iets dergelijks, maar dat die echt gaat over hoe er in het algemeen wordt omgegaan met drugs in het verkeer. Mijn fractie vindt dat laatste ongewenst.

Als het Nederlandse beleid breder serieus moet worden genomen, als er op internationaal niveau zichtbaar moet worden gemaakt dat wij staan voor het beleid dat wij zeggen te voeren, is het nodig grondig op te sporen en adequaat te straffen. Hiertoe moet niet alleen binnen Nederland samengewerkt worden om de problemen integraal te bestrijden, maar moet er ook samenwerking komen met omliggende landen. Mijn fractie is dan ook erg nieuwsgierig naar de vorderingen op het gebied van samenwerking met buurlanden in het grensgebied, zoals dat in het regeerakkoord werd beloofd. In het besef dat de drugsproblematiek voor een belangrijk deel samenhangt met internationale en nationale criminele netwerken, mogen wij niet stil blijven zitten.

Mijn volgende punt betreft de uithuiszetting in het geval van een hennepkwekerij. Rechterlijke uitspraken maken het onmogelijk dat iemand daadwerkelijk uit huis wordt geplaatst, dat er een einde wordt gemaakt aan de bewoning van een pand. Dat laatste is soms wel in overeenkomsten vastgelegd. Ook dit zijn zaken die in de praktijk hinderpalen vormen voor een effectieve aanpak. Dit probleem verdient dan ook verdere aanpak. Hetzelfde geldt voor het probleem dat op dit moment de aanhouding en veroordeling van leden van criminele samenwerkingsverbanden in de wietteelt niet het einde betekenen van de illegale activiteiten, hetgeen ook werd geconstateerd in het rapport dat ik eerder noemde. De straffen moeten daarom substantiëler worden.

Preventie en voorlichting zijn ook belangrijke punten. Niet alleen repressie, maar ook preventie is hierbij aan de orde. Het betreft dan zaken zoals ontmoediging en voorlichting over de schadelijke gevolgen. Hoe ziet het krachtige preventiebeleid voor de komende tijd eruit?

De heer Van der Ham (D66):

In de regio's waar de partij van de heer Van der Staaij zeer populair is, wordt nogal wat drugs gebruikt. Toch is de atmosfeer daar over het algemeen helemaal niet zo liberaal, aangezien het niet de grachtengordel is of zo. Hoe verklaart de heer Van der Staaij dit? Zou het kunnen zijn dat de repressie de onbespreekbaarheid juist aanwakkert? Zou het kunnen zijn dat jongeren het extra spannend vinden en dus meer gaan gebruiken?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb op geen enkele manier een serieus rapport gezien dat aantoont dat er een ernstig verband zou zijn tussen drugsgebruik en gebieden waar een antihouding tegenover drugs zegeviert. Ik geloof er eerlijk gezegd helemaal niets van.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Kan de heer Van der Staaij dan uitleggen hoe het komt dat er toch drugs worden gebruikt in gebieden waar stevige repressie is en geen coffeeshops zijn? Er is daar blijkbaar toch een aantrekkingskracht. Er zijn daar toch jongeren die ondanks behoorlijke sociale controle overgaan tot het gebruik van drugs.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat probleem geldt natuurlijk voor alle vormen van criminaliteit. Fietsendiefstal is in Nederland verboden. Ondanks dat het veel gebeurt, wordt de visie toch vrij breed gedragen dat het verboden moet blijven. Wij mogen niet andermans fiets meepakken. Toch komt fietsendiefstal op allerlei plaatsen in het land voor. Ik heb absoluut niet de illusie dat als wij zeggen dat iets verboden is en aangepakt moet worden, de problemen daarmee voorbij zouden zijn. Dat is natuurlijk een versimpeling van het beeld van degenen die voor een krachtige bestrijding van drugs zijn. Het gaat ook om preventie en goede voorlichting. De bespreekbaarheid van het probleem moet veel meer aandacht krijgen; het kan niet bespreekbaar genoeg zijn.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Het is goed dat wij hier vandaag spreken over het drugsbeleid. De afgelopen periode is in de Kamer veel over dit onderwerp aan bod gekomen. Het ging over de coffeeshop, de growshop en de paddo. De laatste drugsnota is van dertien jaar geleden en dertig jaar geleden is het softdrugsbeleid ingevoerd. Er zijn allerlei nieuwe ontwikkelingen op het gebied van drugs: nieuwe soorten drugs, nieuwe doelgroepen en jongeren die op jonge leeftijd gaan gebruiken. Daarom is het tijd om te kijken waar wij nu staan en waar wij heen willen met het Nederlands drugsbeleid.

De PvdA is geen voorstander van drugs, maar als men gebruikt – boven de 18 jaar – dan heeft zij liever dat men verantwoord gebruikt. Er moet daarom onderscheid worden gemaakt tussen het gebruik en misbruik van drugs. De PvdA staat voor een tweezijdig beleid: enerzijds een drugsbeleid dat is gericht op bescherming van de meest kwetsbare mensen, zoals jongeren met een psychische beperking of mensen die niet zo maar een keuze kunnen maken, en anderzijds een beleid dat is gericht op het voorkomen van overlast en criminaliteit. Op het laatste moet hard worden ingezet.

De PvdA maakt zich zorgen over de vele klachten over overlast en criminaliteit. Zij wil dat er meer wordt gedaan om dit te voorkomen. Met alleen maar strenge regels komen wij er niet. De bestaande regels moeten gehandhaafd worden. Als er overlast ontstaat door een coffeeshop, moet die gewoon gesloten worden.

Naast de handhaving van regels, moet er worden geïnvesteerd in zorg en preventie om misbruik en gezondheidsschade te voorkomen. Uitgangspunt voor de PvdA is altijd de bescherming van de meest kwetsbaren van deze samenleving. Maar ook met dit drugsbeleid, met alle goede kanten die er zijn, worden de meest kwetsbaren nog steeds niet voldoende beschermd. Om dit te bereiken moeten wij niet alleen maar kijken naar verboden, zoals ik zojuist al zei, maar moeten wij het probleem aanpakken bij de kern en inzetten op laagdrempelige zorg, preventie en behandeling. Gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om in te grijpen bij overlast en de politie en justitie moeten dat doen als er sprake is van criminaliteit. Als wij inzetten op zorg en handhaving, kunnen wij de problemen van alle dag, nu en vandaag, aanpakken.

Ik vervolg mijn betoog met het punt gezondheid. In Nederland voeren wij een beleid van harm reduction, oftewel beperking van de gezondheidsschade. Er is vooruitgang geboekt op het gebied van medicinale cannabisverstrekking, gebruikersruimten en verstrekking van medische heroïne. Het gaat hierbij niet alleen om de medische verstrekking, maar ook om gelijktijdige behandeling. Wij verstrekken de medische heroïne om de problemen op te lossen en de gezondheidsschade te beperken.

Naast de positieve effecten van het gevoerde gezondheidsbeleid, is er de afgelopen jaren steeds meer bekend geworden over de schadelijke gevolgen van drugs: de relatie tussen schizofrenie en cannabis, vervuilde cannabis en GHB en het zelf knutselen met medicijnen. Zo schijnt paradontax helemaal in te zijn. Het zijn jonge mensen die op steeds jongere leeftijd softdrugs of harddrugs gaan gebruiken en soms zelfs een combinatie daarvan. Het gevolg is helaas de oprichting van een jeugddetox, waar ik ben geweest. Er zitten kinderen van 14 jaar die verslaafd zijn geweest aan harddrugs. In verband met de wachtlijsten, wacht men daar overigens nog steeds met smart op extra plekken.

Voorzitter: Van der Vlies

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Over de oorzaken van dit gebruik is nog niet veel bekend. Wat zijn deze oorzaken, wat zijn de drijfveren van de jongeren? Is het een gevolg van het gevoerde Nederlandse softdrugsbeleid of hangt het samen met de jeugdcultuur? Welke antwoorden hebben wij hierop? Er wordt wel ingezet op preventie, maar preventie is pas effectief en rendabel als is bewezen dat het werkt. Preventie wordt standaard ingezet op scholen, maar er is nog te weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van preventie. Ik ben onlangs in de Verenigde Staten geweest en daar noemen ze dit "feel good prevention". Je kunt ermee wapperen, je doet iets, maar of het werkt, is onvoldoende bekend. De inzet is goed en de PvdA is er voorstander van, maar vindt dat het beter kan en dat het effectiever moet.

Daarnaast is het gebruik van drugs op scholen nog steeds een taboe. Als wij een probleem niet benoemen en onderzoeken, dan kunnen wij er ook geen oplossing voor vinden. Daarom heeft de PvdA enige tijd geleden de minister verzocht te kijken naar de mogelijkheden van drugsspray op scholen. Niet om op te sporen, maar om te signaleren. Als je weet wat er op een school is gebeurd, kun je gericht preventie inzetten. Een en ander wordt daarmee bespreekbaar gemaakt. Wij moeten ervoor zorgen dat scholen zich profileren met een actief drugsbeleid. Ze moeten niet zeggen dat het probleem er niet is, want het heerst overal.

In de verslavingszorg in Nederland werken veel mensen en zij zetten zich enorm in om mensen van hun verslaving af te helpen. Als wij kijken naar het aanbod van de verslavingszorg in Nederland, is dat nog te veel gericht op de blanke, hardwerkende Hollander tussen de 30 en 50 jaar. Maar als je kijkt naar het probleem, gaat het veelal om jongeren en mensen met een andere afkomst. Daarom is het belangrijk dat de verslavingszorg zich gaat richten op laagdrempelige, preventieve programma's voor met name jonge mensen. Vraag en aanbod moeten op elkaar aan gaan sluiten.

Leraren, jongerenwerk, ouders, politie, huisartsen, er zijn heel veel mensen die een toename van het drugsgebruik signaleren, of een toenemend problematisch gebruik bij bepaalde doelgroepen. Wij hebben hier geen antwoord op. Er is ook onvoldoende kennis bij verwijzers, zoals huisartsen, maar ook bij de verslavingszorg om zich te kunnen richten op jonge mensen. Jonge mensen hebben een probleem in de puberteit, wat een bepaald gedrag veroorzaakt, en een verslavingsprobleem. Daar is een nieuw aanbod voor nodig. Dat aanbod is veelal tweedelijnszorg. Je moet eerst naar de huisarts en soms heb je nog een indicatie nodig. Het imago van de verslavingszorg is voor bepaalde doelgroepen niet positief. Let wel, de verslavingszorg doet heel goed werk, maar is te veel gericht op één bepaalde doelgroep.

Het is tijd voor een zorgoffensief. Ik wil de minister daarom vragen, een actieplan "jongeren en genotsmiddelen" op te stellen. De PvdA vindt het belangrijk dat er een samenhangend beleid komt, gericht op vroegsignalering, preventie en, zo nodig, behandeling van jongeren met onverantwoord middelengebruik. De verslavingszorg moet meer aandacht hebben voor deze doelgroep. In een dergelijk actieplan zouden vier elementen opgenomen moeten worden.

Ten eerste een onderzoek naar de aard en omvang van het probleem. Wat zijn de oorzaken dat jongeren gebruiken? Als je dat weet, kun je het probleem aanpakken bij de kern.

Ten tweede een hulpverleningsaanbod – preventie en hulp moeten daarbij hand in hand gaan – dat aansluit bij de vragen, zodat wij jongeren weerbaar kunnen maken.

Ten derde het vergroten van de kennis van de professionals en de verwijzers. Leraren moeten herkennen wat het probleem is en een huisarts moet weet waar hij naartoe moet. Dit niet omdat een leraar het op moet lossen, maar omdat hij meteen moet kunnen doorverwijzen.

Ten vierde moet er een effectmeting komen. Wij moeten goed kijken of de aanpak het juiste effect heeft.

Ik wil nog een ander punt op het gebied van gezondheid naar voren brengen. In de verslavingszorg komen privéklinieken als paddenstoelen uit de grond. Hoe beoordeelt de minister dit? Ziet hij dit als een aanvulling op de basiszorg? Is de basis goed en komt dit er bovenop? Of springen de privéklinieken in op een gat in de markt? Beoordeelt de minister dit als een positief effect van marktdeling of is het een nieuwe tweedeling in de zorg?

Het tweede punt van het drugsbeleid betreft criminaliteit en overlast. Uit de praktijk blijkt dat de productie van cannabis een lucratieve handel is, die gepaard gaat met heel veel overlast. Overlast en criminaliteit als gevolg van drugs moet worden bestreden en dat moet snel gebeuren. Uit de praktijk blijkt dat de pakkans laag is, evenals de straf. De hennepteelt wordt onvoldoende verstoord, waardoor de productie en handel big business is. Hennepmakelaars terroriseren de markt. Die berichten bereiken mij. De oorzaak zou volgens deskundigen zijn dat er geen systematische aanpak is van de bestrijding van criminele samenwerkingsverbanden die achter de wietteelt zitten. Volgens de onderzoekers is er een gebrek aan prioriteit en een tekort aan capaciteit van politie en justitie. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

De overlast ten gevolge van drugs, met name in kwetsbare buurten, is desastreus: diefstal, dwang tot plantage, verloedering van wijken. De problemen en de overlast erkent de PvdA. Je zal maar dagelijks overlast hebben van een drugsdealer of een coffeeshop. Wij vinden dan ook dat er meteen ingegrepen moet worden. Wij moeten niet vanuit de Kamer gaan roepen dat er allemaal nieuwe regels zullen komen, maar wij moeten daar waar kan, handhaven. Ik wil de minister daarom nogmaals vragen of de gemeenten en de politie voldoende instrumenten hebben om in te grijpen als er sprake is van overlast of criminaliteit.

De afgelopen periode is er vanuit de Kamer veel geroepen om nieuwe verboden. Die roep is een reactie op overlast, criminaliteit en bijvoorbeeld, zoals met de paddo's, een ongeval met dodelijke afloop. De PvdA vindt dat wij daar wat aan moeten doen, maar de vraag is op welke manier dat moet gebeuren. Wij zijn van mening dat je voorwaarden moet stellen aan verkoop. Wij zijn voor reguleren. Reguleren is controleren. In Amsterdam is er een probleem met jonge buitenlandse toeristen die alcohol en drugs door elkaar gebruiken. Daar moeten wij iets aan doen. Het paddoverbod is daar niet de oplossing voor. Wat gaat de minister doen om de burgemeester van Amsterdam, de heer Cohen, hiermee te helpen?

De voorzitter:

En nu uw laatste zin.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Dat is eigenlijk wel jammer. Volgens mij wil de heer Van der Ham eerst een vraag stellen. Dan kan ik nog even nadenken.

De voorzitter:

De heer Van der Ham komt u te hulp.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Bouwmeester, u hebt het over de paddo's gehad. Op dat punt trekken wij samen op: je moet nuchter en verstandig handelen en een verbod is waarschijnlijk niet het meest verstandige. Er zijn echter nog meer verboden afgekondigd. Een coalitiefractie heeft het bijvoorbeeld gehad over de growshops. Wat vindt u daarvan? Wat vindt u van de afstandscriteria voor scholen, waarvan de effectiviteit niet per definitie vaststaat? Zijn er nog meer dingen die u niet verstandig vindt?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Bedankt voor deze vraag.

De voorzitter:

Dat is fijn voor uw spreektijd, maar toch een kort antwoord.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Er zijn twee punten genoemd, allereerst de afstand tussen coffeeshops en scholen. Daar waar sprake is van overlast, moet de coffeeshop dicht, maar wij kunnen niet vanuit Den Haag bepalen: 300 meter, dus dicht. Je moet kijken naar de brede context: fietsen er kinderen langs of niet, wat is de openingstijd van de school en wat is de openingstijd van de coffeeshop? Ga er dus praktisch mee om. Wij moeten gemeenten wel stimuleren om de coffeeshop te sluiten als er overlast is, maar dat kunnen wij niet landelijk opleggen.

Er is bekend dat in growshops allerlei criminele activiteiten plaatsvinden. Een verbod is echter geen oplossing. Wij zeggen: verbind de vestiging van een growshop aan voorwaarden. Dan ga je reguleren en controleren; dus niet verbieden, maar regels stellen en die keihard handhaven. Als je iets zomaar verbiedt, gaat het immers "underground" en dan weten wij zeker dat wij al het zicht verliezen.

De heer Van der Ham (D66):

Het is best mogelijk dat uw coalitiepartners dit op de een of andere manier toch voor elkaar gaan krijgen. In het regeerakkoord staat: geen experimenten. Dat houdt waarschijnlijk in dat u niet meer mag pleiten voor het reguleren van de achterdeur; dat is waarschijnlijk een juiste gok. Kunt u uw coalitiegenoten echter houden aan het feit dat het zomaar verbieden van alle growshops en van paddo's, hoewel de effectiviteit van zo'n verbod niet vaststaat, ook onder een experiment kan vallen en volgens het regeerakkoord dus ook niet mag? Wilt u zich daar hard voor maken?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Wij zijn voor het beperken van de schade voor de volksgezondheid en voor het voorkomen en beperken van overlast en criminaliteit. Wij denken dat je dat gaat bereiken met reguleren. Reguleren is controleren en keihard handhaven. Geen nieuwe verboden, maar ervoor zorgen dat je datgene wat al kan, goed uitvoert. Ik ga dit debat gebruiken om de hele Kamer daarvan te overtuigen.

De voorzitter:

Een mooier einde was niet mogelijk.

De heer Van der Ham (D66):

Het gaat over het regeerakkoord. De PvdA heeft zich verbonden aan een regeerakkoord dat experimenten rond het drugsbeleid niet toestaat.

De voorzitter:

Ik heb echt een antwoord gehoord.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil graag een reactie op de vraag in hoeverre en op welke punten mevrouw Bouwmeester door het regeerakkoord gebonden is en of zij haar coalitiepartners er ook aan kan binden om andere dingen en experimenten niet te gaan doen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Eigenlijk ga ik mijzelf nu herhalen. Het gaat erom dat wij aansluiten bij problemen die vandaag de dag in de praktijk spelen. Wij kunnen dus een discussie gaan voeren over beperken of uitbreiden, maar als wij ervoor zorgen dat wij investeren in de zorg en dat wij daar waar het kan, handhaven en reguleren, hebben wij vandaag oplossingen. Dan hoeven wij niet maanden te gaan discussiëren over hoe het allemaal anders kan. Wij moeten ervoor zorgen dat het beleid aansluit bij de praktijk en dat wij doen wat wij kunnen. Daar gaan wij voor, want wij zijn voor een effectieve, praktijkgerichte oplossing.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Dan heb ik geen laatste zin meer.

De voorzitter:

Het was een heel mooie laatste zin.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik heb mevrouw Bouwmeester amper gehoord over het internationale beleid. Het kabinet gaat nu op pad om te spreken over de internationale verdragen en hoe het in internationaal verband nu verder moet. Welke boodschap geeft mevrouw Bouwmeester het kabinet daarbij mee? Daar heb ik haar niet over gehoord.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Wij geven twee belangrijke boodschappen mee, ten eerste dat ik graag wil dat dit kabinet het Nederlandse softdrugs- en drugsbeleid uitdraagt en verdedigt, in die zin dat Nederland zijn kop niet in het zand steekt door te zeggen: het mag niet, wij verbieden het en het gebeurt dus niet. Nee, er zitten positieve kanten aan ons beleid – ik heb die zojuist genoemd – maar op sommige punten gaat het niet goed. Van de positieve kanten kunnen andere landen leren. Op het punt van de negatieve kanten, bijvoorbeeld de overlast in de grensregio, moeten wij gezamenlijk optreden. Dat is het eerste punt. Het tweede punt is dat de PvdA vindt dat harm reduction leidend zou moeten zijn in het internationale beleid of dat elke lidstaat ten minste zelf mag bepalen of hij zich inzet voor harm reduction en dus voor het voorkomen van gezondheidsschade en niet voor het criminaliseren van de gebruiker.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Kom ik dan terecht tot de conclusie dat u door het regeerakkoord, waar u zich blijkbaar aan verbonden voelt, blijft verdedigen dat het Nederlandse gedoogbeleid op criminele netwerken drijft en dat wij de achterdeur niet gaan legaliseren om van die criminaliteit af te komen?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Wij gaan daarmee beginnen. Wat mijn fractie betreft gaan wij morgen al die aanpak invoeren. Je zult zien dat dat goede effecten heeft.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan blijf je hangen op een achterdeur die gebaseerd is op criminaliteit. Je kunt wel gaan bestrijden, maar die netwerken zijn er bij gratie van dit gedoogbeleid. Dit is gespleten en hypocriet, maar mevrouw Bouwmeester blijft dit klaarblijkelijk verdedigen. De mensen die het werk moeten doen, de burgemeesters in grote steden, ook van de Partij van de Arbeid, roepen echter: stop hier nu mee. Zorg ervoor dat niet alleen de voordeur, maar ook de achterdeur wordt gelegaliseerd. Waar staat mevrouw Bouwmeester dan?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Je kunt bij de bestrijding van overlast en criminaliteit op meerdere manieren je doel bereiken. Wij zeggen dat er al heel veel mogelijkheden zijn. Als politie en Justitie hier meer prioriteit aan zouden geven en er meer capaciteit op zouden zetten en als gemeenten handhaven waar dat kan, is de overlast morgen al heel wat minder. Als wij de criminaliteit aanpakken met de middelen die er nu al zijn, kunnen veel problemen worden voorkomen. Wij moeten optimaliseren wat er nu al is. Dat is het allereerste doel.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van der Ham. U hebt in deze ronde al geïnterrumpeerd. Ik ken uw argument, maar ik sta dit niet toe.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Bouwmeester staat dus niet achter het Maastrichtmanifest?

De voorzitter:

Er komt nog een tweede termijn, mijnheer Van der Ham. Dat hoef ik u toch niet te zeggen?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie vindt het een goede zaak dat er naar aanleiding van het regeringsstandpunt over paddo's nu een hoofdlijnendebat over het drugsbeleid wordt gevoerd. Ik zeg er direct bij dat ik hoop dat dit debat ertoe leidt dat wij het drugsbeleid gezamenlijk een stap verder kunnen brengen. Dit vraagt om een eensgezinde, integrale en eenduidige aanpak van drugsgebruik met name onder jongeren en kwetsbare groepen, het verminderen van drugsoverlast en een stevige aanpak van de illegale handel en teelt.

Als ik terugkijk op het Nederlandse drugbeleid, dan ben ik nog steeds van mening dat het een goede basis heeft in de huidige Opiumwet. Veel van de maatregelen van de afgelopen jaren kunnen worden teruggevoerd op de differentiaties die in 1976 in de Opiumwet zijn neergelegd. Mijn fractie staat daar nog steeds achter; zij onderschrijft het heldere onderscheid tussen enerzijds het gebruik van drugs en anderzijds de handel en productie. Dit betekent dus ook dat de illegale teelt van en handel in wiet in internationaal verband keihard moeten worden aangepakt. Gebruik en verslaving lenen zich daarentegen wel voor een nationale aanpak.

Mijn fractie staat ook nog steeds achter het onderscheid tussen lijst 1 en lijst 2 van de Opiumwet, tussen cannabis en andere drugs. Het beleid voor coffeeshops dat destijds is ingevoerd, wijkt af van die lijn. De coffeeshops hoefden er niet te komen; zij waren geen logisch vervolg op de Opiumwet. Het beleid voor de coffeeshops vloeit voort uit de harm reduction benadering die hier door veel partijen wordt omarmd. Ik erken dat harm reduction soms goede gevolgen heeft voor verslaafden en de aanpak van hiv en aids. Het heeft echter ook nadelen, want impliciet wordt daarmee gezegd: wij accepteren de verslaving, wij accepteren dat je verslaafd ben. Op die manier wil je betrokkene dus eigenlijk ook niet van zijn verslaving afhelpen.

Hetzelfde zie je bij de coffeeshops. Wat waren destijds de argumenten om de coffeeshops toe te staan? De gedachte was dat wij beter het mindere kunnen toestaan. Wij hebben liever dat iemand aan de cannabis gaat dan aan de cocaïne. Daarom bieden wij die zogenaamde veilige omgeving van de coffeeshops. De vraag is of er nog steeds sprake is van een veilige omgeving en of de argumenten van destijds nog opgaan. Ik heb daar zo mijn twijfels over. Voor jongeren onder de 18 in ieder geval niet, want zij mogen niet in de coffeeshops komen. Voor jongeren onder de 18 is een coffeeshop dus geen veilige omgeving. Internet, sms en allerlei mobiele drugsdealers helpen je binnen een mum van tijd aan alle drugs, of het nu cannabis of coke is. Er is een omvangrijk polydruggebruik in Nederland. Dit alles bij elkaar opgeteld en de schadelijkheid van cannabis die uit steeds meer onderzoeken naar voren komt, roepen de vraag op of de argumenten van destijds voor de coffeeshops anno 2008 nog wel relevant zijn.

Dit beleid brengt ook een soort dubbelzinnige boodschap. Er zo veel ouders die zeggen: de coffeeshops zijn er, blijkbaar is het legaal, hoe kan ik nu tegen mijn kind zeggen dat het geen cannabis mag gebruiken. In coffeeshops komen veel drugstoeristen en jongeren die in de problemen zitten. Ik vraag mij af of de functie die destijds voor de coffeeshop werd beoogd nog wel relevant is.

De heer Van der Ham (D66):

Ik hoop dat u een beetje specifieker kunt zijn. Jongeren onder de 18 mogen er niet komen. Ouders kunnen toch ook tegen hun kinderen zeggen dat zij onder de 18 niet mogen rijden of dat zij onder de 16 geen alcohol mogen kopen? Dit is toch een kwestie van opvoeding? Mijn andere punt betreft de bezoekers van coffeeshops. Daar komen inderdaad mensen die misschien minder gewenst zijn als vrienden voor onze kinderen van boven de 18. Die komen echter ook in allerlei andere cafés. Het voordeel van de coffeeshops is dat er regels zijn gesteld, bijvoorbeeld dat er geen harddrugs mogen worden verkocht. Zodra een coffeeshop dat wel doet, mag deze ook van de D66-fractie onmiddellijk worden gesloten. Dat is toch beter dan wanneer mensen het op straat kopen, waar zij naast hun wiet ook hun XTC en cocaïne kunnen krijgen? Dat willen wij helemaal niet.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik vraag mij alleen af of de redenen voor het toestaan van coffeeshops, namelijk een scheiding van de markten voor harddrugs en cannabis, nog relevant zijn. Soms is een coffeeshop ook een ontmoetingspunt dat allerlei illegale activiteiten en personen die met harddrugs te maken hebben, aantrekt. U zegt dat het een kwestie van opvoeding is. Het is moeilijk om mensen op te voeden als er tegelijkertijd een coffeeshop om de hoek ligt. Ik vind het daarom een goede zaak dat het kabinet geen coffeeshops wil in de buurt van scholen. Voorkomen moet worden dat jongeren met drugs in aanraking komen. Ik ben het met u eens dat er regels in de coffeeshops zijn. De AHOJG-criteria zijn goed. Ik zou het best willen aanscherpen, met name op het punt van overlast omdat er rond coffeeshops veel overlast is van parkeren en toeristen met onbehoorlijk gedrag. De verantwoordelijkheid van de coffeeshophouder reikt verder dan de deur van de coffeeshop. Hij is er ook verantwoordelijk voor dat er in de omgeving van de coffeeshop geen overlast is.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Uit alles wat de woordvoerster van de CDA-fractie naar voren brengt, blijkt dat zij meent dat er sprake is van een gebrek aan handhaving. Anders zouden wij ook kunnen zeggen dat er geen tabakswinkels meer moeten zijn en geen cafés in de buurt van scholen. Wil zij die ook verbieden?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik heb gezegd dat wij een Opiumwet hebben. Die wet bepaalt duidelijk dat drugs illegale middelen zijn. Daarin wordt onderscheid gemaakt naar gebruik, handel en teelt. Ik weet dat uw fractie daar anders over denkt. Ik vind die Opiumwet een goed vertrekpunt en zie geen enkele reden om daar in internationaal verband iets aan af te doen. Het is goed om de handel internationaal te bestrijden. Het is onwenselijk dat Nederland verder uit de pas gaat lopen met andere landen. U wilt dat wel. U wil het gedoogbeleid uitbreiden. Ik zie dat niet zitten.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U geeft geen antwoord. Ik heb gevraagd wat u wilt doen aan alcoholgebruik onder de 16 jaar en aan roken op jonge leeftijd, want dat vindt u waarschijnlijk ook geen goed idee. Alle vragen die u stelt, hebben te maken met lakse handhaving. Daaraan zou u iets moeten doen.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Wij vinden elkaar misschien nog op het punt dat handhaving belangrijk is. Als u drugs, roken en alcohol op één hoop gooit en zegt dat wij dat in Nederland allemaal op dezelfde manier hebben geregeld, dan is dat onjuist. Er is een Opiumwet waarin zaken zijn verboden, een alcoholwet waarmee alcoholgebruik gelegaliseerd is en ook roken is volgens de wet legaal. Er moeten daarom andere middelen worden ingezet om op die punten tot een effectief beleid te komen. Ik weet dat u eigenlijk van die Opiumwet af wilt en dat u een en ander het liefst legaliseert, maar dan ontstaat er een andere situatie dan nu aan de orde is. Mijn fractie vindt het wenselijk dat drugs illegaal zijn en dat de handhaving daarop is ingesteld.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U spreekt over jongeren, over kinderen en over scholen. Gaat u daar eens op in in relatie tot tabak en alcohol. Die middelen zijn heel gevaarlijk, gelet op de jaarlijkse cijfers van fatale slachtoffers.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik wil best debatteren over alcohol of roken, maar volgens mij gaat het debat van vandaag over het drugsbeleid. Ik ga in andere debatten graag de discussie daarover aan.

Voorzitter. Ik heb aangegeven dat mijn fractie zich afvraagt of de redenen waarom destijds de coffeeshops zijn toegestaan op dit moment nog wel legitiem zijn. Aan de vragen van de heer Van der Ham over waar wij nu mee zitten, voeg ik graag een vraag toe over de schadelijkheid van de cannabis op dit moment. De antwoorden op die vragen kunnen ons misschien helpen in de vervolgstap van het drugsbeleid. Ik ben ook heel blij dat de heer Van der Ham zegt dat hij geen behoefte heeft aan terugkijken; hij wil vooruit kijken. De SP-fractie lijkt nog wel behoefte aan achteruitkijken te hebben, maar mijn fractie wil dat niet. Wij vinden dat wij een stap vooruit moeten zetten en dat wij moeten nagaan welke uitwassen wij op dit moment moeten gaan aanpakken.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Bij het bekijken van hoe wij er nu voorstaan hoort wat mij betreft ook dat wij kijken naar nieuwe onderzoeken. Een paar jaar geleden hebben wij het al gehad over het onderzoek van het RIVM naar THC, maar ook in The Lancet is een onderzoek gepubliceerd. Daarin wordt gezegd dat de verdeling tussen drugs eigenlijk achterhaald is. Wilt u dergelijke onderzoeken ook in overweging nemen? Vindt u het een goed idee om daar serieus naar te kijken, los van de conclusies die wij daar uiteindelijk uit trekken?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik heb gezegd dat wij de uitgangspunten van ons drugsbeleid heel goed vinden. Daarom snappen wij ook waarom de regering van paddo's af wil. Dat past in onze Opiumwet. Ik zie dat niet als een incident; het is puur duidelijk maken hoe wij bepalen of iets al dan niet onder de Opiumwet valt. Wij doen dat via onderzoek van het CAM. De regering heeft gezegd, de conclusies uit het onderzoek van het CAM niet te delen en andere redenen te hebben om paddo's te verbieden. Die vloeien voort uit onze Opiumwet. Dat vinden wij een logische stap. U vindt dat er op een andere manier aan de slag moet worden gegaan met het onderscheid tussen cannabis en andere drugs in de huidige Opiumwet. Cannabis heeft schadelijke effecten. Je kunt het gehele drugsbeleid wel grondig en aan alle kanten ter discussie stellen, maar wij hebben daar geen behoefte aan. Ik denk ook niet dat de mensen in de praktijk daar op dit moment op zitten te wachten. Zij lopen aan tegen drugsoverlast. Zij lopen aan tegen plaatsen in de hulp- en zorgverlening, zoals mevrouw Bouwmeester al zei. Dergelijke problemen pak ik graag aan. Eerlijk gezegd, denk ik dat het ons niet zal lukken om via een heel brede discussie in de Kamer de verschillen in mening over drugs te overbruggen. Laten wij niet terugblikken, maar vooruit kijken en een stap vooruit zetten. Ik hoop dat dit de conclusie van dit drugsdebat zal zijn.

De voorzitter:

Ik roep nogmaals op tot het kort formuleren van vragen en het beknopt beantwoorden daarvan.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij zouden aan de hand van de evaluatie of de update nagaan hoe wij er nu voorstaan, maar u zegt nu al dat wij het CAM-rapport, waarin wordt gesteld dat het niet moet worden verboden, maar wel moet worden gereguleerd, niet serieus moeten nemen, net zo min als de stelling in de Lancet, een gerenommeerd blad, dat het enigszins achterhaald is hoe wij de verdeling hebben gemaakt. Waar baseert u het dan op behalve op de onderbuik?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik vind dat u uw vraag enigszins vanuit de onderbuik formuleert. Wij willen in het drugsbeleid gewoon een stap vooruit zetten. Ik merk dat dit ook uw houding is. Mij lijkt dat wij daar als samenleving iets aan hebben.

U denkt dat het verstandig is om mensen drie dagen te laten nadenken over de vraag: zal ik eens paddo's gebruiken? Wij vinden dit een heel vreemde manier om het paddoprobleem op te lossen. Dat is het verschil tussen onze partijen. Wij delen de opvatting van de regering met het oog op het paddorapport en leggen dat naast het onderzoek uit 2000. Dat laatste is al genoemd. Ik vind het heel gek dat een en de zelfde commissie in 2000 in een toelichting stelt dat er wel risico's aan kleven en in 2007 in precies de zelfde toelichting stelt dat het risico gering is. Mij lijkt dat er iets mis is met de interpretatie van het CAM. De regering vindt de onvoorspelbaarheid van de effecten van paddogebruik een belangrijk punt. Dat vinden wij ook. Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat ik zeg: ga maar drie dagen bedenken of je ze wilt gebruiken. Er staan bovendien heus wel allerlei andere ventjes klaar die ze even gaan kopen voor al die drugstoeristen. Dat lijkt mij dus geen verstandige oplossing.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het is wel verstandig om eerst de suggestie van de burgemeester van Amsterdam die 90% van het paddogebruik binnen zijn gemeentegrenzen heeft, op te volgen om na te gaan of die effectief is. Wil mevrouw Joldersma daar op ingaan?

Mevrouw Joldersma zei dat zij veel naar mensen in de praktijk luisterde. Dat doe ik ook. Ik zie dat sommige drugs niet zo'n groot probleem vormen en andere juist wel en dat heel veel politiecommissarissen uit de praktijk zeggen dat het drugsbeleid moet worden "gereshuffeld", omdat zij last hebben van de onzin daarin. Zij kunnen zich daardoor niet op de echte problemen richten.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik heb al gezegd dat ik het zonde vind dat wij in de Kamer zoveel tijd verdoen met discussies over het al dan niet legaliseren van de achterdeur. Ik heb het gevoel dat de praktijk daardoor geen stap verder komt. Ik luister naar burgemeester Cohen, maar ik luister ook naar de jongen die in een ingezonden brief in de krant stelt dat hij paddo's heeft gebruikt en na drie maanden een flashback heeft gekregen en dat hij ze niet had gebruikt als hij dat van tevoren had geweten. Ik vind het zo vreemd dat het CAM in zijn rapport stelt dat mensen eerst maar heel veel moeten gebruiken, zodat zij van zelf een verstandige gebruiker worden en dat verstandige gebruikers wel weten hoe zij risico's moeten vermijden. Ik denk dan: je bent wel op een heel vreemde manier bezig, want je kunt het probleem van paddo's niet reduceren tot drugstoeristen. Ik denk ook aan de jongeren die vaak in samenhang met allerlei andere drugs paddo's gebruiken.

Mevrouw Van Velzen (SP):

U bent altijd woordvoerster van de partij van de logica, als ik u mag geloven. Nu pleit u ervoor om coffeeshops uit de buurt van middelbare scholen weg te halen, terwijl die coffeeshops helemaal niet openstaan voor scholieren, die daar tot hun 18de jaar niet in mogen. Zegt u nu eigenlijk dat het handhavingsbeleid niet deugt en dat wij daarom de coffeeshops weghalen? Dan kun je die coffeeshops toch gewoon aanpakken? Als zij de regelgeving overtreden, kunnen zij per direct gesloten worden. Wat is de logica achter uw opmerkingen?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Die logica hebt u gemist. Jongeren – ook jongeren die verslaafd zijn geweest en die van de drugs af proberen te komen – zeggen mij te willen dat zij niet met drugs in aanraking zouden zijn gekomen. Geen coffeeshops in de buurt van scholen heeft misschien een effect op het aantal jongeren onder 18 jaar dat in die coffeeshops komt, maar daarover maak ik mij niet de grootste zorgen. Ik maak mij er zorgen over dat mensen jong al in aanraking komen met drugs en met coffeeshops. Daardoor weten zij niet meer wat nu wel en niet mag. Er gaat dus een heel dubbelzinnige boodschap van uit. De heer Van der Staaij heeft dat net prima gezegd. Jongeren niet in aanraking laten komen met drugs vinden wij een heel goed vertrekpunt. Wij willen een drugsvrije omgeving rond scholen. Wij willen geen dealers bij scholen. Dan willen wij ook geen coffeeshops bij scholen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dit is weinig rationeel. Een coffeeshop staat 350 meter van een school. Middelbare scholieren zijn daar ook niet welkom. Dan spreekt u over het aanpakken van coffeeshops die blijkbaar aan minderjarigen verkopen. Ik krijg die signalen niet binnen dat dat op grote schaal gebeurt. U maakt zich daar ook geen zorgen over. Laten wij dan niet met oplossingen komen voor een niet bestaand probleem.

Ik heb een rapport gezien van het Europese drugsmonitorcentrum in Lissabon, waarin staat dat uit onderzoek blijkt dat er geen enkele relatie is tussen de mate van repressie in de verschillende Europese lidstaten en het niveau van druggebruik, -misbruik en -verslaving. Wat vindt u daarvan?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Dat is geen nieuw gegeven. Dit is al heel lang bekend. Er is al veel onderzoek gedaan naar de mate van gebruik in een land en het beleid daar. Daartussen is meestal geen correlatie. Daarom is het ook zo moeilijk om bij het evalueren van dertig jaar gedoogbeleid te zeggen wat precies te maken heeft met coffeeshops, wat met handhaving, wat met oorzaken waarom mensen gebruiken. Daarom zie ik heel weinig in een evaluatie van dertig jaar gedoogbeleid.

Mevrouw Van Velzen (SP):

U koppelt dit nu aan mijn verzoek om na te gaan of ons beleid werkt. Het is jammer dat u daarvoor uw hoofd in het zand blijft steken. Laten wij dit nu eens koppelen aan uw pleidooi om paddo's te verbieden. De mate van repressie heeft geen enkele relatie met het uiteindelijke gebruik. Je gaat een middel verbieden terwijl daar toch wel in wordt gehandeld en terwijl de negatieve effecten er toch wel zijn. Waarom negeert u het advies van deskundigen op dit vlak?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Op dit punt kunnen wij heel goed van andere beleidsterreinen leren dat het heel belangrijk is om eenduidige normen te hebben. Ik merk bij onze coffeeshops en bij onze omgang met paddo's dat er dubbelzinnige normen zijn. Mensen weten niet wat de grenzen zijn waaraan zij zich moeten houden. Wij pleiten voor eenduidigheid. U mag dat met alle liefde "repressie" noemen. Repressie is voor mij geen scheldwoord. Dat is gewoon duidelijkheid scheppen over de grenzen, die ook moeten worden gehandhaafd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw Joldersma heeft belangrijke vragen opgeworpen rond coffeeshops. Wat is haar conclusie ten aanzien van coffeeshops?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Een aantal partijen hier wil graag terugkijken op ons drugsbeleid. Ik heb gezegd dat de Opiumwet voor mij een duidelijk vertrekpunt is. Daarin kan ik heel veel maatregelen plaatsen. Het lijkt wel eens alsof wij vanzelfsprekend coffeeshops hebben. Die vanzelfsprekendheid is er voor mij niet zo. Je kunt je afvragen of je de argumenten die destijds zijn gebruikt voor coffeeshops op dit moment nog moeten hanteren. Het kabinet wil de coffeeshops bij scholen aanpakken en wil geen uitzondering maken voor roken binnen coffeeshops. Dat vinden wij goede signalen. Ik hoef er geen geheim van te maken dat wij binnen het CDA niet dol zijn op coffeeshops. De realiteit is wel dat zij er zijn en dat wij ze niet in één dag kunnen afschaffen. Met de maatregel die het kabinet voorstelt kunnen wij heel goed leven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wilt u zo snel mogelijk van de coffeeshops af?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Als er dan toch een onderzoek moet komen naar de coffeeshops anno 2008 vind ik het helemaal niet erg dat eens wordt nagegaan wie daar komen. Zijn dat alleen drugstoeristen? Zijn het inderdaad alleen kwetsbare jongeren? Wij zien ook dat er extra illegaliteit en drugsoverlast optreedt door coffeeshops direct te sluiten. Daarmee willen wij onze bestuurders niet belasten. Wij kunnen de lijn van de regering om de AHOJG-criteria aan te scherpen goed volgen, met name het criterium overlast. Onze bestuurders zijn erbij gebaat als wij daar harder op inzetten en als de coffeeshophouder verantwoordelijk wordt gemaakt voor de overlast in de omgeving.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp dat mevrouw Joldersma het goed vindt dat er in ieder geval een dam wordt opgeworpen tegen bepaalde coffeeshops, maar is dit wat haar betreft een goede stap in een bepaalde richting, of wil het CDA het ook op die manier? Kortom, wat is de positie van de CDA-fractie wat dit betreft?

Mevrouw Joldersma (CDA):

De heer Van der Staaij kent ons verkiezingsprogramma op dat punt heel goed. Dat hoef ik niet te herhalen. De eerste stap is wat ons betreft het verminderen van het aantal coffeeshops. In diverse gemeenten wordt het aantal coffeeshops bij scholen al minder. Daar hebben wij uiteraard geen enkel bezwaar tegen. Het lijkt ons ook goed te bezien voor wie coffeeshops een functie hebben. Wij vinden het wel heel vreemd dat wij drugstoeristen opvangen met ons drugsbeleid. Dat wil zeggen dat wij met onze drugshandel en de teelt in wiet eigenlijk het buitenland bevoorraden. Dat zijn negatieve effecten van het gedoogbeleid. Daar is geen evaluatie voor nodig. Die uitwassen moeten worden aangepakt, want daar is iedereen mee gediend.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

U heeft op dit punt al geïnterrumpeerd.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Nee, nee.

De voorzitter:

Jawel, over tabak, scholen en alcohol. U moet nu een tijdje wachten. Dan komt u straks weer aan de beurt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil een korte vraag stellen, want het gaat ook over het rookverbod in coffeeshops. Daar heb ik geen vraag over gesteld.

De voorzitter:

Over dit punt in het betoog heeft u al een ronde interrupties geplaatst. Mevrouw Joldersma vervolgt haar betoog.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Dan nog iets over drugs op scholen. Een aantal scholen heeft op dat punt al zo iets van: wij willen niet als drugsschool bekend staan. Drugs op scholen moeten dus worden aangepakt, al of niet met drugsprays. Jongeren moet ook goed worden voorgelicht en er moet snel worden ingegrepen als sprake is van problemen met drugsgebruik of met dealers. Een vrijwilligersorganisatie als Moedige Moeders probeert zo'n school dan binnen te komen, maar ze komt er soms gewoon niet in. Toch zijn er meer goede initiatieven, bijvoorbeeld dat van Clean Colleges, overgewaaid vanuit Amerika, dat jongeren helpt hun opleiding af te maken, zonder dat ze toegeven aan hun verslaving aan drugs. Wij vragen de minister van Volksgezondheid of hij als een soort breekijzer kan fungeren, zodat dit soort initiatieven ook in Nederland voet aan de grond krijgt, vooral vrijwilligersinitiatieven. Wij merken namelijk dat de verslavingszorg daar lang niet altijd open voor staat.

Dan nog iets over de omgeving van coffeeshops. Wij vinden het goed dat daarbij een afstandscriterium wordt gehanteerd. Soms worden allerlei drugsoverlastgerelateerde voorzieningen vlak bij woonwijken neergezet. Ik begrijp dat het afstandscriterium niet overal kan worden gehanteerd, maar wij verzoeken de regering wel om te bezien of daar iets aan kan gebeuren. In een nota van VROM wordt gesproken over een handreiking aan gemeenten om ze te stimuleren een beleid te voeren op het gebied van bijzondere overlastgevoelige voorzieningen, maar dat is slechts een eerste stap. De SGP heeft daar ook al extra aandacht voor gevraagd.

De drugsoverlast in de grensregio is ook belangrijk. Een aantal gemeenten is nog druk bezig met het uitplaatsen van coffeeshops, soms zelfs op kosten van die gemeenten als een en ander in de buurt komt van de school in die gemeenten. Dat is echter geen ideale oplossing. Wij steunen de regering in haar mening dat in grensgebieden sprake moet zijn van een samenhangende aanpak. Wij roepen de regering op te komen met een aanvalsplan voor de grensregio op dat punt. Uit opsporingsonderzoeken blijkt dat criminele organisaties veel te weinig worden opgepakt, omdat men zich heel erg op de kweek richt. Dan gaat men echter vanuit Nederland gewoon weer naar België. Je moet de achterliggende criminele organisaties aanpakken. Ook de kleine handelaren uit Frankrijk ontspringen de dans nu allemaal. Wij pleiten voor extra opsporingscapaciteit in de grensregio en voor samenwerking tussen buurgemeenten en andere landen.

De heer Teeven (VVD):

Dat is een ideaalbeeld. Dat wil iedereen wel, maar is het niet beter de coffeeshops daar echt bijna op de grens te zetten? Bij de problemen die wij wat dit betreft in het zuiden en zuidwesten van het land hebben, zie je dat 90% van de klandizie uit het buitenland komt. De oplossing van die problemen komt volgens mij dichterbij als je de buurlanden dwingt daaraan mee te werken.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Wij hebben geen enkel bezwaar tegen een zekere dwang om mee te werken, maar het plaatsen van een coffeeshop op zo'n plek in een grensstreek is geen ideale oplossing. De regering wil dat ook tegengaan. Dan moet je er ook iets tegenoverstellen. Dan moet je er iets tegenoverstellen voor grenssteden die te maken hebben met overlast en die heel erg met drugstoeristen te maken hebben. Daar zou je nu juist de opsporingscapaciteit kunnen inzetten. Dan kun je de grensgemeenten hierin helpen. Ik hoop dat de heer Teeven ons in deze aanpak wil steunen, evenals de regering.

Over de growshops hebben wij vandaag via het ANP een bericht van de minister van Justitie ontvangen. Wil hij nog eens ingaan op de vraag of hij de motie die wij destijds hebben ingediend om de growshops gewoon te verbieden, of dat nu linksom of rechtsom gebeurt, inderdaad gaat uitvoeren? Kan hij toelichten hoe hij dat precies gaat doen?

Over paddo's heb ik al genoeg gezegd. Ik maak tot slot een opmerking over verslaafden en privéklinieken. Minister Klink wil de privéklinieken aanpakken. Dat is een prima zaak. Tegelijkertijd komen mensen die op de wachtlijst staan bij de gewone verslaafdenzorg, of die erg behoefte hebben aan de zogenaamde "Minnesota-aanpak", de aanpak van de anonieme alcoholisten, bij die privéklinieken goed aan bod. Door de reguliere verslavingszorg werden zij slecht geholpen. Mensen die van hun problemen willen afkomen, kun je eigenlijk niet op een wachtlijst hebben. Je moet snel ingrijpen. Daarvoor heb je de huisarts nodig, zoals door de PvdA-fractie al werd gezegd. Je moet eigenlijk ook iets hebben om mensen die op de wachtlijst staan, toch gemotiveerd te houden voor een behandeling. Welke initiatieven gaat de minister op dit punt nemen?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mevrouw Joldersma heeft het veel over overlast. Dat begrijp ik. Wat vindt zij dan van de waarschuwing die deskundigen bij de hoorzitting van vorige week maar ook daarbuiten hebben gegeven ten aanzien van het rookverbod in coffeeshops? Dit rookverbod zal waarschijnlijk leiden tot veel overlast doordat mensen op straat rondhangen, op straat gebruiken et cetera. Daarvan zou zij zich toch ook iets moeten aantrekken.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Daarom vinden wij het ook belangrijk dat de coffeeshophouder op dat punt zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt. Wij vinden het belachelijk dat voor coffeeshops een uitzondering gemaakt zou worden op de rookvrije horeca. In het café mag je niet roken, maar het mag wel bij de coffeeshop een paar meter verderop. Ook in coffeeshops moet gewoon gewerkt worden met een rookruimte. Als coffeeshophouders weigeren rookruimten in te richten en besluiten er drive-incoffeeshops van te maken, en als dit overlast met zich meebrengt, dan spreken wij de minister daarop aan. Laat hij het criterium "overlast" aanscherpen en de coffeeshophouder daar dan ook verantwoordelijk voor stellen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is een omkering van zaken.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Nee, dat vind ik geen omkering van zaken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het is toch bizar om mensen die daar komen om te blowen – daar komt het op neer – de straat op te jagen en vervolgens tegen de coffeeshophouder te zeggen dat hij ervoor moet zorgen dat dit niet meer gebeurt?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Mevrouw Azough doet alsof een coffeeshop een soort charitatieve instelling is. Ik zie dat anders. Het zijn gewoon mensen die geld verdienen aan het verkopen van cannabis en die ook veel aan drugstoeristen verkopen. Het is misschien maar een kleine groep waarvoor de coffeeshop werkelijk de enige plek is om te gebruiken. Richt daarvoor dan een rookruimte in. Er kan ook nog gedacht worden aan een andere gebruiksruimte. Ik zou het bizar vinden, om de woorden van mevrouw Azough te gebruiken, om de horeca wel rookvrij te maken en de coffeeshop niet.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan zo veel aan mijn collega vragen.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Wij zijn nog niet uitgepraat over drugs.

De heer Van der Ham (D66):

Dat denk ik ook niet. Mevrouw Joldersma zei dat zij de AHOJG-criteria, de criteria voor coffeeshops, eigenlijk wil uitbreiden met de "o" van overlast. Dat vond ik interessant.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Mijnheer Van der Ham, u kent die criteria. De "o" maakt al deel uit van de AHOJG-criteria.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt dat dit criterium nog strenger moet worden aangehouden. Ik ben daar op zichzelf voor, want overlast is niet goed. Zou u dan met mij willen bepleiten om bijvoorbeeld ook de "i" van informatie toe te voegen, zodat coffeeshops verplicht zijn om informatie te geven aan de mensen die er komen? Moet er niet ook een THC-criterium komen, een bepaling dat geen softdrugs mogen worden verkocht boven een bepaalde hoeveelheid THC? Dan kunnen wij in de coffeeshops ook echt iets doen aan de werkingskracht van THC in de wiet. Dan zijn wij aan het regisseren; dan zijn wij problemen aan het voorkomen. Daar bent u natuurlijk ook voor, toch?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik hoor u herhalen wat u een paar jaar geleden "reguleren" noemde. U noemt het nu "regisseren". Hieruit blijkt dat u bezig bent om de gedoogpraktijk nog meer gewoon te maken. Daaraan hebben wij geen enkele behoefte. Wij hebben die coffeeshops. Daar zijn wij niet een-twee-drie van af. Wij willen ze liefst zo veel mogelijk in de marge plaatsen en ze niet nog verder normaliseren, zoals u.

De heer Van der Ham (D66):

Daar komt mevrouw Joldersma niet helemaal mee weg. Zij zegt: reguleren is eigenlijk gedogen. Dat is echt onjuist. Gedogen is: "oogluikend toestaan". Ik heb het vanochtend nog even in het woordenboek opgezocht. Je knijpt een oogje toe. Ik wil dat de ogen wijd opengesperd zijn in de coffeeshops, zodat je ziet wat er gebeurt. Je moet erop toezien dat er geen alcohol wordt geschonken, dat er geen harddrugs zijn en dat de hoeveelheid THC in wiet zo laag mogelijk is.

De voorzitter:

U herhaalt zich, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is toch niet gedogen in de zin van het woordenboek? Dat is regels stellen. Dat is veel efficiënter en veel meer gericht op de beperking van gezondheidsschade dan wat mevrouw Joldersma doet.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Dat is reguleren. Ik geloof dat minister Donner, toen hij nog minister van Justitie was, altijd zei dat reguleren eigenlijk legaliseren is. Wij zijn precies weer terug bij deze discussie. Moeten wij deze discussie elke keer opnieuw voeren? Laten wij de problemen die er zijn aanpakken. De problemen in de coffeeshop die de heer Van der Ham noemt, zie ik niet. Voor de informatievoorziening heeft de verslavingszorg absoluut een rol. Zij mag deze wat mij betreft vervullen. Affichering is een goed criterium. De SGP heeft ervoor gepleit om dit nog eens harder aan te zetten. Wij hebben dit in het verleden ook al eens gedaan. Het is prima om nog eens naar de AHOJG-criteria te kijken. Als je dit echter nog verder uitbreidt, begeef je je op de weg van legalisering. Daar hebben wij geen behoefte aan.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij voeren vandaag een hoofdlijnendebat over het drugsbeleid, maar zonder een nota van de regering. Dit maakt het een beetje lastig. Dit debat gaat daardoor werkelijk overal over. Dat merken wij ook. Wij zouden dit debat vandaag niet houden als niet iedereen in deze Kamer bezorgd is over de verslavende effecten van drugs en de persoonlijke en maatschappelijke gevolgen daarvan. Verslaving aan harddrugs, cocaïne en softdrugs betekent een aantasting van de menselijke waardigheid, beperking van zelfontplooiing en schade aan gezondheid en samenleving. Gebruikers en verslaafden komen in een sociaal isolement terecht, waarvan zij blijvende gevolgen kunnen ondervinden. Zo is de mens niet bedoeld.

Drugs zijn geen onschuldig genotmiddel. Die indruk moeten wij dan ook niet willen wekken. Daarom is het nodig om met alle mogelijke middelen te voorkomen dat mensen en in het bijzonder jongeren verslaafd raken. Wij moeten hen ervan af helpen als zij verslaafd zijn en hun een kans geven op een normale plek in de maatschappij. De overheid heeft de morele plicht om de zwakken in de samenleving op dit punt te beschermen en tegelijk de samenleving te vrijwaren van overlast gevende drugsgebruikers.

De heer Van der Ham (D66):

Ook wij maken ons zorgen over jongeren die te vroeg gaan gebruiken en over mensen die verslaafd raken. Daar is geen discussie over. De heer Anker zegt echter dat drugsgebruik niet in overeenstemming is met de menselijke waardigheid. Er zijn miljoenen mensen, ook in Europa, die eens in de zoveel tijd wiet roken of een pil slikken. Zij slikken eens in de zoveel maanden XTC voor een feest en hebben daar geen hinder van. Dit levert geen problemen op, maar geeft ze een leuk feest. Ik houd er zelf niet zo van, maar voor hen is het prima en levert het geen enkel probleem op. Dit gaan wij toch niet afdoen als iets wat in tegenspraak is met de menselijke waardigheid? Het is mensonwaardig als mensen verslaafd raken en in de put komen te zitten. Dat is vreselijk. De heer Anker plaatst toch niet al het gebruik van geestverruimende middelen onder die categorie? Dan moet hij ook iets zeggen over drankgebruik. Ik vind dit een beetje te algemeen. Kan de heer Anker dit staven met cijfers?

De heer Anker (ChristenUnie):

De heer Van der Ham heeft al gezegd wat ik eigenlijk zei. Ik zei dat verslaving aan drugs een aantasting van de menselijke waardigheid betekent. Mensen gaan over het algemeen behoorlijk over hun eigen waardigheid. Als je verslaafd bent, heb je daar geen controle meer over. Dat heb ik gezegd.

Tijdens de hoorzitting van vorige week werden wij erop gewezen dat er momenteel geen geldende drugsnota is. Ik heb mij dat aangetrokken. De laatste nota komt immers uit 1995. De laatste afsluitende voortgangsrapportage is in 2001 geweest. Nadien hebben zich allerlei nieuwe trends en ontwikkelingen voorgedaan in het middelengebruik van bijvoorbeeld jongeren. Wij hebben daarom behoefte aan een nieuwe nota, zodat wij weten waar wij de komende vijf tot tien jaar aan toe zijn. Ook met het oog op de komende evaluatie van de internationale verdragen is het gewenst om een samenhangend Nederlands beleid neer te zetten. Wij vragen het kabinet daarom om weer een nota op te stellen.

Het gedoogbeleid heeft er niet toe geleid dat alle problemen op het gebied van softdrugs zijn verholpen.

De heer Teeven (VVD):

Ik vind dat de heer Anker zich er wel heel makkelijk van afmaakt. Hij vraagt aan het kabinet om een nieuwe drugsnota. Wie zit er in het kabinet? Dat is toch de ChristenUnie? Als de ChristenUnie dit zo belangrijk vindt, zoals de heer Anker nu zegt, had zij dit toch bij de kabinetsformatie geregeld? Je kunt er enig begrip voor hebben als de oppositiepartijen dit zeggen. Maar dat de heer Anker als lid van een regeringspartij dit zegt, verbaast mij een beetje.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik zeg de heer Teeven eerlijk dat ik dit vorige week heb gehoord. Mensen uit het veld hebben dit heel expliciet gezegd. Ik ben toen gaan kijken en kwam tot de conclusie dat wij inderdaad te maken hebben met verouderd beleid. Het is niet geregeld in het coalitieakkoord. Er is wel een duidelijke drugsparagraaf in het coalitieakkoord, maar er is geen nota Drugsbeleid. Ik vind dat het tijd wordt dat die wordt geschreven.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een voorstel gedaan om te komen tot een soort van update op dit punt. Ik hoop dat de heer Anker dat voorstel steunt. Het heeft wel enige haast omdat wij dit jaar en volgend jaar het internationale drugsbeleid evalueren. Er moet vaart gemaakt worden. Nota's maken duurt lang en een evaluatie of een update kan misschien wat sneller.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik vind ook dat de nota er vlug moet komen; daarover geen onduidelijkheid. Ook moet duidelijk worden waar wij nu eigenlijk staan. Ik heb uw voorstellen de afgelopen weken langs zien komen, mijnheer Van der Ham. Het begon met een parlementaire studieclub en inmiddels legt u de opdracht bij de regering neer. Ik vind dat verstandiger, want een parlementaire studieclub betekent volgens mij dat wij dit soort debatten nog vaak zullen voeren en dat is mooi, maar wij hebben hier nog andere zaken aan de orde. Het kabinet moet haast maken. Ik weet dat bij VWS een preventienota in de maak is. Ik heb uit allerlei verschillende hoeken en gaten wel voornemens kunnen halen, maar er moet samenhang komen. Dat is het belangrijkste.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind het positief dat ook de ChristenUnie zegt dat er een drugsnota moet komen. Er moet een meer samenhangend beleidsstuk zijn. Betekent dit dat de heer Anker mogelijkheden ziet voor aanscherpingen van de drugsparagraaf zoals die nu in het regeerakkoord staat, dat wij in het beleid de komende tijd nog iets meer kunnen doen dan alleen de punten die in het regeerakkoord staan op dit onderwerp?

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik ga ervan uit dat in ieder geval de zaken die in het regeerakkoord staan erin komen. Dat zal u niet verrassen, mijnheer Van der Staaij. Misschien zijn aanscherpingen nodig. U weet waar wij ideologisch vandaan komen. Ik wilde dat net gaan zeggen. Ik ben niet blij met het gedoogbeleid. Ik vind het inconsistent dat iets verboden wordt en tegelijkertijd toch wordt toegestaan. Als er een nota geschreven wordt bijvoorbeeld voor de komende vijf jaar, moet natuurlijk bekeken worden wat er op een goede manier haalbaar is. Ik leg dit neer bij de regering. Aan de hand van de nota moeten wij het debat voeren over de vraag of het ook voor ons een stap in de goede richting is.

Het gedoogbeleid heeft er niet toe geleid dat alle problemen op het gebied van softdrugs verholpen zijn. De drugsgerelateerde criminaliteit lijkt wel een impuls te hebben gekregen. Ook blijft er sprake van overlast en is er een toename van drugsgebruik onder jongeren. Dat is wat ons betreft onwenselijk.

Het is geen geheim dat de ChristenUnie het liefst zou zien dat er een eind komt aan het huidige inconsistente gedoogbeleid, maar zo ver is het nog niet! Zij is in ieder geval blij met de toon die het beleidsprogramma op het punt van drugs aanslaat. Die is duidelijk anders dan eerder het geval was en getuigt van realisme. De praktijk is verhard en daarom is gekozen voor een harde aanpak van criminaliteit en overlast. De bestrijding van de productie en de handel in drugs wordt net als de bestrijding van drugsoverlast onverminderd voortgezet. Ten aanzien van jongeren wordt een krachtig preventiebeleid gevoerd. Coffeeshops bij scholen worden gesloten en in de grensstreek worden zij tegengegaan. De bestrijding van grootschalige wietteelt wordt geïntensiveerd. Er wordt nauw samengewerkt met de buurlanden in het grensgebied. Coffeeshops die zich niet houden aan de AHOJG-criteria worden gesloten. Toch moet het allemaal nog concreter worden, want als de AHOJG-criteria daadwerkelijk worden gehandhaafd, is het wel opmerkelijk dat het drugsgebruik onder jongeren toeneemt en zij kennelijk gemakkelijk aan drugs kunnen komen.

De ChristenUnie is blij dat 80% van de gemeenten inmiddels erin is geslaagd om een afstandscriterium vast te stellen voor de nabijheid van coffeeshops bij scholen. Het afstandscriterium moet echter wel recht doen aan de geest ervan. Wij willen immers voorkomen dat jongeren al te gemakkelijk tijdens schooltijd of net daarna bij de coffeeshop terechtkunnen. Kan de minister inzicht daarin geven? Wat zijn de belemmeringen voor de overige 20% van de gemeenten om tot een afstandscriterium te komen? De minister geeft aan dat op dit punt geen gedoogbeleid gevoerd wordt. Betekent dit dat hij dit opneemt in de aanwijzingen voor het OM? Toch is een afstandscriterium niet alles. Met een fiets is een afstand van 500 meter immers snel overbrugd, laat staan 250 meter. Wij willen gewoon niet dat jongeren in de verleiding worden gebracht om in de coffeeshop te gaan zitten. Wij willen dat gemeenten expliciet worden gewezen op de mogelijkheid om de sluitingstijden van de coffeeshops aan te passen aan de schooltijden. Als een coffeeshop overdag open is, is het geen enkel probleem om tijdens of na schooltijd even langs te gaan met je vrienden. Dat wordt toch lastiger als de coffeeshop pas om vijf uur, zes uur of zeven uur opengaat. Wij willen dat de minister dit punt meeneemt in de nadere afspraken die nog zullen worden gemaakt met de VNG.

De heer Van der Ham (D66):

Hoe oud zijn in uw redenering jongeren die in de coffeeshop zitten?

De heer Anker (ChristenUnie):

Formeel is dat 18 jaar. In mijn eigen schooltijd heb ik gezien dat het ook wel eens onder die 18 jaar is.

De heer Van der Ham (D66):

Zaten zij in de coffeeshop?

De heer Anker (ChristenUnie):

Soms ging er iemand wat halen of zij kenden iemand die wat ging halen. Het gaat mij erom dat de coffeeshop uit de logische route van die jongeren komt. Als je 18 bent en er makkelijk kunt komen, is de stap vrij makkelijk om in de coffeeshop te gaan zitten. Er zijn gemeenten die ervoor kiezen om coffeeshops expliciet pas achterin de middag te openen. Ik vind dat een heel verstandige manier van denken. Ik hoor wel eens vragen waarom die coffeeshops tijdens schooltijd open zijn.

De heer Van der Ham (D66):

U geeft dus toe dat het probleem van jongeren onder de 18 jaar in de coffeeshop een probleem van handhaving is, want het is verboden. Wij hebben in diverse debatten in de Kamer gezegd, ook mijn fractie: als dat aan de hand is, sluiten die hap, in ieder geval voor een paar weken en misschien wel voor altijd.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ja.

De heer Van der Ham (D66):

Daar zijn wij het over eens. Handhaving is hierin het belangrijkst; er hoeft niet eens zo veel aan de regels te gebeuren.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik heb het gevoel dat de ene gemeente wat beter en de andere gemeente wat minder goed is in het voeren van een goed drugsbeleid. Ik heb zelf in een gemeenteraad gezeten. Wij hadden zo'n drugsnotitie en ik vroeg daar regelmatig naar: jongens, wij hebben problemen. Maar er kwam niet zo veel van de grond. De minister gaat in gesprek met de VNG over bijvoorbeeld de afstandscriteria en andere zaken in het drugsbeleid. Ik vind het een ontzettend goed idee. Ik vind dat zij dat expliciet moet melden aan de gemeenten: doe er eens wat mee, haal het uit die logische route van de jongeren.

Wij missen op dit moment een concrete visie van VWS op het preventiebeleid voor jongeren. Er komt nog een uitgebreidere drugspreventienota. Heeft de minister op dit moment voldoende inzicht in de aard en omvang van de drugsverslavingsproblematiek onder jongeren om die nota te kunnen opstellen? Wordt daarbij ook betrokken in hoeverre de verslavingszorg is ingericht op jongeren? Is er aandacht voor organisaties zoals de Stichting Voorkom! die zich zuiver richten op de preventie van verslaving onder jongeren?

Als jongeren dan toch gebruiken, is het belangrijk dat anderen daarvan geen schade of overlast ondervinden. Het gebruik van drugs in de openbare ruimte moet daarom worden teruggedrongen. Blowende hangjongeren op schoolpleinen, buurtpleinen en speeltuintjes geven overlast. Wij horen gewoon te veel verhalen over speeltuintjes die verziekt en soms zelfs geterroriseerd worden door een groepje gebruikers. Het is begrijpelijk dat ouders hun kinderen daar niet meer laten spelen, maar het is de omgekeerde wereld. Drugsgebruik hoort niet in een speeltuin of op een sportveld. Wat doet de minister in het overleg met de VNG om gerealiseerd te krijgen dat gemeenten het blowverbod als instrument gaan inzetten? Hoe geeft de minister uitvoering aan de motie, ingediend door ons en de VVD, die ooit daarover is aangenomen door de Kamer?

Over coffeeshops in de grensstreek staan stevige voornemens in het beleidsprogramma. In de nota Naar een veiligere samenleving staat dat er in de eerste helft van 2008 afspraken zullen worden gemaakt over concrete oplossingen waarbij rekening wordt gehouden met de gevoelens van omringende landen. Prima, want het is niet de bedoeling om onze ellende op anderen af te schuiven door bijvoorbeeld de inrichting van wietboulevards. Wij vragen of er al een antwoord is op de vragen aan het Europese Hof van Justitie om meer duidelijkheid te krijgen over de toelaatbaarheid van het ontzeggen van toegang tot coffeeshops aan niet-ingezetenen van Nederland. Dat zou de overlast in de grensstreekgebieden zeer kunnen beperken en het zou een oplossing kunnen betekenen voor de buurgemeenten die overlast ondervinden van drugstoerisme.

Als je eenmaal verslaafd bent, is het belangrijk dat alles erop gericht is dat je er weer van afkomt. Het is belangrijk dat de verslaafde uit zijn sociaal isolement raakt en weer een plek inneemt in de maatschappij. Er gebeurt veel, maar het kan nog veel beter. Wij weten uit het justitieel verslavingsbeleid dat methoden waarin drang wordt gebruikt voor afkicken effectief kan zijn. Ik weet natuurlijk ook heel goed dat het veel lastiger is als er geen justitiële kapstok is. Maar onze fractie wil dat dit kabinet zich inzet voor het mogelijk maken van meer verplichtende vormen van afkicken in het medische circuit. Daarom zijn wij terughoudend over de medicinale verstrekking van heroïne. Het moet niet zo zijn dat wij deze mensen in feite opgeven, omdat wij dan in ieder geval van de overlast af zijn. Medicinale verstrekking moet er niet toe leiden dat wij het daarbij houden. De ChristenUnie heeft altijd gepleit voor een goede kop en staart aan deze methode. Wat doen wij nu meer met deze mensen dan voorzien in hun verslavingsbehoefte? Zorgen wij naast de mogelijkheid om af te kicken ook voor goede re-integratietrajecten, zodat zij weer een kansrijke positie kunnen innemen in de samenleving? In hoeverre is het huidige systeem van verslavingszorg voldoende flexibel om met nieuwe ontwikkelingen om te gaan? Kan de Minnesotamethode makkelijk worden ingepast in het programma? Is het mogelijk te differentiëren naar verschillende doelgroepen, zoals mensen met een uitgebreid sociaal netwerk en mensen die dat helemaal niet hebben?

Het zou fantastisch zijn als dit kabinet er niet alleen in slaagt de overlast van drugs effectief te bestrijden, maar daadwerkelijk wat kan bereiken voor een succesvolle terugkeer van hardnekkige verslaafden in de maatschappij.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Wat is bereikt met al die jaren van de War on drugs? Die vraag staat centraal. Het doel bij de vorige conferentie van tien jaar geleden was uitroeiing of drastische vermindering van vraag naar, handel in en productie van drugs. In 2008 zou de wereld drugsvrij zijn, strijdend onder het motto "A drugsfree world, we can do it". Onzinnige maakbaarheidsideologie die in mijn ogen een hoop ellende heeft veroorzaakt. De realiteit is dat de internationale pogingen om handel en productie van drugs op strafrechtelijke wijze aan te pakken, is mislukt. Massale arrestaties, doodstraffen, chemische besproeiing et cetera hebben veel leed veroorzaakt, maar niet tot minder vraag of aanbod geleid. Zelfs in Afghanistan, waar wij er letterlijk bij staan, schijnt de productie van opium recent naar 93% van de wereldhandel te zijn gestegen. Dat is toch opmerkelijk!

Het is daarom hoog tijd om onze verantwoordelijkheid te nemen. Daar hoort een eerlijke en serieuze evaluatie bij op basis van de reële feiten en cijfers. Je mag het ook een assessment noemen, maar het moet op hetzelfde neerkomen: het moet gebeuren door de VN-lidstaten. Ruim dertig jaar geleden heeft Nederland gekozen voor een eigen koers: bescherming van de volksgezondheid vormt de leidraad, waarbij onderscheid werd gemaakt in aanpak van softdrugs en harddrugs. Deze afwijkende koers ontmoet steeds meer begrip en waardering. De drugsproblematiek is in Nederland minder ernstig dan in veel andere landen in de wereld. Niet alleen is het aantal gebruikers dalend, maar vooral ook de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid zijn beperkt. Cannabisgebruikers stappen nauwelijks over op harddrugs, en Nederland heeft het laagste aantal drugsdoden per jaar. In harm reduction is Nederland een schoolvoorbeeld. Deze resultaten zijn geen toeval, dit is het resultaat van eigenwijs beleid, gebaseerd op typisch Nederlandse eigenschappen als pragmatisme en polderen. Nu valt er zeker genoeg te verbeteren aan ons beleid, en ik zal zeker geen hallelujaverhalen houden over het gebruik of beter gezegd misbruik van drugs. Maar ons beleid is effectief gebleken. Wij zouden dit met leiderschap, focus en inzet moeten verdedigen, zoals prinses Mabel recent zei, en niet defensief, gegeneerd of zelfs schaapachtig, zoals helaas te vaak gebeurt. Steeds meer landen nemen op het vlak van harm reduction een voorbeeld aan Nederland. Ook de WHO en UNAIDS ondersteunen harm reduction. Kortom, dit is het moment om een appel te doen op de VN-lichamen om harm reduction te omarmen.

Ook wordt het tijd voor eerlijkheid op het vlak van het gedoogbeleid. Veel regeringen houden officieel vast aan een verbod op het gebruik van softdrugs, maar ook daar is vaak een verschil tussen de officiële praatjes en wat lokaal of in de praktijk gebeurt. Zelfs in de VS geldt dat ook de meest geharnaste voorstanders van een kille, ideologische war on drugs – elf staten, waaronder Oregon, Alaska, Californië – vormen van gedoogbeleid kennen. Ik vraag de minister van Justitie dan ook of hij bereid is om, aan de vooravond van diverse VN-fora, een recente internationale inventarisatie uit te voeren van justitieel en bestuurlijk gedoogbeleid, zodat een en ander kan worden meegenomen in de overleggen die volgen.

Wij moeten achter onze eigen keuzes blijven staan. Maar dat kan beter. Het huidige softdrugsbeleid is, gedwongen door internationale verdragen, in het strafrecht verankerd, met als gevolg een gedoogbeleid vol hypocrisie. Het mag wel worden verkocht in coffeeshops, maar het mag niet worden bevoorraad. Burgemeester Leers gebruikte een tijd geleden een mooie zin: het is als een bakker die wel broodjes mag verkopen, maar geen meel mag inkopen. Onzinnig! Hierdoor is de handel en productie van softdrugs in criminele handen geraakt, zonder enige controle op de kwaliteit, met als gevolg veel overlast in bepaalde woonwijken door wiettelers en slechtere kwaliteit softdrugs. Ik herhaal dit, omdat wij blijven kampen met de problemen met dit hypocriete, in ieder geval ineffectieve en inconsistente beleid. Daar zouden wij ons meer toe moeten verhouden, ook al zijn veranderingen op dit punt helaas op dit moment waarschijnlijk politiek gezien niet haalbaar.

Zoals ik al zei, houd ik geen hallelujaverhalen over misbruik van softdrugs. Uit onderzoek blijkt dat langdurig veel blowen slecht kan zijn voor jongeren en jongvolwassenen. Ik heb in mijn eigen omgeving ook gezien hoe jonge mensen verdwaald raakten of zelfs psychotisch werden. Maar repressie is volstrekt ineffectief gebleken. Ik moet dan ook zeggen dat ik enigszins boos kan worden als ik zie hoeveel mensen denken dat verboden en verbieden de situatie zal verbeteren. Ik zou zeggen: word wakker! Regularisering van de productie van cannabis is geen luxe vanuit een gezondheidsoptiek, maar is een pure noodzaak. Alleen dan is een goede controle mogelijk op de kwaliteit van cannabis: een aanvaardbaar THC-gehalte en geen residu van bestrijdingsmiddelen. Dan is ook een betere voorlichting mogelijk. Het levert bovendien een enorme besparing aan politiekosten op; dat zou toch een aantal fracties in deze Kamer moeten aanspreken.

Veel belangrijker is het om jonge mensen beter voor te lichten en om de verslavingszorg voor jongeren te versterken. Ik sluit mij aan bij de vragen die de PvdA-fractie hierover stelde. Wat gaat de minister van VWS precies doen, zeker waar het gaat om moeilijk bereikbare groepen? Dat zijn de groepen mensen die nu niet in de instellingen zitten noch voorgelicht noch geholpen worden.

Regularisering in combinatie met bestrijding van illegale handel en productie en een strikte handhaving van de regels voor coffeeshops kan veel verlichting brengen voor woonwijken en voor ouders, justitie en politie. In Maastricht schijnen momenteel 100.000 manuren per jaar besteed te worden aan het oprollen en ontmantelen van wietplantages. Volgens de burgemeester van die stad leidt dat tot niets anders dan dat de productie zich verspreidt en ondergronds gaat. Dit zijn manuren die ook aan de bestrijding van kinderporno, geweldscriminaliteit of roofovervallen besteed zouden kunnen worden. Is de minister van Justitie samen met de minister van BZK bereid om te kijken wat die politie- en justitie-inzet in heel Nederland voor de bestrijding van wietteelt nu jaarlijks kost? Wat kost dat nou? Wat zou regularisering kunnen betekenen voor de besparing van zulke kosten?

Zoals al eerder werd gezegd, vormt de verouderde rangschikking of classificatie van drugs een lacune. Er werd al verwezen naar het zeer interessante en opmerkelijke Engelse onderzoek. Het lijkt mij belangrijk dat ook in Nederland een goede classificatie van alle gebruikelijke middelen, inclusief alcohol en tabak, plaatsvindt. Wij moeten op een rationele en wetenschappelijke manier weten wat voor schade en risico's deze middelen veroorzaken. Is het kabinet bereid een dergelijk onderzoek uit te vaardigen?

Binnenkort wordt gesproken over de internationale verdragen. De GroenLinks-fractie vindt dat het kabinet bij die gelegenheid zo snel mogelijk een oproep moet doen om die verdragen te herzien en om ze in ieder geval opnieuw te bekijken. In mijn ogen is het bizar dat wij nog steeds vastgeklonken zijn aan verdragen die voor een deel bijna vijftig jaar oud zijn en dat wij ons daardoor nog altijd bij wijze van spreken met een schaamlap het bos in laten sturen en er niet voor zorgen dat dat verandert. Niet alleen dit kabinet doet dat niet op dit moment; helaas hebben vorige kabinetten dat ook niet gedaan. Dat is jammer. Het was goed geweest als daar eerder actie op ondernomen was. Gezien de slechte resultaten van de "war on drugs" zou het geen luxe zijn om daar nog eens iets aan te doen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik mag toch hopen dat het feit dat een internationaal verdrag vijftig jaar oud is, voor u geen reden vormt om er nu denigrerend over te doen. Bij het Vluchtelingenverdrag en bij andere mensenrechtenverdragen hoor ik u juist erg pleiten voor het handhaven en het niet wijzigen van die verdragen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het gaat niet zozeer om de vraag hoe oud een verdrag is, als wel om het feit dat moet worden voldaan aan de realiteit van nu. Ik zie helaas dat zeker het Enkelvoudig Verdrag erg inconsistent en gericht was op een ander doel; de wetenschappers geven dat ook aan. Met uw statuur in deze Kamer als jurist, zou u ervan overtuigd moeten zijn dat de rechtsverdragen consistent moeten zijn en dat ze in ieder geval geen grote inconsistenties moeten laten zien. Dat is bij deze verdragen echter wel degelijk het geval. Vanuit die optiek vindt mijn fractie het belangrijk om daar nog eens naar te kijken.

Nederland moet niet de mislukking van het eigen beleid gaan organiseren. Dat komt wel erg dichtbij. Als ik vandaag de PvdA-fractie hoor, dan staat zij blijkbaar niet meer achter haar eigen Manifest van Maastricht. werd net iets te laat wakker om er een vraag over te stellen. Ik vind het opmerkelijk dat zelfs de PvdA-fractie hier in de Kamer niet vanaf het spreekgestoelte durft te verdedigen dat er regularisering bij de achterdeur moet plaatsvinden. Ik vind het opmerkelijk dat zij net als de CDA-fractie slechts verwijst naar de praktijk van nu en aangeeft dat daar nu iets aan moet gebeuren. Juist als deze fracties vinden dat er nu iets moet gebeuren aan de huidige praktijk, moeten zij nu pleiten voor regularisering dan wel moeten zij in ieder geval toegeven dat zij dat niet kunnen omdat hun handen gebonden zijn. Dat zeggen zij niet. Is het nu een inhoudelijke ommekeer of iets anders?

De heer Teeven (VVD):

Mevrouw Bouwmeester, als een van de ondertekenaars van het Manifest van Maastricht, komt niet naar voren, dus doe ik dat maar. Vroegere collega's in eerdere fracties van de VVD hebben daar ook wel eens iets over ondertekend. Laat ik mevrouw Azough maar meteen meedelen dat de huidige fractie van de VVD afstand neemt van dit Manifest van Maastricht. Wij voelen ons er helemaal niet aan gebonden. Ik zal mevrouw Azough ook zeggen waarom en haar een vraag stellen. Mijn fractie vindt dat de scheiding tussen hard- en softdrugs erg diffuus wordt en dat er veel middelen op lijst 2 staan die buitengewoon schadelijk kunnen zijn. Daarom vinden wij dat daar eerst duidelijkheid over moet komen. Daarin steunen wij mevrouw Azough dus. Als het allemaal duidelijk is, is de volgende stap een gesprek, of juist geen gesprek, over de achterdeur. Kan mevrouw Azough daarmee leven, in die volgorde?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Een aantal Kamerleden daagde mij uit te reageren. De fractie van de PvdA staat achter het manifest. Wij hebben echter afspraken gemaakt in dit regeerakkoord. Dat betekent dat wij het softdrugsbeleid niet strikter maken, maar ook niet soepeler. Het allerbelangrijkste wat ik vandaag in mijn betoog heb willen duidelijk maken, is dat er nu gefocust moet worden op wat er vandaag, in het hier en nu, in de praktijk bereikt kan worden. Dat is zorg en handhaving. Die vormen een oplossing voor vandaag. Dat is waar het nu om gaat.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ja maar, mevrouw Bouwmeester ...

De voorzitter:

Nee. Zo werkt het niet. U heeft een vraag gesteld. Er is antwoord gekomen. Nu vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dit betekent toch dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld minister Donner die gewoon zijn mening geeft over het ontslagrecht, de PvdA-fractie blijkbaar geen mening meer heeft over het Manifest van Maastricht. Maar goed.

De heer Teeven maakt een classificatie. Het is prima dat hij mij daarin steunt. Hij steunt dan ook de D66-fractie en enkele andere fracties. Wij hebben het allemaal vorige week tijdens de hoorzitting gehoord. De heer Teeven ziet echter ook af van de regularisering. Afgezien van het feit dat er eerst een classificatie moet plaatsvinden, heb ik geen andere argumenten gehoord. Ik vind het dan ook vreemd dat hij nu van die regularisering afziet. Ik pleit nog steeds voor regularisering op basis van de huidige praktijk en van de bestaande wetenschappelijke onderzoeken. Daarbij kunnen vragen beantwoord worden – de heer Van der Ham bracht er al enkele naar voren – maar ik zie geen reden om over dit onderwerp van mening te verschillen.

De heer Teeven spreekt over een onderzoek. Ook wij willen een onderzoek naar de evaluatie van de afgelopen dertig jaar. Als dat onderzoek laat zien dat wij het volledig fout hebben gehad, dat alle cijfers en alle onderzoeken van de afgelopen jaren volstrekt belachelijk waren, dat het allemaal heel anders zit en wij het vreselijk slecht hebben gedaan, dan wil ik wel kijken of er geen andere maatregelen moeten komen. Ik verwacht echter dat het onderzoek zal opleveren dat het gedoogbeleid wettelijk verankerd moet worden.

De heer Teeven (VVD):

Ik vat het maar op alsof mevrouw Azough een vraag stelde. Ik zal haar uitleggen hoe de achterdeur ...

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U hoeft mij niets uit te leggen. Dat doet u wel vaker in de Kamer, maar dat hoeft niet.

De voorzitter:

Bovendien heeft u zo meteen ook nog een eigen termijn, mijnheer Teeven, mocht u iets willen uitleggen. Mevrouw Azough vervolgt haar betoog.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Precies. Dan kan de heer Teeven nog veel meer uitleggen aan de Kamer.

De huidige trend om het coffeeshops erg moeilijk te maken, zal tot grote problemen leiden. Zo kan het rookverbod in coffeeshops leiden tot veel overlast van op straat rondhangende, blowende mensen. Bovendien kan er dan nauwelijks meer voorlichting worden gegeven. Ook de nadruk op afstandscriteria vindt mijn fractie vreemd. Jongeren onder de 18 jaar mogen gewoon niet in de coffeeshop komen. Als dat wel gebeurt, moeten coffeeshops gesloten worden.

Ook het aanstaande paddoverbod lijkt een goed voorbeeld van vooral ideologisch argumenteren. Alle tragische incidenten rondom paddogebruik hadden gemeen dat het toeristen betrof die een goedkope vlucht naar Amsterdam boeken, zich volgieten met bier, gaan blowen en ten slotte een bakje paddo's meenemen naar hun hotel. Een verbod zal hen niet helpen, aangezien zij de paddo's waarschijnlijk bij de illegale straathandel kopen, zonder enige controle. Het Amsterdamse voorstel om een wachttijd voor verkoop van drie dagen in te stellen, is beter. Zo schift je deze toeristen eruit.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Het verhaal van mevrouw Azough is consistent en bekend, maar ik wil graag van haar vernemen wat wij moeten doen met jongeren van 13 en 14 jaar die verslaafd zijn aan blowen en worden opgevangen in allerlei klinieken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat blijkt volledig uit mijn verhaal. Er moet goede zorg zijn voor deze jongeren en zij mogen niet in coffeeshops terechtkomen. De straathandel moet keihard worden aangepakt, ook als deze gelegaliseerd is. Wat dat betreft zijn wij nooit inconsequent of inconsistent geweest. Jongeren van 13 en 14 jaar die veelvuldig blowen, vormen een groot probleem.

Ik sluit af met een citaat: "De werkgroep is van mening dat een verantwoord gebruik van cannabis mogelijk is en voorkomt, zoals ook het geval is met alcoholgebruik. Het streven naar zo'n situatie is verre te prevaleren boven de huidige, waarin lichamelijk risico en criminaliteit de dominanten zijn." Dit is een citaat uit het rapport "Touwtrekken om hennep". Mevrouw Joldersma zal het wel kennen, want het is van de Abraham Kuyperstichting van de Anti Revolutionaire Partij. Het kan verkeren.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Het is wat, zo'n debat op hoofdlijnen over drugs, waarin wij tot in detail afdalen. De VVD heeft dertien jaar deel uitgemaakt van de regering en nu komt dit kabinet met een drugsnota met een meerjarenvisie. De vorige sprekers hebben dit ook al gezegd. Waar gaat het heen met het Nederlands drugsbeleid en hoe moeten wij daarmee omgaan?

De VVD-fractie ziet het debat van vandaag meer als een gedachtewisseling tussen de partijen in de Kamer, dan als een gedachtewisseling met het kabinet. Dat is het natuurlijk wel, maar dan meer op incidentele onderwerpen. Hoewel sommige fracties zeggen niet ideologisch te willen zijn, zijn zij dat naar het oordeel van de VVD-fractie wel.

Waar praten wij over? Wij praten over het roken in coffeeshops, terwijl veel fracties hier in het parlement zeer actief hebben gestreden voor het rookverbod in de cafés. Vanaf 1 juli 2008 mag er absoluut niet meer worden gerookt in cafés en een grote meerderheid van de Kamer heeft de minister van VWS hierin gesteund. Als je daar niet goed over nadenkt, kom je natuurlijk in de problemen met de coffeeshops.

Straks ontstaat een situatie waarin reguliere middelen, zoals tabak, absoluut niet mogen worden gebruikt in een café, terwijl illegale middelen, zoals cannabis, straks in een coffeeshop wel mogen worden gebruikt. Dat zou wel eens de consequentie kunnen zijn. Als wij geen gelegenheid geven tot het roken van cannabis in een coffeeshop, dan gaan de mensen hetzelfde doen als de mensen die niet mogen roken in een café: ze gaan buiten op straat roken. Zo ontstaat overlast. Bij het roken van een sigaretje op straat, vind je de peuken op de stoep en wordt er schreeuwerig geroepen, maar bij het gebruik van cannabis kan daar nog andere overlast bij komen. Ik denk daarbij aan drugsrunners die proberen nog wat harddrugs te verkopen aan de gebruikers van softdrugs die voor een coffeeshop staan.

Ik heb een aantal fracties het woord "hypocriet" horen noemen bij het gebruik van achterdeuren. Dat woord kun je ook gebruiken bij het rookverbod dat wij met z'n allen actief hebben ingesteld en waarmee wij nu bij het gebruik van softdrugs in de problemen komen.

Verslaving is in eerste instantie naar het oordeel van de VVD-fractie ... Ik ben nog maar net begonnen, maar ik zie dat mevrouw Azough al een vraag wil stellen. Ik mag niets uitleggen en dat doe ik ook niet. Ik geef alleen antwoord.

De voorzitter:

Als u echt een dringende vraag heeft, mag u die stellen, mevrouw Azough.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De heer Teeven hoeft misschien ook niets uit te leggen. Ik wil nog even ingaan op het rookverbod in coffeeshops. Ik begrijp zijn vraag, maar volgens mij gaan mensen specifiek naar een coffeeshop om te roken, blowen of hasj of wiet te gebruiken. Zij gaan niet per se naar een café om daar te roken. Er is wel degelijk een groot verschil.

De heer Teeven (VVD):

Dat is maar net hoe je het ziet. Er zijn heel veel mensen die een sigaretje roken. Dat doen ze misschien al dertig jaar, zoals er ook mensen zijn die al dertig jaar blowen. Dat doen ze ook al dertig jaar in een café en dat heeft nooit enige problemen gegeven. Mensen gaan daar met plezier met elkaar om. Als je dan legale dingen gaat verbieden, kom je met illegale dingen in de problemen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is dan toch net als zwemmen in een zwembad zonder water?

De heer Teeven (VVD):

Ik zal een ander voorbeeld geven. Als je bang met dat mensen verslaafd raken aan gokspelletjes, kun je alle gokspelletjes verbieden. Dat kun je met drugs ook doen. Als je bang bent dat mensen verslaafd raken aan drugs, kun je alle drugs verbieden. Uw fractie, GroenLinks, is een beetje inconsequent. Dat geldt ook voor andere fracties. Ik kijk naar mevrouw Van Velzen. Als het om gokspelletjes gaat, is men zeer ideologisch en dan moet alles verboden worden, want daar kun je verslaafd aan raken. Maar als het om softdrugs gaat, moet alles opeens gereguleerd worden. Het is maar net vanuit welke hoek uit de politiek je de dingen bekijkt.

De heer Van der Ham (D66):

Die inconsequentheid kunt u mij in ieder geval niet verwijten.

De heer Teeven (VVD):

Die verwijt ik u ook niet. U heeft mij uw naam ook niet horen noemen. U bent namelijk overal voor.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben, zoals een goed liberaal betaamt, voor het stellen van goede regels. Ik hoop dat u zich wat dat betreft ook liberaal toont in dit debat.

De heer Teeven (VVD):

Liberaal is niet dat alles moet mogen.

De heer Van der Ham (D66):

Als u goed heeft opgelet, heeft u gehoord dat ik in mijn bijdrage daar heel harde dingen over heb gezegd. Het houdt inderdaad niet in dat alles maar mag. Integendeel, wij moeten goede regels stellen.

De voorzitter:

Nu uw vraag.

De heer Teeven (VVD):

Ik wil nog even antwoord geven op de vraag over het roken in coffeeshops.

De voorzitter:

Nee, ik heb het woord gegeven aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Het roken in coffeeshops is maar een detail in het debat. Dat zegt u terecht. Ik heb het debat over het rookbeleid ook gevoerd. Ik heb er altijd voor gepleit, daar heel erg mee uit te kijken. Degene die wordt gevraagd om de AHOJG-criteria te handhaven, de coffeeshopeigenaar, heeft dan namelijk minder overzicht over zijn zaak. Repressie heeft dan misschien tot gevolg dat andere zaken die wij belangrijk vinden, niet gehandhaafd kunnen worden. Het voorbeeld van de coffeeshop geeft aan dat als je om een bepaalde reden iets doet, dat een negatief effect kan hebben op het handhaven van het drugsbeleid. Dat erkent u toch ook wel?

De heer Teeven (VVD):

Als je een drugsbeleid met een gedoogbeleid hebt, zoals wij dat al dertig jaar hebben in Nederland, moet dat ook draagvlak hebben in de samenleving. Als je heel star bent, zoals een aantal fracties in dit parlement is als het gaat om het roken van een sigaretje in het café, maar je wel de problemen in de coffeeshops wilt oplossen, gaat dat wringen in de samenleving. Dat is waar een echt liberale partij – wij dus – naar kijkt.

De heer Van der Ham (D66):

Dat was mijn vraag niet. De discussie die in de Kamer wordt gevoerd over dit onderwerp gaat vaak over de vraag welk beleid effect heeft en welke neveneffecten vormen van repressie kunnen hebben. Dat waterbedeffect ziet u ongetwijfeld ook; u komt namelijk uit die wereld. Het ene verbod kan een vlucht naar een andere drug betekenen en dat wil je misschien helemaal niet.

De heer Teeven (VVD):

Ik wil de heer Van der Ham uitnodigen eerst naar de rest van mijn betoog te luisteren. Ik ben pas een minuutje aan het woord geweest en ik heb nog heel veel dingen te bespreken. Misschien krijgt hij dan de gelegenheid om nog eens te interrumperen.

De voorzitter:

U was drie minuten bezig. Maar gaat u verder met uw betoog.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie ziet met de CDA-fractie wel het nut in van de scheiding in lijst 1 en lijst 2 van de Opiumwet, de absoluut verboden middelen en de middelen waarvan wij hebben gezegd dat die onder omstandigheden kunnen worden gedoogd. Er zou echter een onderzoek moeten plaatsvinden naar de gevaren van de middelen die je als drugs kunt aanmerken. Wij horen graag van het kabinet of het bereid is tot zo'n onderzoek. Het kan zijn dat bepaalde middelen die nu op lijst 2 staan over moeten worden geheveld naar lijst 1, gezien de grote gevaren daarvan. Die zouden dan misschien niet meer mogen worden verkocht in een coffeeshop. Dat zou dan wel eens de conclusie kunnen zijn. Na zo'n onderzoek zou echter ook kunnen blijken dat – zoals sommigen in de Kamer bepleiten, maar dat is niet mijn argumentatie – de stoffen die in paddo's zitten en waarvan de gedroogde vorm nu op lijst 1 van de Opium staan, op lijst 2 thuishoren. De beslissing over de paddo's is enigszins inconsequent, houd ik de minister van Volksgezondheid voor. Ik steun die beslissing, maar niet de beslissing om paddo's op lijst 2 te zetten. In gedroogde vorm staan de stoffen van paddo's op lijst 1 en het kabinet kiest ervoor om de paddo's op lijst 2 te zetten. Dat is volgens mij inconsequent. Of je kiest ervoor om alles op lijst 1 te plaatsen, of alles op lijst 2. Ik zie het schip al binnen varen, want ik zie de grote problemen van paddo's, gezondheidsproblemen. Dat mensen van een viaduct afspringen als zij iets gebruikt hebben, heeft niet onze voorkeur. Dit zijn incidenten, maar er zijn er wel iets te veel. Ik ben van mening dat de paddo's op lijst 1 horen, gelet op de stoffen die erin zitten. Het kabinet kiest voor lijst 2. Misschien kan de minister in dit hoofdlijnendebat uiteenzetten waarom het kabinet hier voor lijst 2 heeft gekozen, terwijl andere stoffen een andere plaats hebben gekregen?

Aan de minister van Justitie vraag ik of hij onderschrijft dat repressie in de afgelopen vijftien jaar wel degelijk resultaat heeft gehad. Als ik kijk naar de aanpak van de productiefaciliteiten en de uitvoer van XTC naar de Verenigde Staten, constateer ik dat er wel degelijk successen zijn geboekt en dat er sprake is van verdringing naar andere landen. Natuurlijk kun je dan zeggen dat verdringing naar andere landen per saldo weinig nut heeft, maar je kunt ook proberen om andere landen – Duitsland, België – ervan te overtuigen dat zij de XTC-productie moeten aanpakken. Willen de bewindslieden ingaan op de effectiviteit van de repressie bijvoorbeeld op de invoer van cocaïne? Die stof is zeer schadelijk voor de volksgezondheid, ook in combinatie met andere stoffen. Wat is het nut van repressie naar het oordeel van het kabinet? Moeten wij dit beleid voortzetten, moeten wij het intensiveren of moeten wij eerst het onderzoek naar de stoffen afwachten en pas dan een keuze maken voor de terreinen waarop wij zwaar zullen inzetten met opsporing en vervolging?

De VVD-fractie is ook voor de aanpak van de aanvoer van softdrugs via de achterdeur. Je kunt zeggen dat dit hypocriet is, omdat de VVD-fractie niet tegen coffeeshops is of tegen het feit dat iemand een jointje rookt in een coffeeshop. Dit neemt niet weg dat mijn fractie het nog steeds heel belangrijk vindt dat die achterdeur wordt aangepakt en dat er een harde repressie komt van de handel in soft drugs. Wij mogen niet een productieland van wiet worden en zeker geen exportland, zoals wij dat ook met XTC waren. Het heeft onze voorkeur dat het vervolgingsbeleid van de handel via de achterdeur niet wordt losgelaten.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb in mijn betoog gesproken over repressie op internationaal niveau, dus ook in de Andeslanden, Afghanistan, Birma en dergelijke. Is de heer Teeven van mening dat de repressie, de keiharde aanpak, daar succes heeft gehad?

De heer Teeven (VVD):

Dit is een heel algemene vraag die niet zo algemeen kan worden beantwoord. Er zijn landen waar repressie succes heeft gehad, als je ten minste van succes kunt spreken. Het ligt er een beetje aan waar je je op richt of je het een succes noemt dat boeren niet meer in staat zijn om die producten te verbouwen. Je moet ze wel een secundaire mogelijkheid bieden als hun producten met chemische middelen zijn vernietigd. Wij proberen dat in Afghanistan waar wij bevorderen dat de boeren andere producten gaan verbouwen. Dit gaat erg moeilijk. Je kunt niet eenduidig zeggen dat repressie nooit succes heeft of altijd succes heeft. Ik ben het ermee eens dat de repressie in de afgelopen vijftien jaar er niet toe heeft geleid dat het beter is geworden, maar dit betekent niet dat je dit ook niet moet doen. Wij bestrijden ook de handel in vuurwapens en handgranaten, maar er zijn nog steeds vuurwapens in omloop in Nederland en dat was tien of twintig jaar geleden ook al het geval.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Maar repressie in Nederland is – gelukkig maar – heel wat anders dan de repressie in Bolivia of Colombia. Is de heer Teeven het ermee eens dat het kabinet in VN-verband moet aansturen op minder keiharde repressie waarvan vooral de burgers het slachtoffer worden, zoals nu het geval is?

De heer Teeven (VVD):

De VVD-fractie vindt het nooit goed als burgers het slachtoffer worden van repressie, in welk land dan ook. Volgens de internationale verdragen moet Nederland echter wel respect hebben voor andere rechtsstelsels. Die werken misschien niet op een manier waarvoor wij de handen op elkaar krijgen, maar het zijn wel rechtsstelsels die wij in internationale verdragen hebben gerespecteerd. Wij zijn eraan gebonden daarmee rekening te houden.

De voorzitter:

Mevrouw Azough, u wilt interrumperen, maar u hebt al drie interrupties gehad.

De heer Van der Ham (D66):

Het is jammer dat de VVD-fractie afstand neemt van de lijn die onder het Kamerlid Weekers en de fracties van de VVD, de PvdA en D66 is ingezet om een gericht experiment uit te voeren met het reguleren van die achterdeur. Het was maar een experiment. Het ging er niet om, het direct helemaal vrij te geven, maar om te kijken of het werkt, juist in de regio waar de politie er zelf om vraagt. Ik hoop dat u zich daarvoor de komende jaren toch openstelt, want ik ben er heel teleurgesteld over. U zegt dat het beleid inconsequent is.

De voorzitter:

Het moet echt veel korter. Dit is uw tiende interruptie. Nee, uw dertiende; ik onderschat het.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter, ik probeer een vraag te stellen en een kwalificatie te geven. De heer Teeven stelt dat het beleid inconsequent is. Stel dat het scenario van de heer Donner van een paar jaar geleden bewaarheid wordt en stel dat wij proberen om de cannabisteelt in Nederland een beetje onder de duim te krijgen. Is het dan voor de heer Teeven denkbaar dat onder die geconditioneerde toestand wel een experiment plaatsvindt met regulering van de achterdeur? De heer Donner deed deze suggestie.

De voorzitter:

Uw vraag was allang helder.

De heer Van der Ham (D66):

U moet niet steeds...

De voorzitter:

Niet "u moet niet steeds"! U moet zich houden aan de afspraken die wij hier van tevoren gemaakt hebben. Dat doet u niet.

De heer Teeven (VVD):

Ik kan hier kort over zijn. Ik wil de goede dingen eerst, dus eerst kijken welke stoffen op dit moment schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Ik ben met u eens dat in dertig jaar gedoogbeleid in Nederland een ontwikkeling heeft plaatsgevonden in het gebruik van drugs. Soms met negatieve effecten, ben ik met de CDA-fractie eens. Er zijn echter ook positieve effecten van het Nederlandse drugsbeleid; het is zeker niet allemaal negatief. Eerst moeten wij kijken welke stoffen wij absoluut op lijst 1 willen zetten. Ik vraag het kabinet daarom: wat willen wij nou gewoon niet in Nederland? Vervolgens blijven er stoffen over voor op lijst 2. Als een goed wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd – en geen onderzoek zoals dat wat heeft geleid tot het CAM-rapport over de paddo's, waarover ik grote twijfels heb – dan kan de VVD-fractie tot de conclusie komen dat cannabis in Nederland, met de kwaliteit die het nu heeft en alle effecten die daarbij horen, op lijst 1 thuishoort. Dan gaat mijn fractie dus een andere kant op dan u wilt.

De heer Van der Ham (D66):

Als de justitiële kant in orde is en als uit onderzoek blijkt dat er geen aanleiding is om cannabis tot harddrug te verklaren, is het dan voor uw fractie op termijn acceptabel om toch te reguleren?

De heer Teeven (VVD):

Daar zit nog een vraag voor. Als er gelegaliseerd wordt, zoals met prostitutie is gebeurd, wordt het dan uit de criminaliteit gehaald? Als dat niet het geval is, dan heb ik liever dat die achterdeur illegaal blijft. Dan kan de bestrijding doorgaan en dan kan het kabinet overgaan op een harde aanpak. Dit brengt mij op de volgende vraag aan het kabinet. Het is mooi dat het kabinet de growshops aanpakt; ik was blij dat dat vanmorgen te lezen was in de krant. Het gaat om de uitvoering van een motie die is ingediend met het uitgangspunt dat growshops bijdragen aan criminaliteit. Kan de minister van Justitie aangeven of hij van plan is om artikel 10a van de Opiumwet niet alleen van toepassing te verklaren op de growshops maar ook te gebruiken bij de aanpak van de achterdeur? Is de minister van Justitie van mening dat ten behoeve van repressie en aanpak van de criminaliteit artikel 10a van toepassing moet zijn op de softdrugs, de middelen op lijst 2?

Ik blijf de mogelijkheden van de Wet BIBOB benadrukken en de mogelijkheden tot ontneming in het kader van de effectieve aanpak van de drugshandel. Ik vind dat op het punt van het ontnemen van winsten niet stringent genoeg kan worden opgetreden. Volgens mij zit het kabinet op dezelfde lijn. Mijn fractie is daar blij mee omdat dat bijdraagt aan het oplossen van de criminaliteit.

Een groot aantal prominenten – coryfeeën, mastodonten, geef het maar een naam – pleit voor versoepeling van het softdrugsbeleid in Nederland. Dit zijn een aantal politici en burgemeesters geweest en het loopt door de partijen heen. Het waren er een aantal van mijn partij, maar er waren er ook bij van de partij van mevrouw Joldersma, het CDA. Ik wil vandaag nu eens klip en klaar van de minister van Justitie horen of hij eigenlijk wel mogelijkheden ziet voor Nederland om die internationale verdragen open te breken. Er pleiten een aantal partijen voor. De minister is jurist, een aantal Kamerleden is jurist, maar ook mensen die geen jurist zijn, kunnen er een mening over vormen. Wij kunnen het kabinet wel met een onmogelijke boodschap op pad sturen, maar volgens mij is het voor de minister absoluut onmogelijk om dergelijke verdragen open te breken. En dat moet hij hier eigenlijk ook gewoon zeggen, want dan blijkt dat die weg onbegaanbaar is.

Ik vraag de minister van VWS of er in zijn visie op dit moment nog andere middelen zijn die volgens hem thuishoren op lijst 1. Het gaat dan om de hoofdlijnen van het drugsbeleid. Wij hebben lang gesproken over qat en de gevaren daarvan. Kan de minister überhaupt nog andere middelen noemen die volgens hem op lijst 1 horen? Ik heb ook een aantal fracties over XTC horen praten. Wat is het oordeel van de regering over XTC? Blijft XTC op lijst 1 of zou dat nou typisch zo'n partydrug zijn die naar lijst 2 zou moeten als het allemaal gecontroleerd en gereguleerd wordt? Naar het oordeel van onze fractie is dat niet zo, maar ik hoor graag het standpunt van de regering op dit punt.

Ik heb vandaag verschillende dingen gehoord over de coffeeshops in de grensstreek. Ik vraag de minister of het geen goed idee is om de coffeeshops gewoon op de grens tussen Nederland en België te zetten, want dan bereiken wij misschien ook dat België een beetje beter gaat meewerken aan de repressieve aanpak en als het echt om resultaten gaat. Dat is dus niet zoals burgemeester Leers doet, namelijk coffeeshops op de grens tussen Maastricht en Eijsden zetten, zodat alle schoolkinderen uit Eijsden daar last van hebben. Veel landen hebben het over resultaten via repressie, terwijl Nederland wel resultaten boekt waar andere landen het laten liggen.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Wij hebben dertig jaar gedoogbeleid achter de rug en wat heeft dat voor ons land betekend? Dertig jaar lang is de jeugd opgegroeid met het idee dat softdruggebruik niet zo'n probleem is, want de overheid treedt er niet echt tegen op. Dertig jaar lang hebben ouders in vrees kunnen leven met de gedachte dat hun kinderen dankzij dat gedoogbeleid gemakkelijker met drugs in aanraking konden komen en in grote getale ook kwamen. Dertig jaar lang heeft de gedoogde verkoop van softdrugs zich als een tumor over heel ons land kunnen uitzaaien. Hetzelfde geldt voor de teelt van wiet. Sinds 2004 zijn maar liefst 20.000 plantages van grootschalige criminele kwekers opgerold. Hetzelfde geldt ook voor growshops en hennepbeurzen. Dertig jaar lang heeft ons land als een magneet gewerkt op drugsgebruikers uit de hele wereld, met alle overlast en ellende van dien.

Ook de overheid zelf is gecorrumpeerd door het gedoogbeleid. In Terneuzen plaatst de gemeente bewegwijzering naar de drugsverkooppunten en de minister van Justitie vindt het niet nodig om daar iets aan te doen. Uit illegale kwekerijen in beslag genomen groeilampen werden door de dienst Domeinen vrolijk weer verkocht, zodat er weer nieuwe wietkwekerijen konden worden gestart. De minister van Financiën vond het niet nodig om daar tegen op te treden.

Een hele generatie opsporingsambtenaren is besmet met het idee dat bestrijding van softdrugs, ook van de handel daarin en de productie daarvan, weinig of geen prioriteit behoeft. Dertig jaar lang is ook vrijwel niet opgetreden tegen het druggebruik in combinatie met het wegverkeer. De ministers van Justitie en Verkeer en Waterstaat vonden het niet nodig om daar veel werk van te maken. Wat begonnen is als het gedogen van softdruggebruik door een groepje jongeren in een jeugdhonk onder toezicht van jeugdleiders in Enschede, is volstrekt ontaard in die dertig jaar. Het heeft geleid tot een explosie van criminaliteit. Dertig jaar gedoogbeleid is dertig jaar ellende geworden.

Hetzelfde geldt ook voor het softe overheidsoptreden inzake harddrugs. Ik zeg dat de overheid met betrekking tot harddrugs een pseudogedoogbeleid voert. Overal in het land worden gebruikers opgevangen en gefaciliteerd. De overheid verstrekt harddrugs aan verslaafden of laat in ieder geval toe dat dit gebeurt. Verslaafden worden niet adequaat aangepakt. Handelaars worden veel te licht bestraft. Dit zijn allemaal symptomen van een falende overheid. De burgers lijden al dertig jaar lang onder de gevolgen van buitensporige overlast en criminaliteit, alsook onder de magneetwerking van ons drugsbeleid op gespuis uit het buitenland. Onze zuidelijke gemeenten lijden onder de terreur en de overlast van schorem uit andere Europese landen. Alleen al in de regio Breda en Roosendaal, zo las ik deze week nog, is er sprake van 1,3 miljoen (!) drugstoeristen in een jaar tijd. In de regio Maastricht is dat probleem nog groter. Nederland is gewoon dé coffeeshop van Europa geworden!

De materiële schade daarvan en de schade in termen van leed, angst en overlast zijn niet meer te begroten, te becijferen en evenmin onder woorden te brengen. Burgers willen dit niet. Burgers willen niet beroofd worden door verslaafden, burgers willen geen permanente overlast in hun straten en wijken. Burgers willen geen krankzinnig verkeersgedrag van drugsrunners op onze snelwegen. Burgers willen geen coffeeshops in de omgeving van hun kinderen. Burgers willen geen rondhangende en overlast veroorzakende drugsgebruikers in hun portieken. Burgers willen geen opvang van verslaafden in hun woonomgeving. Genoeg is genoeg! Dertig jaar gedoogbeleid is dertig jaar ellende geweest. Mijn fractie heeft geen wetenschappelijk onderzoek naar dat gedoogbeleid nodig om deze conclusie te kunnen trekken. Deze conclusie is evident; feiten van algemene bekendheid behoeven geen bewijs.

Laten wij dit gedoogbeleid dan ook failliet verklaren en niet proberen, het te verbeteren. Dertig jaar lang is er de kans voor geweest om aan te tonen dat het enige zin heeft, dat het op enigerlei wijze werkt en dat het verbeterd kan worden. Die dertig jaar zijn voorbij en wij zitten alleen maar met troep!

Nu mijn vragen aan de regering. Laten wij de drugscriminaliteit steviger aanpakken. Dat dit kan en dat dit resultaat kan hebben, blijkt uit de aanpak van de productie van synthetische drugs in Nederland. Een gecoördineerde, intensieve en vooral volgehouden repressie heeft deze zware vorm van criminaliteit in een aanzienlijke mate uit ons land verdreven. Dat een stevige aanpak resultaten kan hebben, blijkt ook uit de 100%-controles op verdovende middelen van risicovluchten op Schiphol. Breid dat ook uit tot alle vluchten uit Noord- en Midden-Afrika! Sluit de gepakte drugshandelaren, producenten, vervoerders, enzovoorts langdurig op! Het gaat daarbij steeds om allemaal mensen die graag risico's nemen. De risico's die zij inschatten, zijn in hun ogen kleiner dan de winst die zij kunnen behalen. Het gaat ook vaak om recidivisten; sluit ze dus langdurig op, werk met minimumstraffen en breng de maximumstraffen omhoog! Wat ons betreft, zien wij dit soort lieden gedurende een heel lange tijd niet meer in de samenleving terug. Als wij ze nooit meer terugzien, zou ik dat ook niet erg vinden. Personen met een buitenlandse nationaliteit zouden na het ondergaan van hun gevangenisstraf voor drugsmisdrijven ons land uit moeten en er nooit meer in kunnen komen.

De minister van Justitie verdient onze steun, als hij het mes wil zetten in de growshops. De minister van Volksgezondheid verdient onze steun bij zijn voorgenomen aanpak van paddo's. Nog meer verkoop van hallucinerende middelen is iets waar wij helemaal geen behoefte aan hebben.

Ik vraag aan de regering: hef voor de productie, de handel, de invoer en dergelijke het onderscheid tussen hard- en softdrugs op. Ook de softdrugshandel en alles wat daarmee te maken heeft, moet keihard aangepakt worden. Wat gebruikers van harddrugs betreft, bepleit ik het gedwongen afkicken en een paar jaar rijkswerkinrichting. Volk dat niet wil deugen, moeten wij gewoon verwijderen uit onze samenleving. Burgers moeten geen last meer hebben van die mensen. Bij recidiven: nog wat meer jaren rijkswerkinrichting. Scholen moeten een aangifteplicht krijgen voor drugs op scholen. Tot slot vraag ik de regering om een elektronische schandpaal op het internet in te voeren voor de veroordeelden ter zake van drugshandel, drugsproductie, drugsinvoer, -uitvoer, enzovoorts.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.08 uur tot 13.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven