Regeling voorschoolse educatie en peuteropvang Gooise Meren

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling voorschoolse educatie en peuteropvang Gooise Meren

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren

Gelet op artikel 166 en 167 Wet op het primair onderwijs, de Bestuurlijke afspraken tussen Vereniging Nederlandse Gemeenten en het ministerie van Sociale Zaken en welzijn, april 2016 en het Beleidskader Onderwijskansen Gelijke ontwikkelkansen voor elk kind, april 2020

Overwegende dat van belang is dat alle kinderen in Gooise Meren een succesvolle schoolloopbaan kunnen doorlopen

besluiten:

Tot het vaststellen van

Regeling voorschoolse educatie en peuteropvang Gooise Meren

Vastgesteld d.d. … juni 2020

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Doelgroeppeuter: kind van 2,5 tot 4 jaar dat een, door Jeugd en Gezin vastgesteld, (risico op een) onderwijsachterstand heeft en in aanmerking komt voor voorschoolse educatie;

  • -

    Doelgroepkind: kind van 2,5 tot einde van de basisschool dat een (risico op een) onderwijsachterstand heeft;

  • -

    Jeugd en Gezin: de jeugdarts van de Jeugdgezondheidszorg van de GGD;

  • -

    Kindercentrum: kindercentrum als bedoel in artikel 1.1 van de Wet op Kinderopvang en dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang,

  • -

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • -

    Kinderopvangtoeslag: ouders kunnen, onder bepaalde voorwaarden, aanspraak maken op een vergoeding van een deel van de kosten voor kinderopvang door kinderopvangtoeslag aan te vragen. De kinderopvangtoeslag is een inkomensafhankelijke toeslag: een percentage van wat de ouder aan kinderopvang betaalt wordt vergoed door de Belastingdienst.

  • -

    Kinderopvangtoeslagtabel: een overzicht van de Belastingdienst met de percentages van de kinderopvangtoeslag, gebaseerd op toetsinkomen, waarin staat hoe hoog de inkomensafhankelijke bijdrage van ouders aan de kinderopvang is;

  • -

    Landelijk Register Kinderopvang: het landelijk register, als bedoeld in artikel 1.1. van de Wet Kinderopvang;

  • -

    Onderwijsachterstanden: kinderen die onder invloed van omgevingskenmerken het risico lopen om minder goed te presteren op school in vergelijking met kinderen met hetzelfde leerpotentieel, maar dan zonder die kenmerken;

  • -

    Ouderbijdrage: het bedrag dat ouders als eigen bedrage verschuldigd zijn voor voorschoolse educatie en/of peuteropvang;

  • -

    Versterken en/of vergroten ouderbetrokkenheid: activiteiten gericht op ouders ter stimulering van de ontwikkeling van hun kind, specifiek voor doelgroepkinderen;

  • -

    Pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie: betreft inzet ten behoeve van de kwaliteit van de voorschoolse educatie: betreft de totstandkoming en implementatie van beleidsvoornemens met betrekking tot voorschoolse educatie of coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie door een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo-niveau;

  • -

    Peuteropvang: kinderopvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar;

  • -

    Uurtarief kinderopvang: het bedrag dat als maximum uurprijs voor dagopvang is opgenomen in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvang;

  • -

    VE-indicatie: verklaring opgesteld door Jeugd en Gezin waarin wordt aangegeven dat het kind een (risico op een) onderwijsachterstand heeft en in aanmerking komt voor voorschoolse educatie;

  • -

    Voorschoolse educatie: op kinderopvanglocaties worden, aan de hand van een specifieke methodiek, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten aangeboden voor kinderen met een (risico op een) onderwijsachterstand;

  • -

    Vroegschoolse educatie: op basisscholen worden, aan de hand van een specifieke methodiek, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten aangeboden voor kinderen met een (risico op een) onderwijsachterstand in groep 1 en 2 van de basisschool, als bedoeld in artikel 1.1. van de Wet op het Primair Onderwijs.

Artikel 2. Toepasselijkheid Algemene Subsidie Verordening 2018

De Algemene Subsidie Verordening 2018 (ASV 2018) is van toepassing, tenzij daar in deze subsidieregeling uitdrukkelijk van wordt afgeweken.

Artikel 3. Doelstelling

Het doel van deze subsidieregeling is het ondersteunen van een succesvolle schoolloopbaan voor kinderen die door omgevingskenmerken een (risico op een) onderwijsachterstand hebben, door:

  • 1.

    het subsidiëren van peuteropvang voor peuters van 2 tot 4 jaar waarvan de ouders geen of onvoldoende recht hebben op kinderopvangtoeslag,

  • 2.

    het subsidiëren van voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters van 2,5 tot 4 jaar,

  • 3.

    het subsidiëren van de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie,

  • 4.

    het subsidiëren van activiteiten voor het versterken en/of vergroten van ouderbetrokkenheid,

zoals omschreven in het beleidskader Onderwijskansen Gelijke ontwikkelkansen voor elk kind.

Artikel 4. Activiteiten

  • 1.

    Het college kan jaarlijkse subsidie verstrekken voor:

    • a.

      Het aanbieden van toegankelijke peuteropvang voor peuters van 2 tot 4 jaar waarvan de ouders geen of onvoldoende recht hebben op kinderopvangtoeslag,

    • b.

      Het aanbieden van voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters, zodat zij in de leeftijd tussen 2,5 tot 4 jaar gebruik kunnen maken van voorschoolse educatie,

    • c.

      De inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie,

    • d.

      Het versterken en/of vergroten van ouderbetrokkenheid op kinderopvanglocaties met voorschoolse educatie, basisscholen die Rijksmiddelen voor Onderwijsachterstanden ontvangen, basisscholen die leerplichtige statushouders of vluchtelingen opvangen en overige organisaties die werkzaam zijn met doelgroepkinderen en hun ouders.

Artikel 5. Subsidieplafond en verdeling

  • 1.

    De gemeenteraad bepaalt jaarlijks, met inachtneming van de in de (concept) gemeentebegroting vastgestelde budgetten, voor 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar welk bedrag beschikbaar is voor:

    • a.

      peuteropvang,

    • b.

      voorschoolse educatie,

    • c.

      inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker en

    • d.

      het versterken en/of vergroten van ouderbetrokkenheid.

      Voor zover de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad geldt voor de hoogte van de budgetten het zogenaamde begrotingsvoorbehoud conform artikel 4.34 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

  • 2.

    De gemeenteraad kan een subsidieplafond instellen voor de activiteiten genoemd in artikel 4 lid 1.d: het versterken en/of vergroten van ouderbetrokkenheid.

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks de hoogte van de subsidiebedragen vast voor de uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 4. Daarbij geldt dat:

    • a.

      De grondslag voor de subsidie voorschoolse educatie en peuteropvang is:

      • -

        het werkelijk aantal afgenomen uren,

      • -

        het werkelijk gehanteerde uurtarief (met een maximum uurtarief conform het maximum uurtarief kinderopvang gesteld door de Belastingdienst) en

      • -

        de totaal in rekening gebrachte ouderbijdrage.

    • b.

      Voor peuteropvang geldt een subsidiabel totaalaantal maximale uren van 320 uur per kind op jaarbasis (of naar rato), voor zover de ouders aantoonbaar geen of onvoldoende recht hebben op Kinderopvangtoeslag,

    • c.

      Voor voorschoolse educatie geldt een subsidiabel totaalaantal maximale uren: doelgroeppeuters kunnen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar 960 uur gebruik maken van voorschoolse educatie. Voor de eerste 480 uur betalen ouders een inkomensafhankelijke ouderbijdrage conform de kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst. Waarbij kinderopvangtoeslag een voorliggende voorziening is. Alleen als ouders geen of onvoldoende recht hebben op kinderopvangtoeslag kunnen zij gebruik maken van de gemeentelijke regeling voor peuteropvang op grond van lid 3b. De overige uren worden door de gemeente aan de kinderopvangorganisatie betaald: voor ten hoogste het maximum uurtarief kinderopvang gesteld door de Belastingdienst en voor maximaal 6 uur per dag.

    • d.

      Het college stelt jaarlijks voor voorschoolse educatie een forfaitaire bijdrage per uur vast voor de extra bijkomende werkzaamheden voor elke geplaatste doelgroeppeuter.

    • e.

      Voor inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker geldt een inzet van 10 uur per doelgroeppeuter, per locatie, per jaar, die op 1 januari van het kalenderjaar van de subsidieverlening ingeschreven staan. Gebaseerd op de CAO kinderopvang, max. schaal 9 (Beleids- of stafmedewerker B),

Artikel 6. Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidie voor activiteiten zoals benoemd in artikel 4 lid 1 kan uitsluitend worden aangevraagd voor activiteiten ten behoeve van kinderen en/of ouders woonachtig in Gooise Meren.

  • 2.

    Subsidie voor activiteiten zoals benoemd in artikel 4 lid 1a t/m c kan uitsluitend worden aangevraagd door de houder van een kindcentrum dat is gevestigd in Gooise Meren en dat is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang in de zin van de Wet Kinderopvang.

  • 3.

    In afwijking op artikel 8.1 van ASV 2018 dient een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie voor 1 oktober worden ingediend in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 4.

    De aanvrager voor voorschoolse educatie en/of peuteropvang overlegt een gespecificeerde opgave per locatie met de volgende gegevens:

    • a.

      Registratienummer landelijk register, naam, adres en contactgegevens;

    • b.

      Een begroting, gebaseerd op een beredeneerde schatting, van het aantal kinderen dat zal deelnemen aan voorschoolse educatie en/of peuteropvang en het aantal uren dat zal worden afgenomen;

    • c.

      Een opgave van het voor het kalenderjaar geldende uurtarief voor peuteropvang en voorschoolse educatie;

    • d.

      Een opgave van de verwachte ouderbijdrage voorschoolse educatie en/of peuteropvang.

  • 5.

    De aanvrager voor subsidie voor voorschoolse educatie overlegt het meest recent vastgestelde beleidsplan in de zin van artikel 4 lid 1a van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie,

  • 6.

    De aanvrager van subsidie voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie neemt in de subsidieaanvraag op: de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie en hoe daarmee de kwaliteit van de voorschoolse educatie wordt bevorderd. Daarnaast wordt een loonberekening opgenomen in de aanvraag.

  • 7.

    De aanvrager voor subsidie voor het versterken en/of vergroten van ouderbetrokkenheid neemt in de subsidieaanvraag op: de activiteiten die de subsidieaanvrager gaat ondernemen, de doelgroep, de beoogde resultaten en een begroting.

Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van de aanvragen model aanvraag-formulieren vaststellen.

Artikel 7. Bijzondere bepalingen

  • 1.

    De aanvrager van de subsidie voor peuteropvang moet voldoen aan alle voorschriften voor de basiskwaliteit van kindercentra, gesteld bij of krachtens de Wet Kinderopvang.

  • 2.

    De aanvrager van de subsidie voor voorschoolse educatie voldoet daarnaast aan de kwaliteitseisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd.

  • 3.

    De aanvrager van subsidie voor voorschoolse educatie neemt in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijk wijze, op:

    • a.

      De visie op voorschools educatie,

    • b.

      De wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd en gevolgd,

    • c.

      De wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van hun kind.

    • d.

      De wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind naar het basisonderwijs.

    • e.

      Een beschrijving van de methodiek dat wordt gebruikt om, op gestructureerde en samenhangende wijze, de ontwikkeling te stimuleren op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

    • f.

      De wijze waarop de uitvoering van het pedagogisch beleidsplan jaarlijks geëvalueerd en waar nodig bijgesteld wordt.

  • 4.

    Kinderopvangtoeslag is een voorliggende voorziening. Alleen als ouders geen of onvoldoende recht hebben op kinderopvangtoeslag kan er gebruik gemaakt worden van de gemeentelijke regeling voor peuteropvang. Ook voor deelname aan de voorschoolse educatie moet voor het basisaanbod peuteropvang (de eerste 480 uur) kinderopvangtoeslag worden aangevraagd als dit mogelijk is, wanneer dit niet mogelijk is kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke regeling voor peuteropvang.

  • 5.

    De instelling die subsidie voor voorschoolse educatie en/of peuteropvang ontvangt stelt voorafgaande aan de plaatsing van de peuter vast of de ouders geen of onvoldoende recht op kinderopvangtoeslag hebben. Bij onvoldoende recht op kinderopvangtoeslag wordt de kinderopvangtoeslag aangevraagd voor het aantal uren dat ouders hier recht op hebben en voor het tekort aan uren kunnen ouders aanspraak maken op de gemeentelijke regeling.

  • 6.

    Voor het vaststellen van het gebruik van gemeentelijke subsidiegeld (en dus het ontbreken van recht of onvoldoende recht op kinderopvangtoeslag) zijn ouders verplicht om een verklaring in te vullen en de daarbij benodigde bewijsstukken aan te leveren.

  • 7.

    Ouders betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage, conform de kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst.

  • 8.

    De instelling die subsidie voor voorschoolse educatie en/of peuteropvang ontvangt factureert en int de ouderbijdrage en is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk ontvangen van deze bijdrage.

  • 9.

    Er mag geen extra ouderbijdrage aan ouders van doelgroeppeuters worden gevraagd bovenop de bijdrage die is gebaseerd op het maximaal uurtarief kinderopvang gesteld door de Belastingdienst.

  • 10.

    De instelling die subsidie voor voorschoolse educatie en/of peuteropvang ontvangt sluit met de ouders een overeenkomst waarin rechten en plichten zijn vastgelegd.

  • 11.

    De instelling die subsidie voor voorschoolse educatie en/of peuteropvang en/of het versterken en/of vergroten van ouderbetrokkenheid ontvangt, is verplicht om deel te nemen aan de overleggen van de regiegroep onderwijskansenbeleid. Het niet aanwezig zijn bij de overleggen kan van invloed zijn op de vaststelling van de subsidie.

Artikel 8. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9 van de ASV 2018 kan het college weigeren subsidie te verlenen indien:

  • 1)

    Door de toezichthouder in het lopende of voorgaande jaar één of meer overtredingen zijn geconstateerd van de belangrijkste voorwaarden Wettelijke basiskwaliteit kindercentra en/of Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 2)

    Als er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet in staat zal zijn om aan zijn verplichtingen te voldoen gedurende de looptijd van de subsidie.

  • 3)

    Indien er een subsidieplafond is gesteld en het totaalaantal toe te kennen subsidies het subsidieplafond overschrijdt, gelden de volgende verdeelregels:

    • -

      Het beschikbare bedrag wordt op basis van evenredigheid verdeeld.

      Als met deze berekening het subsidieplafond is bereikt, worden aanvragen die na het verstrijken van de gestelde indientermijn, dus te laat, zijn binnengekomen geweigerd.

      Als het subsidieplafond nog niet is bereikt worden subsidieaanvragen die na de gestelde indientermijn, dus te laat, zijn binnengekomen op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

Artikel 9. Toekenning en betaling

  • 1.

    Het college beslist op een volledige aanvraag voor een jaarlijkse subsidie, binnen 6 weken na vaststelling van de begroting door de Raad.

  • 2.

    Voor voorschoolse educatie wordt uitsluitend subsidie verleend voor kinderen die beschikken over een VE-indicatie van de jeugdarts van Jeugd en Gezin.

  • 3.

    De te verlenen en vast te stellen subsidie per uur voor peuteropvang is nooit hoger dan de door de instelling bij de aanvraag voor het kalenderjaar opgegeven gehanteerde uurprijs, met een maximum aan het maximale uurtarief kinderopvang zoals aangegeven door de belastingdienst voor dat kalenderjaar.

  • 4.

    De te verlenen subsidie voor peuteropvang wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief (tot een maximum van het maximale uurtarief kinderopvang zoals aangegeven door de belastingdienst voor dat kalenderjaar) vermenigvuldigd met het totaalaantal afgenomen uren per kind (doch maximaal 320 uur per kalenderjaar) verminderd met de ouderbijdrage conform artikel 7 lid 7.

  • 5.

    De te verlenen subsidie voor voorschoolse educatie wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief (tot een maximum van het maximale uurtarief kinderopvang zoals aangegeven door de belastingdienst voor dat kalenderjaar) verhoogd met de forfaitaire bijdrage voor extra bijkomende werkzaamheden voorschoolse educatie vermenigvuldigd met het totaal aantal afgenomen uren per doelgroepkind (doch maximaal 480 uur in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar), verminderd met de ouderbijdrage conform artikel 7 lid 7.

Artikel 10. Verantwoording

  • 1)

    Op de verantwoording van subsidies op grond van deze regeling is artikel 17 en 18 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Gooise Meren 2018 van toepassing.

  • 2)

    Onverminderd het bepaalde in artikel 17 en 18 van de ASV 2018 moet de aanvraag tot subsidievaststelling van voorschoolse educatie en/of peuteropvang vergezeld gaan, per afzonderlijke locatie van de houder, van een gespecificeerd overzicht, van:

    • a.

      Het aantal doelgroeppeuters dat per eerste van de maand was ingeschreven,

    • b.

      Het aantal uren per maand dat peuteropvang door peuters met ouders zonder of een beperkt recht op peuteropvang zijn afgenomen, en

    • c.

      Het aantal uren per maand dat doelgroeppeuters gebruik hebben gemaakt van voorschoolse educatie (indien er voorschoolse educatie wordt aangeboden),

  • 3)

    Daarnaast beschikt de subsidieontvanger over de volgende bewijsstukken in zijn eigen administratie:

    • a.

      Van alle doelgroeppeuters een VE-indicatieformulier van Jeugd en Gezin;

    • b.

      Van alle ouders die aangeven geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag een ondertekende ouderverklaring en een IB-60 verklaring van de Belastingdienst;

    • c.

      Een getekende overeenkomst tussen de houder van het geregistreerde kindercentrum en de ouder van het kind.

  • 4)

    Het college kan de gegevens bedoeld in het derde lid bij de subsidieontvanger opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren.

Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van verantwoording modelformulieren vaststellen.

Artikel 11. Vaststelling

  • 1)

    College stelt op basis van het ingediende vaststellingsverzoek de subsidie voor de activiteiten genoemd onder artikel 4 lid 1a en 1b vast op basis van het gedurende kalenderjaar daadwerkelijk afgenomen aantal uren voorschoolse educatie en/of peuteropvang. Op de vast te stellen subsidie wordt de ouderbijdrage in mindering gebracht.

  • 2)

    College stelt op basis van het ingediende vaststellingsverzoek de subsidie voor de activiteit genoemd onder artikel 4 lid 1c vast op basis van het aantal doelgroeppeuters die op 1 januari van het kalenderjaar van de subsidieverlening ingeschreven staan en de aangeleverde loonberekening.

  • 3)

    College stelt op basis van het ingediende vaststellingsverzoek de subsidie voor de activiteit genoemd onder artikel 4 lid 1d vast op basis van een inhoudelijk verslag van de activiteit waarin in ieder geval is opgenomen: een beschrijving van de activiteit zoals uitgevoerd, het aantal kinderen en/of het aantal ouders dat hebben deelgenomen aan de activiteit, de behaalde resultaten en een overzicht van gemaakte kosten.

  • 4)

    Niet of niet geheel voldoen aan de subsidie verbonden verplichtingen of het niet tijdig indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie kan leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie.

Artikel 12. Situaties waarin deze regeling niet voorziet

Het college kan in bijzondere, individuele gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling als de regeling tot onbillijkheden van aard leidt.

Artikel 13. Overgangsbepaling 2020

  • 1)

    In afwijking van artikel 6, lid 3 en 4 kunnen subsidieaanvragen voor de periode 1 augustus t/m 31 december 2020 worden ingediend tot uiterlijk 1 september 2020.

  • 2)

    De doelgroeppeuters die in het schooljaar 2019-2020 al zijn gestart met voorschoolse educatie kunnen onder de nieuwe voorwaarden deel blijven nemen aan de voorschoolse educatie, ook als zij nog geen 2,5 jaar oud zijn.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

De regeling treedt in werking op 1 augustus 2020 en kan worden aangehaald als: Regeling voorschoolse educatie en peuteropvang.

Naar boven