Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de heffing en invordering van reclamebelasting (Verordening Reclamebelasting 2020)

De raad van de gemeente Hoeksche Waard;

 

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2020 Centrumzone Oud-Beijerland

(Verordening reclamebelasting 2020)

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • c.

    onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    openbare weg: zoals bedoeld in, hoofdstuk II van de Wegenwet.

  • f.

    openbare aankondiging: alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop gericht zijn de belangstelling van het publiek te trekken van hetgeen wordt aangekondigd;

  • g.

    niet-woning: een onroerende zaak die niet tot woning dient, conform artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet;

  • h.

    zorginstellingen: een instelling in de zin van artikel 1, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2, lid 2 bij niet-woningen een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing binnen het afgebakende gebied van de voormalige gemeente Oud-Beijerland zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart ‘Centrumzone’. Dit gebied wordt begrensd door en bevat tenminste de volgende straten in Oud-Beijerland:

    • Beneden Molendijk t/m nr. 33

    • Bierkade

    • Boomgaardstraat

    • Bootstraat

    • Boterhof

    • Buitenhavenstraat

    • Gedempte Spui

    • Havendam

    • Julianastraat even t/m 36

    • Julianastraat oneven t/m 23

    • Kerkstraat

    • Marktplein

    • Middelstraat

    • Molendijk t/m 60 en 76, 84, 86

    • Nobelstraat even t/m 44,

    • Nobelstraat oneven t/m 27

    • Oostdijk even t/m 78

    • Oostdijk oneven t/m 83

    • Oostkade

    • Ooststraat even t/m 22

    • Ooststraat oneven t/m 49

    • Oost-Voorstraat t/m 75

    • Peperstraat

    • Scheepmakershaven

    • Veilingpassage

    • Vierwiekenplein t/m 48 en 97 t/m 109

    • Vlietkade

    • Van Brakelstraat 1

    • Waterstal

    • West-Voorstraat

    • Wilhelminaplein t/m 57

    • Wilhelminastraat

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak, waarop en waarbij één of meer openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg worden aangetroffen.

  • 2.

    Indien geen gebruiker bekend is van de onroerende zaak waarbij één of meer openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg worden aangetroffen, wordt de reclamebelasting geheven van de eigenaar van die onroerende zaak.

Artikel 4 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • h.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • i.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • j.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven over de waarde van de onroerende zaak.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3.

    De verschuldigde belasting bedraagt een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4.

    Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 5.

    Het vaste belastingbedrag van de reclamebelasting bedraagt € 312,-.

  • 6.

    Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van

    € 1,60 per € 1.000,00 aan WOZ-waarde, zodra de waarde van de onroerende zaak een bedrag van € 250.000,00 aan WOZ-waarde overstijgt.

  • 7.

    De verschuldigde belasting bedraagt maximaal € 1.231,-.

  • 8.

    Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar wordt verminderd, wordt de aanslag reclamebelasting ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 6.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het vierde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 dient de aanslag te worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen vervallen telkens een maand later.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening reclamebelasting 2019’ van 4 december 2018 van de gemeente Oud-Beijerland wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reclamebelasting 2020".

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoeksche Waard van 17 december 2019.

de griffier,

G. de Schipper-Tinga

de voorzitter,

G. Veldhuijzen

Bijlage: Kaart 'Centrumzone'

 

Behorende bij Verordening Reclamebelasting 2020, d.d. 17 december 2019

 

Naar boven