Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo gemeente Kaag en Braassem

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem,

 

gelet op:

  • -

    artikel 17 lid 2, 58 lid 2, 59, 60 en 62f onderdeel b van de Participatiewet (Pw);

  • -

    artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo);

  • -

    titel 4.3 en art. 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat:

  • -

    de Tozo een bijzondere, tijdelijke regeling is ten behoeve van zelfstandig ondernemers die financieel getroffen zijn door de coronacrisis;

  • -

    het bedrijfskapitaal Tozo in de vorm van een geldlening wordt verstrekt en daaraan voorwaarden zijn verbonden;

  • -

    het belangrijk is om

    - de zelfstandige te ondersteunen als dit nodig is,

    - de betalingsverplichtingen te laten nakomen zodra dit vereist en mogelijk is,

    - een betalingsregeling te treffen als dit grotere problemen dan wel faillissement kan voorkomen;

  •  

en

  • - het bedrijfskapitaal Tozo terug te vorderen als niet aan de verplichtingen wordt voldaan;

    - het wenselijk is om in aanvulling op de beleidsregels Terug- en invordering Participatiewet uniforme regelgeving voor de terugvordering en invordering van het bedrijfskapitaal Tozo vast te leggen;

 

besluit vast te stellen de Beleidsregels terug – en invordering bedrijfskapitaal Tozo gemeente Kaag en Braassem.

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening op grond van de Tozo;

  • b.

    Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • c.

    gemeente: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem;

  • d.

    Pw: Participatiewet;

  • e.

    Tozo: Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

  • f.

    zelfstandige: de rechthebbende volgens artikel 1 van de Tozo.

 

Artikel 2. Bevoegdheid tot terugvordering bedrijfskapitaal

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het bedrijfskapitaal op grond van de artikelen 58 lid 2, 59 en 60 van de Participatiewet.

 

Artikel 3. Opeisbaar stellen bedrijfskapitaal

1. De gemeente merkt de lening bedrijfskapitaal als direct opeisbaar aan wanneer:

  • a. de zelfstandige de terugbetalingsverplichtingen niet nakomt;

    b. de zelfstandige zijn bedrijf of beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt of beëindigt;

    c. er sprake is van surseance van betaling of faillissement van de zelfstandige, van één van de vennoten of leden waarmee het bedrijf of zelfstandig beroep in een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend, of van de rechtspersoon;

    d. er sprake is van curatele van de zelfstandige, of bij onderbewindstelling van het vermogen van de zelfstandige en/of het bedrijf;

    e. de zelfstandige het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming;

    f. de zelfstandige komt te overlijden;

    g. het bedrijf door brand, storm of enige ramp wordt beschadigd of verloren gaat.

2. Terug- en invordering vindt plaats bij de zelfstandige en/of diens partner als deze partner bij de bijstand is inbegrepen en/of de vennoten van de zelfstandige.

 

Artikel 4. Rente- en aflossingsverplichtingen bedrijfskapitaal

  • 1.

    De gemeente stelt de aflossing van het verstrekte bedrijfskapitaal vast op basis van de looptijd van de geldlening en kan hierbij rekening houden met de aflossingscapaciteit van de zelfstandige.

  • 2.

    Wanneer de zelfstandige niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, volgen, , een 1e en als dit nodig is een 2e aanmaning.

  • 3.

    Als de zelfstandige ook na een 2e aanmaning niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, gaat de gemeente direct over tot terugvordering van de openstaande vordering plus achterstallige rente.

  • 4.

    Als sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de rente- en aflossingsverplichtingen, betaalt de zelfstandige over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente.

 

Hoofdstuk 2: Invordering en betalingsverplichting

Artikel 5. Aflossingscapaciteit en betalingsregeling

  • 1.

    De gemeente biedt de zelfstandige wanneer de vordering, bestaande uit de rentedragende geldlening plus achterstallige rente, direct opeisbaar is geworden, een termijn van 6 weken om het volledige openstaande bedrag alsmede de wettelijke rente te voldoen. Ook biedt de gemeente de zelfstandige de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. Dit wordt in de beschikking vermeld.

  • 2.

    De zelfstandige kan voor de aflossing van de onder lid 1 genoemde vordering zelf een betalingsregeling voorstellen. Hiermee stemt de gemeente in als daarmee de vordering binnen een periode van 36 maanden in zijn geheel kan worden afgelost en wanneer uit onderzoek blijkt dat de belanghebbende redelijkerwijs aan de betalingsregeling kan voldoen;

  • 3.

    In afwijking van het 2e lid kan de gemeente akkoord gaan met een langere aflossingsperiode als de zelfstandige aannemelijk maakt dat deze langere periode noodzakelijk is.

 

Artikel 6. Mogelijkheden tot wijziging en uitstel van een betalingsverplichting

  • 1.

    De gemeente kan op schriftelijk verzoek van de zelfstandige de eerder vastgestelde betalingsverplichting:

    a. wijzigen als dit naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk is in verband met wijzigingen in de (financiële) situatie van de zelfstandige;

    b. uitstellen voor de duur van telkens maximaal één jaar. Dit kan alleen als de financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven en de zelfstandige dit onderbouwt met bewijsstukken. Het college kan zo nodig deze periode tweemaal met ten hoogste één jaar verlengen. Over de gehele looptijd van de lening kan maximaal gedurende een aaneengesloten of onderbroken periode van drie jaar uitstel worden verleend;

  • 2.

    De gemeente stemt zonder onderzoek in met een verzoek tot uitstel van betaling als:

    a. aan de zelfstandige in de periode van 24 maanden voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend; en

    b. het uitstel van betaling niet langer duurt dan 6 maanden.

  • 3.

    De gemeente trekt het besluit tot uitstel van betaling in wanneer:

    a. op een later tijdstip blijkt dat de zelfstandige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen; en/of

    b. de gronden voor verlening van het uitstel als bedoeld in het 1e lid zijn komen te vervallen

 

Artikel 7. Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Als de zelfstandige na terugvordering van het bedrijfskapitaal niet bereid is een betalingsregeling te treffen of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, kan de gemeente invorderen bij dwangbevel. De invordering kan dan worden overgedragen aan een deurwaarder.

  • 2.

    Kosten van invordering, waaronder de kosten van een deurwaarder, komen voor rekening voor de zelfstandige.

 

Hoofdstuk 3: Afzien van invordering

Artikel 8. Afzien van (verdere) invordering na het voldoen aan de betalingsverplichting.

  • 1.

    De gemeente kan ambtshalve van (verdere) invordering afzien als de zelfstandige:

    a. gedurende zestig maanden volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, mits die betalingsverplichtingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    b. gedurende zestig maanden niet volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald, mits de betalingsverplichtingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    c. gedurende zestig maanden geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat de zelfstandige deze binnen afzienbare tijd zal gaan verrichten;

    d. gedurende zestig maanden geen of onregelmatig betalingen heeft verricht en de openstaande vordering minder bedraagt dan € 250; of

    e. gedurende zestig maanden volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan of in totaal 25% of meer van de hoofdsom heeft afgelost, en een bedrag van ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 2.

    Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de gemeente, in afwijking van het 1e lid, besluiten geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien.

 

Artikel 9. Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling

  • 1.

    Op grond van artikel 58 lid 2 onder b van de Participatiewet en artikel 3 lid 1 onder a van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) kan de gemeente de vordering kwijtschelden als:

    a. redelijkerwijs te voorzien is dat de zelfstandige de schuld niet binnen afzienbare tijd zal kunnen afbetalen; en

    b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder kwijtschelding van de Tozo-vordering niet tot stand zal komen; en

    c. de vordering van de gemeente ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    De gemeente kan het besluit om mee te werken aan een schuldregeling intrekken als:

    a. niet binnen 12 maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het 1e lid;

    b. de zelfstandige de aan de schuldregeling verbonden verplichtingen ondanks waarschuwing blijft schenden; of

    c. op een later tijdstip blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen.

  • 3.

    Indien op grond van de Tozo een lening is verstrekt werkt het college mee aan een schuldregeling of aan een akkoord voor zover dit noodzakelijk is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep, of dit bij de beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep tot stand kan komen. Deze medewerking wordt slechts verleend indien alle concurrente schuldeisers evenredige medewerking verlenen.

 

Hoofstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 10. Hardheidsclausule

De gemeente kan, onverminderd artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, in bijzondere gevallen ten gunste van de zelfstandige afwijken van deze beleidsregels, als toepassing hiervan leidt tot onredelijke gevolgen.

 

Artikel 11. Inwerkingtreding beleidsregels

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de publicatiedatum.

 

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo gemeente Kaag en Braassem.

 

 

Aldus vastgesteld op 20 september 2022

Het college van burgemeester en wethouders,

De gemeentesecretaris

R. van Zijl

De burgemeester

A .Heijstee-Bolt

Naar boven