Verordening Individuele Studietoeslag Stichtse Vecht 2020

De raad van de gemeente Stichtse Vecht,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 mei 2020;

gehoord de commissie Sociaal Domein van 16 juni 2020;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel c, en 36b, eerste lid van de Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

VERORDENING Individuele Studietoeslag Stichtse Vecht 2020

 

Hoofdstuk 1 Algemene begrippen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht;

  • Wet: Participatiewet (Pw);

  • Individuele studietoeslag: toeslag als bedoeld in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet;

  • WTOS:Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersvoorzieningen

De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening en de daarop berustende bepalingen van toepassing.

Hoofdstuk 2. Aanvragen individuele studietoeslag

 

 

Artikel 2. Indienen aanvraag

Een aanvraag tot het verlenen van een individuele studietoeslag, wordt ingediend met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

Artikel 3. Doelgroep

  • 1.

    Het college bepaalt of aanvrager voldoet aan de criteria van artikel 36b van de Participatiewet en structureel niet in staat is tot het verwerven van inkomsten naast de studie als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek.

Het college kan voor deze beoordeling een medisch advies opvragen.

 

Hoofdstuk 3. Voorwaarden, hoogte en uitbetaling individuele studietoeslag

 

 

Artikel 4. Voorwaarden individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag wordt niet eerder toegekend dan vanaf de eerste dag van de maand waarop de aanvraag is ingediend voor de (resterende) duur van het school- of studiejaar.

  • 2.

    De individuele studietoeslag wordt tussentijds beëindigd zodra de studie wordt gestaakt of betrokkene niet langer voldoet aan het gestelde in art. 36b, eerste lid, onder b, van de wet.

  • 3.

    Het college kan in beleidsregels nadere regels opstellen voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 5. Hoogte en uitbetaling individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag bedraagt € 300 per maand.

  • 2.

    Een individuele studietoeslag wordt per maand uitbetaald.

  • 3.

    Het college kan in beleidsregels nadere regels opstellen voor de uitvoering van dit artikel.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 7. Intrekken oude verordening

De Verordening Individuele Studietoeslag Stichtse Vecht 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Individuele Studietoeslag Stichtse Vecht 2020.

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraadsvergadering van 8 juli 2020,

De griffier, De voorzitter,

mw. B. Espeldoorn-Bloemendal drs. A.J.H.T.H. Reinders

Toelichting verordening Individuele Studietoeslag Stichtse Vecht 2020

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Participatiewet in 2015 is een studieregeling geïntroduceerd: de individuele studietoeslag. De regeling is in 2018 uitgebreid geëvalueerd en op basis van die evaluatie is gewerkt aan een aanpassing van de regeling. De wijzigingen worden in het kader van het Uitvoeren Breed offensief aangepast in de Participatiewet (TK 2019-2020, 35 394). Zodra deze wijzigingen in werking treden wordt artikel 36b Participatiewet in zijn geheel aangepast. Vooruitlopend op deze wetswijziging heeft de staatssecretaris bij Verzamelwet SZW (gepubliceerd op 17 december 2019) het criterium in artikel 36b, lid 1, onderdeel d gewijzigd in ‘door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven’. Dit criterium sluit beter aan bij de intentie van de wet. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan (of blijven) volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet, totdat de wet wordt gewijzigd, worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen of door een medische urenbeperking onvoldoende kunnen bijverdienen tijdens de studie. Na inwerkingtreding van de voorgenomen wijzigingen in de wet moet de Individuele Studietoeslag worden gezien als een eigensoortige uitkering binnen de Participatiewet.

Op grond van artikel 8, eerste lid onderdeel c van de Participatiewet is de gemeente verplicht in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid van de Participatiewet). Deze verplichting vervalt ook zodra de voorgestelde wijzigingen in de wet in werking treden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen.

Artikel 2. Indienen aanvraag

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, wordt in het derde lid bepaald dat dit moet worden gedaan door middel van een door of namens het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Vandaar ook dat in deze verordening het begrip “aanvraag” wordt gehanteerd en niet “verzoek”. Het gaat dus om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3. Doelgroep

In het eerste lid wordt nog eens benadrukt dat een aanvrager op datum aanvraag moet voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet. Een van de voorwaarden is dat de aanvrager recht moet hebben op studiefinanciering of een vergoeding op grond van de WTOS. Dit betekent niet dat de aanvrager ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat de aanvrager recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Een andere voorwaarde is dat bij de aanvrager moet worden vastgesteld of de aanvrager niet in staat is om, als gevolg van zijn of haar beperking, inkomsten te verwerven naast de studie. Voor het beoordelen van dit criterium kan het college een medisch advies opvragen.

Artikel 4. Voorwaarden individuele studietoeslag

In het eerste lid is bepaald dat een studietoeslag pas wordt toegekend vanaf de eerste van de maand waarop de aanvraag is ingediend. Het is niet de bedoeling dat een toeslag met terugwerkende kracht, bijvoorbeeld vanaf datum aanvang studiejaar, wordt verstrekt. Bij ongewijzigde omstandigheden loopt de toeslag tot aan het eind van het school- of studiejaar. Belanghebbende kan tegen het einde van school- of studiejaar een nieuwe aanvraag indienen. Het tweede lid maakt duidelijk dat de studietoeslag tussentijds wordt beëindigd zodra de studie wordt gestaakt of belanghebbende niet langer recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Op grond van artikel 17 lid 1 van de Participatiewet geldt de inlichtingenplicht. Deze inlichtingenplicht geldt ook voor de studietoeslag voor die feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op studietoeslag. Indien de inlichtingenplicht niet of onbehoorlijk is nagekomen, waardoor ten onrechte studietoeslag is verstrekt, is herziening/intrekking en terugvordering aan de orde op grond van artikel 54, derde lid en artikel 58, eerste lid van de Participatiewet.

Artikel 5. Hoogte en uitbetaling individuele studietoeslag

Voor de uitvoerbaarheid is gekozen om een vast bedrag per maand als studietoeslag vast te stellen. De hoogte van het bedrag wordt landelijk overal gelijk, dit wordt vastgelegd in een AMvB. Het uitgangpunt hiervoor is circa €300 per maand. In deze verordening wordt, vooruitlopend op de AMvB, aangesloten bij dit uitgangspunt.

Het ligt voor de hand om de studietoeslag per maand te betalen omdat de toeslag bedoeld is als inkomensaanvullende regeling voor het dekken van algemene kosten van levensonderhoud. Veel van die kosten doen zich maandelijks voor, zoals woonlasten, zorgpremies, etc. Daarnaast vindt betaling vanuit een bijbaan in de regel ook maandelijks plaats. Verder sluit een maandbetaling ook meer aan bij het systeem van in- en uitschrijving bij een studie. Gewoonlijk gebeurt dat per maand (vaak de eerste van de maand). Dit sluit bovendien aan bij het uitgangspunt van het ministerie.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Intrekken oude verordening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Naar boven