Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

De heer Huys heeft gevraagd heden nog te stemmen over de motie-Huys/Blauw over nadere uitwerking van de beleidslijn "Ruimte voor de rivier" (18106, nr. 73).

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. De motie is opgenomen in de rondgedeelde stemmingslijst.

Ik stel voor, te behandelen op dinsdag 18 februari bij het begin van de vergadering:

  • - de Rijksrekening 1993 (24815).

Ik stel voor, dinsdag 18 februari te stemmen over:

  • - de motie-Poppe over lozing van ladingresten van duwbakken (25000-XII, nr. 34).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 18, 19 en 20 februari:

  • - de Partiële herziening PKB Betuweroute (25055), met maximumspreektijden van twee minuten.

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 4, 5 en 6 maart:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (levering van bouwkavels en van gebouwen) (24703).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 11, 12 en 13 maart:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer (bepalingen inzake afvalstoffen) (24875);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 16 juli 1993 te Genève tot stand gekomen Internationale Cacao-Overeenkomst 1993, met bijlagen (Trb. 1994, 135 en 1995, 11) (24059).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 24 februari:

  • - van 11.15 uur tot 18.30 uur van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het wetsvoorstel Nieuwe regeling inzake de sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening) (24787).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de fractie van de PvdA benoem ik in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Apostolou tot plv. lid in plaats van het lid Kalsbeek-Jasperse.

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Uit de berichtgeving in de Volkskrant van gisteren en in Trouw van hedenochtend is het mijn fractie duidelijk geworden dat de inperking van de studieduur in het hoger beroepsonderwijs en in het hoger wetenschappelijk onderwijs problemen begint te geven voor de kwaliteit van deze vormen van onderwijs. Een aantal universiteiten heeft daarom besloten om het vijfde studiejaar uit eigen budget te financieren, opdat de betrokken studenten niet in de knel komen. Mijn fractie verzoekt de minister van Onderwijs met een brief te reageren op deze ontwikkeling, en wel vóór 27 februari a.s., wanneer wij met hem over deze materie een overleg voeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie heeft zich verbaasd over de uitlatingen die minister Pronk vanochtend heeft gedaan tijdens het Radio 1-journaal. Hij zei dat de leveranties door Nederland van helikopters aan Tsjaad en van pantservoertuigen aan Egypte niet hadden moeten plaatsvinden. Wij zijn temeer verbaasd, omdat de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in november met de ministers heeft gediscussieerd over het wapenexportbeleid in 1995. De minister van Buitenlandse Zaken heeft toen een- en andermaal beweerd dat het hierbij om een kabinetsbreed beleid gaat. Het is merkwaardig te moeten constateren dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zich vervolgens kennelijk onttrekt aan dat kabinetsbrede besluit.

Mijn fractie wil graag van het kabinet vernemen hoe een en ander in elkaar steekt. Wie is precies de coördinerende minister voor het wapenexportbeleid? Hoe kan het zijn dat minister Pronk beweert dat hij niet is betrokken bij de leveranties aan de Afrikaanse landen?

Minister Pronk heeft aangekondigd dat hij vindt dat er maar geen wapenleveranties aan Afrika als geheel zouden moeten plaatsvinden. Dat zou een nieuw criterium zijn in het wapenexportbeleid. Is dit een kabinetsbrede beslissing?

Voorzitter! Wij hebben in de wapenexportnotitie een procedure vastgelegd. Daarin is precies geregeld op welke wijze de betrokken ministers om advies wordt gevraagd. Is deze procedure nu wel of niet gevolgd? Hoe zien de nieuwe procedures eruit? Wij willen hierover helderheid vernemen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ook mij verbaasden de berichten die tot ons kwamen over de uitspraken van minister Pronk. Wij hebben daarover inmiddels schriftelijke vragen gesteld. Ze zijn praktische hetzelfde als de vragen van mevrouw Van Ardenne. De formulering is iets anders.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Het was mij niet bekend dat reeds schriftelijke vragen waren ingediend. Blijkbaar zitten wij op dezelfde lijn.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat wij het antwoord op de schriftelijke vragen moeten afwachten. De Kamer moet geen tweede verzoek over precies hetzelfde onderwerp bij de regering indienen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Het lijkt mij goed dat wij het stenografisch verslag vergelijken met de schriftelijke vragen. Wij kunnen dan nagaan waar nog ontbrekende vragen zijn.

De voorzitter:

Daartoe zijn wij best bereid. Het parlement moet tegenover de regering geen verkeerde indruk maken door langs twee wegen precies hetzelfde te vragen. Het kan in onderling overleg bekeken worden. Mevrouw Sipkes heeft als eerste de vragen gesteld.

Het woord is aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Blijkens mededelingen in de pers – ik verwijs onder meer naar het dagblad Trouw – dreigt het hoger beroepsonderwijs in ernstige financiële problemen te komen doordat de opgelegde taakstelling van 140 mln. niet kan worden gehaald. Dat heeft te maken met de doorstromingsprogramma's voor MBO-studenten. De voorzitter van de HBO-raad, Arie van der Hek, heeft daarover een aantal pittige uitspraken gedaan. Gelet op het belang van beide opleidingen – MBO en HBO – lijkt het mij dat de minister hiernaar moet kijken. Hij moet een onderzoek instellen naar de werkelijkheidswaarde van de uitspraken van de heer Van der Hek. Als hij gelijk heeft, moet de minister er iets aan doen door extra middelen in te zetten. Ik zou een brief aan de minister willen vragen, opdat wij in de Kamer met hem over dit punt van gedachten kunnen wisselen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de regering.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Stellingwerf.

De heer Stellingwerf (RPF):

Gisteren zijn er twee algemene overleggen geweest, een over de biologische landbouw en een over biotechnologie en voedingsmiddelen. Mede namens mevrouw Vos verzoek ik u die twee verslagen apart op de plenaire agenda na het reces te plaatsen.

De voorzitter:

Ik heb daartegen geen bezwaar. Het zal een tweeminutendebat worden.

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks heeft de afgelopen jaren met grote regelmaat bepleit dat de uitkering voor bepaalde groepen die op het sociaal minimum zitten verhoogd moet worden omdat die structureel te laag is. Wij dachten dan altijd aan mensen die langdurig op dat sociaal minimum zaten of gezinnen met kinderen. Tot nu toe hadden wij bij de paarse fracties en het kabinet geen succes. Toen ik vanochtend de Volkskrant las, was ik gelijk goed wakker. Daarin stond dat de PvdA en delen van D66 in toenemende mate vinden dat inderdaad de bijstand voor die groepen te laag is. Dat is goed nieuws, voorzitter, als men dat ook echt meent. Ik geloof dat het onderwerp te serieus is om daarover proefballonnen op te laten.

Voorzitter! Tegen die achtergrond vraag ik, uiteraard via u, het kabinet om een brief waarin het ingaat op het principe om voor categorieën het sociaal minimum te verhogen. De vraag rijst of het daarbij om de categorieën langdurig uitkeringsgerechtigden en alleenstaanden met kinderen zou moeten gaan of dat men daarbij ook de ouderen wil betrekken. Als het kabinet hierop, gelet op het groeiende draagvlak in de Kamer, positief wenst te reageren, vraag ik het kabinet om voorstellen daaromtrent aan de Kamer voor te leggen. Voorzitter! Ik hoop dat de gevraagde brief ons de komende week zal bereiken, zodat men hierover tijdens het komende korte reces nog eens goed kan nadenken. Misschien moeten anderen dat méér doen dan wijzelf. Wij zouden de brief kunnen gebruiken als opmaat voor een debat met de regering, in het bijzonder met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Graag sluit ik mij aan bij het verzoek van de heer Rosenmöller. Ook ik was verbaasd, mede omdat genoemde fracties nog onlangs tegen een door mij ingediende motie stemden, waarin precies de regeling werd gevraagd die nu door beide fracties wordt bepleit.

De heer Meijer (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ook mijn fractie stelt zich achter het verzoek van de heer Rosenmöller. Ik voeg aan zijn betoog nog toe dat een en ander niet ten koste mag gaan van het netto-inkomen. Dat wil zeggen dat ook moet worden nagegaan welke problemen er rijzen bij het verhogen van het sociaal minimum in verband met allerlei soorten bijstandsuitkeringen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik steun graag het verzoek van de heer Rosenmöller. Het komt mij voor dat dit een belangrijke mogelijkheid is op grond waarvan wij misschien voortgang kunnen boeken. Wél dring ik erop aan dat alle problemen die naar voren komen in verband met een armoedeval enz., door de minister worden meegenomen zodat wij daarover adequaat worden geïnformeerd en er op een goede manier over kunnen debatteren.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Op zichzelf kan ik het verzoek om de Kamer een brief toe te zenden, steunen. Echter, ik ben wat verbaasd over de verbazing van de heer Rosenmöller. Ik begrijp ook zijn korte memorie niet. Wij hebben hier een intensief debat over de bijzondere bijstand gehad. Bij die gelegenheid heb ik met zoveel woorden...

De voorzitter:

Ik moet u onderbreken. Wij zijn nu niet bezig met een debat. Het gaat om het verzoek van de heer Rosenmöller aan het adres van de regering om de Kamer een brief toe te zenden. Die gelegenheid mag niet worden aangegrepen om nu al over de inhoud van de gevraagde brief te gaan debatteren.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Dan kom ik daarop op een ander moment terug. Nogmaals, over die verbazing ben ik verbaasd. Ik steun het verzoek om de Kamer een brief toe te zenden en dring erop aan dat die brief breed wordt opgesteld zodat daarin ook andere problemen aan de orde worden gesteld, waaronder de AOW.

De voorzitter:

Ik constateer dat u zich aansluit bij de motivaties van anderen die het verzoek van de heer Rosenmöller ondersteunen.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij degenen die het verzoek van de heer Rosenmöller ondersteunen. Echter, ook ik wil mijn verbazing over de verbazing van de heer Rosenmöller uitspreken. Immers, nog niet zo lang geleden hebben wij hier gediscussieerd over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bij die gelegenheid hebben wij in de sfeer van de bijstand extra geld gevraagd ten behoeve van kinderen.

De voorzitter:

U maakt zich aan hetzelfde feit schuldig als mevrouw Scheltema. Ook u gaat in op de inhoud van de kwestie die in de brief aan de orde komt. Dat is wel uw verlangen maar niet uw goed recht; wij zijn nu doende met de regeling van werkzaamheden. Mijn conclusie is dat u het verzoek van de heer Rosenmöller ondersteunt.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Inderdaad, én ik herinner eraan dat wij deze week gedurende drie dagen hoorzittingen hebben gehouden over de werking van de nieuwe bijstandswetgeving. Graag zien wij dat in de brief wordt ingegaan op de vraag welke kwetsbare groepen in aanmerking zouden kunnen komen voor een toeslag in het kader van de bijstand.

De voorzitter:

Dat is helder. De verbreding schrijdt voort.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! Wij dringen erop aan dat in de aan de Kamer voor te leggen brief ook aandacht wordt gegeven aan de armoedeval en de gevolgen die een en ander heeft voor de arbeidsparticipatie.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven