Verordening afvalstoffenheffing en tarieven 2019

De raad van de gemeente Ridderkerk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;

 

gelet op het advies van de commissie Samen Leven van 29 november 2018;

 

overwegende dat de verordening en de bijbehorende tarieventabel voor 2019 dienen te worden vastgesteld door de gemeenteraad;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel met toepassing van de in de bijbehorende tarieventabel opgenomen tarieven hoger wordt als gevolg van wijziging in het aantal personen dat gebruik maakt van het perceel, is de belasting respectievelijk de hogere belasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht respectievelijk na de wijziging als hiervoor bedoeld, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel met toepassing van de in in de bijbehorende tarieventabel opgenomen tarieven lager wordt als gevolg van wijziging in het aantal personen dat gebruik maakt van het perceel, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk na de wijziging als hiervoor bedoeld, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar met een gelijk aantal personen een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen tot € 10,00 worden niet geheven. Het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen wordt aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en de daarop volgende termijnen telkens twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 2.100,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening afvalstoffenheffing 2018” van 14 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2019.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ridderkerk van 13 december 2018.

de griffier,

mr. J.G. van Straalen

de voorzitter,

mw. A. Attema

Tarieventabel afvalstoffenheffing 2019

behorende bij de VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING 2019

1. Tarieven

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 262,80

1.2

Slechts indien er sprake is van gebruik van het perceel door één persoon bedraagt de afvalstoffenheffing

€ 189,12

1.3

Voor het in bruikleen hebben van één extra minicontainer voor restafval wordt de belasting als bedoeld in de artikelen 1.1 en 1.2 vermeerderd met

€ 85,80

1.4

Voor het in bruikleen hebben van één extra minicontainer voor gft-afval wordt de belasting als bedoeld in de artikelen 1.1 en 1.2 éénmalig vermeerderd met

€ 40,90

1.5

 

Het recht voor het op aanvraag verwijderen van grof huishoudelijk afval en snoeiafval bedraagt per keer

 

€ 00,00

1.6

Voor het omruilen van een minicontainer wordt de belasting als bedoeld in artikelen 1.1 en 1.2 éénmalig per omruiling vermeerderd met

€ 35,80

1.7

Voor het verstrekken van een vervangende minicontainer als gevolg van beschadiging door schuld bedraagt het tarief

€ 51,10

1.8

Voor het verstrekken van (nieuwe) afvalpas voor de ondergrondse container wordt een recht geheven per pas van

€ 20,40

1.9

Er wordt geen kwijtschelding verleend voor de eerste € 78,77 van het totaal verschuldigd bedrag aan afvalstoffenheffing.

 

Naar boven