Verordening parkeerbelastingen 2019

De raad van de gemeente Ridderkerk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;

 

gelet op het advies van de commissie Samen Leven van 29 november 2018;

 

overwegende dat overwegende dat de verordening en de bijbehorende tarieventabel voor 2019 dienen te worden vastgesteld door de gemeenteraad;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de parkeerverordening;

BESLUIT:

 

Vast te stellen de

 

VERORDENING PARKEERBELASTING 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan:

a.

parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en

gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel onmiddellijk laden en lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b.

houder

degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

c.

parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a)

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b)

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1e

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief, belastingtijdvak en kosten

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    De naheffingsaanslag moet binnen één maand na de dagtekening worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening parkeerbelasting 2018” van 14 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelasting 2019.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ridderkerk van 13 december 2018.

De griffier,

mr. J.G. van Straalen

De voorzitter,

mw. A. Attema

Tarieventabel parkeerbelasting 2019

behorende bij de VERORDENING PARKEERBELASTING 2019

 

1.0.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de verordening Parkeerbelasting, bedraagt bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 180 minuten, per tijdseenheid van 60 minuten

 

 

€ 1,10

2.0.

Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de verordening Parkeerbelasting, bedraagt:

 

2.1

voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze woont in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor een vergunning afgegeven op naam en geldig in één deelgebied:

 

 

1 per kalendermaand

€ 6,70

 

2 per kalenderjaar

€ 80,10

2.2

voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en wanneer deze aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, voor een vergunning op naam geldig in één deelgebied:

 

 

1. per kalendermaand

€ 9,10

 

2. per kalenderkwartaal

€ 27,35

 

3. kalenderjaar

€ 109,80

2.3

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2.1 en 2.2 van de tarieventabel bedraagt het tarief op naam voor het deelgebied:

 

2.3.1

de Ridderhof per kalenderjaar

€ 894,40

2.3.2

de Ridderstraat per kalenderjaar

€ 445,00

2.3.3

de Ridderstraat per halfjaar

€ 250,00

2.4

voor de eigenaar of houder van een voertuig voor het parkeren van op een vergunninghouders- en/of parkeerapparatuurplaats in de gehele gemeente, voor een vergunning afgegeven op naam:

 

 

1 per dag

€ 11,90

 

2 per kalenderweek.

€ 29,70

2.5

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4 van de tarieventabel bedraagt het tarief voor het deelgebied de Ridderstraat op naam geldig, per dag

 

€ 5,50

Kosten naheffingsaanslag parkeerbelasting

 

3.0

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de verordening parkeerbelasting bedragen

 

€ 62,70

Naar boven