Besluit tot tweede wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasdriel heeft, gelet op het bepaalde in artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen toestemming van de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel op 6 juni 2019, op 2 juli 2019 besloten tot aanpassing van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland.

Artikel I Wijziging regeling

De Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1, eerste lid, onder b, komt te luiden:

basistaken: taken bedoeld in artikel 7.1 van het Besluit omgevingsrecht;

 

B.

Artikel 1, eerste lid, onder e, komt te luiden:

complexe taken: basistaken ten aanzien van complexe bedrijven zijnde:

  • vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer die worden ingedeeld in milieucategorie 4.2 en hoger als bedoeld in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 of

  • inrichtingen waarop de Richtlijn industriële emissies van toepassing is als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of

  • overige inrichtingen onder provinciaal bevoegd gezag;

C.

Artikel 1, eerste lid, onder n, komt te luiden:

robuust: in overeenstemming met de kwaliteitscriteria KPMG, versie 2.1 dan wel de daarvoor in de plaats getreden nieuwe versie of andere wet- en regelgeving;

 

D.

Na het derde lid van artikel 1 wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 4.

    Uitgezonderd van de complexe taken zijn de volgende vergunningplichtige inrichtingen die worden ingedeeld in milieucategorie 4.2 en hoger als bedoeld in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009:

    • -

      inrichtingen, die uitsluitend onder de Richtlijn industriële emissies categorie 6.6 vallen;

    • -

      inrichtingen bestemd voor cultuur, sport en recreatie (SBI 9321, 931.1 t/m 931.10, 931.B t/m 931.D en 93299);

    • -

      rangeerterreinen (SBI 491,492.2);

    • -

      trafostations (SBI 35.C4 en 35.C5) en de schakelstations van het 380 kV hoogspanningsnet;

    • -

      agrarische inrichtingen die mest verwerken als nevenactiviteit, waarbij de mest uitsluitend afkomstig van de eigen inrichting;

    • -

      inrichtingen met een helikopterlandplaats als nevenactiviteit (SBI 5223.B);

    • -

      betonmortel en -waren (SBI 23611, 2363, 2364, 2365 en 2369) de vergunningplichtige niet IPPC‐inrichtingen;

    • -

      rioolwaterzuiveringen (SBI 3700): de vergunningplichtige niet IPPC‐inrichtingen.

E.

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd Omgevingsdienst Rivierenland.

F.

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 brengen de deelnemers de uitvoering van de basistaken onder bij het openbaar lichaam, met dien verstande dat provincie Gelderland de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, onder a en b van het Besluit omgevingsrecht onderbrengt bij de Omgevingsdienst Regio Nijmegen.

G.

Artikel 9 onderdeel e komt te vervallen. Onderdeel f wordt geletterd e.

 

H.

In artikel 11, eerste lid, wordt ‘11’ vervangen door: 9.

 

I.

Artikel 14 komt te luiden:

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting en de jaarrekening vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot oprichting van en deelneming in rechtspersonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 55a van de Wet.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet, maar in ieder geval met uitzondering van de bevoegdheden tot het vaststellen van de begroting en wijziging en actualisatie daarvan, de vaststelling van de jaarrekening en het besluit tot oprichting van en deelneming in rechtspersonen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan instructies geven voor de werkwijze van het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist over alle andere aangelegenheden waarvoor de bevoegdheid niet op grond van de Wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter toekomt.

J.

Artikel 38, eerste lid, komt te vervallen.

Artikel II Inwerkingtreding

A.

Deze wijziging treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

 

B.

Indien bekendmaking door Gedeputeerde Staten na die datum plaatsvindt, treedt de wijziging in op de dag nadat deze is bekendgemaakt en werkt deze terug tot 1 januari 2019.

Naar boven