Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

 

 

Zaaknummer: 1894/2017/904919

Documentnummer: 1894/2018/1222928

Besluitnummer:

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in 15, 35, 48, 49, 50, 51 van de Participatiewet

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop het college op grond van artikel 35 Participatiewet uitvoering geeft aan de bevoegdheid bijzondere bijstand te verstrekken.

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2Aard van de bijzondere bijstand

  • 1.

    In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Alleenstaande : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub a Participatiewet;

    • b.

      Alleenstaande ouder : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub b Participatiewet;

    • c.

      Awb : Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      AWBZ : de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • e.

      AZC : Asielzoekers Centrum;

    • f.

      Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

    • g.

      Bijstandsnorm : de norm zoals bedoeld in artikel 5 sub c Participatiewet toepasselijke bijstandsnorm verminderd met de van toepassing zijnde verlaging conform de beleidsregel uitkering in verband met de woonsituatie, schoolverlaters en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet;

  • h.

    Bijzondere bijstand : de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid Participatiewet;

  • i.

    CAK : Centraal Administratiekantoor;

  • j.

    College : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas;

  • k.

    Gehuwde : de echtgenoot of partner als bedoeld in artikel 3 Participatiewet;

  • l.

    Gezin : het gezin als bedoeld in artikel 4 sub c Participatiewet;

  • m.

    IND : Immigratie- en Naturalisatiedienst;

  • n.

    Inkomen : het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 Participatiewet;

  • o.

    Inrichting : de instelling als bedoeld in artikel 1 sub f Participatiewet;

  • p.

    Kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub d Participatiewet;

  • q.

    Ten laste komend kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub e Participatiewet;

  • r.

    Vermogen : het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet;

  • s.

    WHT : Wet op de huurtoeslag;

  • t.

    Wmo : Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • u.

    Woning : een woning, woonwagen of woonschip;

  • v.

    WJZ : Wet op de jeugdzorg;

  • w.

    WLZ : Wet Langdurige Zorg;

  • x.

    WHT : Wet op de huurtoeslag

  • y.

    ZIN : Zorginstituut Nederland;

  • z.

    Zvw : Zorgverzekeringswet;

  • zz.

    Zorgverzekering : een bij een zorgverzekeraar afgesloten zorgverzekering inclusief

een aanvullende verzekering en tandartsverzekering.

2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand, zoals aangegeven in artikel 35 lid 1 Participatiewet, wordt verstrekt als in het individuele geval bijzondere omstandigheden leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet en die niet gedekt worden door voorliggende voorzieningen .

  • 2.

    Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van personen bepalen de bijzonderheid van bestaanskosten.

  • 3.

    Bijzondere bijstand wordt in beginsel niet bij voorschot verstrekt.

Artikel 3 De doelgroep

  • 1.

    Een persoon heeft recht op bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 Participatiewet als het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 22 Participatiewet en het vermogen lager is als het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet;

  • 2.

    De kostendelersnorm, zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet, wordt niet toegepast ten aanzien van de bepalingen in deze beleidsregel, met uitzondering van de woonkostentoeslag zoals bedoeld in artikel 18 van deze beleidsregel;

  • 3.

    Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder, die geen begrafenis of crematie voorziening getroffen hebben, wordt als uitzondering op hetgeen onder lid 1 van dit artikel gesteld, een gemaximeerd bedrag als reservering voor kosten van begrafenis of crematie vrijgelaten. 

Artikel 4 Periode

De hoogte van het inkomen en vermogen, zoals bedoeld in artikel 3 kan worden vastgesteld voor een periode van maximaal 12 maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend of waarop de bijstandsverlening betrekking heeft.

Artikel 5 Vaststellen maandinkomen

  • 1.

    Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt ten aanzien van regelmatig ontvangen inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 van deze beleidsregel aangegeven periode van een jaar aanvangt.

  • 2.

    Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen de som van deze inkomsten over de 3 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 van deze beleidsregel aangegeven periode van een jaar aanvangt, gedeeld door 3.

  • 3.

    Bij de toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel, kan al rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de in artikel 4 van deze beleidsregel aangegeven periode van 12 maanden zal optreden.

  • 4.

    Voor zover belanghebbende(n) met kinderen, kosten (eigen bijdrage) voor kinderopvang hebben en reiskosten ten behoeve van noodzakelijke scholing, die voor eigen rekening komen, wordt ten aanzien van deze kosten 5% van de norm zoals bedoeld in artikel 21 sub b Participatiewet bij de inkomensberekening in mindering gebracht.

Artikel 6 De wijze en het tijdstip van aanvragen

  • 1.

    Het college stelt het recht op bijzondere bijstand op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2.

    De bijstand wordt door de gehuwden gezamenlijk aangevraagd, dan wel door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3.

    Het college kan het recht op bijstand in bijzondere omstandigheden ambtshalve vaststellen.

  • 4.

    Een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen de termijn van 3 maanden gerekend vanaf de datum van de factuur. Bij duurzame gebruiksgoederen geldt gelet op artikel 10 lid 3 een afwijkende regeling.

  • 5.

    Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college aan te reiken aanvraagformulier.

Artikel 7 De hoogte van de bijstand

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de meest actuele NIBUD-prijzengids en voor zover de gevraagde kosten niet vermeld staan op deze lijst wordt de hoogte vastgesteld op individuele basis.

  • 2.

    In voorkomende gevallen wordt een mogelijke besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van:

    • a.

      de goedkoopst mogelijke adequate voorziening en;

    • b.

      tot een maximum bedrag van 5% van de van toepassing zijnde norm maal 60 maanden.

Artikel 8 Medische of sociaal noodzakelijke kosten

  • 1.

    Medische kosten die hoger zijn dan de hiervoor gehanteerde vergoedingen ingevolge de AWBZ, WLZ, Zvw, Wmo2015 en aanvullend verzekeringspakket ‘Compleet’ VGZ gemeentepakket, al dan niet afgesloten, kunnen als bijzondere kosten worden aangemerkt. Op medische indicatie kunnen de kosten van extra bewassing, kledingslijtage, extra stookkosten, dieetkosten, alarmering, maaltijdvoorziening en andere specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende als bijzondere kosten worden aangemerkt en vergoed.

  • 2.

    Als uitzondering op lid 1 van dit artikel geldt dat voor de volledige medisch noodzakelijke kosten bijzondere bijstand wordt verleend, ingeval belanghebbende zich niet aanvullend kán verzekeren als gevolg van registratie bij het CAK. De bijzondere bijstand wordt in deze situatie verstrekt in de vorm van leenbijstand. De aflossing van deze leenbijstand vindt plaats conform artikel 12 van deze beleidsregel.

  • 3.

    Als uitzondering op lid 2 van dit artikel geldt dat, in geval van geregistreerde schuldsanering, de medisch noodzakelijke kosten om niet worden verstrekt.

Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering

  • 1.

    Als afgeleide van de tegemoetkoming in de kosten van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering komen belanghebbenden die gebruik maken van de aanvullende collectieve ziektekostenverzekering VGZ, in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de premie per persoon per maand, tot het bedrag zoals vermeld in lid 2 van dit artikel. De inkomensgrens ligt op 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met een vermogen tot de geldende vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

  • 2.

    De tegemoetkoming in aanvullende ziektekosten bedraagt per maand per verzekerde:

€ 17,45 voor het pakket Compact

€ 30,00 voor het pakket Compleet (exclusief meeverzekeren verplicht eigen risico)

€ 45,00 voor het pakket Compleet + ER (inclusief meeverzekeren verplicht eigen risico)

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Eenmaal per 6 jaar kunnen huishoudens die tot de doelgroep behoren zoals bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregel, na vaststelling van de noodzaak, bijzondere bijstand om niet ontvangen, voor de kosten van vervanging van wasmachine, koelkast, kookplaat/fornuis of stofzuiger en bezorgkosten.

  • 2.

    Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de bijzondere bijstand om niet voor bovengenoemde duurzame gebruiksgoederen geldt dat men 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen heeft ontvangen dat lager of gelijk is aan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarbij bij een overschrijding een geringe marge tot € 5,00 wordt gehanteerd.

  • 3.

    Een aanvraag voor een bijdrage ten behoeve van duurzame gebruiksgoederen moet in beginsel worden ingediend vóór het tijdstip dat de kosten worden gemaakt c.q. de nieuwe duurzame goederen zijn aangeschaft in verband met het vaststellen van de noodzaak. Het te vervangen goed moet worden bewaard om de noodzaak van de vervanging aan te kunnen tonen.

  • 4.

    Voorafgaand aan de vervanging wordt de mogelijkheid van reparatie onderzocht. In dat geval worden voorrij- en reparatiekosten vergoed.

Artikel 11 Kosten beschermingsbewind en budgetbeheer

  • 1.

    Voor de salariskosten van beschermingsbewind kan het college bijzondere bijstand verstrekken, overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

  • 2.

    De kosten van (erkend) budgetbeheer kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand indien het college het budgetbeheer noodzakelijk acht.

  • 3.

    Schuldhulpverlening zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en door het college aangeboden budgetbeheer zijn voorliggende voorziening.

  • 4.

    Ingeval van aanwezige (problematische) schulden, vergoedt het college de kosten van beschermingsbewind en/of budgetbeheer alleen dan, nádat het college heeft vastgesteld dat er geen andere voorliggende voorzieningen beschikbaar en toereikend zijn.

  • 5.

    De vergoeding bedraagt 75% van de kosten indien, zonder toestemming van het college, bewindvoering of budgetbeheer is aangevraagd en er sprake is van de in lid 4 van dit artikel genoemde omstandigheid.

Artikel 12 Leningen bij schulden

  • 1.

    Als er sprake is van een door het college noodzakelijk geachte lening in het kader van schuldsanering, wordt het bedrag van de lening vastgesteld op 36 maanden x de aflossingscapaciteit.

  • 2.

    De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening.

Artikel 13 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1.

    Indien een advocaat op grond van de Wet op de rechtsbijstand is toegevoegd kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage, het griffierecht en andere bijkomende kosten die nodig zijn om de gerechtelijke procedure in te stellen.

  • 2.

    Geen bijstand wordt verstrekt voor:

    • a.

      De veroordeling in de proceskosten, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden

    • b.

      De kosten die worden gemaakt in een bezwaarfase.

    • c.

      Vertaalkosten.

    • d.

      Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Hiervoor bestaat een voorliggende voorziening, namelijk het Besluit proceskosten bestuursrecht.

  • 3.

    Het Juridisch Loket van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een voorliggende voorziening voor rechtsbijstand. De belanghebbenden die een aanvraag indienen voor een bijdrage ten behoeve van de kosten voor rechtsbijstand, zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast.

Artikel 14 Legeskosten

  • 1.

    Legeskosten voor het aanvragen of verlengen van de verblijfsvergunning en legeskosten voor naturalisatie kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • 2.

    Op de, bij lid 1 van dit artikel genoemde, vergoeding worden de kosten van een Nederlandse identiteitskaart in mindering gebracht na rato de periode waarover de verblijfsvergunning geldig is.

  • 3.

    De bij lid 1 van dit artikel genoemde vergoeding wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 15 Reiskosten

  • 1.

    In het geval het de eigen bijdrage ziekenvervoer betreft wordt de bijzondere bijstand vastgesteld tot het bedrag dat voor eigen rekening blijft.

  • 2.

    Reiskosten in verband met ziekenbezoek van familieleden in de eerste en tweede graad kunnen voor maximaal 2 dagen per week volgens het openbaar vervoer tarief worden vergoed. Bij terminale patiënten is een hogere frequentie mogelijk. Als bewijs voor betaling wordt het (ziekenhuis-)bewijs van opname(n) en ontslag(en) gehanteerd.

  • 3.

    Sommige verzekeraars vergoeden de kosten onder 1, 2 en 3 vanuit een aanvullende verzekering, geheel of gedeeltelijk. Deze vergoeding wordt op de bijzondere bijstand als zijnde een voorliggende voorziening in mindering gebracht.

  • 4.

    Reiskosten in verband met het bezoeken van familieleden in de eerste en tweede graad in detentie (in Nederland) worden volgens het openbaar vervoer tarief voor maximaal 1 dag per week vergoed.

Artikel 16 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

  • 1.

    Tijdens een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis en vanaf het moment dat dit een wijziging van de norm tot gevolg heeft kan er voor de duur van maximaal één jaar bijzondere bijstand worden verleend voor de doorbetaling van de vaste lasten (huur, vast recht voor gas, water en elektra en netwerkkosten) in verband met het aanhouden van de woning in de gemeente Peel en Maas.

  • 2.

    Als vooraf vaststaat dat de opname geldt voor onbepaalde tijd kan er bijzondere bijstand worden verleend voor de periode van huuropzegging.

Artikel 17 Eerste huurlasten, waarborgsom en inrichtingskosten

  • 1.

    Indien een belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomensloze situatie beschikt over onvoldoende middelen voor de betaling van de eerste volledige maandhuur, administratiekosten en inrichtingskosten en redelijkerwijze niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten, kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten.

  • 2.

    Tot de in het eerste lid genoemde categorie behoren in ieder geval personen die:

    a. de opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC) verlaten; of

    b. langdurig verblijf in een inrichting verlaten en die een inkomen hadden op basis van zak- en kleedgeld.

  • 3.

    De eerste volledige maandhuur en de administratiekosten worden om niet verstrekt, de inrichtingskosten worden in de vorm van een geldlening verstrekt.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, waarbij de aflossing conform artikel 22 van deze beleidsregel wordt vastgesteld.

Artikel 18 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Indien een eigen woning wordt bewoond of een huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak gemaakt kan worden op een bijdrage op grond van de WHT, kan gedurende maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden verleend.

  • 2.

    Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonlasten hoger zijn dan de subsidiabele maximale huurgrens op grond van de WHT, wordt belanghebbende op grond van artikel 55 Participatiewet de aanvullende verplichting opgelegd dat hij actief op zoek gaat naar woonruimte en dat hij passende goedkopere woonruimte accepteert.

Artikel 19 Jong meerderjarigen

1. Aan de 18- tot 21- jarige die geen of een ontoereikend beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, kan in ieder geval bijzondere bijstand worden verstrekt als ze voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 12 Participatiewet:

Een eenmaal vastgesteld bedrag aan bijzondere bijstand wijzigt alleen indien de leefomstandigheden veranderen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 21 en 24 Participatiewet. 

Artikel 20 De wijze van verstrekken

  • 1.

    In het besluit aan belanghebbende zal het college de vorm aangeven waarin de bijstand wordt verleend, te weten om niet, in de vorm van een renteloze geldlening of op borgtocht.

  • 2.

    Analoog aan de bepaling van artikel 48 lid 1 Participatiewet wordt de bijstand om niet verleend, tenzij de wet of deze beleidsregel anders bepaalt.

Artikel 21 De wijze van betalen

De betaling van de bijstand vindt uitsluitend op de volgende manieren plaats:

  • 1.

    Als belanghebbende in bezit is van de definitieve factuur: rechtstreeks aan de belanghebbende;

    Op basis van factuur op schriftelijk verzoek van belanghebbende: rechtstreeks aan de leverancier;

  • 2.

    De tegemoetkoming zoals genoemd bij artikel 9 lid 2 van deze beleidsregel: rechtstreeks aan zorgverzekeraar VGZ, Gemeentepakket;

  • 3.

    De bijzondere bijstand moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend.

Artikel 22 De aflossing van leenbijstand

  • 1.

    Bij de vaststelling van de maandelijkse termijnen waarin de leenbijstand wordt afgelost wordt als uitgangspunt gehanteerd dat belanghebbende 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm besteedt aan de aflossing van de lening. Inhoudingen die ten behoeve van cliënt worden gedaan, worden niet bij de vaststelling van deze norm in aanmerking genomen.

  • 2.

    Een eenmaal vastgestelde maandelijkse termijn wijzigt, indien de leefomstandigheden wijzigen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 22a, 23 en 24 Participatiewet.

  • 3.

    De aflossing op een noodzakelijk geachte lening vindt maximaal gedurende 60 maanden plaats.

  • 4.

    Indien er 60 maanden aaneengesloten is voldaan aan de aflossingsverplichting en er resteert nog leenbijstand dan wordt dit restant omgezet naar bijstand om niet.

  • 5.

    Bij beëindiging van de uitkering binnen 60 maanden wordt de aflossingscapaciteit opnieuw vastgesteld.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas;

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2018;

  • 1.

    De beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet d.d. 24 oktober 2016 wordt met ingang van 1 januari 2018 ingetrokken.

Panningen, 12 maart 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,

L.P.H. Breukers W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Toelichting bij de Beleidsregel bijzondere bijstand

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Begrippen die in de Participatiewet voorkomen betekenen hetzelfde dan in de Participatiewet. Een aantal begrippen staan niet in de Participatiewet. Deze begrippen zijn hierin toegelicht.

Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand

Hiervoor geldt het zogenaamde maatwerkprincipe. Dit betekent dat uit de individuele omstandigheden, de noodzaak van de kosten moet blijken. Per aanvraag wordt een zorgvuldige afweging gemaakt van de persoonlijke situatie.

Het college moet de aanvraag om bijzondere bijstand in een bepaalde volgorde beoordelen. Hierbij zijn de volgende vragen van belang:

  • 1.

    Doen de kosten zich voor?

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

  • 3.

    Komen de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

  • 4.

    Kunnen de kosten worden betaalt uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

Als de vragen 1 tot en met 3 met ‘ja’ en vraag 4 met ‘nee’ zijn beantwoord, dan kan belanghebbende recht hebben op bijzondere bijstand.

Daarnaast is er nog een belangrijke algemene voorwaarde. Er is geen recht op (bijzondere) bijstand bestaat als een belanghebbende een beroep kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Het college zal daarom bij iedere aanvraag bijzondere bijstand moeten beoordelen of sprake is van een voorliggende voorziening. Als daar sprake van is, bestaat er geen recht op (bijzondere) bijstand.

Voorbeeld:

Willem (32 jaar) moet zijn tandartsrekening betalen van € 80,00. Voor de betaling van deze kosten vraagt Willem bijzondere bijstand aan. Het college kan de aanvraag afwijzen, omdat Willem een beroep kan doen de (collectieve aanvullende) zorgverzekering. De zorgverzekering is dit geval een passende en toereikende voorliggende voorziening.

In deze beleidsregel worden, een aantal veel voorkomende kostensoorten genoemd.

Het verstrekken van een voorschot is niet mogelijk, behalve als door dringende redenen niet gewacht kan worden. Bijvoorbeeld:

  • -

    Bij levensbedreigende situaties;

  • -

    als spoed noodzakelijk is om erger te voorkomen;

  • -

    reiskosten bij bedreiging (blijf van mijn lijfhuis).

Artikel 3 Doelgroep

Lid 1

Voor het verstrekken van bijzondere bijstand is het niet nodig dat men algemene bijstand ontvangt. Ook burgers met een andere uitkering of een laag inkomen kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. Burgers die geen uitkering ontvangen van de gemeente, moeten altijd een uitgebreid aanvraagformulier inleveren.

De hoogte van het inkomen en vermogen van de belanghebbende en zijn gezin zijn van belang.

Voorwaarden hiervoor zijn:

  • -

    een inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm én;

  • -

    vermogen dat lager is dan in artikel 34 van de Participatiewet.

Lid 2

Er wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm omdat het gaat om bijzondere noodzakelijke kosten. Het is niet redelijk om huisgenoten mee te laten betalen voor bijvoorbeeld zorgkosten.

Lid 3

De bijzondere bijstand is een aanvulling op het sociaal minimum. In artikel 35 lid 1 Participatiewet is bepaald dat dit meegenomen moet worden bij het vaststellen van het (gezins)inkomen. Voor het vaststellen van het vermogen maakt het college maakt gebruik van de beleidsruimte die de wetgever in artikel 35 Participatiewet biedt. Dit betekent dat voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, en ouder, een reservering voor de kosten van begrafenis of crematie wordt vrijgelaten. Dit reserveringsbedrag is € 2.500,00 per huishouden. Het maakt hierbij niet uit of zij hiervoor een verzekering hebben afgesloten.

Artikel 4 Periode

Bij het vaststellen van de periode van een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand, wordt het inkomen op basis van maximaal 12 maanden berekend. Berekening over een kortere periode is mogelijk als:

  • -

    gedurende deze periode het inkomen en/of vermogen verandert én:

  • -

    deze veranderingen) gevolgen heeft voor het recht op bijzondere bijstand.

Artikel 5 Vaststellen maandinkomen

Als, bij een nieuwe aanvraag, vaststaat dat de financiële omstandigheden binnen de eerder vastgestelde periode van 12 maanden is toegenomen, zal het recht op bijzondere bijstand opnieuw worden beoordeeld

Belanghebbende moet door het inleveren van bewijsstukken aantonen hoeveel het inkomen zal verminderen of toenemen door de veranderde omstandigheden.

Kosten die het inkomen verlagen voor gezinnen met kinderen en alleenstaande ouders (sub 5).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kosten van kinderopvang en/of reiskosten voor noodzakelijk scholing voor inburgeringsplichtige inwoners die geen uitkering meer ontvangen op grond van de Participatiewet. Deze kosten worden op het inkomen in mindering gebracht. Om praktische redenen is gekozen voor een percentage van 5% van de gehuwdennorm voor de leeftijdscategorie > 21 jaar en jonger dan pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 6 De aanvraag en het tijdstip van aanvragen van bijzondere bijstand

Het uitgangspunt is dat bijzondere bijstand op aanvraag wordt verstrekt. In uitzonderlijke situaties kan het college ambtshalve bijzondere bijstand verstrekken. Bijvoorbeeld bij zeer ernstige ziekte, geestelijk onvermogen of een ernstige noodsituatie.

Vooraf aanvragen is noodzakelijk. Dit wil zeggen dat belanghebbende eerst moet aanvragen en pas daarna kan kopen of aanschaffen.

De noodzaak kan namelijk niet meer worden vastgesteld als belanghebbende het oude toestel, apparaat en meubelstuk al heeft weggegooid en een nieuwe heeft gekocht. Om die reden zal de aanvraag in de regel dan worden afgewezen.

Voor een aanvraag van duurzame gebruiksgoederen (artikel 10 van deze beleidsregel) geldt het volgende.

De aanvraag moet zo spoedig mogelijk na ontstaan van de kosten, worden ingediend. Kosten die langer dan 3 maanden geleden zijn ontstaan, worden afgewezen. Het ontstaan van de kosten is het uitgangspunt.

Artikel 7 De hoogte van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de volgende uitgangspunten.

Lid 1: De hoogte van de kosten wordt vermeld in de meest actuele NIBUD-prijzengids. Het Nibud is een onafhankelijke stichting die adviseert en informeert over financiën van huishoudens. De gebruikelijke kosten van een groot aantal kosten wordt jaarlijks gepubliceerd in de prijzengids Nibud.

Lid 2: Een besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn, wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht. Een voorbeeld hiervan is het eigen aandeel in de kosten van orthopedische schoenen, omdat iedereen regelmatig schoenen moet aanschaffen. De kosten van schoenen behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Het wordt daarom redelijk gevonden dat belanghebbenden, die orthopedische schoenen nodig hebben, zelf een eigen bijdrage in de kosten van aanschaf van schoenen betalen.

Lid 3: Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke adequate oplossing. Onder adequaat wordt verstaan het begrip verantwoord.

  • a.

    Als er meerdere adequate alternatieven voorhanden zijn, dan wordt gekozen voor de goedkoopste oplossing.

    Een voorbeeld is te vinden in de tandheelkunde. Als er de keuze is tussen een relatief dure oplossing in de vorm van kronen en bruggen en de aanschaf van een prothese is ook een medisch verantwoord alternatief, dan wordt bijstand verstrekt ter hoogte van de kosten van een prothese.

  • b.

    De kosten van bijzondere bijstand in dit lid gemaximeerd. Dit is met name het geval bij betalingen van duurzame gebruiksgoederen (kel 10 van deze beleidsregel) en leningen bij schulden (artikel 12 van deze beleidsregel). Door het maximeren van de betaling wordt voorkomen dat aan belanghebbende te hoge leningen worden verstrekt. Met een te hoge lening wordt een lening bedoelt waarvan vooraf vaststaat dat belanghebbende deze niet (volledig) kan terugbetalen binnen de hiervoor geldende termijn van 60 maanden. De datum van aanvraag is bepalend voor de hoogte van de verstrekte bijzondere bijstand. Dit betekent dat 5% van de, op datum aanvraag geldende, bijstandsnorm het maandbedrag wordt vastgesteld. Dit maandbedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met 60 om tot het totale maximale bedrag te komen. Als blijkt dat deze maximering ertoe leidt dat het noodzakelijke meubilair (bruin- en witgoed) hiervan niet aangeschaft kan worden, dan zal op grond van maatwerk de hoogte van de aanvullende lening worden vastgesteld op basis van de Nibud-prijslijsten. Hiervan kan sprake zijn bij grotere gezinnen.

Artikel 8 Medisch of sociaal noodzakelijke kosten

De AWBZ, Wlz, Zvw en WMO vergoeden noodzakelijke kosten die verband houden met (para)medische behandelingen. Voor zover deze pakketten onvoldoende dekking bieden voor andere medisch noodzakelijke kosten, kan het college bijzondere bijstand verlenen voor de dekking van de volledige of gedeeltelijke kosten.

Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij een basiszorgverzekering plus aanvullende verzekering afsluit. Belanghebbende kan hierbij gebruik maken van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering VGZ, maar is niet verplicht dit te doen. Wanneer belanghebbende geen aanvullende verzekering heeft afgesloten komen de kosten, die anders vergoed zouden worden door de aanvullende of tandartsverzekering, voor eigen rekening. De collectieve ziektekostenverzekering geldt dus als voorliggende voorziening. Als referentie worden de vergoedingen uit de gemeentelijke collectieve aanvullende verzekering VGZ gehanteerd (gemeentepakket Compleet).

In het tweede lid van dit artikel zijn voorbeelden van kosten genoemd als gevolg van ziekte of gebrek kunnen worden verstrekt. De noodzaak van de kosten moeten zijn vastgesteld door een medisch deskundige, bijvoorbeeld van een huisarts of specialist.

In lid 3 en 4 van dit artikel worden een tweetal uitzonderingen op bovenstaande beschreven.

Een groeiende groep burgers kan zich niet meer aanvullend verzekeren omdat zij nog openstaande premieschuld(en) hebben bij een ziektekostenverzekeraar. Als gevolg hiervan zijn ze geregistreerd bij het CAK.

Toch hebben zij net zoveel behoefte aan zorg, als iemand die niet bij het CAK geregistreerd staat. Denk hierbij alleen al aan reguliere controles bij de tandarts en de daarbij behorende kosten (bijv. beugels voor kinderen). Door ze uit te sluiten van een adequate aanvullende verzekering, kunnen schulden zich opstapelen. Ook kunnen zorgkosten vermeden worden doordat men geen bezoek meer brengt aan bijvoorbeeld de tandarts.

Om deze impasse te doorbreken heeft het college beslist hiervoor een tweetal uitzonderingen te maken.

Lid 3

De medisch noodzakelijke kosten kunnen voor deze categorie belanghebbende volledig via de bijzondere bijstand worden vergoedt in de vorm van een lening.

Lid 4

De medisch noodzakelijke kosten kunnen volledig via de bijzondere bijstand worden vergoedt ‘om niet’ in geval er sprake is van geregistreerde schuldsanering. ‘Om niet’ betekent dat de vergoeding vanuit de bijzondere bijstand een gift is en dus niet terugbetaald hoeft te worden. Met ‘geregistreerd’ wordt bedoeld dat belanghebbende toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of een schuldsaneringstraject heeft bij een NVVK-lid geregistreerde schuldhulpverlener. Deze uitzondering is gemaakt omdat deze belanghebbenden geen nieuwe schulden mogen maken. Een lening voor medische noodzakelijke kosten valt hier ook onder en dit kan dus het lopende schuldsaneringstraject ernstig in gevaar brengen.

Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering

Belanghebbenden die gebruik maken van de collectieve ziektekostenverzekering VGZ, ontvangen een tegemoetkoming in de premie voor de aanvullende ziektekostenverzekering. De inkomensgrens ligt op 120% van de van toepassing zijnde norm en het vermogen conform de geldende vermogensgrens (artikel 34 Participatiewet)

In lid 2 van dit artikel zijn de bedragen van de tegemoetkoming per verzekeringspakket benoemd.

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

In het algemeen behoren duurzame gebruiksgoederen tot algemene kosten van het bestaan, waarvoor gereserveerd moet te worden uit het beschikbare inkomen.

Als aanvulling op artikel 51 Participatiewet is hier geregeld dat de bijstand ter vervanging van duurzame gebruiksgoederen, zoals genoemd in dit artikel ‘om niet’ wordt verstrekt als:

  • -

    belanghebbende over onvoldoende middelen (inkomen) beschikt én;

  • -

    op het moment van de aanvraag 36 maanden over een inkomen beschikt dat gelijk, of lager is

dan110 % van de toepasselijke bijstandsnorm.

Hierbij wordt een kleine marge tot € 5,00 vrijgelaten.

Het college gaat er van uit dat een belanghebbende die langer dan 36 maanden van een minimuminkomen heeft geleefd, geen financiële reserves heeft om deze kosten zelf te kunnen betalen.

Artikel 11 Kosten van beschermingsbewind en budgetbeheer

Er bestaat recht op bijzondere bijstand als de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waarin hij de hoogte van de beloning voor de bewindvoerder heeft bepaald. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de door de rechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of de door de bewindvoerder in rekening gebrachte voorschotten.

Geen recht op bijzondere bijstand is er als er sprake is van bewindvoering in het kader van de WSNP.

Volgens de richtlijnen van de Recofa van het LOVC heeft de WSNP - bewindvoerder al recht op een dergelijk voorschot uit de boedel uitsluitend als sprake is van een toereikend actief in de boedel.

Lid 2 heeft betrekking op de kosten van budgetbeheer. Het college bepaalt de vorm van het budgetbeheer en de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van hiervan. Belanghebbenden zijn verplicht om hieraan hun volledige medewerking te verlenen.

Lid 3 tot en met 5 algemeen

Voor lid 3 tot en met 5 van dit artikel geldt dat deze alleen betrekking hebben op aanvragen bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten of (vrijwillig) budgetbeheer vanaf 1 januari 2017.

Bij de beoordeling van de aanvraag wordt aangenomen dat er geen beschikbare en/of toereikende voorliggende voorzieningen zijn bij:

  • -

    verhuizing naar de gemeente Peel en Maas

  • -

    verandering van bewindvoerder en/of (vrijwillig) budgetbeheer

Dit geldt alleen als de bewindvoering en/of (vrijwillig) budgetbeheer als gestart zijn vóór 1 januari 2017.

De datum ingang bewindvoering of budgetbeheer is belangrijker dan de naam van de bewindvoerder of budgetbeheerder. Met andere woorden, de datum waarop de noodzaak bestond voor bewindvoering of budgetbeheer, is belangrijker dan de persoon of organisatie die deze voorziening uitvoert. Onderstaand lid 3 tot en met 5 van dit artikel, zijn in de hierboven genoemde situaties dus niet van toepassing.

Lid 3

Ten aanzien van bewindvoering zijn schuldhulpverlening of (vrijwillig) budgetbeheer voorliggende voorzieningen (o.a. uitspraak CRvB 14/5397). Dit betekent dat het college de kosten alleen vergoedt, als zij vaststelt dat bewindvoering of (vrijwillig) budgetbeheer nodig is en dat voorliggende voorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn.

Lid 4

Belanghebbende moet zich te wenden tot de team schuldhulpverlening van de gemeente Peel en Maas om te bezien of deze hulp toereikend is, alvorens vrijwillig budgetbeheer via een ander als noodzakelijk kan worden beschouwd (zie CRvB 15-03-2011, nr. 09/936 WWB). Binnen team schuldhulpverlening worden zowel schuldhulpverlening als budgetbeheer aangeboden.

Lid 5

Wie, zonder tussenkomst van het college, bewindvoering regelt ontvangt maximaal 75% van de kosten . Alle aanvragen, ook als belanghebbende tussentijds van bewindvoerder verandert, toetst het college aan de hand van deze regels. Deze bepaling geldt alleen voor betrokkene(n) waarbij sprake is van (problematische) schulden ongeacht of zij zich hebben aangemeld voor gemeentelijke schuldhulpverlening.

Dit betekent dat betrokkene met (problematische) schulden eerst de aanvraag bijzondere bijstand hiervoor moeten indienen, zodat het college hierover een beslissing kan nemen. Daarna kan hij het verzoek indienen bij de rechtbank voor bewindvoering en/of budgetbeheer inschakelen.

Artikel 12 Leningen

Als er sprake is van een door het college noodzakelijk geachte lening voor schuldsanering, wordt het bedrag van de lening vastgesteld op de aflossingscapaciteit, gedurende 36 maanden. De aflossingscapaciteit wordt berekend aan de hand van het vrij te laten bedrag, conform NVVK-richtlijnen.

Hierdoor is het mogelijk de schuldeisers bij aanvang van het traject een bedrag aan te bieden, waardoor het makkelijker wordt om tot overeenstemming te komen (een minnelijke regeling te treffen). Om de schuld niet onnodig te verhogen, wordt het bedrag verstrekt in de vorm van een renteloze lening.

Artikel 13 Eigen bijdrage rechtsbijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht als deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid kan worden aangenomen als er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wet op de rechtsbijstand.

De aard van het rechtsgeding doet dan niet meer toe. Omgekeerd geldt dat de procedure in beginsel niet noodzakelijk is als het verzoek om toevoeging van een advocaat door de Raad voor de Rechtsbijstand is afgewezen..

Een rechtsbijstandsverzekering kan een voorliggende voorziening zijn.

De bijkomende kosten komen ook voor bijstand in aanmerking, zoals bijvoorbeeld kosten van uittreksels GBA, reiskosten welke nodig zijn om de gerechtelijke procedure te kunnen instellen. Wel moet de verplichting opgelegd te worden na de uitspraak het vonnis te overleggen.

Lid 3 van dit artikel is toegevoegd in verband met de invoering van het Juridisch Loket in juli 2011. De gemeente Peel en Maas beschouwt het juridisch loket als een voorliggende voorziening. De rijksoverheid biedt via het Juridisch Loket gratis juridisch advies. Het loket geeft antwoord op juridische vragen van burgers, via website, telefoon of vanuit een fysieke balie op één van de

30 vestigingen, waaronder een vestiging in Roermond. Belanghebbende kan via het Juridisch Loket worden verwezen naar aanvullende betaalde rechtsbijstand, bijvoorbeeld een advocaat. In dat geval komt hij in aanmerking voor een korting op de kosten van deze rechtsbijstand.

Het college gaat er van uit dat belanghebbende juridische bijstand inroept via het Juridische loket. Wordt een aanvraag ingediend voor de bijdrage van rechtsbijstand zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, dan wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast. Deze korting is gelijk aan de korting die hij gekregen zou hebben bij verwijzing door het Juridisch Loket.

Artikel 14 Legeskosten

De kosten voor het aanvragen of verlengen van de verblijfsvergunning of voor naturalisatie kunnen zodanig hoog zijn, dat deze niet gerekend kunnen worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Algemeen gebruikelijke kosten voor een geldig Nederlands identiteitsbewijs, worden in mindering gebracht op deze kosten. Als de verblijfsvergunning wordt verlengd binnen

5 jaar, zijnde de geldigheidsduur van een identiteitskaart, dan worden de kosten van de identiteitskaar na rato in mindering gebracht (bijvoorbeeld 3/5 deel bij een noodzakelijke verlenging binnen 3 jaar).

Voor deze kosten wordt een lening verstrekt die terugbetaald moet worden, zoals beschreven in artikel 22 van deze beleidsregel.

Artikel 15 Reiskosten

Incidentele reiskosten in verband met bezoek van een ziek familielid moeten in principe worden betaald uit een inkomen op bijstandsniveau.

In dit artikel worden reiskosten benoemd, waarvan het college van oordeel is dat deze niet (meer) betaald kunnen worden uit het inkomen op bijstandsniveau . Dit is geen volledige opsomming, alleen de meest voorkomende reiskosten zijn hierin opgenomen. In het individuele geval zal steeds gekeken worden of reiskosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Voor de kosten van ziekenvervoer wordt een drempelbedrag gehanteerd dat, bij overschrijding voor een deel (50%) aan belanghebbenden wordt vergoed vanuit de voorliggende voorziening. Het deel dat resteert komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

De kosten worden vergoed volgens het openbaar vervoer tarief.

Als het gebruik van auto goedkoper is of het openbaar vervoer geen reëel alternatief is, geldt een kilometervergoeding. Deze is dan gelijk aan de door de belastingdienst gehanteerde maximale onbelaste kilometervergoeding op basis van de ANWB-routeplanner, de snelste route (https://www.anwb.nl/verkeer/routeplanner)

Artikel 16 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

In de regel zal bij een opname in een inrichting of ziekenhuis de algemene bijstand worden voortgezet naar de norm ‘in inrichting’. Deze norm is alleen bedoeld als zak- en kleedgeld tijdens het verblijf in de inrichting of ziekenhuis.

Bij een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan aan belanghebbende bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit om ervoor te zorgen dat de kosten van de huur en vaste lasten betaald kunnen worden voor het aanhouden van de eigen woning.

Het moet dan wel duidelijk zijn dat het gaat om een tijdelijk verblijf en dat het te verwachten is dat belanghebbende op (korte) termijn terug gaat naar de eigen woning.

Artikel 17 Eerste huurlasten, administratiekosten en inrichtingskosten

Het begrip ‘niet verwijtbaar’ is toegevoegd. Dit omdat het vanuit een oogpunt van bijstandverlening niet wenselijk is om bijzondere bijstand ‘om niet’ te betalen voor de eerste volledige maandhuur, in die gevallen waarin er een ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid is getoond. Een voorbeeld hiervan is detentie.

Na detentie kan een belanghebbende wel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de eerste volledige maandhuur, maar de bijstand zal dan in de vorm van een geldlening worden verstrekt in plaats van ‘om niet’.

Artikel 18 Woonkostentoeslag

Lid 1

Met betrekking tot woonkostentoeslag moet een onderscheid gemaakt worden tussen de bewoners van een huurwoning en een eigen woning. Bij een huurwoning is de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de gemiste huurtoeslag. Bij een eigen woning wordt de hoogte van de woonkostentoeslag bepaald aan de hand van een huurwoning met vergelijkbare woonlasten.

Lid 2

Een belangrijke overeenkomst tussen huurders en eigenaren is, dat er bij woonkosten boven de maximale huurgrens ook bij eigenaren een verhuisplicht zal worden opgelegd. Ook voor eigenaren geldt toch ook dat zij niet te duur moeten blijven wonen (zie CRvB 16-12-2014, nrs. 13/9 WWB e.a.). Het opleggen van de verhuisplicht moet uitdrukkelijk te gebeuren in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend (zie CRvB 25-11-1997, JABW 1998/20). Het college is dus bevoegd aan de toekenning van een woonkostentoeslag een voorwaarde te verbinden. Deze voorwaarde is dat belanghebbende binnen een te stellen termijn de nodige inspanningen verricht om zijn woning te verkopen en goedkopere woonruimte te zoeken (artikel 55 Participatiewet). Na afloop van die termijn moet een individuele beoordeling plaats te vinden, omdat bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat de woonkostentoeslag na afloop van die termijn moet worden voortgezet (zie CRvB 24-06-2014, nr. 13/1943 WWB-T).

Artikel 19 Jong meerderjarigen

Een jong meerderjarige is een jongere in de leeftijd van 18 tot 21 jaar. Hij zal in eerste instantie een beroep moeten doen op de onderhoudsverplichting die op zijn ouder(s) rust. Het college onderzoekt actief in hoeverre de ouder(s) aan zijn onderhoudsverplichting kan voldoen. Ook onderzoekt het college of er omstandigheden zijn die een uitzondering kunnen zijn voor de onderhoudsplicht van de ouders. De aanvrager (jong meerderjarige) zal dus objectief moeten aantonen dat de ouders niet in staat zijn of niet van plan zijn om de jong meerderjarige in het levensonderhoud te ondersteunen. Het college kan zelf ook actief contact opnemen met de ouder(s).

In lid 3 van dit artikel wordt geregeld dat geen herberekening wordt gemaakt, bij tussentijdse geïndexeerde normwijzigingen. Dit wordt niet gedaan omdat de wijziging van de norm maar heel klein is (enkele euro’s).

Artikel 20 De wijze van verstrekken

In elk besluit aan belanghebbende zal het college moeten aangeven in welke vorm zij de bijstand gaat verlenen. Dit kan zijn in ‘om niet’, in de vorm van een geldlening of op borgtocht. Uitgangspunt is dat de bijstand ‘om niet’ wordt verleend, behalve als de wet of deze beleidsregel anders voorschrijft.

Artikel 21 De wijze van verstrekken

Om uniformiteit te bewaren is in dit artikel beschreven op welke manier de betaling plaatsvindt. In de beschikking staat dat het bedrag moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend. Blijkt dat dit niet het geval is geweest, dan kan worden teruggevorderd. In elk geval wordt niet opnieuw bijstand verstrekt voor dezelfde kosten en kan het in mindering worden gebracht bij een nieuwe aanvraag.

Artikel 22 De aflossing van leenbijstand

In dit artikel wordt beschreven hoe de hoogte van de aflossing van de leenbijstand wordt vastgesteld. Dit zal altijd individueel worden beoordeeld, waarbij het percentage kan afwijken.

In lid 3 van dit artikel staat dat aflossing plaatsvindt gedurende maximaal 60 maanden . Deze termijn sluit aan bij de maximale termijnen van aflossingen van teveel of ten onrechte verstrekte bijstandsuitkering (Participatiewet). Het is namelijk niet wenselijk dat belanghebbenden langer dan 60 maanden afhankelijk zijn van een inkomen van 95% van de bijstandsnorm.

Na een juiste en tijdige aflossing gedurende deze periode, gaat het college dan ook over tot kwijtschelding van het restant aan leenbijstand.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 24 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Naar boven