Mandaatbesluit van burgemeester en wethouders van Laren voor de OFGV 2018

 

Het college van burgemeester en wethouders van Laren,

 

Gelet op:

 

Afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Woningwet, de Algemene Plaatselijke verordening van de gemeente Laren;

de bij bovengenoemde wetten behorende AMvB’s, circulaires en regelingen;

artikel 4, derde lid, van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

 

de op grond van artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verleende instemming van de directeur van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, nadat die zich ervan vergewist heeft dat het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst hiermee instemt;

B E S L U I T :

 

Vast te stellen het Mandaatbesluit van burgemeester en wethouders van Laren voor de OFGV 2018.

 

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • A.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders besluiten te nemen;

  • B.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouder gemeente Laren;

  • C.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Laren;

  • D.

    OFGV: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

  • E.

    directeur: de directeur van de OFGV bedoeld in artikel 20, derde lid van de Gemeenschappelijke regeling OFGV;

  • F.

    machtiging: de bevoegdheid om namens burgemeester en wethouders handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • G.

    portefeuillehouder: het lid van het college van burgemeester en wethouders dat zich bezighoudt met vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving;

  • H.

    BRZO: Besluit risico’s zware ongevallen;

  • I.

    RIE: Richtlijn Industriële emissies (2010/75/EU)/

 

Artikel 2 Mandaatverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen aan de directeur mandaat om namens hen de in het tweede lid genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

  • 2.

    De bevoegdheden waarop het mandaat betrekking heeft, zijn – ingedeeld naar categorie en voorzien van een mandaatnummer – vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 3.

    Het in het eerste lid verleende mandaat omvat zowel de bevoegdheid om de in het tweede lid bedoelde besluiten te nemen, als de bevoegdheid om de met deze besluiten samenhangende voorbereidende en uitvoerende besluiten te nemen en de ment de voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te onderteken.

  • 4.

    De directeur neemt bij de aan hem in mandaat verleende bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van burgemeester en wethouders in acht, als bedoeld in artikel10:6, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 3 Vertegenwoordiging in rechte

  • Burgemeester en wethouders machtigen de directeur om in voorkomende gevallen, voor zover het de in artikel 2, eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, medewerkers van de OFGV die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, aan te wijzen om burgemeester en wethouders in rechte te vertegenwoordigen.

 

Artikel 4 Machtiging

  • 1.

    Burgemeester en wethouders machtigen de directeur om namens en onder verantwoordelijkheid van hen feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtshandelingen zijn.

  • 2.

    De bevoegdheden waarop de machtigingen betrekking heeft, zijn – ingedeeld naar categorie en voorzien van een nummer – vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 3.

    De directeur kan medewerkers die onder zijn verantwoordelijk vallen machtigen om de in de vorige leden genoemde handelingen te verrichten. Wanneer de directeur hiertoe besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan burgemeester en wethouders. Dit besluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

 

Artikel 5 Voorwaarden mandaat en machtiging

  • 1.

    De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de relevante wet- en regelgeving, de door de gemeenteraad vastgestelde kaders alsmede het door burgemeester en wethouders vastgestelde beleid.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, kan beschikken.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders treden bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringaspecten.

 

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1.

    De directeur informeert burgemeester en wethouders indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequenties kan hebben dat de gemeente en/of burgemeester en wethouders aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur tijdig alle benodigde informatie aan burgemeester en wethouders en voert hij overleg met burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De directeur en de portefeuillehouder overleggen regelmatig over de planning, de aantallen, de kwaliteit en de tijdigheid van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid en het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aan de directeur verleende machtiging.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders laten zich bij het in het eerste lid bedoelde overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder.

 

Artikel 7 Ondermandaat

  • 1.

    De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2 eenmaal in ondermandaat opdragen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat met zoveel woorden ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit, uitdrukkelijk is uitgesloten.

  • 2.

    De directeur is verplicht om het in het eerste lid genoemde ondermandaatbesluit toe te sturen aan burgemeester en wethouders. Het ondermandaatbesluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

  • 3.

    De artikelen 2, 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

 

Artikel 8 Ondertekening

  • Uit de ondertekening van de in mandaat dan wel ondermandaat genomen besluiten moet blijken dat het betreffende besluit namens burgemeester en wethouders is genomen.

 

Artikel 9 Vervanging

  • In geval afwezigheid van de directeur, kan het mandaat c.q. de machtigingen worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. De vervanging is van overeenkomstig toepassing op het ondermaat en het in artikel 4, derde lid genoemde besluit.

 

Artikel 10 Verantwoording aan burgemeester en wethouders

  • De directeur brengt periodiek schriftelijk verslag uit aan burgemeester en wethouders over het door hem uitgeoefende mandaat c.q. machtiging en het door hem verleende ondermandaat.

 

Artikel 11 Evaluatie

  • Dit besluit wordt vijf jaar naar inwerkingtreding geëvalueerd.

 

Artikel 12 Intrekking

  • Het Mandaatbesluit van Laren aan de OFGV van 12 maart 2013 wordt ingetrokken.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding

Het mandaatbesluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2019

 

Artikel 14 Citeertitel

  • Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit van burgemeester en wethouders van Laren voor de OFGV 2018

 

 

 

 

 

Aldus besloten in de vergadering van college van burgemeester en wethouders van Laren van datum 19 februari 2019.

Het college van burgemeester en wethouders van Laren,

G. Kolhorn R. Kruisinga

Secretaris, burgemeester,

Aldus – gelet op artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet Bestuursrecht – mee ingestemd door:

mr.drs. P.M.R. Schuurmans

Directeur Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en vechtstreek

Naar boven