Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg op 31 oktober over wapenexportbeleid (22054, nr. 66).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Bij de totstandkoming van de nieuwe wet op de in- en uitvoer van strategische goederen wilde een meerderheid van de Kamer graag een algemene meldings- en vergunningsplicht. Op dat moment was de regering daar niet voor. Zij heeft toen de ad-hocvergunningsplicht geïntroduceerd. Die mogelijkheid moet dan nu wel worden gebruikt. De bedoeling van de wet was, een eind te maken aan de hypocrisie in het wapenexportbeleid, namelijk een zeer restrictief wapenexportbeleid in Nederland, terwijl het toch is toegestaan dat veel wapens worden doorgevoerd via Nederlands grondgebied. Daaraan moet een einde komen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse regering aan de hand van wapenexportcriteria de uitvoer van wapens goedkeurt, waarmee voorkomen kan worden dat Nederland wapens levert aan landen die de rechtsorde schenden of aan landen in instabiele regio's waar grote spanningen heersen;

overwegende dat de in- en uitvoerwet mogelijkheden biedt een ad-hocvergunningsplicht in te stellen als er sprake is van zwaarwegende belangen zoals ongewenste leveringen aan verdachte landen en/of leveringen die de internationale rechtsorde zouden kunnen schaden;

van mening dat een exportweigering op basis van de wapenexportcriteria naar een bepaald land ook consequenties zou moeten hebben voor de doorvoer van wapens en strategische goederen;

verzoekt de regering, een ad-hocvergunningsplicht in te stellen ten aanzien van de doorvoer van wapens en strategische goederen naar die bestemmingslanden waartoe op basis van de EU-wapenexportcriteria geen Nederlandse wapens geëxporteerd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi, Van Velzen, Koenders en Th. C. de Graaf.

Zij krijgt nr. 68(22054).

De heer Van den Doel (VVD):

Waar u bij motie om vraagt, staat in feite al in de wet. Bedoelde u iets anders aan te geven? Anders is de motie naar mijn smaak overbodig.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Nee, dat is niet waar. De wet biedt inderdaad de mogelijkheid tot het instellen van een ad hoc vergunningsplicht. De wet gaat daarbij echter uit van een aantal criteria en aan deze criteria moet worden voldaan. Dat gebeurt op dit moment niet. Als de Nederlandse regering op basis van het eigen wapenexportbeleid leveringen aan bepaalde landen niet toestaat – ik noem bijvoorbeeld India, Pakistan of Israël – moet dit automatisch tot gevolg hebben dat ook voor de doorvoer van wapens naar die landen een vergunningsplicht geldt. Dit is in feite een criterium om deze ad hoc mogelijkheid toe te passen voor bepaalde landen.

De heer Van den Doel (VVD):

Zo wordt het beleid toch ook uitgevoerd? Als voor een land een wapenembargo geld, gaan wij daar zelf niet naar exporteren. Met andere woorden: vindt een doorvoer plaats naar een land waarvoor een wapenembargo geldt, dan zal de ad hoc vergunningsplicht worden opgelegd. De vergunning zal dan niet worden verleend.

Duidt mevrouw Karimi met deze motie misschien op een totaal andere regel die wij kennen, namelijk dat wij de doorvoer van bevriende bondgenoten niet controleren?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is in principe zo. De wet geeft die mogelijkheid, ook al zijn de wapens afkomstig van bondgenoten of van de in de wet limitatief gedefinieerde bevriende landen. Zelfs dat kun je onder de vergunningsplicht brengen als je bepaalde constateringen doet. Zoals de heer Van den Doel al zegt, is een van die constateringen het wapenembargo, maar dat is niet per definitie nodig. Het kan ook gaan om de constatering dat de internationale rechtsorde wordt geschonden.

De heer Van den Doel (VVD):

Mevrouw Karimi beantwoordt mijn vraag niet. Het gaat er mij om, de intentie van de motie te begrijpen. Het staat niet in de motie, maar beoogt mevrouw Karimi met deze motie dat de regering ook de wapendoorvoer van bondgenoten, die volgens de regel niet wordt gecontroleerd, moet controleren?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja, want het gaat om het land van bestemming. Ik zal Pakistan als voorbeeld geven. Uit de wapenexportrapportage blijkt dat de Nederlandse regering heeft geweigerd vergunning te verlenen voor een aantal wapenexporten naar Pakistan. Wij vinden dat dit automatisch moet resulteren in een ad hoc vergunningsplicht voor alle wapens die aan dat land worden geleverd. Het maakt dan niet uit of deze wapens uit de Verenigde Staten komen of uit het Verenigd Koninkrijk, Tsjechië of welk ander land dan ook.

De heer Van den Doel (VVD):

Dat is helder.Karimi

De regering heeft toegezegd de doorvoerwet, die nog maar net van kracht is, in het voorjaar te evalueren. De staatssecretaris heeft in het overleg toegezegd de resultaten daarvan in de zomer aan de Kamer kenbaar te maken. Vindt mevrouw Karimi het niet verstandiger om haar motie aan te houden totdat wij meer zicht hebben op de daadwerkelijke problematiek?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De heer Van den Doel snijdt hiermee een heel belangrijk punt aan. Dat geeft mij een goede gelegenheid om naar het volgende punt over te stappen, namelijk het gebrek aan inzicht in de gang van zaken bij de doorvoer. Ik denk dat wij op dit gebied iets anders moeten doen, maar je moet niet wachten met het volledig toepassen van een bestaande wet totdat de evaluatie ervan heeft plaatsgevonden. Wij vinden dat er in de wereld conflictgebieden zijn die op dit moment om actie vragen. Je kunt niet wachten en over een half jaar, na de evaluatie, bekijken of daar wel of geen wapens aan geleverd mogen worden. Dat vind ik geen goede insteek.

De heer Van den Doel (VVD):

Mevrouw Karimi is dus niet bereid te wachten op de evaluatie van de regering, zodat de Kamer op basis van harde feiten kan bepalen of zij het wel of niet eens is met het beleid dat wordt gevoerd?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De evaluatie heeft betrekking op een aantal andere aspecten van de wet. De wet moet op dit moment volledig worden toegepast. De heer Van den Doel zal ook niet met de toepassing van de mogelijkheden van een wet willen wachten totdat een evaluatie heeft plaatsgevonden. Dat lijkt mij geen goede manier om wetten toe te passen.

De heer Van den Doel (VVD):

Over dat laatste ben ik het niet met mevrouw Karimi eens.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik ben nog niet klaar met mijn betoog.

De voorzitter:

U had twee minuten spreektijd en u heeft al meer dan twee minuten gesproken. De interrupties heb ik van de tijd afgetrokken. Het voorlezen van uw motie duurde ongeveer 45 seconden. U heeft nu eenmaal slechts twee minuten; dat is bepaald door de vorige voorzitter.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Een punt van orde. Wij hebben een algemeen overleg gehad. De bedoeling van een VAO is dat dan de mogelijkheid bestaat om conclusies te trekken en de Kamer uitspraken voor te leggen. Als u mij toestaat, wil ik nog een heel belangrijk punt voorleggen.

De voorzitter:

Alleen wanneer dat wordt gevolgd door een motie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Dan krijgt u daar heel weinig tijd voor. U mag een korte toelichting geven en een motie indienen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Het volgende punt is het gebrek aan inzicht en informatie over wat er wordt vervoerd over het grondgebied van Nederland. Wij vinden dat daar verandering in moet komen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sinds het verschijnen van het rapport Transito in 1995 geen gedegen onderzoek meer is gedaan naar de doorvoer van wapens via de Nederlandse luchthavens en Schiphol in het bijzonder;

constaterende dat veel feitelijke recente informatie over de positie van Nederland als doorvoerland ontbreekt;

van mening dat een nieuw onderzoek op korte termijn wenselijk is;

verzoekt de regering om een onderzoek uit te voeren naar de doorvoerproblematiek in Nederland dat kan dienen als voorbereiding op de evaluatie in 2003,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69(22054).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Meer dan drie weken geleden hebben wij met de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken gedebatteerd over het Nederlands wapenexportbeleid. De staatssecretaris van Economische Zaken stelde toen dat wapenhandel een onderwerp is waarbij je je toch niet helemaal comfortabel voelt. Dat gevoel deel ik.

De SP-fractie heeft altijd kritiek geleverd op het Nederlands wapenexportbeleid, zoals op het niet-bindend zijn van de criteria waaraan wordt getoetst of een exportvergunning afgegeven kan worden. Nu blijkt dat er zelfs een manier is om voorbij te gaan aan deze niet-bindende criteria. De Nederlandse regering geeft namelijk vergunningen af voor export aan landen die niet het eindbestemmingsland zijn. Hiervoor is een internationaal importcertificaat ingesteld. Dit certificaat koppelt de overdracht van goederen aan de overdracht van de exportcontrole. Nederland geeft met dit certificaat dus haar controlemogelijkheden af. Hierover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nederlandse wapenexportbeleid steunt op criteria aan de hand waarvan afgewogen wordt of er een vergunning verleend wordt voor de export van militaire of dual-usegoederen naar een bepaald land van eindbestemming;Van Velzen

constaterende dat de Nederlandse regering, als er een internationaal importcertificaat wordt gegeven, ook een vergunning afgeeft voor de export van genoemde goederen waarvan het land van eindbestemming (nog) onbekend is;

roept de regering op, slechts dan een vergunning af te geven, als het land van eindbestemming bekend is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70(22054).

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Ik zal ook proberen om het kort te houden, omdat wij in het algemeen overleg al zeer langdurig en uitgebreid van gedachten hebben gewisseld over wapenexport.

Mevrouw Van Velzen zei terecht dat ik in het algemeen overleg heb gezegd dat ik ook vind dat wapens niet een regulier exportgoed zijn, zoals tulpenbollen. Tegelijkertijd waren wij het er in het algemeen overleg over eens dat je er zeker in tijden van internationale onrust, dreiging van terrorisme en binnenlandse onveiligheid niet aan ontkomt om wapens in de wereld te hebben, hoe vervelend je dat ook vindt. Wanneer er wapens nodig zijn, wordt erin gehandeld en dan kan er ook export ontstaan. In die zin hebben wij te maken met een wereldmarkt waar wij extra op letten. Er moeten extra waarborgen worden gesteld om ervoor te zorgen dat dit allemaal ordentelijk kan gebeuren. Dat is even een toelichting mijnerzijds, want als een citaat door mevrouw Van Velzen wordt gebruikt, is het altijd goed daar nog even de kleuring aan toe te voegen.

In de motie-Karimi c.s. wordt de regering verzocht een ad hoc vergunningsplicht in te stellen voor doorvoer van wapens en strategische goederen naar landen waarop Nederland voor vergelijkbare zendingen zelf geen exportvergunning zou verlenen. Alvorens hierop te reageren, maak ik een algemene opmerking vooraf. De ad hoc vergunningsplicht biedt de mogelijkheid, doorvoerzendingen onder de Nederlandse exportcontrole te brengen, ook als er geen sprake is van een generieke vergunningsplicht. Die ad hoc vergunningsplicht kun je opleggen om alle doorvoerzendingen waarvoor normaal geen vergunningsplicht geldt nader te bekijken en die desnoods tegen te houden. Daar moet dan natuurlijk wel een goede reden voor zijn. De reden om dat te doen, kunnen wij vinden in drie ijkpunten die in de In- en uitvoerwet staan.

  • 1. Het belang van de internationale rechtsorde.

  • 2. Een op het belang van de internationale rechtsorde betrekking hebbende internationale afspraak.

  • 3. Het belang van de uitwendige veiligheid van Nederland.

Deze criteria moeten in de eerste plaats worden gezien als de doelstelling van ons exportcontrolestelsel als geheel. Zij kunnen natuurlijk ook in individuele gevallen een rol spelen. Het belang van een internationale afspraak verband houdend met de internationale rechtsorde vereist dat wij een doorvoerzending naar een land waarop een VN- of een EU-embargo rust aan een ad hoc vergunningsplicht onderwerpen, waar die doorvoerzending ook vandaan komt.

Dat geldt ook voor zendingen waarbij sprake is van een duidelijk omleidingsrisico. Laat ik daarvan een voorbeeld geven. Wij constateren bijvoorbeeld dat een Canadese container met bestemming Finland in Rotterdam wordt overgeladen op een boot die richting Middellandse Zee vaart. Dan geeft die overlading aanleiding te veronderstellen dat er iets is dat niet klopt. Je kunt dan door middel van een ad hoc vergunningsplicht bekijken wat er precies aan de hand is. Je kunt de zaak nader onderzoeken en een ongewenste omleiding voorkomen.

De internationale rechtsorde is natuurlijk ook in het geding, bijvoorbeeld als een doorvoerzending wapens of goederen bevat die verboden zijn. Uit de memorie van toelichting bij de Wijziging van de in- en uitvoerwet, die nog niet zo lang geleden in werking is getreden, kan worden afgeleid dat een vergunningsplicht ad hoc wordt opgelegd als zwaarwegende belangen in het geding zijn. Daarbij gaat het om de volgende twee overwegingen.

  • 1. De betreffende doorvoerzending staat niet onder de effectieve exportcontrole van bevriende landen of van bondgenoten. De heer Van den Doel wees daarop.

  • 2. De doorvoerzending dreigt aan exportcontrole te worden onttrokken doordat de goederen bijvoorbeeld een ander bestemming kunnen krijgen dan oorspronkelijk bij de export is opgegeven.

Deze regeling bestaat slechts kort, maar heeft wel een lange ontstaansgeschiedenis. Er is uitvoerig met de Kamer gesproken over de diverse opties. Uiteindelijk is de Kamer in 2001 in ruime meerderheid akkoord gegaan met de huidige systematiek, waarbij doorvoer niet op dezelfde wijze wordt behandeld als de uitvoer van strategische goederen. Dat is de basis.

Ik ben met de indieners van de motie van mening dat Nederland geen doorvoerland moet zijn voor dubieuze wapenleveranties. Die doorvoerregeling is gemaakt om dat te voorkomen. Zij is niet bedoeld om onze eigen wapenexport aan alle doorvoerzendingen op te leggen. Dat is niet de taak van een doorvoerland. Vandaar dat wij bij zendingen uit partnerlanden die een effectief stelsel van exportcontrole hanteren alleen bij hoge uitzondering, waarvan ik net enkele voorbeelden heb geschetst, aan het eigen beleid toetsen. Er is een duidelijke keuze gemaakt, waaraan dit kabinet evenals het vorige wil vasthouden. Ik moet de motie dan ook ontraden.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

U zegt dat het niet de bedoeling van de wet is om het eigen wapenexportbeleid als uitgangspunt te nemen voor doorvoer. Volgens mij was dat juist de kern van de wijziging van de wet. Dat zou wel het geval moeten zijn. Is het schenden van de internationale rechtsorde dan geen zwaarwegende reden om die uitzondering toe te passen, ook in het geval van wapenzendingen van bondgenoten?

Staatssecretaris Wijn:

De schending van de internationale rechtsorde bepalen wij door te bekijken of er een embargo is, hetzij van de EU, hetzij van de VN. Ik heb ook nog een aantal andere voorbeelden gegeven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Kunt u dan zeggen waarom dit uitzonderlijk genoemd is? U hebt net drie situaties genoemd, onder andere het belang van de internationale rechtsorde en internationale afspraken voortvloeiend uit de schending van de internationale rechtsorde. Het belang van de internationale rechtsorde is dus een zelfstandige reden.

Staatssecretaris Wijn:

Dat wordt gematerialiseerd door te zeggen dat de internationale rechtsorde in het geding is bij een doorvoerzending naar een land waarop een VN- of een EU-embargo rust. Voorts is de extra eis dat de wapens wel uit een partnerland komen waar een goede vorm van exportcontrole is. Ik wil niet vervelend doen, maar wij hebben dit al uitgebreid besproken in het algemeen overleg. Op een gegeven moment moeten wij gewoon maar eerlijk tegen elkaar zeggen dat wij politiek van mening verschillen. De heer Van den Doel heeft net al aangegeven hoe de motie wordt uitgelegd. U wilt dat er een ad-hocvergunningsplicht komt voor Amerikaanse wapenleveranties aan Israël, maar de regering wil dat niet, omdat de VS een bevriend land is en omdat Israël niet valt onder een VN- of een EU-embargo. Dan kom je uiteindelijk voor de vraag te staan: ja of nee. Het spijt mij dat ik nu moet zeggen dat wij voor dit soort doorvoerzendingen geen ad-hocvergunningsplicht opleggen. Daarom moet ik aanneming van uw motie ontraden.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Klopt het dat er voor een wapenzending naar Israël via Rotterdam wel één keer een ad-hocvergunningsplicht is geweest?

Staatssecretaris Wijn:

Mocht ik het niet goed zeggen, dan behoud ik mij het recht van een kleine feitelijke correctie voor. Ik geloof dat er een probleem was met de precieze invulling van de papieren. Dat is hersteld en toen is de leverantie gewoon doorgegaan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mij gaat het om de constatering dat het mogelijk is, zelfs als de zendingen afkomstig zijn van een bondgenoot.

Staatssecretaris Wijn:

Dat kan, maar alleen als men zich op basis van de papieren afvraagt wat er aan de hand is. Wij hebben een principieel verschil van mening en dat moeten wij gewoon uitpraten. Uw motie gaat naar mijn oordeel niet over de vraag wat je moet doen als er problemen zijn met verkeerd ingevulde formulieren. Ik heb net al een voorbeeld gegeven van een container die wordt overgeladen op een schip dat een heel andere route neemt en niet via de eindbestemming vaart die op de papieren staat. Dat zie ik toch meer als de technische kant.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik constateer dat u mij er echt niet van kunt overtuigen dat het hier om een principieel meningsverschil gaat. U interpreteert de wet volgens mij niet correct. U spreekt uzelf ook tegen. U hebt zelf al dat voorbeeld gegeven. Ondanks een effectieve controle van de VS op die wapenleverantie, bent u overgegaan tot het instellen van een ad-hocvergunning. In principe kan dat dus. U wilt de wet alleen niet toepassen.

Staatssecretaris Wijn:

Dit is echt een verkeerde voorstelling van zaken. Ik heb een voorbeeld gegeven. Bij mijn weten was er slechts in één geval sprake van een discussie over de formulieren en die betrof vooral de technische kant, maar daar hebben wij in het algemeen overleg al uitgebreid over gesproken. In de motie staat dat er voor landen die de rechtsorde schenden en voor landen met instabiele regio's een ad-hocvergunningsplicht moet worden ingesteld voor strategische goederen naar die bestemmingslanden waartoe op basis van de EU-wapenexportcriteria geen Nederlandse wapens geëxporteerd mogen worden. De essentie van de motie is dat aan NAVO-landen en andere bevriende landen het Nederlandse wapenexportbeleid wordt opgedrongen. Dat wil ik echter niet, want die landen hebben in het algemeen een goed exportcontrolesysteem. En dan ga ik niet pietluttig doen over het al of niet invullen van een formulier. Als het gaat om landen waarop geen enkel embargo van de VN of de EU rust, vind ik dat er geen beletselen zijn voor een doorvoerzending. Op dit punt verschillen wij kennelijk van mening. Ik ontraad in ieder geval aanneming van de motie.

In de tweede motie van mevrouw Karimi wordt de regering verzocht een onderzoek uit te voeren naar de doorvoerproblematiek in Nederland die kan dienen als voorbereiding van de evaluatie in 2003. Als dit verzoek een suggestie inhoudt met betrekking tot hetgeen wij in de evaluatie moeten opnemen, neem ik daar kennis van. Ik zie echter bepaald niet de meerwaarde van deze motie. In de evaluatie zal uitgebreid worden ingegaan op de positie van Nederland als doorvoerland. Het lijkt mij dat de Kamer nogal wat informatie van ons krijgt, zowel vertrouwelijk als openbaar, maar als mevrouw Karimi vindt dat de Kamer nog steeds onvoldoende informatie krijgt, moet zij de motie vooral handhaven. Het zal echter duidelijk zijn dat ik ook aanneming van deze motie ontraad.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb sinds een paar maanden het gevoel dat de regering en ik in een wedstrijd zijn verwikkeld. Wie houdt vol met vragen stellen en wie houdt vol met het geven van tegenstrijdige antwoorden? De staatssecretaris heeft op 27 september gerept van 193 wapenzendingen van de VS naar Israël. In de brief van gisteren heeft hij het over 131 meldingen door El Al. Op 8 oktober had hij het over 166 zendingen. Hij moet dus toegeven dat hij weinig zicht heeft op wat zich er afspeelt en dat hij niet weet wat, door wie en wanneer wordt vervoerd. Het lijkt mij zaak dat daarin zo snel mogelijk verandering komt en daar gaat de motie over.

Staatssecretaris Wijn:

Mevrouw Karimi moet niet het gevoel hebben dat zij in een wedstrijd verzeild is geraakt. Ik heb daar in ieder geval geen behoefte aan. Wij moeten op basis van feitelijke informatie met elkaar communiceren. Zij moet ook niet het gevoel hebben dat wij de Kamer geen informatie willen geven. Zij krijgt immers bakken vol informatie. Het aantal van 131 meldingen in de periode oktober 2000 en oktober 2002 is correct en is tot stand gekomen op basis van een nieuwe handmatige telling en controle door de Koninklijke marechaussee daarop. Die telling is op mijn verzoek uitgevoerd. Wij moeten ons goed realiseren dat de wet per 1 januari is veranderd en dat Schiphol een erg groot en ingewikkeld logistiek complex is. In het kader van de evaluatie zal worden aangegeven hoe wij dit systeem nog beter in de vingers kunnen krijgen. In het algemeen overleg heb ik er al op gewezen dat het systeem van doorvoercontroles volstrekt nieuw is dat niet van de ene op de andere dag perfect is te maken. Dat zal mevrouw Karimi ook niet verwachten.

De inhoud van de motie-Van Velzen is tijdens het algemeen overleg ook al uitgebreid besproken. Wij praten hier in feite over de omgekeerde situatie, namelijk dat Nederland exporteert naar een land dat vermoedelijk doorvoerland is. Daarvoor geldt mutatis mutandis hetzelfde. De vergunning wordt afgegeven op basis van zo'n certificaat waarmee wordt vastge steld dat het wapen in een ander land wordt ingevoerd, ook als het gaat om een bevriend land met een goede exportcontrole of als de eindbestemming duidelijk is. Ook hierbij geldt dat Nederland het goed vindt als een wapen wordt uitgevoerd naar een bevriend land met een goede exportcontrole. Wat mij betreft is de motie dan ook overbodig, omdat er al voldoende zekerheden zijn ingebouwd.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Wat belet de staatssecretaris dan nog om gewoon het Amerikaanse wapenexportbeleid over te nemen? Er is namelijk geen enkel verschil, als het gaat om een bevriend land.

Staatssecretaris Wijn:

Ook deze discussie hebben wij in het algemeen overleg al uitgebreid gevoerd. Bij de behandeling van het wetsvoorstel is in de Kamer gezegd dat er een verschil gemaakt wordt tussen Nederland als exportland van alhier geproduceerde wapens en Nederland als doorvoerland. Daar waren principiële redenen voor, die wij met mevrouw Karimi hebben besproken, en er waren praktische redenen voor. Maar dat is destijds besproken in de discussie.

De voorzitter:

Mevrouw Van Velzen, u mag een korte tweede vraag stellen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het gaat hier natuurlijk niet om doorvoer. Volgens mij hebben wij het over twee verschillende dingen. Als het erop aankomt, tellen bij zo'n kronkelexport, waarbij Nederland exporteert naar een land dat niet het land van eindbestemming is, blijkbaar alleen VN-embargo's of Europese embargo's. Het Nederlandse wapenexportbeleid met alle subtiele en beperkende criteria, bijvoorbeeld over Israël, is dan dus geprullebakkiseerd?

Staatssecretaris Wijn:

De Tweede-Kamerfractie van het CDA maakt met kerst altijd een boekje met grappige uitspraken van kamerleden, hoewel altijd CDA-kamerleden. "Geprullebakkiseerd" mag ik hopelijk in het CDA-boekje plaatsen? Maar goed, ik begrijp heel goed wat mevrouw Van Velzen bedoelt. Vanuit Nederland kunnen wapens geëxporteerd worden naar een bevriend land met een goede exportcontrole, omdat het een bondgenoot is en omdat wij bondgenoten in algemene zin gewoon vertrouwen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties dinsdag a.s. te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 16.36 uur tot 17.00 uur geschorst.

Naar boven