Aan de orde zijn de stemmingen over vijf moties, ingediend tijdens het debat over de lokalelastendruk, te weten:

- de motie-Van der Hoeven over toezicht op de uitvoering van het belastingrecht door lagere overheden (26213, nr. 3);

- de motie-Van der Hoeven/Vendrik over de gevolgen van de omrekening van gulden naar euro (26213, nr. 4);

- de motie-Noorman-den Uyl c.s. over grootschalige investeringen in rioleringen en afvalwaterinstallaties (26213, nr. 5);

- de motie-Vendrik/Van der Hoeven over belastingvrijstelling voor premies als bedoeld in artikel 111, lid 3, ABW (26213, nr. 6);

- de motie-Vendrik/Hermann over versterking van de rol van het algemeen maatschappelijk werk (26213, nr. 7).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:

De motie-Noorman-den Uyl c.s. (26213, nr. 5) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat voor de vernieuwing, verbetering en aanleg van rioleringen ook in het buitengebied en afvalwaterinstallaties, de komende jaren enorme investeringen noodzakelijk zijn;

van mening, dat deze investeringen bij ongewijzigd beleid zullen leiden tot uitzonderlijk hoge lokalelastenstijging;

erkennend, dat per gemeente weliswaar een verschillen beleid inzake reserveringen en vervanging van afvalwaterinstallaties is gevoerd, maar dat het volume van zo'n 16 mld. aan investeringen, zoals indicatief wordt genoemd, dat onderscheid te boven gaat;

met de regering van mening, dat de gemiddelde lastenstijging van lokale lasten beperkt moet blijven;

voorts van mening, dat ook de regering een eigen verantwoordelijkheid heeft in financiële zin voor de benodigde investeringen zoals ook in de monitor lokale lasten is aangegeven;

overwegende, dat door het deels van rijkswege financieren van deze investeringen de voorziene lokale lastenstijging beperkt kan blijven;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze – waaronder begrepen versobering en fasering – de financiering van deze grootschalige investeringen voor riolering en afvalwaterinstallaties kan plaatsvinden, zodat de lokalelastenstijging als gevolg daarvan beperkt blijft, en de Kamer daarover op korte termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (26213).

Ik neem aan dat wij thans over deze gewijzigde motie kunnen stemmen.

Op verzoek van de heer Vendrik stel ik voor, zijn motie (26213, nr. 7) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van der Hoeven (26213, nr. 3).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en het CDA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Hoeven/Vendrik (26213, nr. 4).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en het CDA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Noorman-den Uyl c.s. (26213, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vendrik/Van der Hoeven (26213, nr. 6).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en het CDA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven